Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

Brief Aen den Drost van Muyden,
spellende
De herstellinge der Duytsche Vryheyd. aant.Ga naar voetnoot*

 
Een lieflijck luchje voer u toe mijns harten groet,
 
Doorluchte Drost, wiens gunst verplicht houd mijn gemoed,Ga naar voetnootvs. 2
 
Hoe verre 't lichaem dwaelt, van ros en wind gedragenGa naar voetnoot3
 
Daer steyler rolt op 't hoofd de klaer bestarnde wagen;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Daer nauwelijcx de son beneden 's aerdrijcx kim
 
Gesoncken, weêr verrijst, en maeckt een' korter schim.Ga naar voetnoot6
 
Hier praelt het hooge koor en sijn' gewijde autaeren,Ga naar voetnoot7
 
Waer voor d'aertsbisschop, met toejuyching veeler schaeren,Ga naar voetnoot8
 
Gewoon is al van ouds te scheppen aerdsche Goôn.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Hier heerscht hy, die so trots sijn' afgeleyde kroonGa naar voetnoot10
 
Met opgesetten helm, in 't vlacke veld verdedight,
 
En fier by beurt sijn' vuyst tot staf en kling beledight:Ga naar voetnoot12
 
En schoon Fortuyn hem heb den zegepalm ontseyt,
 
En meermaels sijn gesloopt en vlughtigh heyr gespreyt;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Wanneer hy afgestreen, met wisseling van paerden,Ga naar voetnoot15
 
D'op hem geloosde roers pistool en blancke swaerdenGa naar voetnoot16
 
Ontworstelde, noch word sijn oorlooghsmoed niet flaeu:Ga naar voetnoot17
 
Noch hoopt hy, t'sijner tijd, den Roomschen arendsklaeu,Ga naar voetnoot18
 
Die stout op vetten roof nu sit in top geklommen,
20[regelnummer]
Met kracht t'ontrucken de gegrepe Vorstendommen;Ga naar voetnoot20
[pagina 188]
[p. 188]
 
Hoe ongelooflijck 't schijnt te stuyten dit geweld,
 
Dat van den Donau af komt bruysen in de Belt,
 
En afspoelt soo veel lands, en uytroyt soo veel' troonen.
 
Der Duytschen sluymering, gezart door 't schendigh hoonen,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ten lange lesten eens opwaecken sal tot wraeck.
 
Wy hebben allerley gepeynst op dese saeck:
 
En gaende, op onse reys, in Nedersaxen dwaelen,
 
Door bosschen droef van loof, en schel van nachtegaelen.Ga naar voetnoot28
 
Uyt vreese van gevaer gesterreckt met geley,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Gebeurde my wat vreemds, ten ende was de May.
 
De nuchtre dageraed met sijn' saffraenden luysterGa naar voetnoot31
 
Allengs in't Oosten rees, en mengde licht en duyster:
 
Het was nocht dagh nocht nacht, maer dagh en nacht te gaêr:Ga naar voetnoot33
 
De beecxkens in het woud die ruyschten silverklaer:
35[regelnummer]
Oock ruyschte blad en lof om 't kraecken van den waegen,Ga naar voetnoot35
 
Getroffen van een koelt, de voorbo van het daegen:
 
Wanneer op 't onvoorsienst, ter zijden uyt den bosch,Ga naar voetnoot37
 
Een' achtbre vrou vooruyt komt stooten met haer ros;Ga naar voetnoot38
 
Bestuwt met eenen stoet van hertogen en graeven,
40[regelnummer]
Die, aen haer' trou verplicht, sich meê ter vlucht begaeven.Ga naar voetnoot40
 
Soo ras sy ons verneemt, 't is onraed, roeptse, wend.Ga naar voetnoot41
 
Se wil flucx wenden, eerse vriend of vyand kent.
 
Wy roepen: wieghe zijt hou stand, en wilt niet schroomen
 
Nocht schricken voor die geen', die eerst uyt Holland komen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Tot niemands achterdeel, stand houd sy op dat woord,Ga naar voetnoot45
 
En schijnt vermaeckt, so ras sy Holland noemen hoort,Ga naar voetnoot46
 
En naerdert ons' karros hieromme niet te luyer.Ga naar voetnoot47
 
Haer aenschijn toontse, door het vlijen van den sluyer,Ga naar voetnoot48
 
En wischt met d'ander hand haer' oogen rood van druck.
50[regelnummer]
Wy spreecken: eedle vrou wat woedend ongeluck,
 
Wat onheyl jaeght u hier, langs buytenbaensche paden,Ga naar voetnoot51
 
In naere schemering? ach! steentse, ick ben verraden.Ga naar voetnoot52
 
De Duytsche Vryheyd vlied den bodem van het rijck.
 
Waer raecktmen strandewaert? wy soecken algelijckGa naar voetnoot54
[pagina 189]
[p. 189]
55[regelnummer]
Te paerde door de zee ons selleven te redden.Ga naar voetnoot55
 
Mijn rust is hier gesteurt op haer' geruste bedden.
 
Waer vinden wy het vleck, dat in de duynen leyt,Ga naar voetnoot57
 
De wereld door vermaert door heldendapperheyd?
 
Daer eer mijn Welhem heeft in't harrenas gebloncken
60[regelnummer]
En Spanjen, doen het was so godvergeten dronckenGa naar voetnoot60
 
Van 't Peruaensche bloed, geleert, hoe kleen het zy,Ga naar voetnoot61
 
't Geen stuyten kan den scheut der Christe Monarchy.
 
Ick kon my selve traegh tot ballingschap verpijnen,Ga naar voetnoot63
 
Voor dat graef Rudolfs geest bebloed my quam verschijnen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ter middernacht, daer ick mijn' leden had gestreckt.
 
Mevrouwe, sprack hy, sooghe noyt waert opgeweckt
 
Door oorlooghsrampen en bebloede nederlaegen,
 
Door moordgeschrey en landbederfelijcke plaegen,Ga naar voetnoot68
 
Soo weck u eens de moord soo wreed aen my gepleeght,
70[regelnummer]
Die allen overlast en wreedheyd over weeght.Ga naar voetnoot70
 
Waer sal oprechte trou voortaen sich op verlaeten?
 
'k Ontsloot mijn' graeflijckheyd aen Oostenrijcks soldaeten,Ga naar voetnoot72
 
En vierdese den toom, als waer ick aller slaef.Ga naar voetnoot73
 
Een ander had de daed, en ick den naem van graef.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ick ben gesworen heer, een vreemde steltme wetten.Ga naar voetnoot75
 
Men troontme onnoselijck, op schellemsche bancketten.
 
Men moord my, onder schijn van onderling krackeel.
 
Uytheemschen vangen 't aen: de landsheer boet het scheel.Ga naar voetnoot78
 
Mijn graeflijck bloed besprengt mijn' erfelijcken acker.
80[regelnummer]
En lust u 't slaepen noch? en wordghe noch niet wacker?
 
Ga bergh u onder 't dack, terwijl het onweer ruyscht,Ga naar voetnoot81
 
Daer nu een jongling vrijt den vrydom met sijn' vuyst.Ga naar voetnoot82
 
Van ouds is 't al gespelt dat Duytschlands moed sal swijcken:Ga naar voetnoot83
 
De Vryheyd over Rijn, voor eenen tijd lang, wijcken,
85[regelnummer]
Soo lang tot Holland, met sijn' bondgenooten, haer
 
Weêr setten sal met kracht en staci op 't autaer:
[pagina 190]
[p. 190]
 
Dan sultghe blincken, by u welkome onderdaenen.
 
Op op, en troost mijn' bruyd, die druckigh smilt in traenen.Ga naar voetnoot88
 
Hier meê verdween de geest. het spoocken was gedaen,
90[regelnummer]
En ick met desen sleep begaf my herwaert aen.Ga naar voetnoot90
 
Soo spreeckt d'eerwaerde vrou, en breeckt haer' klacht met nocken,Ga naar voetnoot91
 
Ten diepen boesem met veel suchtens uytgetrocken.
 
Ick tot medoogen van soo groot een ramp geparst,
 
Heb naulijcks antwoord ree, of 't heele bosch dat barst
95[regelnummer]
Van dreun en donder, brand en blixem der musketten,
 
En galmt van wapenklanck van tromlen en trompetten.
 
Een yeder vlught sijns weeghs. de vreese voor gevaer
 
Soeckt troost aen yslijckheen. geen schuylhoeck is te naer.Ga naar voetnoot98
 
Hier klaegh ick: Heer, hoe lang, hoe lang hebt ghy besloten
100[regelnummer]
Den aerdboôm tot een' roof te geven aen de grooten,
 
Wier staetsucht 's vollecks vleesch als roest het yser vreet?Ga naar voetnoot101
 
D'onschuldige gemeent die staet op bloed en sweet
 
Hun' overdwaelsche pracht. om met een pop te prijckenGa naar voetnoot102-103Ga naar voetnoot103
 
De wijde wereld word een kerreckhof vol lijcken,
105[regelnummer]
Vol rottings en vol stancks. hoe tref ick hier uw doel?Ga naar voetnoot105
 
Dit sietghe van omhoogh, en draeght u traegh en koelGa naar voetnoot106
 
In 't straffen der misdaên en gruwelijcke stucken.
 
Fortuyn die schakelt staegh een' reecks van ongelucken,
 
En schroeft hier door in top de mindre mogentheen,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En 't opgeschroefde weêr stort schielijck naer beneên.
 
Wat sal van dese saeck besluyten 's menschen sotheyd?Ga naar voetnoot111
 
't Behaeghde u rust alleen te stellen in uw' Godheyd,Ga naar voetnoot112
 
Op datmense in u soeck, en d'ydelheen veracht,Ga naar voetnoot113
 
Die Heraklijt beweent, en Demokrijt belacht.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
O onbeweeghlijcke as! om wie de dingen draeyen,
 
Die van geen' roering weet, wat stormen dat'er waeyen,Ga naar voetnoot116
 
Verleen mijn' ziele rust in uwe vastigheyd;
 
Terwijl het aerdrijck hier mijn' voeten vrede ontseyt.
 
Soo spreeckende ick bedaer, en ga mijn' reyse spoeijen.
[pagina 191]
[p. 191]
120[regelnummer]
De minste ritsling doet de vreese dubbel groeijen.
 
Dan wensch ick veyligh t'huys te rusten by mijn' vrou.
 
Dan nijpt mijn broeders lijck mijn teeder hart met rou.Ga naar voetnoot122
 
Dat weyt mijn geest met u in heylghe Poësye.
 
Dan bid ick, dat Reael geweld nocht tyrannyeGa naar voetnoot124-vlgg.
125[regelnummer]
Bejegen, nu men hem naer Praegh gevangen voert,
 
Wiens schipbreuck 't vaderland en u en my ontroert.
 
Ick hoop wy sullen hem behouden noch aenschouwen,
 
Die met een heldenstuck mijn' Poësy sal bouwen:Ga naar voetnoot128
 
Beveeltmen my dan 't rijm, 'k beveel u 't rijmeloos,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Wiens pen der Vrancken held deed leven voor altoos.Ga naar voetnoot130
 
 
In de Sont. 1628.
 
 
I.V. Vondelen.
voetnoot*
Van 1628. Afgedrukt volgens de eerste uitgave in plano (hg. 378 mM., br. 254 mM.). Unger: Bibliographie, nr. 161.
Vondel schreef deze brief waarschijnlik in de voorzomer van 1628, toen hij naar Denemarken gereisd was ‘om eenige schulden, van zyne of zyn vrouws neeringe, in te vorderen’ (Brandt).
voetnootvs. 2
gunst: genegenheid.
voetnoot3
ros en wind: de reis ging met de postkoets (zie vs. 35) en per zeilschip.
voetnoot4
de klaer bestarnde wagen is de Grote Beer, die men hoger ziet stijgen, naarmate men Noordeliker komt. Later vervangen door: Noortsche Beerenwagen.
voetnoot6
schim: schaduw; hier: nachtelike duisternis. De zomernachten zijn korter in 't Noorden.
voetnoot7
het hooge koor: van de Lieve-Vrouwe-kerk te Kopenhagen.
voetnoot8
d'aertsbisschop: het hoofd van de Lutherse kerk had deze titel behouden.
voetnoot9
aerdsche Goôn: koningen, in de heroïese beeldspraak der Renaissance. Hier worden dus de Deense koningen gekroond.
voetnoot10
hy: Christiaan IV.
voetnoot12
beledigen (vgl. verledigen), oorspr.: vrij maken; dus: die beurtelings zijn vuist, leent om krachtig het koninklik gezag (de staf) te voeren en om het zwaard te hanteren.
voetnoot14
vlughtigh: op de vlucht geslagen.
voetnoot15
afgestreen: door de langdurige strijd uitgeput.
voetnoot16
geloosde roers: afgeschoten geweren.
voetnoot17
Ontworstelde: met moeite ontkwam aan.
voetnoot18
Roomsch: nl. van de Keizer.
voetnoot20
de gegrepe Vorstendommen: o.a. Mecklenburg en de Paltz.
voetnoot24
gezart: geprikkeld.
voetnoot28
droef: somber; schel: vol geschal; (schel heeft bij Vondel nog geen onaangename bijbetekenis).
voetnoot29
gesterreckt met geley: voorzien van gewapend geleide.
voetnoot31
nuchter: pas ontwaakt; met sijn' saffraenden luyster: met zijn prachtige gele gloed.
voetnoot33
Het was nocht dagh nocht nacht: met dezelfde woorden begint Hooft het verhaal van de verschijning van Italia in de ‘Brief aen de Camer in Liefd' Bloeyende’ (vs. 39), waaraan Vondel hier duidelik gedacht heeft.
voetnoot35
om 't kraecken van den waegen: om de krakende reiskoets.
voetnoot37
uyt den bosch: datief-vorm.
voetnoot38
Een' achtbre vrou: de Duytsche Vryheyd (vs. 53); vooruyt komt stooten: plotseling te voorschijn komt.
voetnoot40
aen haer' trou verplicht: door belofte van trouw aan haar verbonden.
voetnoot41
wend (tot haar gevolg gezegd).
voetnoot44
eerst: zo pas.
voetnoot45
achterdeel: nadeel.
voetnoot46
vermaeckt: van haar schrik bekomen.
voetnoot47
niet te luyer: des te sneller.
voetnoot48
vlijen: neerleggen, afleggen.
voetnoot51
buytenbaensch: afgelegen.
voetnoot52
verraden: in 't ongeluk gestort.
voetnoot54
algelijck: allen te zamen.
voetnoot55
door de zee: door de zee te bereiken.
voetnoot57
het vleck: 's Gravenhage.
voetnoot60
godvergeten: letterlik: zonder zich om God of gebod te bekommeren.
voetnoot61
't Peruaensche bloed: door de gruwelike moorden bij de kolonisatie van Peru; hoe kleen het zy, 't Geen....: hoe zelfs een kleine staat als de Republiek de aanval (scheut) van de grote Christelike Mogendheid kon weerstaan.
voetnoot63
sich verpijnen: oorspr.: zich inspannen, zich uitputten; hier: zich zelf met moeite ergens toe brengen.
voetnoot64
graef Rudolf van Oost-Friesland werd de 27ste April 1628 vermoord. Hij was door's Keizers overste Gallas op een maaltijd genodigd, die op een vechtpartij uitliep. De graaf wilde de twistenden scheiden, maar werd daarbij dodelik gewond. Vondel stelt het voor alsof hier verraad in het spel was, en de moord opzettelik beraamd (vs. 77).
voetnoot68
landbederfelijcke: verderfelik voor het land.
voetnoot70
overlast: geweld, mishandeling (nu in betekenis verzwakt); over weeght: te boven gaat.
voetnoot72
graeflijckheyd: graafschap.
voetnoot73
vierdese den toom: liet ze hun gang gaan.
voetnoot74
d.w.z.: in mijn eigen land had ik niets meer te zeggen.
voetnoot75
gesworen heer: de landsheer aan wie men trouw gezworen heeft.
voetnoot78
boet het scheel: moet (met zijn leven) boeten voor de onderlinge geschillen.
voetnoot81
het onweer: de storm (nl. van de strijd).
voetnoot82
een jongling: Frederik Hendrik; vrijt: bevrijdt.
voetnoot83
swijcken: zwichten.
voetnoot88
mijn' bruyd: Anna Augusta van Brunswijk, met wie hij sedert 1624 verloofd was.
voetnoot90
sleep: gevolg.
voetnoot91
nocken: snikken.
voetnoot98
Soeckt troost aen yslijckheen: in verband met het volgende zal dit betekenen: getroost zich de ontbering van de gruwelikste, onherbergzaamste plaatsen; naer: somber, angstwekkend.
voetnoot101
staetsucht: heerszucht.
voetnoot102-103
Hun' overdwaelsche (buitensporige) pracht (d.w.z.: van de groten) is onderwerp; staet op: komt te staan op.
voetnoot103
een pop: een mooie vrouw, waarschijnlik met de bijgedachte: pronkziek en lichtzinnig (vgl. Huygens Costel. Mal vs. 253: ‘Die pop is op-getoyt’ en Vondel Dl. 2, blz. 491, vs. 47, van Potiphar's vrouw gezegd).
voetnoot105
uw doel: uw bedoeling.
voetnoot106
draeght u: gedraagt u.
voetnoot109
schroeft in top: heft omhoog.
voetnoot111
Wat voor gevolgtrekkingen zal de dwaze, kortzichtige mens hieruit kunnen maken?
voetnoot112
rust alleen te stellen in: te bepalen dat rust slechts te vinden zou zijn in.
voetnoot113
d'ydelheen: nl. van het wisselvallige aardse lot.
voetnoot114
De wijsgeren Heraclytus en Democritus worden tradioneel voorgesteld als lachende en schreiende om de menselike dwaasheid.
voetnoot116
roering: beweging.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 127 sullen hem, de planodruk heeft sullem hem.
voetnoot122
mijn broeders lijck: van zijn betreurde broeder Willem, in Januarie van dit jaar overleden (vgl. hiervóór, blz. 179).
voetnoot124-vlgg.
Zie het gedicht en de aantekeningen op blz. 195.
voetnoot128
Die door zijn heldendaden stof zal leveren voor mijn dichtkunst.
voetnoot129
'k beveel u 't rijmeloos: ik laat aan u de beoefening van het proza over.
voetnoot130
der Vrancken held: Hendrik IV; Hooft had in 1626 zijn Hendrik de Grote voltooid, en Vondel wist dat hij daarna zijn Nederlandse Historiën op touw gezet had.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over P.C. Hooft