Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De figuren van de sarkofaag (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De figuren van de sarkofaag
Afbeelding van De figuren van de sarkofaagToon afbeelding van titelpagina van De figuren van de sarkofaag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.34 MB)

Scans (3.04 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De figuren van de sarkofaag

(1930)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 10]
[p. 10]

Gesprekken met een gestorvene

I

 
Nu ja: ‘Gestorven! Gras erover! Morgen
 
Weet niemand van het lijk, dat nu vergaat!
 
Ondankbaar zou het zijn om meer te vragen!’
 
En toch voor de arbeid van uw geest en handen
 
Dat toegewijde zorgen, dat voorzienig
 
Bestel, opdat hij blijft, opdat - misschien -
 
Uw naam blijft en geen schade lijdt bij menschen
 
Die na u leven. Gras erover? Zeker!
 
Nochtans reikt ge over gras en graf naar ons
 
Die blijven leven, naar wie na ons leven -
 
Hoe lang? Zoo lang uw droom reikt, tijdeloos.
 
Ondankbaar? Maar ge vráágt meer. Uw gedachten
 
Verlaten niet de menschheid, niet de wereld.
 
Zij wiegen mee met de aarde en om de zon.
 
Het doelpunt van uw liefde is het heelal
 
Dat niet vergaat. Is zulk een droom veel anders
 
Dan die van onze kinderlijker vriend
 
Die nièt wou sterven, die in zijn geloof
 
Zich stijgen zag naar telkens hooger sfeer,
 
In altijd-door volkomener gestalte?
 
Toen ge op uw knie streekt met de hand, als streekt ge
 
De aarde van 't graf glad waar het gras moest spruiten,
 
Toen ge ongeduldig spraakt, zaagt ge mij aan
 
En vraagde: is 't waar of niet? - vraagde 't aan mij,
 
Aan mij, die staande voor u beiden, beide
 
Mijn oudste vrienden, tusschen u en hem
[pagina 11]
[p. 11]
 
Geen onderscheid kon zien. Gij, die uw ziel
 
Gered hadt in uw werk en nu het lichaam
 
Begroeft dat tot niets diende, hij die 't lichaam
 
Niet zag en enkel 't vleuglen volgde in 't licht,
 
Door werelden misschien die wij niet weten.
 
Ik wist niet dat uw dood zoo na was. Weten
 
Wij ooit of dingen die ons duidlijk manen
 
Toeval of zinnebeelden zijn! En nog -
 
Dat ge afsloot met het leven (want dat deedt ge)
 
Wou nog niet zeggen dat ge sterven moest.
 
Hoe vaak verklaarden we ons bereid. Er zijn er
 
Die uur aan uur bereid zijn. Nochtans zet zich
 
Hun leven voort. Is 't ook geen schoon bestaan,
 
Dit leven met de dood als makker? Mild
 
En niet vreeswekkend moet hij zulken zijn.
 
Maar onze ontmoeting was de laatste. Ik viel
 
Toen ik uw sterven hoorde, viel op de aarde,
 
En deed daarmee de schuld af van mijn staan.

II

 
Ik heb u al die jaren met een liefde
 
Omgeven, die vol eerbied was. Wij stonden
 
Elk in zijn andre wereld en hun bogen
 
Raakten elkander nauw. Als door uw raam
 
Het daglicht zeefde en gij het vingt en braakt
 
Op glas en schaal, op blad en bloem, op huid
 
Van dier of veer van vogel of op weefsels
 
Of op een menschgelaat, zoodat elk ding
 
Zijn wezen goddelijker openbaarde
[pagina 12]
[p. 12]
 
Door huwlijk met het licht, of als ge stralen
 
Gekleurd deedt schuilen, smeulen, laaien, gloren,
 
Zoodat in achtergronden paradijzen
 
Of wonderen van gloed en schemerglans
 
Zooals men soms alleen in wouden ziet,
 
Of gruwingen van donker om een vonk
 
Als in de geul van donkre stegen of
 
Vale gewaringen van ondergang,
 
Rottende blauwingen hun glimp verbreedden,
 
Of als de dronken teling nu, en dan
 
De klaarheid van de kritallijnen geest
 
Tot vorm zich rondden, vast en hard, of week
 
En willig, naar altijd als ééns-voor-goed
 
Geschapen tot zijn doel, vol mooglijkheid
 
En toch onoverkomelijk van grens, -
 
Dan voelde ik dat een wereld van uw droom
 
Zich om die dingen van uw dag bewoog
 
En uitstortte en gij levend in hun ban
 
De eeuwigheid van 't heelal beleefde en bondt.
 
Binnen die ban verbleeft ge. En dat ge nooit
 
Die aardedingen losliet, nooit het licht
 
Anders wou zien dan in die tucht van vorm,
 
Nooit zocht naar de ijlere bekoringen,
 
Naar de afgetrokkener vervoeringen
 
Van een onaardsche lichtdroom, maar altijd
 
Tusschen uw hart en oog de bloedstroom liet
 
Gaan, onbegrepen, onbevraagd, een levend
 
Geheim, dat enkel door zichzelf verstaan,
 
Toch zulk een onverdelgbaar aanzijn kreeg
 
Voor al wie zagen, dat bewoog me aldoor
[pagina 13]
[p. 13]
 
Tot de eerbied die ik al die jaren door
 
Vereend hield met mijn liefde, en die ik nu,
 
Nadat de laatste streek van grijs in grijs
 
Uw stralende palet voor 't doek verliet,
 
Aarzelloos uitspreek, als van ziel tot ziel.

III

 
Het is een vraag die ik aan geen gestorvne
 
Ooit stelde en ook wel nooit meer stellen zal:
 
Voldeed u 't zijn op aarde? - Ik weet dat gij
 
Er niet dan noode kwaamt en toen ge er bleeft
 
De honderdvoude zorgen van een vrouw
 
Behoefde, alleen maar om te leven. Deze
 
Gegaan, gingt ge ook. En gij zoowel als ik
 
Herinnert u mijn vraag van lang geleên:
 
Kent ge dat zien van 't leven als voorbij
 
En waargenomen uit een andre staat,
 
Als achter 't leven? En uw antwoord ook,
 
Uw ja, en 't plotsling bliksemen van uw oog.
 
Dat was een plechtig kort herkenningsuur
 
Toen gij mij en ik u terloops bespraken
 
Als burgers van een ander rijk. Nu vraag ik,
 
Als een vervolg op toen: of u dit leven
 
Op aard voldeed? Het antwoord gaaft ge me al.
 
Dankbaar herdacht ge 't. En dat was genoeg.
 
Er zijn maar weinig dragers van het licht;
 
Het licht dat in de geest is en zijn stralen
 
Breekt in de wereld en zich in de breking
 
Van het natuurlijk licht verbeeldt. Als dan
[pagina 14]
[p. 14]
 
De geest zijn taak deed en de wereld bleef
 
Verheerlijkt achter, kan hij vol van dank
 
Op haar terugzien. Zie, daarginder ligt,
 
Waar 't kerkhof schuilt tegen de kleine kerk,
 
Het graf van haar die u zoo liefhad. Ginds
 
Het huis, de tuin, de boomen, 't lief domein
 
Van een lang leven. Ginds is het gebouw
 
Waar aan de wanden nu uw werk u prijst.
 
En waar uw eigen graf door 't hoog geboomt
 
Bewuifd wordt aan het eind van 't groene pad
 
Dat uit uw stad voert, ziet ge erheen gedwaald
 
Een vriend misschien, mij ook - ben ik het niet? -
 
Die van u droomde en wist van weg noch steg,
 
En, of gij zelf hem leidde bij de hand,
 
Daar eensklaps stond voor de gesloten poort -
 
Een vreemdling nog, een levende, en - hoe lang? -
 
Een drager van het licht dat in u blonk.
 
Hij gaat ontwaakt, en zoekt, van kerk tot kerk,
 
De lijnen en de lichten en de kleur
 
Die gij er speurde, en zeker ziet hij u
 
Die in die lijnen, lichten en die kleur
 
Onsterflijk leeft, een lichaam niet, een geest.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken