Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Darwinia (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van Darwinia
Afbeelding van DarwiniaToon afbeelding van titelpagina van Darwinia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.09 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Darwinia

(1876)–Anne Johannes Vitringa–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Een roman uit een nieuwe wereld


Vorige Volgende
[pagina 232]
[p. 232]

Eene les voor candidaten bij de verkiezingen. Glatthaut wordt lid der kamer.

Maar Glatthaut was niet gerust. Hij wist heel goed, dat de voorlezingen van Ohnemark vele hoofden hadden op hol gebracht en dat zich eene sterke partij vormde om een candidaat in deze richting te kiezen.

De echte aristocratie was daar natuurlijk geheel onkundig van. Zij zat zoodanig vastgemetseld in hare zelfzuchtige beginselen, die daar te lande den geijkten naam van liberaliteit droegen, dat de wereld had kunnen vergaan, zonder dat zij er iets van merkte.

Was Glatthaut nu een onvoorzichtig man geweest, dan zou hij zich rechtstreeks tot de Ohnemarkianen gewend hebben. Doch deze openhartigheid zou hem slecht bekomen zijn. Immers er was geen denken aan, dat die nieuw gevormde partij het ooit tegen de oude liberalen zou kunnen houden.

Doch men kon niet weten! De kansen kunnen zoo vreemd loopen. Misschien hadden de nieuwe theorieën in 't geheim meer vorderingen gemaakt, dan iemand vermoedde. 't Voorzichtigst was hulpbenden tot ondersteuning van de geleerde wereld te laten aanrukken.

Met deze overlegging kon hij zijn schoonvader niet aankomen. Deze zou hem niet alleen hebben uitgelachen. Neen, hij zou danig boos zija geworden en den minsten

[pagina 233]
[p. 233]

twijfel aan de volstrekte oppermacht der liberale beginselen in der eeuwigheid niet hebben vergeven.

Glatthaut zweeg dus over de zaak en hield zich, als of hij geen oogenblik aan de politieke inzichten van het beroemde hoofd der liberale aristocratie twijfelde. In 't geheim echter nam hij zijne voorzorgen.

Ik meen vroeger verteld te hebben, dat zijne schoonmoeder, mevrouw Knarr von Knorrenstein, met hart en ziel aan de zwarte heeren was toegewijd. Geen wonder, dat hare dochter dezelfde neiging deelde. Ja, mevrouw Glatthaut was verzot op alles, wat van wierook doortrokken was, hoeden met dwaze breede randen en jassen met vrouwenrokken droeg. In den eersten tijd van zijn huwelijk had Glatthaut deze sympathie van zijne wederhelft met weerzin aangezien. Aan bijtende toespelingen op de voorwerpen harer genegenheid had het niet ontbroken. Maar toen hij zag, dat deze geen vat hadden op het eenigszins botte verstand en suffe gemoed van de dame, had hij meer afdoende maatregelen genomen. Niet alleen had hij zijne vrouw ten strengste verboden om de mis bij te wonen en haar met echtscheiding bedreigd, als zij voortging den zwarten heeren in de biecht vertrouwelijke mededeelingen te doen, hij had zelfs eenmaal een van deze gasten, dien hij in gezelschap van zijne vrouw betrapte, op tamelijk beleefde doch afdoende manier de deur gewezen.

En thans gevoelde Glatthaut, dat hij juist deze heeren noodig had om hulptroepen te leveren. Dat was een moeilijk geval. Doch als iemand maar niet dom genoeg is om stijfhoofdig vast te houden aan 't geen hij eenmaal gezegd heeft, staat er altijd nog wel een uitweg open.

Zoo ook hier. Glatthaut begon met zijne vrouw te kennen te geven, dat hij vroeger in zijn ijver wel wat te ver was gegaan en dat hij haar volle vrijheid liet om

[pagina 234]
[p. 234]

met de heeren paters te verkeeren Godsdienst, voegde hij erbij, in welken vorm ook, is toch beter dan volslagen godsdienstloosheid. 't Zou echter geraden zijn, dat zij haren vader niet in de zaak mengde en op het voorbeeld harer moeder stil haren gang ging.

Eenige dagen later veinsde hij zelfs belangstelling, ja, gaf hij te kennen, dat het hem niet onaangenaam zou zijn, als zijne vrouw hem van tijd tot tijd met die heeren in gezelschap bracht. Argeloos voldeed zij aan zijn verlangen.

Zoo kreeg Glatthaut overvloedig gelegenheid om het teere punt te bespreken. Het slot van zijne redeneeringen was altijd, dat het verkeerd gezien is om de menschen in de uitoefening van hun godsdienst te belemmeren; dat ieder moet weten, wat hij wil gelooven. Daarbij liet hij het niet ontbreken aan kleine complimenten over den ingetogen geest, dien het Katholicismus in Darwinia had gebracht. Ter voorkoming echter van elke poging der priesters om, zooal niet hem zelven, dan toch zijne vrouw tot openlijke omhelzing van dien godsdienst te bewegen, voegde hij er onmiddelijk bij, dat tot zijn leedwezen de plaats, die hij en de zijnen onder de aristocratie des lands bekleedden, elke geruchtmakende afwijking van de oude traditie des lands, die geenen godsdienstvorm hoegenaamd ook duldde, verbood.

In dezer voege legde hij de belofte af om, als hij invloed op de staatszaken mocht krijgen, het daarop toe te leggen, dat in Darwinia aan alle kerkgenootschappen onbelemmerde vrijheid en veiligheid zou worden gewaarborgd.

De priesters zagen in, dat voor het tegenwoordige niet meer zou zijn gedaan te krijgen. Bovendien kon zulk eene bepaling niet anders dan in hun voordeel zijn. Juist niet omdat zij liever bij helder licht dan in het donker plegen te werken, maar eenvoudig omdat zij in het vol-

[pagina 235]
[p. 235]

komen godsdienstlooze land zonder eenige concurrentie met andere sekten noodzakelijk eene goede vangst moesten doen.

Zij beloofden hunne stemmen en die van hunne gewillige schapen.

Zoo kwam derhalve in den persoon van Glatthaut een geheim verbond tusschen de zich noemende aristocratisch-liberale partij en de Ultramontanen tot stand. Zonder dat beide partijen eigenlijk veel van elkander afwisten, stemden zij beiden op Glatthaut. De candidaat der hervormingsgezinde partij van Willrecht of Ohnemark verkreeg meer stemmen, dan men vermoed had, - een bewijs, dat de hervormingsplannen veel veld hadden gewonnen. En ofschoon Glatthaut's naam zegevierend uit de stembus te voorschijn kwam, versterkte de thans opgedane ervaring hem toch in de stelling, dat de grootste van alle domheden is rechtstreeks op zijn doel los te trekken. Wat zou er van hem geworden zijn, als hij zich de oud-liberalen, die hij in zijn hart evenzeer bespotte als de Ultramontanen, tot vijand had gemaakt en den steun had gezocht van de thans onderliggende partij, met welke hij in den grond het meest sympathiseerde?

Ter loops zij aangeteekend, dat die afgewezen candidaat er ongelukkig afkwam. In Darwinia hield men het namelijk voor een bewijs van uitstekende liberaliteit om - vergeef mij in dit dor verslag een dichterlijken term! - in zulke gevallen met vergiftigde wapens te strijden. Elke candidaat werd op de grofste wijs uitgescholden. En bleef het nog daarbij! Men kwam bij voorkeur op zijn privaatleven. De belachelijke zijde van zijn persoon werd in courantartikels en strooibiljetten op de onbarmhartigste wijs ten toon gesteld. Behaalde nu iemand in den verkiezingsstrijd de overwinning, dan werden al die lasteringen weldra vergeten en door vriend en vijand als zeer geoorloofde aardigheden beschouwd. Maar

[pagina 236]
[p. 236]

wee den overwonnene! Op dezen bleven nog langen tijd de smetten kleven, die het den beschaafden Darwinianen behaagd had hem aan te wrijven. Zoo ook in dit geval. De tegenstander van Glatthaut was gebrandmerkt als landverrader, dief, moordenaar.

Nu trof het ongelukkig, dat deze man een zwaartillend karakter bezat. De melancholicus kon niet over de in deze zaak gebruikelijke en gewettigde vormen heenstappen. Hij werd bij den dag meer in zich zelven getrokken en menschenschuw. Als ik goed onderricht ben, heeft hij zijn leven in een krankzinnigengesticht geëindigd.

Aan dit alles stoorde onze vriend Glatthaut zich natuurlijk niet. Wel had hij bittere dingen moeten hooren. Schering en inslag van de tegen hem saamgerakelde smaadredenen was zijne plebeïsche afkomst. Een geestig teekenaar had zijne ouders afgebeeld als twee aapachtige bochels, die hun zoontje, dat toevallig met rechten ruggegraat geboren wordt, met angstig gelaat als een vreemd monster aanstaren en weigeren het als hunne wettige spruit te erkennen. Dan zag men hem als eene slang op den buik tusschen de academische jongelingschap kruipen en van alle kanten als een vuil ondier door de aristocraten geschopt en bespogen. Ook zijn huwelijk gaf ruimschoots stof tot geestige scherts. Mevrouw Emma was in de gelegenheid om een niet geflatteerd portret van hare twijfelachtige bekoorlijkheden te aanschouwen. Zij en haar vader stonden afgebeeld als verdorde boomstammen, die omstrengeld werden door een gemeen kruipend gewas met gouden bladeren.

Glatthaut schudde deze bespottingen als een natte poedel af. Hij verheugde zich innig, dat niemand iets van zijne betrekking tot de Zwarten gemerkt had en nam met een vroolijk hart zijne plaats onder de zeventig in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken