Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De legende van de ruimte (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van De legende van de ruimte
Afbeelding van De legende van de ruimteToon afbeelding van titelpagina van De legende van de ruimte

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.28 MB)

Scans (3.68 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De legende van de ruimte

(1926)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 39]
[p. 39]

De Eene

E chi mi vede, e non se n'innamora,
D'amor non averà mai intelletto.
 
Ik heb u altijd met mijn lijf
 
Beschut, en wie mij zien gebaren
 
Weten niet hoe ik ben voor u.
 
Zoo rijzen stug en wreed de vestingmuren
 
Waarbinnen zich 't Alhambra bergt:
 
Fontein en hoven en de koele zaal.
 
 
 
Ik heb mijn kracht verteerd in die bescherming,
 
Ik heb de haat van allen getrotseerd,
 
Ik heb mijn geest geslepen tot het web
 
Van stratagemen dat niet mij
 
Maar u onwondbaar maakt.
 
 
 
Gij zijt de schoonste en waarste en liefste.
 
Mijn deugd is enkel dat ik u bemin.
 
Wie u niet kennen hoonen mij en vragen:
 
‘Zijt ge ook zoon ridder van La Mancha?’ Waarlijk,
 
Ik antwoord niet: ‘En Dulcinea is toch de schoonste.’
 
Geen meisje van Tolosa werd me een waan.
 
 
 
Er is geen werklijkheid aan u gelijk,
 
Springbron van leven! Wie mijn onrust kent
 
Moet weten dat zij enkel dan bestaat
 
Als ik niet in uw oog zie. Maar uw oogen,
 
Mijn toovenaarster, waar zie ik die niet?
[pagina 40]
[p. 40]
 
Zij lachen uit de hemel, zijn op aarde
 
In schepsels en verschijnsels, en als 't donkert
 
Flonkeren ze in mijn slaap.
 
 
 
Er is niets dat mij baat dan uw nabijheid.
 
Maar meest uw spreken. Want ik vraag me vaak
 
Als ik mezelf hoor fluistren, of niet gij het
 
Zijt die daar spreekt.
 
Dit is het zoetst verkeer, als ik niet weet
 
Of gij en ik twee zijn of een, Ik luister
 
En in het luistren huwt zich ziel aan ziel.
 
 
 
Hoe rijk zijn uw gedachten! Al mijn jaren
 
Hoorde ik er andere en die toch zoo klaarlijk
 
Kwamen van u. Nog blijft dit diep geheim
 
Dat ge uw gedachten, sinds de tijd begon,
 
Geuit hebt door velen. Als gij in mij zwijgt
 
Lees ik de door uw volk geschrevene.
 
 
 
Hij had gelijk die meende: Wie u ziet
 
En niet bemint heeft geen begrip van liefde.
 
En: haar bekoringen zijn nieuw voor de aarde,
 
Omdat zij haar van elders zijn gekomen.
 
Van elders. Neen, ik zoek u niet hierboven.
 
Ook hemelen zijn oud. Maar wel in 't eeuwige
 
Elders dat pool en oorsprong is van Hier.
 
Gij zijt de Nieuwheid zelf, ons ingeboren.
 
Gij zijt de Vreugde in 't hart van 't aarde-leed.
 
 
 
Lang niet onwillig hoorde ik naar die felle
[pagina 41]
[p. 41]
 
Verdoemer, de charontische
 
Vijand van alle schoon-zien:
 
‘De aarde is een hel.’
 
‘Met in die hel een hemel’ fluisterde ik, en weerde
 
Zijn aanklacht af? Neen, ik begrondde haar.
 
Temidden van de hel, de waan, de wereld,
 
En grond van haar noodzaaklijkheid, zijt gij!
 
Heil wie u weten, eenig goede en ware en schoone,
 
En werklijke.
 
Zij hebben in de hel hun vaste plaats
 
Van zaalge rust.
 
En Noach's duif die met de olijftak zweefde
 
Over de zondvloed en naar de ark
 
Was niet zoo veilig,
 
Als zij, rustende in de afgrond. Zoo ik ooit,
 
In deze chaos van mijn tijd, de moed
 
Liet zinken, zoo ik ooit, één oogenblik,
 
Geloofde dat de list, de kwade trouw,
 
De hebzucht en de heerschzucht van een bent,
 
U zouden overmogen, straf mij dan,
 
Onttrek me uw aanzijn, en stort mijzelf uit
 
Mijn middelpunt van vrede. Maar ik weet -
 
 
 
Ik weet nog een verborgenheid.
 
O mijn ontzachbre vogel,
 
Het is uw stormvlucht die de lagen van het zwerk
 
Verschoof en overal de uitmiddelpuntige
 
Verwarring bracht voor ge weer neerstreekt.
 
Ik weet uw nestlen op de golf, ik weet
 
In ú het onverstoorbare evenwicht.
[pagina 42]
[p. 42]
 
Vergeef wat ik zoo aanstonds zei.
 
Ik u beschermen?
 
Gij breidt uw vleugels over me uit: ik schuil.
 
Ik ben een nestjong in uw warme dons.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken