Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Recensies! (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Recensies!
Afbeelding van Recensies!Toon afbeelding van titelpagina van Recensies!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Recensies!

(2001)–Marianne Vogel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

2 · Uitvinding van de ‘echte’ literatuur in de achttiende eeuw

In het achttiende-eeuwse Europa ontstaat geleidelijk een diepe kloof tussen wat men hoge en lage literatuur noemt. Andreas Huyssen heeft dat proces geschetst in een boek met de beeldende titel After the Great Divide. Voor die tijd maakte men ook wel verschil tussen teksten, maar niet op zo'n principiële zwart-witmanier. Die ‘Grote Tweedeling’ vond pas plaats in de tijd van Verlichting en Romantiek. De schrijf-cultuur veranderde, er kwamen allerlei genres bij, zoals belerende tijdschriften, die men ‘spectators’ noemde, en dag- en weekbladen. De boekproductie steeg en werd commerciëler, het aantal lezers groeide. Daardoor ontstond enerzijds de behoefte aan een verdere indeling van de literatuur, zoals dat altijd gaat met een zich uitbreidend gebied. Anderzijds wilde men zich onder meer afzetten tegen de groeiende commercialisering, en later tegen de industrialisering en massaproductie. Er kwam nadruk te liggen op het individu, op het schrijverschap als iets uitzonderlijks, op literatuur als de creatie van een geniale persoonlijkheid.

En zo vond men de ‘echte’, hoge literatuur uit: een apart domein van schoonheid, geschapen door het genie, bedoeld voor een verfijnde elite. Tegelijkertijd vond men als tegenhanger de ‘onechte’, lage, triviale literatuur uit, gemaakt door veelschrijvers, bedoeld voor de grote massa. Overigens is de hoge literatuur aan het einde van de negentiende eeuw weer in tweeën gesplitst toen de avant-gardestromingen opkwamen - symbolisme, impressionisme, expressionisme, dadaïsme enzovoort -, die voor een nog kleinere elite waren bedoeld.

Het woord ‘uitvinden’ heb ik zo-even opzettelijk gebruikt. Het gaat bij dit proces immers niet in de eerste plaats om

[pagina 12]
[p. 12]

werkelijkheid, niet om het ontdekken van iets dat al bestaat, maar men bedenkt een nieuwe theorie; men zet als het ware een nieuwe kleur bril op, waardoor alles plotseling die kleur lijkt te hebben. Natuurlijk heeft het opzetten van die nieuwe bril wel invloed op de werkelijkheid. Als je maar lang genoeg roept dat iemand dom is, begint diegene zich ook stuntelig te gedragen, en dat bevestigt weer de mening van de roeper. In zoverre heeft de proclamatie van de literaire tweedeling ook reële effecten gehad. Van veel groter belang is echter dat men daarmee twee etiketten in het leven had geroepen die men als wapen kon gebruiken. Wat men wilde pushen, kon men ‘hoog’ noemen; wat men afkeurenswaardig vond, heette ‘laag’.

Er vond nog een andere tweedeling plaats in de tweede helft van de achttiende eeuw: de uitvinding van beide seksen als wezenlijk verschillend. Voor die tijd zag men vrouwen als ‘gemankeerde mannen’. Zij misten wel iets, maar waren niet principieel anders. Volgens de zogenoemde ‘geslachtskaraktertheorie’ was dat echter wel het geval, en door deze denkwijze ging men mannen en vrouwen onder meer met tegengestelde eigenschappen verbinden, zoals hard en zacht, actief en passief, politiek geëngageerd en huiselijk. Zo ontstonden er nieuwe genderopvattingen.

De tweedelingen op literair gebied en op gendergebied raakten met elkaar verweven. Aangetoond is dat het bij de uitvinding van de twee soorten literatuur niet alleen ging om een contrast tussen hoog en laag, elite en massa, maar tegelijkertijd ook om een contrast tussen mannen en vrouwen. De hoge, ‘echte’ literatuur beschouwde men als iets mannelijks, de lage, triviale literatuur als iets vrouwelijks. Dat betekende dat het voor vrouwen moeilijk was om iets te schrijven dat gewaardeerd werd als ‘echte’ literatuur. Hun teksten werden bijna automatisch gezien als iets dat van minder betekenis

[pagina 13]
[p. 13]
Hoe men vrouwen in de periode tussen de twee wereldoorlogen uit de literatuur heeft verbannen
In de ogen van de jongeren bestaat er tussen vrouwen en literatuur een onverzoenlijke tegenstelling. Menno ter Braak en Eduard du Perron zijn vooral ironisch, maar anderen zijn openlijk agressief. Ook Du Perrons ironie kan trouwens kwaadaardig zijn. Tekenend is hoe hij zich verlustigt in het idee van een bloedraad bestaande uit Ter Braak, Slauerhoff, Greshoff, Van Wessem, Marsman en Kelk. Onder het bewind van deze mannen zou het snel afgelopen zijn met de vrouwen in de literatuur: ‘De guillotine zou slechts een heel enkele keer werken, maar het Amsterdams kanaal zou zich uitstekend lenen voor vele verdrinkingen.’
Naar: Van Boven 1992, p. 264-265.

was. Omgekeerd werden teksten van mannen wel gemakkelijk gezien als iets groots, iets dat literaire schoonheid bezat. Op die manier konden de twee etiketten dus worden gebruikt om schrijvende vrouwen buiten te sluiten.

Andreas Huyssen beschrijft bijvoorbeeld hoe het modernisme - een internationale stroming in de eerste helft van de twintigste eeuw - op allerlei manieren door mannen is ingezet om vrouwen en het vrouwelijke te weren. Sandra Gilbert en Susan Gubar hebben deze tactiek speciaal in de Britse literatuur onderzocht. Zij laten zien dat mannelijke schrijvers het een groot probleem vonden dat ze steeds meer vrouwelijke collega's kregen, die bovendien veel succes hadden bij het publiek. Daarom probeerden James Joyce, T.S. Eliot, Ezra Pound en anderen zich tegen hen af te zetten met vernieuwingen die ze als zeer exclusief presenteerden. Joyce merkte bijvoorbeeld tevreden op, nadat hij Eliots experimentele

[pagina 14]
[p. 14]

dichtbundel The Waste Land had gelezen: dit boek ‘maakt een einde aan het idee dat poëzie iets voor dames is’.

Precies hetzelfde patroon heeft Erica van Boven voor de Nederlandse literatuur in de eerste helft van de twintigste eeuw vastgesteld. Menno ter Braak, Eduard du Perron, Martinus Nijhoff enzovoort zetten zichzelf in het zonnetje door zich nieuw en bijzonder, modernistisch, te noemen. Tegelijkertijd beweerden ze dat de boeken van vrouwelijke schrijvers absoluut anders waren; dat zouden maar ‘vrouwenromans’ of ‘damesromans’ zijn, en dus lage, ‘onechte’ literatuur. Carry van Bruggen is als enige min of meer aan die veroordeling ontsnapt.

 

Je kunt dus constateren dat, hoe wisselend de literaire modes en stromingen ook zijn, er in de opvattingen over mannen en vrouwen één vast gegeven is: men vindt dat ‘echte’ literatuur gekoppeld is aan mannen en mannelijkheid. Met andere woorden, de inhoud van de literaire norm varieert, maar wat blijft is het gegeven dat mannen en literaire norm identiek zouden zijn, terwijl vrouwen en literaire norm een tegenstelling zouden vormen.

Hierbij zijn twee kanttekeningen te maken. Ten eerste is het niet zo dat men vrouwen altijd opzettelijk heeft buitengesloten. In veel gevallen heeft men die literaire norm grotendeels onbewust gehanteerd. Die was (en is) zo'n vast bestanddeel van het literaire leven dat men vaak automatisch op die wijze dacht. Ten tweede kun je niet van twee partijen spreken die tegenover elkaar staan; het is niet ‘de’ mannen tegen ‘de’ vrouwen. De meeste vrouwen dachten merkwaardig genoeg ook dat ‘echte’ literatuur iets mannelijks was. De oorzaak daarvan is dat vrouwen net zo goed met dat idee opgroeiden als mannen, en ze konden zich er doorgaans evenmin van losmaken, ook al was het in hun eigen nadeel.

[pagina 15]
[p. 15]

Nu is het natuurlijk erg jammer dat recensenten en andere literatoren het werk van vrouwelijke tijdgenoten als weinig belangrijk hebben afgedaan. Maar, kun je denken, als een boek goed is, komt het uiteindelijk toch wel bovendrijven. Uit onderzoeken van onder anderen Janssen, De Nooy en Van Rees blijkt echter dat dat niet het geval is. Wat na verschijnen negatief beoordeeld of genegeerd is, maakt ook later nauwelijks een kans. Latere generaties zien zo'n reactie niet meer als een (onbewuste) tactiek die bepaalde doeleinden diende, maar als zuivere waarheid. Dat geldt des te meer voor de negatieve oordelen over vrouwelijke schrijvers, want vanwege de ‘Great Divide’ geloofde men dat zij sowieso bij de lagere regionen hoorden. De invloedrijke Adriaan Morriën schreef bijvoorbeeld in 1950: ‘Op enkele zeer zeldzame uitzonderingen na ziet men de vrouwenlitteratuur juist daar ophouden waar het grote kunstwerk begint.’

Dit proces van het overnemen van eerdere oordelen heeft

(Gender)oordelen van recensenten worden later overgenomen
Meestal krijgen alleen debuten die bij grote literaire uitgevers zijn verschenen een flink aantal recensies. Voor schrijvers die weinig, negatieve of geen reacties kregen op hun vorige boeken, is er bij het volgende boek weinig hoop op verbetering. Het is zelfs nog onwaarschijnlijker dat hun werk later veel aandacht zal trekken. Essayisten en literatuurwetenschappers neigen ertoe om het oordeel van de recensenten te herhalen; ze besteden voornamelijk aandacht aan schrijvers die door de recensenten grootscheeps en positief zijn begroet.
Uit: Janssen 1998, p. 266.
[pagina 16]
[p. 16]

tot op heden zijn weerslag in de literatuurgeschiedenissen. De literatuurgeschiedenis is een genre dat eveneens in de achttiende eeuw is ontstaan. Toen men hoge en lage literatuur principieel van elkaar ging scheiden, zocht men ook een manier om dat verschil verder uit te drukken. Wat men als ‘hoog’ beschouwde, werd in literatuurgeschiedenissen opgenomen als iets dat belangrijk nationaal erfgoed was; wat men ‘laag’ vond, bleef onvermeld. En zo lezen we in de moderne literatuurgeschiedenissen nog steeds dat Carry van Bruggen de enige vrouw uit de periode tussen de wereldoorlogen zou zijn die ‘echte’ literatuur geschreven zou hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken