Den lvst-hof van de christelicke zielen

Sij Besluytet met een vierigh Ghebedt.

OCh hoe blijde zijn wij, ter wijlent dat de boose suchten ! Maer Heere, Ontferme dij over den Venckel; Sij de Goudt bloemen Ghenaedigh; Verplante de Lelien; Ende gheve de Roosen haeren soeten reuck weder ! De Moeder van het eerden vat daer mijnen Beminden in woonet, ligghet onder den Venckel, sijnen vader onder de Roosen, begraeven: Hij woonet onder de Goudt bloemen, Ende de Lelien hebben hem ghesien, ende over sijne ellende gheweenet. Nu lacht, Ghij Venckel; Verblijdt u, Goudt bloemen; Juychet ghij Lelien;

[p. 144]

Ghij Roosen, clappet in de handen: Want uwe Eerlickheydt blijncket als de Sonne, ende uwe Vreughet breket uyt als den Daegheraedt ! God is ghenaedigh. Ick Dancke, u Vader Heere des Hemels ende der aerden, dat ghij dese dinghen voor de Wijse ende Verstandighe [deses Werelds] hebt verborghen; ende hebt de selve den cleynen [Kinderen ende Suyghelinghen] gheopenbaeret ! Ia Vader: Want het heeft u alsoo behaeghet, Om dat alle Hooghmoedt soude wegh ghenomen worden ! Nu lovet den Heere met ons, O Sijne Heylighen, ende biddet hem aen in uwen anghst; soo sal hij uwe ziele verlossen. De ghenaede onses Heeren Iesv Christi sij met u allen ! Amen. Gedencket de Huysvrouwe van Loth. Waeckt ende bidt: Wij gaen ons rusten: Want onse Nacht-wachten hebben in Christo een

EYNDE.