Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stukken en brokken (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stukken en brokken
Afbeelding van Stukken en brokkenToon afbeelding van titelpagina van Stukken en brokken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

reisverhalen
verhalen
recensie(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stukken en brokken

(1941)–Lodewijk Vleeschouwer–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 203]
[p. 203]

Eerste kapittel.
Hoe ik met den held van deze geschiedenis kennis maekte.

Ik zat eens, op eenen namiddag, op de hierboven aengehaelde groene bank, met mynen rug naer het schildwachthuis gewend, mymerend den voor my liggenden plas te bezigtigen. Het was een allerliefste dag; vele schepen lagen, met volle zeilen, in gereedheid om te vertrekken. Het was byna hoogwater en het weder was kalm, zoodat de vaertuigen naer de tyde moesten wachten, om te kunnen voortvaren. Er kwam wel van tyd tot tyd eene windbui, die voor een oogenblik de zeilen vulde, en toen zag men de voorwerpen in het verschiet, langzaem achter den voorsteven verdwynen, om weder aen het roer te voorschyn te komen; maer de voortgang was geheel onbeduidend. Een snel voorbyvarende stoomboot maekte deze beweegloosheid nog meer opmerkelyk; want spoedig verdween hy uit het oog, terwyl de zeilschepen nog byna op de zelfde plaets waren blyven liggen. Eindelyk

[pagina 204]
[p. 204]

was de tyde geheel gekeerd, en al die menigvuldige blanke zeilen kwamen te gelyk in beweging, waren nu weldra de wending van de Schelde voorby, en lieten den dorptoren van Austruweel achten zich liggen.

Terwyl ik dit alles met diep genoegen zat ie bezien, had ik een' makker nevens my op de bank gekregen. Hy was zóó zachtjes genaderd, dat ik het gerucht van zyne treden niet had gehoord, en eerst wanneer ik, na eenigen tyd, van het voor my liggende tafereel myne blikken afwendde, ontwaerde ik de persoon van diens byzyn ik tot dan toe was onbewust gebleven.

Hy was een man van in de veertig jaren, zyne kleeding was rein en in goeden staet; maer hy droeg ze met zoo weinig smaek en een' aerd van slordigheid, die aenduidde, dat hy niet gewoon was zich veel in het gezelschap van zyne medemenschen te bevinden. Zyne geheele doenwyze gaf dit ook te kennen. Hy had zich geheel aen het einde der bank geplaetst, en zat er nog maer half op. Wanneer ik eerst myn oog op hem sloeg, zag hy juist naer mynen kant; doch dadelyk werd zyn aengezigt bloedrood, hy keek voor zich heen, en nam, op een enkel oogenblik, wel twintig verschillende houdingen aen. Hy zag naer omhoog, regt voor zich, naer beneden, met één woord, naer alle rigtingen, behalve naer my: hy legde zyne handen op zyne kniën, stak ze daerna in zyn' zak, vouwde ze vervolgens te zamen, kruiste

[pagina 205]
[p. 205]

dan zyne armen overeen; - maer niet een dier houdingen duerde langer dan een paer seconden. Met zyne beenen was het niet beter gelegen: eerst had hy zyn regter- over zyn linkerbeen geworpen, om dadelyk daerna het linke over het regte te leggen; en onmiddelyk plaetste hy weêr zyne twee voeten nevens elkander op den grond. Dan trok hy zyn' neusdoek uit zynen zak en scheen zich het zweet van het voorhoofd aftewisschen, ofschoon de tucht verre was van te warm te zyn; dan snuitte by zynen neus, ofschoon my dit, op het oogenblik, als eene gansche overtollige bezorgdheid voorkwam.

Ik had dit spel reeds eenigen tyd nagezien, en kon er maer niet uit wys worden. Hoe meer ik den man bezag, hoe menigvuldiger en ongeregelder werden zyne bewegingen. Teen begon ik te vermoeden, dat myne oplettendheid wel eenigzins kon bydragen om zyne rusteloosheid te vergrooten. Inderdaed, wanneer ik, zonder hem echter uit het oog te verliezen, een weinig het hoofd van hem afwendde en naer eenen anderen kant scheen te zien, werd hy op eens veel bedaerder, en het gelukte hem zelfs, zich eenige oogenblikken stil te houden, en het landschap dat voor hem dag te beschouwen. Maer zoo haest ik hem weder bezag, begon het spel op nieuw, tot hy zich nogmaels van myaen blik bevryd gevoelde.

[pagina 206]
[p. 206]

Een geruimen tyd waren wy aldus stilzwygend nevens elkander blyven zitten. Eens waegde ik het, hem te groeten, myn' hoed afnemende, wanneer hy toevallig, zich onbemerkt wanende, naer my zag. Met eene zenuwachtige snelheid vatte hy ook naer zyn hoofddeksel, hy werd rood als een meisje, keek toen naer de hoogte, bleef met zynen mond half open, en trachte een deuntje te neurien, maer het wou hem maer niet gelukken.

Ik was ondertusschen een weinig nader by hem komen zitten, en poogde een gesprek met hem aen te knoopen; want, ik weet niet waerom, ik gevoelde myne belangstelling in dien mensch sterk verwekt.

Ik begon met de meest alledaegsche aller toespraken:

- Een schoon weêrken, Mynheer, - zei ik.

- Hm, hm, - kwam hy, als of hy zyne keel wilde klaren, om iets te zeggen; hy deed toen nog eens: Hm..... en zweeg.

Een aerdig gast! - dacht ik in my zelve; doch ik gaf de kans niet op.

- 't Is een wonder, gelyk er veel schepen aenkomen en vertrekken! Vindt U dat ook niet, Mynheer?

- Hm.... ja.... hm... zeer veel... hm, hm. - En de goede man kon weder geene houding aennemen, maer zag, gelyk de Franschen zeggen: avec un oeil suns regard, naer allen kanten heen.

- Is U van Antwerpen? - vroeg ik.

[pagina 207]
[p. 207]

- Hm... ja... hm... dat is te zeggen... hm... ik ben... hm hm... ja ik ben van Antwerpen. -

En, door deze weinige woorden uitgeput, zuchte de vreemdeling diep, wiesch zyn voorhoofd met zynen neusdoek af, hoestte nog twee of drymael, en begon dan steil naer den grond te zien, als of hy daer iets zeer belangryks ontdekt had. Ik deed nog eenige poogingen om met hem in gesprek te geraken, maer kon er niet toe komen. Eindelyk groette ik myn' vreemdsoortigen gezel en ging henen.

Nog verscheidene malen ontmoette ik hem op de zelfde plaets. Eerst was zyne wyze van doen even zoo zonderbaer als den eersten dag; allengsken echter gewende hy zich aen my, en eindelyk kreeg ik hem zoo verre, dat by my zyne geschiedenis vertelde, dewelke ik hier, zoo veel mogelyk in zyne eigene woorden, laet volgen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken