Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De nieuwe tuin (1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van De nieuwe tuin
Afbeelding van De nieuwe tuinToon afbeelding van titelpagina van De nieuwe tuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De nieuwe tuin

(1898)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Het duindal.

I.

 
In 't duindal waar de paden samenkomen
 
Vind ik mijn eigen frissche lentebloemen.
 
Zoo lang hoorde ik door vreemden vreemde roemen
 
Die mij zoo schoon niet waren voorgekomen.
 
Nu komt de bij weer om die bloemen zoemen.
 
Achter de stilte wordt de zee vernomen.
 
Het helmgras wuift waar zilte geuren stroomen
 
Over den wal waar 't opene op komt doemen.
 
De wijde zee ligt voor mij, maar verborgen
 
Geniet ik 't uitzicht: zulk een dal ligt hooger
 
Dan torens die uit lage landen rijzen:
 
Ik hoor de vogels drijvende in den morgen,
 
Ik merk de zon, van ieder ding bëooger,
 
En zie een groot fregat zijn zeilen hijschen.
[pagina 57]
[p. 57]

II.

 
Nu zing, mijn mond!
 
Laat nu uw klanken stroomen
 
De duintop rond -
 
De Tijden zijn herkomen.
 
En wie eertijds mijn liedren heeft vernomen
 
Hoor' andre op d' ouden grond.
 
 
 
De stad lag stom in roode' en vuurgen avond:
 
Haar horizon
 
Was andre en bleeker horizonnen lavend
 
Met licht, of dag begon.
 
En alle vogels, alle wandlaars,
 
De dichters mild, de scherpe handlaars,
 
Togen naar ginds die lichtebron.
 
 
 
't Was als een brand van kroon op kronen.
 
Zijn 't koningen al wie daar wonen
 
Of beedlaars met een koningskroon?
 
Want allen zoeken, allen jagen.
 
En voor de wielen van die wagen
 
Stort elk in drek en eerbetoon.
[pagina 58]
[p. 58]
 
Eén Koning! Op zijn wagen rijzend,
 
Met stem en kreet zijn paarden prijzend,
 
Heeft hij de gouden kroon op 't hoofd.
 
Zijn mantel met de slanke vouwen
 
Wordt door die hand maar opgehou'en,
 
Die rossen teuglend hoofden klooft.
 
O zie ze vallen
 
De duizendtallen
 
Voor hem die zoetlijk lacht en looft -
 
Zijn oogen-blauw ziet wonderdonker,
 
Zijn gouden baard is één geflonker -
 
Dit 's Hij die reikt en rooft! -
 
 
 
O Droom! - o Volk, lag 't in uw harten
 
Den Held te verheffen die niet bestond -
 
De Reiker en Roover is uit ùw smarten
 
Geworden en geeft wat hij in u vond.
 
Gij gaaft Hem de Hartstochten en het Beheeren,
 
De Schoonheid die u verbijsteren zou,
 
Den Lust naar Leed, het Begeeren
 
Van Liefde, en voor anderer liefde die Koû: -
 
Gij gaaft over u zelven Hem
 
De Zege: Verwinnaar is Hij:
 
Voor u de snik in uw stem
 
Het bloed uit uw zij.
[pagina 59]
[p. 59]
 
En gij klaagt dat een God is gekomen
 
Waar geen om zond -
 
Ik zeg u: zelfs Christus is enkel vernomen
 
Uit liefde tot kruis en wond -

III.

 
Over de aarde, door de tijden,
 
Zwierf ik waar de donkre zijden
 
Van den berg van 't Heden zijn.
 
Waar de verre lichten vlogen,
 
Waar de wolken-schauwen togen,
 
Zocht ik naar een levens-schijn.
 
 
 
Oude markten, oude steden,
 
Vond ik door een volk betreden
 
Wandlend, handlend zooals wij:
 
Ieders leven was zijn eene,
 
Samen in het algemeene
 
Leefden en verdwenen zij.
 
 
[pagina 60]
[p. 60]
 
Maar ùw leven, zag 'k hen vragen,
 
Zal naar welken stroom toe jagen,
 
Vreemdling die hier eenzaam staat?
 
Wat Gemeenschap zal u zuivren
 
Als uw starende oogen huivren
 
Voor het licht dat ondergaat.
 
 
 
't Vreemde leven te beminnen,
 
Zaamlen met verstand en zinnen,
 
Is geen leven sterk en waar:
 
De gedachte kan niet baten
 
Als de hand de daad blijft haten
 
Die uw leven openbaar'.
 
 
 
Over de aarde, door de tijden
 
Gaan de daden en bij zijden
 
Valt geen schakel: elke sluit
 
Om zijn voorman en zijn volger -
 
Haastger niet en niet verbolger
 
Sluit hun reeks den daadlooze uit.
[pagina 61]
[p. 61]

IV.

 
In 't duindal waar de kronkelpaden kruisen
 
En 't avondlicht het spichte helm bevliegt,
 
Is 't ruischen dat het luistrend oor bedriegt,
 
Waaronder scherp de harde schelpen druischen.
 
Het wolge wild verlaat gerust zijn kluizen:
 
Geen jager vreest het die dien vreê beliegt.
 
Knaapjes op klompen op wier schouders wiegt
 
De mand met ruig gaan 't dal door naar hun huizen.
 
De zee ligt stil: de visschersvloot aan 't rijden
 
Voor anker heeft gespreid het leedge want.
 
Vrouwen en kindren gaan langs 't plasrijk zand
 
Pratend en dansend 't visschersvolk bijzijden.
 
De rust van morgen zal het week-werk wijden -
 
De zee spoelt stil om 't uitgestorven strand.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken