Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brabbeling (1614) (2013)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brabbeling (1614)
Afbeelding van Brabbeling (1614)Toon afbeelding van titelpagina van Brabbeling (1614)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (4.64 MB)

tekstbestand






Editeur

Anneke C.G. Fleurkens



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brabbeling (1614)

(2013)–Roemer Visscher–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Studie-uitgave met inleiding, annotaties en commentaar


Vorige Volgende

Totten Leser.

Roemer Visscher richt zich in de inleiding van zijn Brabbeling tot de vriendelijke en wat hem betreft ook welwillende lezer. Uit het vervolg van zijn betoog blijkt namelijk dat zijn openingswoorden geen loze beleefdheidsfrase zijn, maar gebaseerd zijn op een behoefte aan bijstand van die kant. Hij roept de hulp van de hem welgezinde lezer in om zijn werk tegen de criticasters te verdedigen omdat die dat beter dan hijzelf zal kunnen doen. Op subtiele wijze voert Visscher dat beroep op zijn lezer op. Hij opent in eerste instantie met de gangbare aanduiding ‘Gunstighe’, maar op het moment dat hij zijn beroep op hulp openlijk en rechtstreeks uitspreekt doet hij er nog een schepje bovenop door zich tot de ‘goetgunstighe Leser’ (r. 64) te richten.

Alvorens hij de te verwachten kritiek op zijn werk ter sprake brengt, verontschuldigt Visscher zich voor de publikatie ervan. Hij had liever gehad dat het in vergetelheid was geraakt, maar buiten hem om hebben enkele vrienden zijn werk laten uitgeven. Hij doelt daarmee op de anonieme Leidse uitgave uit 1612, T'Loff vande mutse. Van hem had het niet gehoeven dat Jan en Alleman met zijn werk, dat Visscher kwalificeert als een ‘misverstandt’ (r. 13-14), een dwaling, in contact komt. Net alsof het zo eervol is om met de narrenstok gelopen te hebben, ofwel om als een nar de waarheid gezegd te hebben. Bovendien blijkt Visscher wat ontevreden te zijn over de kwaliteit van zijn werk. Hij vindt dat hij door het ijs gezakt is en nog niet voldoende op het droge is gekomen.

Na dit beroep op de welwillenheid van de lezer, een captatio benevolentae die er zijn mag, komt Visscher tot de kern van de zaak: de te verwachten kritiek die het gevolg is van Visschers intentie om de waarheid uit te dragen door alles bij zijn ware naam, zoals een vork een vork (r. 76), te noemen. Dat onverbloemd spreken vormt overigens ook, net als de kritiek, een belangrijk thema in de inleiding tot het eerste boek van zijn epigrammen van Visschers voorbeeld in dat genre, Martialis. Deze laatste noemt daar het vrijmoedig spreken van de waarheid de taal die eigen is aan het epigram (‘lascivam verborum veritatem, id est epigrammaton linguam’). Aan beide conflicterende grootheden nu, onverbloemde waarheid en kritiek daarop, verbindt Visscher een naam uit de klassieke oudheid. Momus, de god van de spot en de kritiek en hier optredend als de echtgenoot van de heilige Waerheydt (r. 37-38), representeert het streven om onverbloemd de waarheid uit te dragen. Ook elders in de Brabbeling, in het Lof van Rethorica en in de Strijdt tusschen Waerheyt en Schijn, speelt de doorgaans omstreden Momus een fundamentele en positieve rol (annotatie r. 26). Als zijn tegenspeler fungeert Zoylus, die het bestond om het werk van Homerus te bekritiseren (annotatie r. 34). Hij is het gezicht van de muggezifters.

In de groeperingen die moeite hebben met zijn werk brengt Visscher enkele onderscheidingen aan. Op de eerste plaats noemt hij de kinderen van degenen wier gebreken hij eertijds volgens de criteria van Momus aan het licht heeft gebracht. Zijn welwillende lezer vraagt hij om bij de beoordeling van zijn geschriften diezelfde normen te hanteren en niet die van Zoylus waarbij iemand gevonnist wordt op aangeven van de aanklager zonder naar de tegenpartij te luisteren. Overigens werpt deze passage voor de goede verstaander enig licht op de datering van Visschers werk. Niet degenen die een spiegel wordt voorgehouden zullen zich eraan ergeren, maar hun nakomelingen. Het gaat dus om ouder werk, meer dan een generatie eerder geschreven. Op het moment dat Visscher zijn Brabbeling klaar maakte voor de pers was hij zo'n zevenenzestig jaar oud.

Meer zorgen maakt Roemer Visscher zich over de kritiek die loskomt wanneer zijn naamgenoten, de roemers, over tafel gaan. Hij doet dat op een speelse manier door zijn eigen voornaam en de eventuele kritische noten te verbinden met de uiterlijke kenmerken van de roemer als wijnglas. Elke oneffenheid - en de steel van een roemer zit vol knobbels (zie annotatie r. 52) - zal dan ter sprake komen en zeer nauwgezet tegen het licht worden gehouden. Voor het criterium dat daarbij zal gelden doet Visscher, in het Latijn, een beroep op Horatius (Brieven 1.19.2-3), namelijk op zijn uitspraak dat verzen, geschreven door waterdrinkers, niet lang plezier zullen verschaffen noch zullen beklijven. Vervolgens geeft Visscher via een subtiele omweg aan dat hij niet van dat waterige slag schrijvers is. Hij laat iemand anders over zichzelf zeggen dat men hem goed kent. Want waar hij bij zijn drinkmakkers in de kroeg komt, daar gooit hij de glazen leeg. Met deze consequent volgehouden metafoor van de roemer en het drinken van wijn lijkt Visscher geen ander doel voor ogen te hebben dan de introductie van een tweede poëticaal uitgangspunt voor zijn werk: de pit die het moet hebben. Roemer, de wijndrinker, wil dat soort verzen schrijven. En zijn makkers bij het innemen zijn zijn poëticale zielsverwanten die soortgelijke normen hanteren. Het is hún oordeel dat telt en daarvandaan dat dat Visscher ook meer zorgen baart.

De laatste categorie critici waar Roemer Visscher op afgeeft zijn de pilaarbijters, de schijnheilige femelaars. Het is het volk dat vergeten is dat het ooit zichzelf helemaal verloren heeft in de dienst aan Cupido en dat nu niet meer kan velen dat men alles bij zijn ware naam noemt. Tegen hen wil Visscher zich niet verweren, maar hij vertrouwt die taak toe aan de welwillende lezer, die dat veel beter zal kunnen. Via een metafoor - de voorkeur van de keizer voor een hertog of graaf als tegenstander in plaats van een franciscaan van lage rang - geeft Visscher aan dat zijn lezer namelijk beter weet wat hij in bepaalde omstandigheden wel of niet moet zeggen dan hijzelf.

Op dit punt aangekomen neemt Roemer Visscher, met een traditioneel beroep op vermoeidheid, afscheid van zijn lezer.

 

Ondanks de badinerende toon van zijn voorwoord brengt Roemer Visscher wel degelijke de meest essentiële elementen van zijn werk ter sprake. Zijn opzet is om onverbloemd de waarheid te spreken én om dat met de nodige pit te doen zodat het kan beklijven. Zijn voorrede mag dan ook zeker poëticaal genoemd worden, zij het voornamelijk op inhoudelijk vlak.Ga naar voetnoot40 Het zijn echter intenties die niet iedereen deelt en die dan ook tot, wat Roemer Visscher betreft onterechte, kritiek leiden. Aan het pareren van al dat gevit en gezeur wijdt hij de rest van zijn voorwoord en juist in dit verband doet hij een beroep op de bijstand van de hem welgezinde lezer.

 

De tekst van het voorwoord tot de lezer werd, getuige de aanzienlijke hoeveelheid varianten, voor Br2 in zijn geheel opnieuw gezet. Tot redactionele veranderingen heeft dat echter niet geleid. Wel heeft men de nodige zorg besteed aan een correcte tekst. Het meest sprekende voorbeeld doet zich voor in regel 40. Ondanks een correctie in de lijst van errata in Br1 lukte het niet om in Br2 de frase over Waerheyt als de ‘beminde Huysvrouw’ van Momus goed weer te geven. Andermaal moest de lijst van errata eraan te pas komen om die bepaalde passage goed geformuleerd te krijgen. Ook een zetfout in het Latijnse citaat (r. 58) werd via de errata verbeterd (‘possunt’ in plaats van ‘posiunt’).

Annotaties

1 Gunstighe: vriendelijke, welwillende
3 brabbeling: beuzelpraat (herhaling van de titel van deze bundeling van Roemer Visschers gedichten. Daarnaast hanteert Roemer Visscher elders deze term ook als verzamelnaam voor zijn poëzie. Zie ook alhier de commentaar bij de titelpagina)
5-6 voort: daarna; voort ... verghetelheydt: dezelfde frase is te vinden in Te.[1], vs. 51
6 Dan: maar
8 ghetoghen: getrokken
8-9 by een teffens: allemaal tegelijk
9 gevoelt: bemerkt
10 eer: voordat
11 haer lappen: hier: hun velletjes papier vol kladwerk (vergelijk: WNT 8.1, kol. 1087, 1089)
12 te hoop ghewurpen: bij elkaar gegooid
13 misverstandt: dwaling
15 segghen: [ze] zeggen
17 ghelijck oft: net alsof het
17-18 loflijck ding: lovenswaardig iets
18 Narren-stock: vergelijk de enige twee prenten in de Brabbeling (p. [9] en [225]). Op beide is een nar te zien met met een narrenstok of marot in de hand
19 goetronds: ronduit
20 in't ijs ghevallen: door het ijs gezakt
21 wrack: wak, opening in het ijs
24 schimp: schampere spot
24-25 van dier lieden kinderen: van de kinderen van die lui
25 wiens Voor-ouders: wier ouders
26 Momi: van Momus (bepaling bij ‘ellen, wicht en mate’). Momus is de god van de spot en de kritiek (klassieke mythologie), die gevraagd en ongevraagd de goden op de Olympus zijn scherpe oordeel liet horen, wat uiteindelijk tot zijn verbanning leidde. In afwijking van de gangbare negatieve houding jegens Momus waardeert Visscher hem juist positief als dienaar van de waarheid. In diens Lof van Rethorica (vs. 103-108) speelt hij een fundamentele rol (zie de annotaties en de inleiding aldaar). Als beloning voor zijn inspanningen krijgt Momus in de Strijdt tusschen Waerheyt en Schijn niemand minder dan Waerheyt tot echtgenote (zie annotatie vs. 172). Deze echtelijke relatie komt hierna in het voorwoord nog ter sprake
26-27 ellen ... mate: meetinstrumenten die vaker in deze combinatie worden opgesomd (WNT 9, kol. 56); ellen: ellemaat; wicht: gewicht om mee te wegen; mate: maat als meetinstrument (vaak een inhoudsmaat)
27 ghebreken: tekortkomingen
28 toe-ghemeten: toegeschreven; vertoont: aangetoond
29 ghebeden hebben: verzoeken
30-31 voorder ... treden: verder te werk wilt gaan
31 Willekeuren: voorschriften
32 alder-doorsichtichsten: allerdoorziendste
34 Vierschaer: rechtbank; Zoylus: de Griekse grammaticus Zoilus (gestorven rond 330 v. Chr.) die het werk van Homerus op een pedante en boosaardige manier kritiseerde. Zijn naam werd het synoniem voor de kleingeestige en vitterige criticus
35 betrecken: brengen
36 crachtighe doorsichtighe Sanct: veel in zijn mars hebbende, de dingen doorziende heilige
37 echte man: echtgenoot (Momus treedt in de Strijdt tusschen Waerheyt en Schijn met Waerheyt in het huwelijk, zie verder annotatie r. 26 alhier)
39 clare loutere: zuivere, pure
40 Huysvrouw: echtgenote; raden: aanraden
42 partyen: tegenpartijen
43 spreken sententie: vellen een vonnis
43-44 op des aenghevers segghen: op basis van een verklaring van de beschuldigende partij
44 overgheslaghen: daargelaten
45 ben ick ... sorghe: heb ik nog grotere zorg
46 als: dan
48 genannen: naamgenoten (= roemers, een bepaald type wijnglas. De naamsverwantschap komt ook ter sprake in Ra.3, vs. 10)
48-49 by den anderen ... zijn: met elkaar samen zullen zijn
49-50 den God ... doen: aan de god Bacchus te offeren
52 knurf: knobbel, oneffenheid (Overdrachtelijk bedoeld. Knobbels of noppen op de steel zijn kenmerkend voor roemers, zie ook de inleiding bij Ra.3 en aldaar vs. 3. Een afbeelding van een roemer is te zien op de prent ‘Elck wat Wils.’ op de titelpagina van de Brabbeling, zie aldaar); wrack: gebrek; gael: smet, lelijke plek (WNT 4, kol. 21-22)
54 scherpelijck: nauwgezet; ghesift: gezeefd; nauwe: fijnmazige
55 buylsack: fijne zeef om zemelen en meel te scheiden
56 al: ook al; anders niet: niets anders
57-59 Nulla ... potoribus: ‘Geen verzen kunnen lang plezier verschaffen of levend blijven die geschreven zijn door waterdrinkers’ (Horatius, Brieven 1.19.2-3)
61 laghenoodts: drinkgezellen
62-63 smijt hy de glasen uyt: hier: daar gooit hij de glazen leeg (in zijn keel) (eigenlijk: gooit hij de glazen (ruiten) stuk. De overdrachtelijke betekenis is het meest aannemelijk als reactie op de spreuk van Horatius over waterdrinkers die geen beklijvende verzen kunnen schrijven. Door stevig in te nemen legt Roemer de basis voor verzen die er wel toe doen)
64 Voort: verder; goetgunstighe: welgezinde
65 ontschuldighen: vrijpleiten
66 Pylaer-byters: schijnheilige femelaars
66-67 wiens memorye: wier geheugen
69 doe: toen
69-71 Cupidoos hoet ... setten: tot over hun oren verliefd waren; Cupidoos hoet: symbool voor verliefdheid (symboliek verwant aan die van de muts als het symbool voor verliefdheid bij uitstek, door Visscher uitgewerkt in T'Loff vande mutse (Te.[4])); met pluymen: voorzien van veren
71 dat: wat
71-72 des minnen Gods ... luyers: de bevuilde luiers van de liefdesgod
72 haer: hun
73 spitse: hier met de bijgedachte aan: vinnig, hatelijk
74 meen: bedoel; god-wouts: God betere 't
74 heylighe: ‘heilige’ (ironisch)
75 lyden mogen: kunnen verdragen
76 hiet: noemt
77 beleefdelijck: op gepaste wijze; rechte: ware
79 dan: maar
79-80 beveel sulcx u gonste: [ik] vertrouw dat toe aan uw welwillendheid
81 verantwoorden: verdedigen
83-84 de Keyser voor een spreecwoort hadde: de keizer als een spreekwoord gebruikte (de herkomst van het spreekwoord viel niet te achterhalen. Het dateert in elk geval van na de stichting van de Franciscaner orde in de dertiende eeuw. Waarschijnlijk wordt hier keizer Karel V bedoeld, die destijds ‘de Keyser’ was)
84-85 hem ...stellen teghen: zich liever teweer wilde stellen tegen
87 alderminste: allerlaagste (overigens worden de franciscanen ook wel minderbroeders genoemd)
88 Sinte Franciscus oorde: de orde van Sint-Franciscus (de franciscanen hadden destijds geen al te beste naam vanwege het aanmatigende optreden van bepaalde leden van die orde)
89 dat: wat
90-91 onschamel back-huys: brutale smoel, bakkes
91-92 dwars door de poorte: overal dwars doorheen
93 weerdicheydt: waardigheid, positie; Dan: maar
96 gnorten: knorren
98 inde Windt slaen: naast me neerleggen; ghelijck: zoals
99 pluymen: korenaren; want: opschudt (om ze van kaf en strootjes te zuiveren)
103 ginnickt of gabt: grinnikt of grijnst (vergelijk hedendaags ‘ginnegappen’)
104 Elck wat wils: zinspreuk van Roemer Visscher (zie ook alhier de commentaar bij de gelijknamige prent op de titelpagina)

Overlevering

Br2/1 p. 3-7

Varianten

6 sommighe Br2 < sommige Br1
10 hebbe: Br2 < hebbe; Br1
11 geworden Br2 < gheworden Br1
17 ghelijck Br2 < gelijck Br1
19 hebben, Br2 < hebben: Br1
22 Landt Br2 < landt Br1
33 ghy Br2 < gy Br1
37 van de Br2 < vande Br1; Waerheydt, Br2 < Waerheyt, Br1
38 toe staen Br2 < toe-staen Br1
40 Huysvrouw is, hem Br2c < Huys-vrou hem is, Br2, Huysvrouw is hem Br1c, Huys-vrouw' hem Br1
42 gheen Br2 < geen Br1
46 ghehoort Br2 < gehoort Br1
47 maer Br2 < Maer Br1
58 possunt Br2c/1 < posiunt Br2
61 kent: Want Br2 < kendt: want Br1
63 uyt. Br2 < uyt, [sic] Br1
65 ontschuldighen Br2 < ontschuldigen Br1
71 setten: Br2 < setten; Br1
78 noemt: Br2 < noemt; Br1
83 spreecwoort Br2 < spreeckwoort Br1
87 alderminste Br2 < alder-minste Br1
94 ooc, Br2 < oock, Br1
97 Daerom Br2 < Daer-om Br1
98 ghelijck men Br2 < ghelijck-men Br1

Editie

VdL 1, p. 5-6, 97-98

Literatuur

Waterschoot, ‘Een literaire maskerade’, p. 357; Schenkeveld-van der Dussen, ‘Roemer zonder roemerij’, p. 240-241

voetnoot40
Waterschoot (‘Een literaire maskerade’, p. 357) merkt naar aanleiding van het voorwoord bij de anonieme Leidse uitgave van 1612 op dat Roemer Visscher in 1614 niet ingaat ‘op meer ernstige poëticale kwesties zoals de keuze van het verstype of de ontleningen aan antieke en moderne voorbeelden’. Omdat Visscher zich hier beperkte tot de wat hem betreft meest serieuze poëticale aangelegenheid, de inhoud, is dat ook niet zo verwonderlijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken