Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het lachende raadsel (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het lachende raadsel
Afbeelding van Het lachende raadselToon afbeelding van titelpagina van Het lachende raadsel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.31 MB)

ebook (2.72 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het lachende raadsel

(1935)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 80]
[p. 80]

De Bekoring

 
Vergeef mij, wereld, dat ik uw bekoring
 
Niet inniger en veelvuldiger bezong,
 
Ik die toch daaglijks bad - en vond verhoring
 
Bij u - om vreugde die uw leed bedwong.
 
 
 
Ik heb mijn lichaam altijd zeer genoten,
 
Al mijn vijf zinnen waakten dag en nacht,
 
Daar zelfs mijn slaap genietingen doorvloten,
 
In droom doorvoeld en 's morgens overdacht.
 
 
 
Met plant en dier was ik altoos gemeenzaam,
 
Mij gelijk hen doortrokken warmte en licht,
 
Zij gelijk ik in diepste wezen eenzaam
 
Zochten elkaar en volgden drift en plicht.
 
 
 
Ik had geen deernis met hun doffer wezen,
 
Want aan hun felheid kende ik een natuur,
 
Die eigen doel wist en met uitgelezen
 
Instinkt de weg vond voor 't inwendig vuur.
 
 
 
Hun wildheid, lenigheid, onfeilbre volgen
 
Van de eigen aard, en 't waarschuwend gevoel
 
Dat hen in diepere aandacht hield verzwolgen
 
Dan mensen 't labyrinthig denkgewoel,
 
 
[pagina 81]
[p. 81]
 
Prees ik als schoon en wist wel hoe gevaarlijk
 
De gift was die ik meer dan zij verkreeg:
 
Dat fijn begrippenweefsel waar ik zwaarlijk
 
Langs zelf gesponnen treden aan ontsteeg.
 
 
 
Hoe goed verstond ik wat die dichter meende
 
Die zei: Tracht een schoon dier te zijn. Want hij
 
Die met dit dier zijn menslijkheid vereende
 
Is in zijn soort eerst schoon en sterk als zij.
 
 
 
Het denken plaagt ons als 't in zijn gevlechten
 
Ons leven doet. Wij zoeken aan de spraak
 
Door kunst van klank bekoringen te hechten
 
Die ik bemin, en die ik toch verzaak.
 
 
 
Zelfs de muziek is een ontledigd spinsel
 
Dat aan de tover van de zichtbre groei
 
Te kort moet doen, omdat zijn diepst beginsel
 
Bloei van natuur omzet tot geestesbloei.
 
 
 
Toch bloei. En is dit zo, dan is 't niet enkel
 
Het stralend kunstwerk dat de zin verbaast,
 
Kristal dat ik met kunstige dauw besprenkel,
 
Maar ook een bloem waar ware dauw om waast.
 
 
[pagina 82]
[p. 82]
 
Zoete bekoring die het hart doet kloppen
 
Doordringt de geest en stort in 't zingend werk
 
Haar adem uit in glinsterende droppen
 
Van tranen, die ik aan mijn oog bemerk.
 
 
 
De warmte van het bloed wordt stem, en even
 
Als kleur en geur en gloed in dier en vrucht
 
Trilt in gedichten 't schoon bekorend leven,
 
Zichtbaar geworden uit een mensezucht.
 
 
 
Is dit dan geest, die wij als denken eren?
 
Veel groter waarde ligt in dit bereik.
 
Geest schijnt een nieuw gelaat ons toe te keren:
 
Verbeelding is zijn naam, 't zichtbre zijn rijk.
 
 
 
Zie, hij is 't schone Dier, de Vorst van de aarde,
 
De Mens die alle dingen tot zich neemt.
 
Hij schiep elk ding, hij is 't die openbaarde
 
In zang en woord wat naar 't onzegbre zweemt.
 
 
 
Wat is zijn Droom? 't Heelal, 't door hem gemaakte.
 
Wat is de Kunst? Afbeeldsel van zijn droom.
 
Iedre bekoring die het zintuig smaakte
 
Is siddring van de ons ingeschapen stroom.
 
 
[pagina 83]
[p. 83]
 
Van 't eigen bloed de glinsterende droppen
 
Spieglen als wereld wat het mensdier ziet,
 
En al 't aanschouwde is niets als zichtbre toppen
 
Van 't mensen ingeboren droomgebied.
 
 
 
Zoete bekoringen waarmee de wereld
 
Mij eenmaal raakte, komt nu allen weer.
 
Ik wil nog eenmaal zien hoe in u perelt
 
Mijn eigen bloed waartoe ik wederkeer.
 
 
 
Als ik dan aanstonds, in mijzelf verscholen,
 
U laat, dan weet ik dat ik in u blijf.
 
Mensen als ik ben doen hun hartbloed dolen
 
Door u, en gij blijft na, mijn waarlijk Lijf.
 
 
 
Gij zult het lichaam zijn dat niet zal sterven,
 
't Lichaamlijk, het zintuigelijk Heelal,
 
En nooit zult gij de levende ogen derven
 
Die lachen om uw schijnbare verval.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken