Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het tekort (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het tekort
Afbeelding van Het tekortToon afbeelding van titelpagina van Het tekort

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.63 MB)

Scans (5.71 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het tekort

(1988)–Hans Vervoort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 137]
[p. 137]

20

Het flatje leek nu het leeg was nog kleiner dan toen de paar meubelstukken erin stonden. Ik keek uit het raam naar de tuin beneden; was Jan Arends te midden van de bloemperken gecrasht of op het trottoir aan de voorkant? Ik prefereerde te denken dat hij de tuinkant gekozen had, dat lag ook meer voor de hand bij een onwennige proefvlucht. Arends was niet goed maar ook niet gek.

‘Blij dat ik je nog net tref!’

Max liep met zijn karakteristieke kleine pas door de open deur naar binnen en drukte mij een voorverpakte cadeaufles in de hand.

‘Ik weet dat je het liefst bier drinkt, maar een krat sjouwen was me te zwaar. Dus hierbij een uitgelezen fles wijn, al zeg ik het zelf. Als kleine attentie voor je hulp in de afgelopen maanden.’

Ik was geroerd, wat een aardige kerel bleek hij in de praktijk toch telkens weer te zijn.

Hij hielp me de koffers naar de auto te sjouwen en snoof de ganglucht in. ‘Mmm, hutspot.’

‘Dat is nog van gisteren, van de buurvrouw. Ongelooflijk hoe lang geuren blijven hangen tussen twee klapdeuren.’

‘Goed idee voor een geurmuseum.’

Buiten bij de auto wisten we eigenlijk niets meer tegen elkaar te zeggen.

‘Je hebt het weer mee,’ probeerde Max nog.

[pagina 138]
[p. 138]

‘Voor de tijd van het jaar zéker.’

Hij zwaaide nog een keer toen ik wegreed en in het spiegeltje zag ik hem haastig weglopen. Bij gewone mensen zie je het lichaam op en neer gaan in de cadans van de stappen, maar bij Max leek het wel alsof zijn benen als wieltjes bewogen onder zijn compacte lichaam. Misschien was hij toch de eerste androïde, alles wat hij deed had iets computergestuurds en was daardoor vaak verrassend. De eeuwige loyaliteit tegenover Robin, bij voorbeeld, rijmde totaal niet met de eisen die hij aan zichzelf stelde, en zijn algemeen optreden als harde manager.

Mensen bleven een raadsel, hij moest van Robin houden of hem bewonderen op een manier die weinig realistisch was.

Mijn eigen interne computer bracht me naar de Amstel, tegenover Zorgvlied. Het was stil, één enkele skiffeur roeide een grove ritssluiting op het water, de wind ruimde op afstand zijn sporen op. In de verte kwam een witgekleed figuurtje aanfietsen en mijn hart sprong onwillekeurig op, Marjolein?

Ze was het niet en ze kon het ook niet zijn. De vorige dag was ze met Robin naar New York vertrokken voor een Second Honeymoon. Ik had haar nog een keer gebeld, en ze was verontschuldigend maar duidelijk.

‘Hij is helemaal veranderd, Hans. We hebben er een lang gesprek over gehad en hij gaf toe dat hij totaal fout zat. Robin, die z'n ongelijk toegeeft! Dat had jij hem duidelijk gemaakt, zei hij. Hij wil dat tv-gedoe anders aan gaan pakken, geen pepmiddelen meer, geregeld thuis zijn. Het is te mooi om waar te zijn. En hij had tickets besteld voor een week New York, als nieuw begin. Dat kan ik hem toch niet weigeren?’

‘Natuurlijk niet, Marjolein.’

De versierder. Van mij oppikken dat het tijd werd voor

[pagina 139]
[p. 139]

een wat nederiger houding, maar toch zelf de reisbestemming van het verzoeningsuitje bepalen, dat was opportunistische klasse. Ze hield van hem.

Ik vertelde haar dat ik weer uit Amsterdam vertrok maar dat ik aan haar zou blijven denken en klaar zou staan als ze me ooit nodig had.

‘Ik zal je missen,’ hoorde ik haar zeggen.

‘Ik jou ook.’

Het werd stil, we waren uitgepraat.

‘Dag lieve Marjolein.’

‘Dag lieve Hans.’

Voorzichtig legde ik de hoorn op de haak en zag in gedachten haar hetzelfde doen en daarna peinzend door de kamer lopen.

Het einde van een mooie liefde, en wat me nog het meest pijn deed was dat we niet lichamelijk hadden liefgehad. Zo'n herinnering zou het afscheid makkelijker te dragen gemaakt hebben.

 
‘Het had zo mooi kunnen zijn.
 
En zo heerlijk en zo fijn.
 
Maar het is weer Hommeles.
 
O! zo hommeles.’

Alleen mensen van mijn generatie hadden het geluk in misse situaties troost te kunnen putten uit zo'n liedje van Annie M.G. Schmidt.

Ik zette zonder nadenken de autoradio aan en luisterde naar het ordeloze gekift van Welingelichte Kringen. ‘Hoe kunt u nou kritiek hebben op een boek dat er nog niet eens is?’ ‘Ja maar...’ ‘Nee, nou even voor alle duidelijkheid...’ ‘Daar gaat het toch in wezen niet om...’ ‘Daar gaat het wél om!’ ‘Aan deze tafel zitten mensen die ervan bestaan om te schrijven over ongepubliceerde stukken.’ ‘Dat zijn journalisten.’ ‘En?’ ‘Hoezo en?’

[pagina 140]
[p. 140]

Op de achtergrond klikten biljartballen tegen elkaar, kennelijk was niet iedereen geboeid door de discussie.

 

Ik moest eens op pad, maar waarheen? De oude Bunninck had een voorstel, toen ik hem een paar dagen geleden belde om te zeggen dat ik klaar was in Amsterdam.

‘Uitgespeeld? Ga je weer naar je vrouw terug?’

‘Ik denk niet dat ze daarop zit te wachten, oude heer.’

‘Moderne generatie. Ik wou dat jullie eens leerden gewoon aan je werk te gaan. Nou ja, het zijn mijn zaken niet. Ik heb in Taiwan een blikfabriek gekocht en wil dat je er eens naar gaat kijken.’

‘Waar moet ik dan naar kijken?’

‘Gewoon. Of het loopt. Of die blikjes niet roesten. Of er afzet is. Gebruik je fantasie toch eens, man.’

Klik.

Wat zag zo'n man toch in mij?

Terwijl ik probeerde te luisteren naar het radioprogramma stortten ineens alle zenuwen zich op mijn nek.

Achtenveertig jaar en vermoedelijk nog heel wat jaren te gaan, met het eindeloos leveren van prestaties, eindeloos discussiëren met andere flapdrollen over het nut van deze of gene commerciële activiteit. Een nieuwe worst, het anderhalve-kiloblik gehakt, de vrijgezellen-maaltijd-in-drie-blikken, moeten we de diepvries niet eens in?

En dan eindelijk het pensioen, als je te oud en te moe was om er nog van te kunnen genieten.

En wat stond me privé te wachten? Eenzaamheid in een vrijgezellenflat, met de vage hoop ooit nog iemand te ontmoeten die met me wilde optrekken.

En dan weer de ergernis van het aanpassen aan de ander, het eeuwig zoeken naar een eigen vrije ruimte.

Sommige mensen waren geschikt voor geluk, en ik hoorde er niet bij.

[pagina 141]
[p. 141]

Ik stapte uit de auto, de god die niet bestond had een stevige hand in mijn nek gelegd en kneep er hard in.

Ik deed de rekoefening die ik ooit uit een yogaboekje gehaald had. De nekwervels kraakten en mijn hoofd werd warm.

En ineens reikte het geheimzinnige stukje brein in mijn achterhoofd me een rustgevende notitie aan.

Wat kon me eigenlijk gebeuren? Ik had alles al achter de rug wat men nastreeft, alles verloren wat van belang is en alles meegemaakt wat ik zou willen meemaken. En het kon me eigenlijk niet veel schelen wat er verder gebeurde.

Een mooiere bevrijding was nauwelijks denkbaar en in vergelijking met de dood was leven toch in elk geval heel wat afwisselender.

Geen geldzorgen, goed gezond, een auto onder je kont, wat wil de middelbare vrijgezel nog meer?

De pijn week uit mijn nek en ik begon snel plannen te maken, want dit soort euforie duurde bij mij maar kort. Eerst eens langs de zonen die ik al zo lang niet meer gezien had. Dan naar Marina, kijken hoe Groningen haar beviel. Tochtje voor Bunninck naar Taiwan.

Het leven was zinloos, maar al het andere viel ervan te maken. En Marjolein bleef ook niet eeuwig in New York. Dus wie weet wat de toekomst nog zou bieden.

 

De auto startte meteen en voor alle zekerheid repeteerde ik nog even: rechts heeft voorrang, bij rood licht stoppen. En ik trapte het gaspedaal iets dieper in dan anders.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken