Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De poeten
Tegens de consistorie. aant.Ga naar voetnoot*

 
De goddeloose pionder-geest
 
Liet vliegen eenen donder-veestGa naar voetnootvs. 2
 
Van uyt sijn lasterlogen-gat,
 
De stanck die quam gevlogen rat
5[regelnummer]
By Dichters, op Parnassus neck;Ga naar voetnoot5
 
Wat bruyt ons deuse Classis-geck.Ga naar voetnoot6
 
Nu Prekers bystre wegen gaan,Ga naar voetnoot7
 
Riep Breroo, vijster tegen aan:Ga naar voetnoot8
 
Laat Luyt en Koster, Victoryn,Ga naar voetnoot9
[pagina 181]
[p. 181]
10[regelnummer]
Of Malsen vry den pictor zijn,Ga naar voetnoot10
 
Om af te malen desen dreet,Ga naar voetnoot11
 
Die ons poëten vreesen deed';
 
En hangen die, als wapen, veur
 
De donderdaachsche Papendeur;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Op dat dit volckje blint en manck,
 
Denckt, Heer, wat zijn wy wint en stanck:Ga naar voetnoot16
 
Wat geven wy de kleuren schijn,
 
Die rechte slechte leuren zijn.Ga naar voetnoot17-18
 
De Preeck-stoel lacht de Dichters uyt,
20[regelnummer]
En hy is selfs een lichter guyt.Ga naar voetnoot20
 
Soo 't guyten zijn, wiens tover-reenGa naar voetnoot21
 
't Volck eeren doen hun Overheen,
 
En nimmer sotte zielen broen,Ga naar voetnoot23
 
Gelijck die botte fielen doen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die malle Ian te klauwen plach,Ga naar voetnoot25
 
Soo dick hy speelde vrouwen dach:Ga naar voetnoot26
 
En swetste met sijn Priester breet,Ga naar voetnoot27
 
Wanneer hy Burgemiesters scheet
 
En Schepens, op die greep geleert,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
't Ging glat, al wast met zeep gesmeert.Ga naar voetnoot30
 
Dan gilde 't gecke Doorentje,Ga naar voetnoot31
 
Trots Waach, trots Dam, trots Toorentje,Ga naar voetnoot32
 
Een Vinck, die 't van de geesten hoort,Ga naar voetnoot33
 
Die seyt het aen geen beesten voort.

voetnoot*
Van 1628. Afgedrukt volgens de tekst in Poesy, Het tweeden Deel. Den tweeden druck (1647), blz. 184. Volgens een aantekening in Brandt's uitgave van Vondels Poëzy II, blz. 180 werd dit gedicht in Februarie 1628 vervaardigd.
voetnootvs. 2
donder-veest: luid klinkende wind.
voetnoot5
Parnassus neck: de top van de dichterberg.
voetnoot6
bruyt: plaagt, kwelt; Classis-geck: Jan Willemsz. Bogaert, die zich naar de Classis had laten afvaardigen.
voetnoot7
bystre wegen gaen: verkeerde paden inslaan (vgl.: het spoor bijster zijn).
voetnoot8
vijsten: een veest laten.
voetnoot9
Luyt: een Amsterdamse advokaat, die Vondel in de Palamedes-zaak bijstond; Koster: Dr Samuel Coster; Victoryn (of Vechters): de bekende vriend en raadsman van Vondel.
voetnoot10
Malsen: Thomas van Malsen, de vermaarde toneelspeler en ‘penseelschrijver’; pictor: schilder.
voetnoot11
dreet: synoniem van veest (vgl. Mnl. driten).
voetnoot14
De donderdaachsche Papendeur: deur van het consistorie, dat te Amsterdam elke Donderdag vergaderde. Tevens woordspeling met donder.
voetnoot16
wat zijn wy wint en stanck: wat zijn wij eigenlik verdorven.
voetnoot17-18
Wat geven wij een mooie schijn aan dingen die waardeloos zijn (leuren: prullen, beuzelingen).
voetnoot20
hy: de Preeckstoel, d.w.z. de predikant; selfs: zelf; guyt heeft in de 17e eeuw een ongunstige betekenis: schelm, bedrieger, huichelaar. Ook licht moet hier in ongunstige zin opgevat worden als: onbetrouwbaar (Ned. Wdb. VIII, 1948).
voetnoot21
Als men tenminste mag spreken van ‘guyten’ bij hen, wier gedichten (tover-reen: machtspreuken) tot strekking hebben....
voetnoot23
sotte zielen broen: de mensen het hoofd op hol brengen (letterlik: gekke geesten verwekken).
voetnoot24
die botte fielen: de leden van 't consistorie.
voetnoot25
malle Ian: J.W. Bogaert, het ‘malle ventje’ van Rommelpot, vs. 145; klauwen zal hier opgevat moeten worden in de Z.-Ned. betekenis: met opengespreide handen naar iets grijpen (Antws. Idioticon), dus in dit verband: aanhalen.
voetnoot26
speelde vrouwen dach: Op Vrouwendag had de verkiezing van de wethouderschap plaats. Dit slaat dus op de intriges van deze oudschepen in voorafgaande heimelike samenkomsten om de aanhangers van de kerkelike partij gekozen te krijgen. Daarom wordt spottend gezegd, dat hij daar Burgemiesters en Schepens scheet (vs. 28). (Vgl. hierover A. Hallema in De Nieuwe Gids, April 1929).
voetnoot27
sijn Priester: wie hiermee bedoeld wordt, is mij niet duidelik.
voetnoot29
op die greep geleert: in die kunst ervaren.
voetnoot30
al: alsof (Ned. Wbd., I, 88); met zeep gesmeert: zinspeling op zijn zeepzieders nering.
voetnoot31
Doorentje: dat dit een verkleinwoord zou zijn van door: gek (Ned. Wdb. III, 2908) lijkt mij, ook wegens de verbinding met geck, niet waarschijnlik. Schuilt er een eigennaam achter?
voetnoot32
Dam: als zetel van het stedelik bestuur; Toorentje: van het Stadhuis: vergaderplaats van de Burgemeesters.
voetnoot33
Vinck: propoost der schutterij ‘die zeer vrolyk van geest was, en gewoon zyn oordeel over zodanige Handelingen vryelyk t'uiten’ (A.). De betekenis van de beide laatste regels is mij niet duidelik. Met de geesten zouden de rederijkers bedoeld kunnen zijn. In de Amersfoortsche uitgave staat onder dit gedicht het jaartal 1629.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons