Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade (1918)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade
Afbeelding van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria TesselschadeToon afbeelding van titelpagina van Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

Scans (14.62 MB)

ebook (3.54 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Editeur

J.A. Worp



Genre

proza
poëzie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/brieven
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een onwaerdeerlycke vrouw. Brieven en verzen van en aan Maria Tesselschade

(1918)–Maria Tesselschade Roemer Visschersdr–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

IX. Hij stel syn leed te boeck,
zoo heeft hij 't niet t' onthouwen.
Tesselschade.

[pagina 175]
[p. 175]

Gedicht van Tesselschade.

Aen Myn Heer Hooft op het ooverlyden van Mevrouw van SulekomGa naar voetnoot1

 
Die als een Baeck in Zee van droefheidt wort gehouwen,Ga naar voetnoot1, 2
 
Geknot van stam en tack, en echter leeven moet,
 
Zeynt Uw dit swack behulp voor 't troosteloos gemoet,
 
Gedompelt in een meer van Baerelycke rouwen.Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Zeght Vastaert, dat hij moght pampieren raet vertrouwen,
 
Zoo dinnerlycke smart zich schriftlyck uyten kon.
 
Hij staroogh in liefs glans als Aedlaer in de Son,Ga naar voetnoot7
 
En stel syn leed te boeck, zoo heeft hij 't niet t'onthouwen.
 
 
 
Pampier was 't waepentuijch, waermee ick heb geweertGa naar voetnoot9, 10
10[regelnummer]
Te willen sterven, eert den Heemel had begeert;
 
Daer overwon ick meê en deed mijn Vyand wijcken.
 
 
 
Zijn eijgen letter leer hem matigen zijn pijn,
 
Want queling op de maet en kan soo fel niet syn;Ga naar voetnoot13
 
Besweer hem, dat hy sing op maetsangh droevelijcken.

Tesselschade Roemer Visschers.

September AO. 1637.

[pagina 176]
[p. 176]

Uit een brief van Hooft aan Huygens, van 19 Oct. 1637Ga naar voetnoot1).

'T nevensgaende gedichtGa naar voetnoot2), overgewaeit van Alkmaer, heb ik te min geschreumt voorts te veirdighenGa naar voetnoot3), in toeverlaetGa naar voetnoot4), dat het, onder 't vroolijk zeghegeschal der trompetten en trommen, Uwer Ed. Gestr. ooren te min quetsen zal, en te min haer gemoedt, onder die meenighte van gepeinsbreekende bezigheden.Ga naar voetnoot5)

Uit een brief van Huygens aan Hooft, van 2 Nov. 1637Ga naar voetnoot6).

Tesselschade is noijt soo hoogh boven haer self gesteghen als met eenen reghel onder de gesamentlicke goede, die U.E. de moeyte genomen heeft van mij te senden: En stell' syn leed te boeck, soo heeft hij 't niet d'onthoudenGa naar voetnoot7). Alle mans ende manshoirenGa naar voetnoot8) hiernaermaels moeten 't haer benijden. Ick sal haer, te beter tyd, mijn gevoelen van haer geleerde beleeftheid doen sien.Ga naar voetnoot9)

[pagina 177]
[p. 177]

Brieven van Hooft.

Hooft aan BarlaeusGa naar voetnoot1)

Mijn Heere,

Uit zorge, dat de voorige koelte moght' Uwer E. hebben doen doorwaeyen de gedachtenis van den tijdt, wanneer wij hier de Joffrouwen Tesselscha en Francisca verwachten, laet ik dit bladt overwaeyen, om Uwer E. in te luisteren, dat Mujde, op dezen avont oft morgen ten langste, de Meereminnen meint te zien, die 't meer geluks zullen toezingen, dan de aelouwde, daer men 't sprookjen af vertelt. Wij bidden dan wederom, ten vuirigste, U.E. gezuiverde ooren op dat paer klaere keelen te gaste, ende te bruiloft op het huwelijk, dat zij tusschen haer ende der snaeren stem zullen maeken, ende dat U.E. zonder uitstel de reize gelieve t'aenveirden, om eenige daeghen te verquisten, die men niet lichtelijk beter zouw kunnen besteeden.....

Van den Huize te Muide, den 9 van Oestmaent 1638.

Hooft aan BaakGa naar voetnoot2).

Mons.r mon frere.

T'avondt, oft morghen ten langste, verwachten wij hier de Joffr.en Tesselscha en Francisca. Op dit paer keelen heb jk zes paer' ooren ten middaghmael genoodight, te weeten Mess.rs et Frères BartolottiGa naar voetnoot3), SchujlGa naar voetnoot4), ende U.E. (aen de welke zij beloofden de boodschap te doen) met uwer E.E. Hooghe OverhedenGa naar voetnoot5). Op dat nu U.E.E. onverziens koomende, ons niet ujtgereden vinden, wenschte jk wel, dat U.E. mij op morghen verwittighde, oft wij U.E.E. op woonsdagh oft op donderdagh zullen te gemoete zien. Want daer nae zal 't zoo

[pagina 178]
[p. 178]

wel niet geleghen vallen. Zoo U.E. Mr. Dirk den orgelistGa naar voetnoot1) mede kan troonen, 't spel zal te volmaekter wezen......

Van den Hujze te Mujde, 9 Aug. 1638.

Uit een brief van Hooft aan Baak, van 11 Aug. 1638Ga naar voetnoot2)

Ik hoope, dat het ongeluk van U.E. achterblijven wel slaeghen zal. Want Joffr.e Tesselscha is gekoomen zonder Francisca, die zelf onverziens eenighe gasten gekreghen had. Niettemin wij verwachten haer noch, doch weeten den dagh niet. Als zij hier zal zijn, denken wij U.E. des te verwittighen, opdat de vreughde van zoo zoet een gezelschap haeren voortgank hebbe. Mons.r et Frère SchujlGa naar voetnoot3) heeft mij op de begraffenis van zijner E. zoontjen genoodight. Maer alzoo wij den H. Barlaeus, nevens Joffr.e Tesselscha en M. SammerGa naar voetnoot4) hier hebben, behalven noch een' andre ongeleghenhejt, ende dat jk op morghen hier zekre gemaghtighden der Heeren Staeten verbejden moet, om de geleghenheit van den dijk en de hameijeGa naar voetnoot5) te bezightigen, zal jk niet kunnen ujtbreeken......

Ter vlucht van den Hujze te Mujde, 11 Aug. 1638.

Uit een brief van Barlaeus aan Hooft, van (23) Aug. 1638Ga naar voetnoot6).

Omnes saluta, et clarissiman Tesselam, amaenissimi ingenii matronam, non unius laetitiae datricem, discipulam meam suo tempore salvere meis verbis jube.

[pagina 179]
[p. 179]

Gedicht van Tesselschade.

In Honore della Christianissima Regina
Maria de Medici
alla entrata sua felice nella Città d'AmsterodamoGa naar voetnoot1).

 
Qval per le terre Phrygie, gia beata
 
Si vidde andar la Madre delli Dei;
 
Tal per Ollanda passi hor adorata,
 
Maria Augusta: Augusta piu di lei,
5[regelnummer]
Quanto di piu gran Genitori nata
 
Di veri numi il secol nostro bei.
 
Aggradi alta Regina i bassi honori.
 
Che cosi suole il Ciel, mirando a i cuori.

Tesselscha.

[pagina 180]
[p. 180]

Uit een brief van Hooft aan Barlaeus, van 22 Aug. 1638Ga naar voetnoot1).

'T is goedt te zien, dat het postpaerdt PegasusGa naar voetnoot2) Uwer E. ten dienste staet, 't welk

 
Non auras tantum, verum et praevertitur horasGa naar voetnoot3).

Want U.E. brief, geschreeven op den 23enGa naar voetnoot4), dat is op morgen, heb ik heeden ontfangen. U.E. dankzeggingen dunken mij woorden van verwijt, dewijl jk ongelijk dieper in U.E. schuldt, dan U.E. in de mijne staet. Zoo lang als U.E. met de zoete Meeremin en den Heere Mostart, dit huis van vreugde deedt galmen, was ik in mijn kraft; nu

 
..... Quantum mutatus ab illo
 
HectoreGa naar voetnoot5).

[Dan wordt gesproken over plannen voor de feestelijkheden en de triomfbogen bij gelegenheid van het bezoek van Maria de Medicis te Amsterdam.]

Evenwel ons ontworp behaeght my wel zoo zeer, als dat van Doctor CosterGa naar voetnoot6), ende te bet om de braeve veirzen van U.E. in 't LatijnGa naar voetnoot7), samt om de geene die Joffrouw Tesselscha daer op gerijmt heeft in DuitschGa naar voetnoot8) en Italiaansch. Doch U.E. en de Heer Mostaert zullen verre best daer van kunnen oordeelen, in 't genieten van den herfst haers gezelschaps, die met die vruchten over komt............................

Over zulks ('t zij de Heeren zich der kosten ontzien) waer het wel raedzaem, eenige vermaerde konstenaers ujt andre steeden t' ontbieden, ende daer in te volgen den raedt van den Orgelist meester Dirk SweelingGa naar voetnoot9), wiens gelijk ik meine dat zy nooit gehoort heeft, zulks hy tot een fraei sieraedt der stadt zal dienen. Konde men Joffrouwen

[pagina 181]
[p. 181]

Tesselscha en Francisca beweegen, ende teffens die stijve stem van Rotterdam, om wat mildt met den rijkdom haerder gaeven te zijn, ende zich daer door een' groote stadt te verplichten, haere Majesteit zouw zich misschien verwonderen, dat Italië haer in Hollandt bejeegende......

Uit een brief van Hooft aan Barlaeus, van 29 Aug. 1638Ga naar voetnoot1).

Doch, hoe konstig een zanger ook, 't is (ik belijd' het) quaedt queelen met heesche keel. Maer die van U.E. moeste boven maete schor weezen, zoo haer de stem der Meereminne van Tessel niet gladdenGa naar voetnoot2) konde, en gaelijkGa naar voetnoot3) maeken, wen zy slechts eens begint te neuryen.

 
Foecundam concute pectusGa naar voetnoot4).

Uit een brief van J. van der Burgh aan Huygens, van 8 Sept. 1638Ga naar voetnoot5).

[Beschrijving van de feestelijkheden te Amsterdam gedurende het verblijf van Maria de Medicis.]

Grand' quantité de vers fust faicte à sa louange, dont ceux de Tesselscha et Barlaeus sont en approbation.

Uit een brief van Barlaeus aan Hooft, van 28 Sept. 1638Ga naar voetnoot6).

Praestantissima Tessela Amersfortiam abiit cum sorore et affini ac fratre. Voluissem me illi praebere comitem, nisi ad labores redeundum fuisset.

[pagina 182]
[p. 182]

Gedicht van Tesselschade.

Uytdaging (aen M.D.)Ga naar voetnoot1).

 
Noch heb ick hert, al is my 't harnas-tuyg ontdragen,
 
Een Rover uyt te dagen,
 
Die my, met schijn van deught, mijn wapens troonden af,
 
Die ick hem willigh gaf,
5[regelnummer]
En bood hem aen, dat ick 't geheim hem soud ontdecken,
 
Om tot sijn eer te strecken.
 
Maer hoel een Hopman, hoe! een Kristen-Hertogh-heer,Ga naar voetnoot7
 
Geeft die geen leening weêr,Ga naar voetnoot8
 
Onnosel afgeleent, en dat met smekend vleyen,
10[regelnummer]
Als Dalilas verleyen?
 
Weet, dat mijn kracht bestaet in geen locksoete tael,
 
Maer in het vinnigh stael;
 
Dat dwing ick naer mijn sin; daer kan ick my me wreken,
 
In plaets van smijdigh smeken,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En segh hem oorlog aen die sachte vrede breecktGa naar voetnoot15
 
En anders doet als spreeckt.
 
Ick sweer by 't snedigh stael, dat door kristal kan streven,Ga naar voetnoot17
 
En Roemers brengt om 't leven,Ga naar voetnoot18
 
Dat ghy my weder geeft, waar me ghy streefden deur
20[regelnummer]
Ce qui n'est point mon Coeur.
[pagina 183]
[p. 183]

Brief van Hooft.

Hooft aan TesselschadeGa naar voetnoot1).

O, Arme Tesseltjen,

 

Is 'er een met uw hart deur? Dit dacht jk; maer leezende strax daeraen: Ce que n'est point mon coeurGa naar voetnoot2), quam jk tot mijn' tweede gedachten, en zejde in mij zelven: C'est par la qu'elle par le Franchois. Ik heb, nu eenighe weeken, de loopmaerenGa naar voetnoot3) gelezen; dan deze tijding daerin niet, noch ijets van dien onheuschen, te heuslijk gehandelden roover vernoomen. Dit stuk behoorde daer wel in te staen. Maer 't zal betGa naar voetnoot4) klinken in U.E. gedicht, zoo 't onder den man komt, gelijk het behoort te doen, zijnde zeer zoet en aerdigh. Maer boven in 't Hooft dient te staen, 't geen jk daer heb bijgevoeghtGa naar voetnoot5). Wij zijn eens hier te Mujde geraekt. WaeroverGa naar voetnoot6) ik den H. Barlaeus van Uwer E. weghe niet bedanken kan voor 't boekGa naar voetnoot7), dan bij eenen brief. Nu weet jk dat een woordt van U.E. handt ongelijkwaerder wezen zal, dan dujzent van de mijne. Want hij acht dat U.E. niet schrijft, dan met schachten getoghen ujt de vlerken van den Mingodt, ende heeft mij nu onlanx gezejdt (gelijk ook, voor dezen, de H. Jacob vander BurghGa naar voetnoot8), dat hij Uwer E. geest verre boven dien van Joffr.e SchujrmansGa naar voetnoot9) zet, om dat haer werk nae schoolmeesterije rujkt, het uwe nae een verheven vernuft, zwanger met bujtenwereldsche invallen. Zoo U.E. eenig schrift aen zijn' E. ontwerptGa naar voetnoot10), ende mij eerst toezejndt, jk zal 't gejrne betuttelen, en uwer E. weder toeschikken.

Wijders, mê Joffrouwe, jk dank U.E. hooghlijk voor de moejte van 't omhooren nae de zaek van WarmenhujzenGa naar voetnoot11), ende verwachte, wat kundschap U.E. voorts daer van zal bekoomen moghen; desge-

[pagina 184]
[p. 184]

lijx van de tapijten. De H. WezelGa naar voetnoot1), vertrouw jk, dat t' huis gekeert, ook in geenen gebreeke zal zijn. Wij genieten hier den maeghdoom van 't jaer, dan schaerselijk, mits de onleedeGa naar voetnoot2) van 't vujlmaeken, dat schoonmaeken heeten moet. Tegens de kraem des jaers noodighen wij U.E. op de kandeel van 't pruimenzap, 't welk reeds van de zonne gekookt wort, ende zich aenzien laet wel te zullen bedijen. Dan hoopen wij U.E. t'ontfangen met een' triomfboogh, braef naer gelang onzer geleghenheit, maer deerlijk ten aenzien van de waerdij der Vorstinne van de overvlieghende geesten, waer voor U.E. altijds gegaen heeft ende blijft gaen, behoudende 't veldt tegens alle die U.E. naeijveren; groote vreughd is 't ons, dat U.E. ende de jonge Joffrouw Tesselscha wel vaeren. Godt geeve 't U.E.E. eeuwelijk; gelijk begeert te wezen,

Mê Joffr.e

Uwer E. Verplichte dienstw.ste P.C. Hooft.

Ujt mijn Toorentjen, den 8en van Bloejmaent 1639.

 

Adres: als boven.

Brief van Tesselschade.

Tesselschade aan BarlaeusGa naar voetnoot3).

Mijn Heer

 

Beeter spaede als nimmermeer koem ik ue bedancken voor het koonincklyck boeck, my van ue toegesondenGa naar voetnoot4), en hoewel dat ick het latyn niet wel en kan begrypen,

[pagina 185]
[p. 185]
 
De schaduGa naar voetnoot1) sien ick nu met een veel schoonder dagh
 
En een gesonder oogh als ick het leeven sagh,
 
van weegen myn gesontheytGa naar voetnoot2).

Nu koem ick versoecken op ue mildadighe, beleefde geleertheyt, doch als stout op den lichten Adel van myn leersuchtigen geest, dat ue believe die moyten te neemen van het gedicht van onsen stantvaesti[g]en vastaert my in prose over te setten, off wat te beduyen, op dat ick het daer naer in rym magh verkeeren, al souwd' het niet veel deugen; In magnisGa naar voetnoot3) .... Ick derv mij onderwinden, indien ghy den grondt leght, het mal daer op te setten; het begindt

 
Coelo receptum sidus immenso sinu
 
AeternitatisGa naar voetnoot4)......

Het licht van dees SterGa naar voetnoot5) behaeght my, voor soo veel als ick door de donckere wolck van myn onervaerenheyt kan sien; ick heb een heel festoen van vrught en bladeren van handt en ben daer op als by de vos en kraen te gast; ue gelieve het my genaeckbaer te maecken; ick sal weeder gaern eenigh moeyte voor ue aennemen en blyve ue vrindin

Tesselschade.

voetnoot1
Naar een afschrift van Jacob Baeck, den broeder van Joost Baeck, in het bezit van den Heer J.F.M. Sterck, die het gedicht heeft teruggevonden, en uitgegeven in De Violier, Gedenkboek 1912, en het handschrift aan het Vondel Museum heeft geschonken. Susanna van Baerle, Huygens' vrouw, die den 13den Maart 1637 van een dochtertje was bevallen, werd kort daarna ziek en stierf den Ioden Mei. Tesselschade zond dit gedicht aan Hooft, om het Huygens ter hand te stelln.
voetnoot1, 2
Zij, die kort geleden een even groot verlies heeft geleden.
voetnoot4
Baerelycke, toespeling op den naam Van Baerle.
voetnoot7
Aedlaer - toespeling op haar man Allard; zie blz. 41.
voetnoot9, 10
waarmede ik het verlangen om te sterven heb bestreden.
voetnoot13
queling op de maet - dichten.
voetnoot1)
Vgl. Hooft, Brieven, III. blz. 235; Debriefwisseling van C, Huygens, II, blz. 327.
voetnoot2)
Nl. van Tesselschade.
voetnoot3)
verder te zenden.
voetnoot4)
vertrouwen.
voetnoot5)
Nl. in het leger.

voetnoot6)
Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 237; De briefwisseling van C. Huygens, II, blz. 333.
voetnoot7)
Zie blz. 175, vs. 8.
voetnoot8)
mannelijk kroost.
voetnoot9)
Tot voor eenige jaren was slechts de laatste regel van Tesselschade's gedicht uit de twee verschillende redacties van Huygens' brief van 1637, en - sedert 1898 - uit zijn vers van 1681, bekend. Maar het gehecle gedicht is teruggevonden in eene verzameling papieren van de familie Baeck en wel in een afschrift van Jacob Baeck. Deze rechtsgeleerde was een broeder van Hooft's zwager Joost Baeck. Hij maakte wel eens een versje, zooals blijkt uit een gedicht van Vondel. Nl. Danckdicht aen Jacob Baeck, Rechtsgeleerde. Voor zijn schoone appelen, my met een gedicht toegezonden (vgl. Unger's Vondel, 1630-1636, blz. 235). Toen hij in April 1639 was gestorven, schreef Vondel een lijkdicht op hem. Nl. Uitvaert van Jakob Baeck, Licentiaet in de Rechten (T.a.p., 1637-1639, blz. 159).

voetnoot1)
Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 259. Het Hs, is niet gevonden.

voetnoot2)
Naar het Hs. in de Univ.-Bibl. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 258.
voetnoot3)
Guillielmo Bartolotti (1602-1658) had een groot bankiershuis te Amsterdam. In 1638 huwde hij Jacoba van Erp (1608-1665). Bartolotti was een broeder van Jan Battista B., den eersten man van Leonora Hellemans, en Jacoba van Erp eene zuster van Hoofts eerste vrouw.
voetnoot4)
Wijnand Schuyl (geb. 1598), koopman te Amsterdam, was in 1629 getrouwd met Maria Bartolotti (1560-1634), eene zuster van Leonora Hellemans' eersten man.
voetnoot5)
Nl. hunne vrouwen.
voetnoot1)
Nl. Dirck Sweelinck; zie blz. 84.

voetnoot2)
Naar het Hs. in de Univ.-Bibl. te Amsterdam, Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 260.
voetnoot3)
Zie blz. 177.
voetnoot4)
Zie blz 86.
voetnoot5)
boom, sluitboom, traliehek.

voetnoot6)
Vgl. Barlaei Epistolae, blz. 736. - De datum is verkeerd, zie bl. 179. Vertaling: ‘Groet allen en wensch de beroemde Tesselschade, de vrouw met het liefelijkste karakter, de schenkster van vele vreugden, haar, die nu en dan mijne leerlinge is, uit mijn naam het beste toe.’

voetnoot1)
Het vers kwam in plano uit - de tekst hier is daarnaar afgedrukt - zonder jaartal en naam van den drukker. (Vgl. J.H.W. Unger, Bibliographie van Vondels Werken, Amsterdam... 1888, blz. 69, No. 303). Er onder staat een versje van Vondel, Wellekomst van Marie de Medici, dat met den titel; Een schoone maeghd, uitbccldende Amsterdam, verwellekomde de Koningin met deze vaerzen, in Unger's Vondel, 1637-1639, blz. 145, is opgenomen. Het vers is ook gedrukt in Ioh. van Beverwiick Van de Wtnementheyt des vrouwelicken geslachts. Verciert met Historyen, ende kopere Platen; als oock Latijnsche, ende Nederlantsche Verssen van Mr. Cornelis Boy. In desen tweeden Druck op verscheyde plaetsen vermeerdert. (Vignet). Tot Dordrecht, gedruckt by Hendrick van Esch. Voor Jasper Gorisz Boeck-ver kooper.... Anno 1643, blz. 188. De eerste druk van het boek (1639) bevat het ital. gedicht op bl. 280. Vertaling door J.A. Alberdingk Thijm. (Zie Verspreide Verhalen, l, bl. 287. Martinus Nijhoff en C.L. van Langenhuysen, 1909):
 
Ter eere van de allerchristelijkste Koningin Maria van Medicis,
 
bij hare blijde inkomste ter stede van Amsterdam.
 
 
 
Als eens, voor het volk, in de frygische streken
 
De zalige moeder der Goòn trok voorbij,
 
Zoo ging thands door Holland, bij 't huldegroetspreken,
 
Doorluchte Maria. Doorluchtre dan zij,
 
Naar grootere goden uw vaderen bleken,
 
Zoo zegent ge onze eeuw met een Godhedenrij.
 
Neem, hooge Vorstin, onze needrige hulde:
 
Zoo deed steeds de Hemel, die 't harte vervulde.

Bij haar bezoek aan de Zeven Provinciën kwam de Koningin-Moeder, weduwe van Hendrik IV, ook te Amsterdam, waar zij den 1sten September met groote staatsie werd ontvangen. Er waren zegeboogen opgericht, er werden schitterende vertooningen gegeven en de dichters deden hun best. Den 5den September keerde zij naar den Haag terug.
voetnoot1)
Vgl. Hoofts Brieven III, blz. 261. Het Hs. is niet gevonden.
voetnoot2)
Zie blz. 25.
voetnoot3)
‘Die niet alleen de lucht, maar ook' den tijd overtreft.’
voetnoot4)
Zie blz. 178.
voetnoot5)
Verg., Aen, II, vs. 274. ‘Hoezeer verschillend van dien Hector!’
voetnoot6)
Samuel Coster (1579-1669?), geb. te Amsterdam studeerde te Leiden en promoveerde daar in 1610 in de medicijnen. Kort daarna werd hij benoemd tot dokter van het gasthuis in zijne geboortestad, welk ambt hij vijftig jaren heeft waargenomen. In 1617 stichtte hij de Academie, waar zijnegerucht makende treurspelen zijn opgevoerd.
voetnoot7)
Zie beneden bl. 184.
voetnoot8)
Hollandsch. Dit is òf eene vergissing van Hooft, want onder het Italiaansche vers van Tesselschade staat een Hollandsch versje van Vondel, óf haar Hollandsch vers is verloren gegaan.
voetnoot9)
Zie blz. 84 en 178.

voetnoot1)
Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 265. Het Hs. is niet gevonden.
voetnoot2)
de keel gladden - de heeschheid wegnemen.
voetnoot3)
gemakkelijk, geschikt.
voetnoot4)
Verg., Aen., VII, vs. 338: ‘Sla op de volle borst.’

voetnoot5)
Naar het Hs. in de Leidsche Bibliotheek. Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 268.

voetnoot6)
Vgl. Barlaei Epistolae, blz. 777. Vert.: ‘De voortreffelijke Tesselschade is met haar zuster, haar neef en haar broeder naar Amersfoort gegaan. Ik had haar willen begeleiden, als ik niet weer aan het werk had moeten gaan.’

voetnoot1)
Uitgegeven in Hollantsche Parnas, of Verscheide Gedichten, Gerijmi door J. Westerbaen, J.v. Vondel, J. Vos, G. Brant, R. Anslo, en andere voornaamste Dichters onzer eeuwe. Door T.v. Domsclaer verzamelt. Eerste deel. (Vignet). t' Amsterdam, By Jacob Lescaille, Boekverkooper op de Middeldam, naast de Vismarkt, 1660, blz. 504. - Het gedicht is van dezen tijd; zie den volgenden brief van Hooft. Een hopman had blijkbaar Tesselschades borstsieraad geleend, en wilde het, schertsend, niet teruggeven. Zie bl. 190.
voetnoot7
Kristen-Hertogh-heer - christelijk aanvoerder.
voetnoot8
leening - het geleende.
voetnoot14
smijdigh - zacht.
voetnoot15
hem. Er staat: hun.
voetnoot17
snedigh - scherp, streven - zich met krachtsinspanning voortbewegen.
voetnoot18
En glazen breekt, waarin men iets wil graveeren.

voetnoot1)
Naar het Hs., door water beschadigd, in de Bibl. der Kon. Akad. te Amsterdam. Vgl. Hoofts Brieven, III, blz. 286.
voetnoot2)
Zie vs. 20 van het voorgaande vers.
voetnoot3)
nieuwstijdingen.
voetnoot4)
beter.
voetnoot5)
Zeker het opschrift: M.D.
voetnoot6)
Waardoor.
voetnoot7)
Zie den volgenden brief.
voetnoot8)
Zie beneden een brief van Van der Burgh.
voetnoot9)
Anna Maria Schurman, die door Barlaeus en Huygens zeer bewonderd werd.
voetnoot10)
Zie den volgenden brief.
voetnoot11)
Het dorp ligt ten Noorden van Alkmaar.
voetnoot1)
Den 11den Febr. 1624 was Anna Visscher getrouwd met Mr. Dominicus Boot van Wesel, die in den Wieringerwaard woonde. Bij zijn huwelijk was hij 38 jaar oud, zijne vrouw 40. Hun werden twee zonen geboren. Het is niet bekend, wanneer hij gestorven is, wel, dat zijn vrouw hem verscheiden jaren heeft overleefd.
voetnoot2)
bezigheid, drukte.

voetnoot3)
Naar het Hs. op de Leidsche Bibliotheek. Uitgegeven door Van Vloten in Tesselschade Roemers en hare vrienden, blz. 33.
voetnoot4)
In het begin van Februari 1639 had het prachtwerk Medicea Hospes, Sive descriptio publicae gratvlationis, qua Serenissimam Augustissimamque Reginam, Mariam de Medicis, excepit Senatvs popvlvsque Amstelodamensis. Auctore Caspare Barlaeo. Amstelodami, Typis Johannis et Cornelii Blaer, MDCXXXVIII, het licht gezien. - Behalve de beschrijving bevat het werk eenige Latijnsche gedichten van Barlaeus (vgl. Poemata, I, blz. 352-357), die door Vondel werden vertaald (vgl. Unger's Vondel, 1637-1639, blz. 139-151) voor de Hollandsche vertaling van Van Baerle's boek, dat onder den titel: Blijde inkomst der allerdoorluchtighste Koninginne, Maria de Medicìs, t'Amsterdam. Vertaalt uit het Latijn des hooghgeleerden heeren Kasper van Baer le. t' Amsterdam, By Iohan en Cornelis Blaev, 1639, uitkwam. Ook de vertaling van het proza is geheel van Vondels hand, zooals is aangetoond door J.F.M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring, Bussum, Paul Brand, 1918. blz. 228-133.
voetnoot1)
Weer in de beteekenis van vertaling; zie blz. 118.
voetnoot2)
Deze woorden staan eigenlijk in margine bij de versregels.
voetnoot3)
Natuurlijk eene afkorting van de bekende Latijnsche spreuk, In magnis voluisse sat est (Het is voldoende in het groote gepoogd te hebben).
voetnoot4)
‘Eene ster opgenomen in den hemel, in den onmetelijken boezem van de eeuwigheid.’ Dit is vs. 42 van Huygens gedicht Naeniac Επίμιχται in morte uxoris dilectissimae, op verschillende tijden geschreven en den 9den Dec. 1638 voltooid. Bij vs. 42 begon een nieuw gedeelte (vgl. Gedichten, III, blz. 114. Noot 3). Den 7den Febr. 1639 had Huygens het Hs. van zijn onvoltooid Daghwerck, waarbij dit Latijnsche vers een aanhangsel was, aan Hooft toegezonden, om het aan de Amsterdamsche vrienden te laten lezen.
voetnoot5)
Susanna van Baerle, Huygens' Sterre.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • J.A. Worp


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • september 1637

  • 19 oktober 1637

  • 2 november 1637

  • 9 augustus 1638

  • 11 augustus 1638

  • 23 augustus 1638

  • 22 augustus 1638

  • 29 augustus 1638

  • 8 september 1638

  • 28 september 1638

  • 8 mei 1639