Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 261]
[p. 261]

[Zegesang ter eere van Frederick Henrick]aant.

ZEGESANG TER EERE VAN FREDERICK HENRICK, Boschdwinger, Wezelwinner, Prince van Oranje wordt hier afgedrukt naar de tekst van de eerste uitgave ('tAmstelredam by Willem Blaev, 1629). Zie op blz. 264 't titelblad typografies nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 172.

De Zegeprent op 's Hertogenbosch, die we hier aan de Zegesang vooraf doen gaan, behoort niet tot de uitgave zelve.

Als Brandt zich niet vergist in zijn Leven (oorspr. uitgave, blz. 28), zou er in 's dichters tijd een plano van de prent met het gedicht hebben bestaan, die Unger en wij niet kennen. Brandt schrijft daar namelik:

‘In den jaare MDCXXIX gaf hem 't veroveren van 's Hertogenbosch en 't winnen van Wezel stof tot dien treffelyken Zegezang ter eere des Prinsen van Oranje, die hy den tytel geeft van Boschdwinger en Weezelwinner. Dit gedicht was gestelt onder een print, daar men den Prins, op een' triomfwagen gezeten, en gevolght van zyne Helden, in den Haaghe de poort van 't Hof zagh inryden. Boven in den heemel zat Keizer Adolf van Nassau, omringt met Nassausche Helden, en verzelt met Henrik den Grooten, Koning van Vrankryk. Ook hadt men den Advokaat Oldenbarnevelt in deezen heldenheemel gezet, daar veel op te zeggen viel. Maar als iemant den Dichter in een Boekverkoopers winkel vraaghde, Waarom stelt gy Barnevelt onder de Nassausche Helden in den heemel? schreef hy op staande voet het steekend antwoordt, dat onder zyn Heekeldichten geleezen wordt.’

Unger vermeldt in zijn Bibliographie op nr. 175 wel zo 'n prent met tekst, maar eerst van 1721, die hij als volgt beschrijft:

‘Zegezang ter eeren van Frederik Hendrik Prince van Oranje. Onderaan: Te Rotterdam, by Pieter vander Veer Boekverkooper, 1721. In plano (hg.363, br. 235 mM.).
Het vel is in drie kolommen verdeeld. In de eerste een gedeelte van den Zegezang, in de tweede een kopergravure, voorstellende de Zegewagen van Frederik Hendrik, met het versje: “Vraagt men waarom Barneveldt in den hemel werd gesteld”. Daaronder leest men: “Dit plaatje hoort in J.v. Vondels Pozy (sic) I deel Pag. 28, alsmede inde Hekeldigten in Quarto en in Octavo Pag. 59”.
Eindelijk daaronder en in de derde kolom het vervolg van den Zegezang, onderteekend “J.v. Vondel”.

Bij vs. 8 van 't hekeldichtje op blz. 263 tekent de zgn. Amersfoortse uitgave aan:

‘Sommige Contra-Remonstranten gaven voor, dat Olden-Barnevelt in de belijdenisse van hun gevoelen, ten aensien van 't geschil der Predestinatie, was gesturven.’
[pagina 262]
[p. 262]


illustratie
Anonieme zegeprent op de verovering van 's Hertogenbosch door Frederik Hendrik in 1629.


[pagina 263]
[p. 263]


illustratie
‘Nassausche heldenhemel’, Fragment op ware grootte uit de hiernaast verkleind weergegeven zegeprent op de verovering van 's Hertogenbosch.


Vondel wierdt gevraagt waarom hy Barnevelt in een print in den heemel had doen zetten:

Antwoordt.Ga naar voetnoot*
 
Vraagt men waarom Barnevelt
 
In den Hemel wordt gestelt.
 
't Is om dat de Predikanten,
 
Die als heylige Gesanten
 
Voor hem baden op 't Schavot,
 
Voerden soo sijn ziel tot Godt.
 
Doen hy om 't quaadt bloet te koelen
 
Storf in 't Gommarist gevoelen,
 
In 't gevoelen van een swaardt,
 
Dat geen Patriot en spaardt.
[pagina 264]
[p. 264]

Zegesang ter eere van Frederick Henrick,
Boschdwinger, Wezelwinner,Prince van Oranje.

t' Amstelredam

By Willem Blaev,
M. DC. XXIX.



illustratie

[pagina 265]
[p. 265]

Den E. grootachtbaeren, Eerentvesten, wijsen, en voorsienigen Heeren, Mijnen Heeren den Bvrgermeesteren en regeerderen
Der wijd beroemde koopstad Amstelredam.aant.Ga naar voetnoot*

 
Ghy Burgervaders van dese hooghgemelde stad,Ga naar voetnootVs. 1
 
Die rijck van burgery, van schepen, pracht en schat,
 
Verstreckt des oorlooghs siel, het oogh der vrye steden;Ga naar voetnoot3
 
Waer doorghe in Staetenraed als Goôn word aengebeden,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Geviert van onsen Vorst, die sich op God verlaet,
 
Op u, en op sijn' deughd, wan 't heyr te velde gaet:Ga naar voetnoot6
 
Ick bid ontslaet u wat van 's lands bekommeringen,
 
Nu d'algemeene vreughd mijn' geest bekoort tot singen:
 
Mijn' Sangheldinne volght het triomfeerend swaerd,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat Spanjens Monarchy, en Oostenrijck vervaert.
 
 
Vwe E. onderdaenighste
 
 
I.V. Vondelen.
[pagina 266]
[p. 266]


illustratie
[Afbeelding op 3/4 der ware grootte]


[pagina 267]
[p. 267]

Zegesang ter eere van Frederick Henrick,
Boschdwinger, Wezelwinner, Prince van Oranje.

 
Wie is hy, dien de lauwer voeght,
 
En met een aensicht soo vernoeght,
 
Geseten op den zegewagen,Ga naar voetnootVs. 3
 
Keert weer van vyands nederlaegen?
5[regelnummer]
Is 't oock de schutter, wiens geweerGa naar voetnoot5
 
De landsmet Python ley ter neer,
 
Om wien de volcken vrolijck dringen,
 
Die hupplende het triomflied singen?
 
Of is 't d'wtdaeger van de moeyt,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die Hydraes bloedende aders schroeyt:
 
Wien danckbaerlijck Thebaensche schaerenGa naar voetnoot11
 
Toewijen kercken en autaeren?
 
Of is 't een held van 't oude Room;
 
Die op den vyandlijcken boôm,
15[regelnummer]
Tot weering van gemeene ellende,Ga naar voetnoot15
 
Geluckigh d'oorloogstoomen mende?Ga naar voetnoot16
 
Of is 't der weereld wonderding,
 
De Macedoonsche jongeling;Ga naar voetnoot18
 
Die, doen het jonge Tyrus schempte,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De zee met 't oude Tyrus dempte,Ga naar voetnoot20
 
En smoorde soo veel stofs en puyn,Ga naar voetnoot21
 
En Libans cederrijcke kruyn,
 
Tot dat hy stormde wt haeren setel,Ga naar voetnoot23
[pagina 268]
[p. 268]
 
Die elck te trots was en vermetel?
25[regelnummer]
Neen, 't is geen held van d'oude tijd,
 
't Is Fredrick Henrick, die den nijd
 
En all' die hem sijne eer misgonnen,
 
Door moedigh worstlen heeft verwonnen:
 
Die d'Oldenzeelsche vesten dwong:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die Wesel innam met een' sprong:Ga naar voetnoot30
 
En Grol heeft tot sijn' winst gestreecken;Ga naar voetnoot31
 
Dat tweemael 't leger op sagh breecken:Ga naar voetnoot32
 
Die met sijn volck te voet te ros,
 
Verovert heeft 's Hartogenbosch;
35[regelnummer]
Dat tweemael 't leger op sagh breecken.
 
O groote winst van weynigh' weecken!Ga naar voetnoot36
 
O temmer van dat woest gedroght,Ga naar voetnoot37
 
Daer noyt geen kamper tegens moght!Ga naar voetnoot38
 
Kan haet en nijd dien brock verduwen!
40[regelnummer]
Kon die moerasdraeck dan met spuwen
 
Van vier en voncken, vlam en roock,
 
Met overyslijck ysren spoock,
 
Sijn' vyand niet ten poel wtjaegen?
 
Dit ondier, oorsaeck veeler plaegen,
45[regelnummer]
Staegh knabbelde heldenbeen verwoed.Ga naar voetnoot45
 
Het leckte Truxis edel bloed,Ga naar voetnoot46
 
En vatte (schuw van staelen banden)Ga naar voetnoot47
 
Graaf Hohenlo met ysren tanden.Ga naar voetnoot48
 
Maes, Wael en Yssel, Leck en Rhijn
50[regelnummer]
Vergiftighde het met boos venijn.Ga naar voetnoot50
 
Naest God sy lof den roem der vorsten,
 
Aen wiens granaeten 't is geborsten.
 
Wie sou gelooven kunnen, dat
 
Eene oude en noyt gewonne stad,
55[regelnummer]
Gewent te swaeyen 't oorlogsvendel;
 
Die sleutel was en grensegrendel,
[pagina 269]
[p. 269]
 
En trots als Brabants pylaer stond,Ga naar voetnoot57
 
En Holland scheyde en Brabants grond,
 
Soo onversiens, soo ongewroken
60[regelnummer]
Gesloopt sou leggen afgebroken,
 
Door 't woen des Hollandschen soldaets?
 
Dat d'eer van Tilburgh sijne plaets
 
Sou laeten d'eere van Oranjen?Ga naar voetnoot62-63
 
Dat d'oorloghssetel van Hispanjen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
En Isabels doorluchte troon
 
Sou open staen voor Welhems soon,
 
Tot schrick van Phlippes bondgenooten?
 
Breda had een' Baron verstooten:Ga naar voetnoot68
 
't Was billijck dat weer een BaronGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Den Bosch most ruymen voor dees' son:Ga naar voetnoot70
 
Dat's Hartoginnebosch most wordenGa naar voetnoot71
 
Des Princen bosch, na 's hemels orden.Ga naar voetnoot72
 
Ay lieve, sie doch eens 't gedrang
 
Van 't vrye Nederland, met sang
75[regelnummer]
En spel voor Hollands heyland krielen:Ga naar voetnoot75
 
Hoe burgers en hoe boeresielen,Ga naar voetnoot76
 
Hoe oud en jong, hoe vrou en maeghd,
 
En wie 't gemeene gunst toedraeght,Ga naar voetnoot78
 
Al lachend door malkandren swieren:
80[regelnummer]
Hoe vrolijck steên en dorpen vieren,
 
En luyen in 's verwinners feest:Ga naar voetnoot81
 
Die als een hopman onbevreest
 
En rustigh 't heyr vooraen geleyde,Ga naar voetnoot83
 
Op 't vlacke van de Mouckerheyde;Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Alwaer hem inviel 't waerde lijckGa naar voetnoot85
 
Van sijnen oom graef Luydewijck;Ga naar voetnoot86
 
Die hier in 't harrenasch gebleven,
 
Of na den slagh gevaen, most sneven
 
Door Spaenschen haet, soo schendigh wreed,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Als hy sich vroom en eerlijck queet:Ga naar voetnoot90
 
Terwijl hy dacht aen dese dingen,
[pagina 270]
[p. 270]
 
Gevoelde hy scharpe prickelingen,
 
En wraeck opsiedend 't edel bloedGa naar voetnoot93
 
Verdobbelt sijnen oorloghsmoed.
95[regelnummer]
Terwijl hy sich ten oorlogh ruste
 
Soo doodverwt hy de Vlaemsche kuste.Ga naar voetnoot96
 
De starcke steên, hoe vast bemuurt,
 
Van Maes, en Rhijn, en Scheld geschuurt,
 
Gevoelen 't bange sweet wtbreecken.
100[regelnummer]
Hy houdse in twijffel met sijn' treken:Ga naar voetnoot100
 
En Handwerp wacht syn heyr aen boordGa naar voetnoot101
 
In 't harnasch. schielijck ruckt hy voort,
 
En draeft op pijp, trompet, en trommelGa naar voetnoot103
 
De Maesbrug over naer den Dommel:
105[regelnummer]
En vroegh voor bot, voor bloeyend blos,Ga naar voetnoot105
 
Op 't veld koomt vallen voor den Bosch,
 
Met ruyterbenden nau om noemen,Ga naar voetnoot107
 
Gelijck de byen op de bloemen.
 
Dit sagh de grijse Grobbendonck.
110[regelnummer]
Denck of het als een donder klonck
 
In d'onverwachtheyd sijner ooren.Ga naar voetnoot111
 
Hy lachte en grenickte wt den tooren,Ga naar voetnoot112
 
Doen hy op May den eersten daghGa naar voetnoot113
 
Hier Mars den Mayboom planten sagh:
115[regelnummer]
Maer 't lachen dat verging ten leste;
 
Doen hy omringen sagh de veste,
 
Die soo veel' rampen had gestuyt,
 
En meermaels lachte ons' legers wt:
 
Die, zedert mense lest ontsette,
120[regelnummer]
Noch bet op haer' versekring lette,Ga naar voetnoot120
 
Met schans by schans, en werck op werck,
 
Van graft aen graft en hoornen sterck.Ga naar voetnoot122
 
Hier lagh nu d'eer der heeren Staeten.
 
Flux quam by 't leger der soldaeten
[pagina 271]
[p. 271]
125[regelnummer]
Een boerenheyr. men wroet, men slaeft:Ga naar voetnoot125
 
De bijl die kerft, de schup die graeft.
 
Veel' bosschen worden omgehouwen
 
Om eenen Bosch: soo veel' landouwen
 
Geplondert kael van ruyghte en rijs.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Geen' veldnymf vlecht nu krans om prijs:
 
Geen Pan nocht Satyr hoortmen queelen,
 
Door 't derven van hunn' lustprieelenGa naar voetnoot132
 
En naere schaduw; die Natuur,Ga naar voetnoot133
 
Aenqueeckster van het minnevuur,
135[regelnummer]
Gevlochten had tot vriendlijck vryen,
 
Boeleeringen, en snoeperyen.Ga naar voetnoot136
 
De deughd, gewoon na lof te staen,Ga naar voetnoot137
 
Sich maeckte een'Ga naar margenoot* princelijcke baen:Ga naar voetnoot138
 
Sloegh mijlen dijcx door waterplassen,
140[regelnummer]
Door diepe meeren en moerassen.
 
Sy stiert de vlieten met een' toom,
 
En damt met kracht den Dommelstroom:Ga naar voetnoot141-142
 
Sy dar den ouden kil verleyen,Ga naar voetnoot143
 
En 't meyr een' nieuwe plaets bereyen,
145[regelnummer]
Daer t'hans de visscher set sijn' fuyck,Ga naar voetnoot145
 
Beurt 't land de mossige perruyck
 
Nu onverdroncken in het hooge,Ga naar voetnoot147
 
En vraeght: wat God scheyd vocht en drooge,Ga naar voetnoot148
 
En binnen andren oeverboord
150[regelnummer]
Bedwinght de watren door sijn woord?
 
Daer t'hans de visschen swaenen aesenGa naar voetnoot151
 
Nu legerpaerden weeligh graesen:
 
En om het leger bruyscht de zee,
 
Die flus onwinbaer maeckt de steê.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Dat heet voorby treen Cyrus stappen;Ga naar voetnoot155
 
Die, met d'Eufraetstroom af te tappen,Ga naar voetnoot156
[pagina 272]
[p. 272]
 
Vermeestert 't pratte Babilon,Ga naar voetnoot157
 
Soo ras de ruyter waden kon.
 
'k Sie dorpen hier in 't rond gelegen,
160[regelnummer]
Als met een snoer aen een geregen,
 
Met dobble graft, en schans op schans.
 
d'Ontsetter heeft hier kleene kans.
 
Ick sie 's Hartogenbosch vergrooten,
 
En 't leyt in 's Princen wal beslooten;Ga naar voetnoot163-164
165[regelnummer]
Wiens krunckeligen ommekreysGa naar voetnoot165
 
Verstreckt een' somer sonnereys.
 
O Boschmaeghd, reken tot u vordel,Ga naar voetnoot167
 
Dat met soo rijcken legergordel
 
Vw vryer uwe lenden nijpt.Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Wt liefde hy sijnen degen slijpt,
 
Op dat hy u den grijse ontrucke,Ga naar voetnoot171
 
En 't heylighdom uws bloessems plucke.Ga naar voetnoot172
 
De Christe Koningen alom
 
Begroeten uwen bruydegom:
175[regelnummer]
Soo verre heeft sijn' kortou gedondert.Ga naar voetnoot175
 
De grootste Vorsten al verwondertGa naar voetnoot176
 
Besoecken hem van wijd en veer,
 
Om deel te hebben aen dese eer:
 
Soo luyde heeft sijn trompet gekloncken.
180[regelnummer]
Der Staeten achtbaerheyd gesoncken
 
Vry laeger dan haer voorigh heyl,Ga naar voetnoot181
 
Die overschrijd 't gesette peyl,Ga naar voetnoot182
 
Door 't braef bestaen van uwen minner,Ga naar voetnoot183
 
Den allerstoutsten stedewinner.
185[regelnummer]
Philippes send gesanten wt
 
Om vorderen het vrebesluyt.Ga naar voetnoot186
 
Hy port den Keyser sorgh te draegenGa naar voetnoot187
 
Om Fredrick van den Bosch te jaegen:
 
't Welck sal verplichten kroon aen kroon,
[pagina 273]
[p. 273]
190[regelnummer]
Als waer belegen sijn persoon.Ga naar voetnoot190
 
Dies sluytmen, op der vorsten bede,
 
Met 't rijck van Denemarcken vrede,
 
Om Spaensche en Oostenrijcxsche maght
 
Te paeren tegens Hollands kracht.
195[regelnummer]
Soo veel gewoels aenschout de sonne,Ga naar voetnoot191-195
 
Tot redding deser Roomsche nonne.Ga naar voetnoot196
 
Te Brussel, onder 't Boschbelegh,
 
Daer twistme' om d' appel van 't gesegh,Ga naar voetnoot198
 
Waer heen met dese raserije?
200[regelnummer]
Graef Henrick met veldheerschappijeGa naar voetnoot200
 
Gemoedight, komt ten lesten aen:Ga naar voetnoot201
 
De tiger sal den leeu verslaen.
 
Het is hem mogelijck vergeetenGa naar voetnoot203
 
Hoe fel hy werd voor Grol gebeeten.
205[regelnummer]
Met schup en spaden hy by nacht
 
Den Dommeldam te breecken tracht:
 
Maer die het leger onderkruypenGa naar voetnoot207
 
In doods vergetelnat versuypen,Ga naar voetnoot208
 
En 't grof geschut dat dondert in
210[regelnummer]
't Hooghhartigh heyr der Hartogin:
 
'tWelck moedeloos te rugh moet wijcken.
 
Wy visschen de verdroncke lijcken.
 
Ia Hollands Hercules en held
 
Den vyand wacht in 't vlacke veld,
215[regelnummer]
En dart sijn' veyligheyd misbruycken.Ga naar voetnoot215
 
Hy denckt niet eens om 't oogh te luyckenGa naar voetnoot216
 
Ten slaep, als of hy waer gewoon
 
Te waecken eewigh met den goôn.
 
Hy luystert watter word gemompelt.
220[regelnummer]
En als Achil in Styx gedompelt,Ga naar voetnoot220
 
En scheutvry tegens kling en kloot,Ga naar voetnoot221
 
Soo geeft hy sich op 't spitste bloot:Ga naar voetnoot222
[pagina 274]
[p. 274]
 
En leyt slechs toe op hoornenwringen,Ga naar voetnoot223
 
Op nadren, en op mijnespringen:Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
En in die vorsten worstelplaets,
 
Verselt de vroomheyd des soldaets,Ga naar voetnoot226
 
En wroet, by sonne en maeneschijnen,
 
In stof van loopgraef en van mijnen,
 
Gehaspelt tot aen 's hemels troon,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Vermengt met vlammen, roock en doôn,
 
Met colonellen en soldaeten;Ga naar voetnoot231
 
Die eerlijck hunnen dienst verlaeten,Ga naar voetnoot232
 
Met eenen oock alle oorlogsramp:
 
En sijn door dien ontsteken damp,
235[regelnummer]
Als in triomf voor yeders oogen,
 
Met Mavors wagen opgetogen,Ga naar voetnoot236
 
Op dondertoonen fijn en grof.
 
Dit lijckt nu by 't Olympisch stof,Ga naar voetnoot238
 
Als een kortouscheut in mijn' dichten,
240[regelnummer]
By 't snorren van geschote schichten;
 
Al maeckt het Pindarus soo fier,Ga naar voetnoot241
 
Om stijf te stoffen op sijn' lier,Ga naar voetnoot242
 
Van Grieckenlands vergode sielen:
 
Op 't barnen van geswinde wielen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Ten renstrijd licht gevoert voor wt.Ga naar voetnoot245
 
Terwijl de raden van d'affuyt
 
Op roockend rijswerck, langs hoe traeger,Ga naar voetnoot247
 
Voor desen Delfschen blixemdraeger,Ga naar voetnoot248
 
Den wegh, door omgewroete duyn,
250[regelnummer]
Opbaenen langs der vesten puyn:Ga naar voetnoot249-250
 
Wtlachend d'oude kinderstryen:Ga naar voetnoot251
 
Die 't groot gevaer der gaelderyenGa naar voetnoot252
[pagina 275]
[p. 275]
 
Waer door mijn held ten hemel gaet,Ga naar voetnoot253
 
Aenhooren als een sotte praet.Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Hier volgen Britten, Schotten, Vrancken,Ga naar voetnoot255
 
En Duytschen de Nassausche rancken,Ga naar voetnoot256
 
Bebloed bekrosen en besweet:Ga naar voetnoot257
 
Of soo sich ergens Vranck vergeet,Ga naar voetnoot258
 
Koomt Briauté den sloffen wecken;Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Wiens groote schim in dese plecken
 
Noch ongewroken waert en spoockt,
 
En 't harte sijner landslien koockt,Ga naar voetnoot262
 
Om wraeck te nemen aen den woede,Ga naar voetnoot263
 
Die hem doorschoot met koelen bloede,
265[regelnummer]
En verwde valbrug en stepoort
 
Met sprencklen van soo vuylen moord:
 
Een' ope wond, die lange smarten
 
Sal Vranckrijcx eedle en strijdbaere harten.
 
De Bosdraeck 't hoofd opbeurt na Vucht.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
En snoffelt in de bange lucht,Ga naar voetnoot270
 
Vermits de watren hem ontsincken.
 
Sijn' kiesen laet hy grimmigh blincken,
 
En hoopt vast elcken oogenblick
 
Dat hem d'ontsetter hulpe schick.
275[regelnummer]
De Berghgraef siet geene eer te haelen,
 
Met binnen 's Princen storrempaelen
 
Het hoofd te steecken tegens 't spits,Ga naar voetnoot277
 
En vreest des legers Lynceus Wits.Ga naar voetnoot278
 
Hy gaet sijn krïjghsheyl elders soecken;
280[regelnummer]
Dies hem de Boschenaeren vloecken,
 
En Grobbendonck sijn hartseer kropt.Ga naar voetnoot281
 
Het daeghlijcx quetsen 't gasthuys propt,Ga naar voetnoot282
 
En 't kerckhof mest. de Brit en FranssenGa naar voetnoot283
 
Gaen strijcken met de Vuchterschanssen.Ga naar voetnoot284
[pagina 276]
[p. 276]
285[regelnummer]
Ernest en Willem 't achterst klooft.Ga naar voetnoot285
 
De Veldheer kneust het draeckenhoofd,
 
En Brero sloopt de slincke lenden,Ga naar voetnoot287
 
De rechte Pinsen met sijn' benden.Ga naar voetnoot288
 
Het ondier woelt en worstelt lang,
290[regelnummer]
Als eertijds dese waterslang,
 
Die vruchtbaer van doorsnedene aeren,Ga naar voetnoot291
 
Niet deede als nieuwe koppen baeren.
 
Terwijlmen 't eene lidt doorvlimt,Ga naar voetnoot293
 
Soo leyt een ander hoofd en grimt.Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
De sprencklen bloeds sijn nieuwe saeden.
 
O vruchtbaer veld van oorloghsdaeden!
 
Maer wat voor een verbaest geruchtGa naar voetnoot297
 
Veroorsaeckt ons de Veluwvlught?Ga naar voetnoot298
 
Ah Aernhem sijtghe in slaep betovert!Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Alreede is d'Ysselstroom verovert:
 
De wollef jaeght uw' schaepen na,
 
Tot uwe en tot uw nabuurs scha.
 
Wien sal ick dese rampen wijten?
 
't Moet billijck onsen Prince spijten,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Dat 't geen hy lang te vooren speltGa naar voetnoot305
 
By reuckloos breyn niet meer en geld.Ga naar voetnoot306
 
Ghy waert gelijck verstroyde lammers,
 
Had Hollands harder d'Amsteldammers
 
Om u t'ontsetten niet beroert;Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Die voor en na de vlagge voert.Ga naar voetnoot310
 
De Burgermeesters van den Ystroom
 
Handhaeven Vechts en Yssels vrydoom.
 
DeGa naar margenoot* vruchthoorn van Europe stutGa naar voetnoot313
 
De steên, en levert wt geschut,Ga naar voetnoot314
[pagina 277]
[p. 277]
315[regelnummer]
En kruyt en lood, en oorlogslieden,
 
En graen, om 't hoofd den beer te bieden,
 
Die om den biekorf woelt ontrust,Ga naar voetnoot317
 
En laegen leyt de Betuwkust:
 
Maer Cazimir en Styrum waecken,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Tot redding der verlegen saecken,Ga naar voetnoot320
 
En treffen, volgens 's Princen last,
 
Op d'oorden, daer de vyand bast.Ga naar voetnoot321-22
 
De vyand self die kan getuygen,
 
Hoe noo den vryen hals wil buygen,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Om op te nemen 't slaefsche juck.
 
De nood maeckt d'onbeslepe tuck,Ga naar voetnoot326
 
De vrygevochte willghe slaeven.
 
Men siet veel mylen lands begraven,Ga naar voetnoot328
 
En schanssen rijsen sonder end:
330[regelnummer]
Elcx lusthof sonder leet geschend.Ga naar voetnoot330
 
De Vechtvliet opent dijck en sluysen:Ga naar voetnoot331
 
Dies soute en soete baeren bruysen
 
En weyden over vee en stal:Ga naar voetnoot333
 
Die 't al wil houden waeght het al:Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
't Is voor den vrydom al ten besten.
 
Doch wint hy d'Amersfoortsche vesten:Ga naar voetnoot336
 
Dat veelen schielijck vreese gaf.
 
Maer Hattem slaet sijn' stormen af,
 
En Elburgh fier hem voeder weygert.
340[regelnummer]
Het brieschend paerd komt aengesteygertGa naar voetnoot340
 
Op Harderwijck: sijn hoef alree
 
Het strande schud der zuyder zee:
 
Noch wil 't niet luystren na de wetten
 
Der Keyserlijcke krijghstrompetten;Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Op dat het onvermogen blijck
 
Van 't Spaensche en basterd Roomsche rijck.Ga naar voetnoot346
[pagina 278]
[p. 278]
 
Laet Phlips en Ferdinand sich kittlen
 
Met overydele eerentitlen:Ga naar voetnoot347-348
 
Of Cuculi wat weeldigh weyt,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
's Lands veldheer op sijn' luymen leyt.Ga naar voetnoot350
 
De blijde bo komt aengeronnen,
 
Die wtblaest: Wezel is gewonnen,
 
Graef Henrick siet verbaest te rugh,Ga naar voetnoot353
 
En steent om sijn' gebroke brugh,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Zijn' koorenschuur, sijn' blixemkoker.Ga naar voetnoot355
 
Losano vloeckt hy en den moker,Ga naar voetnoot356
 
Die poort en poortslot brack te ty,Ga naar voetnoot357
 
En inliet Didens ruytery.Ga naar voetnoot358
 
Prins Henrick loost sijn schut al tevens.Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Al 't land, al 't leger is vol levens.
 
Men swaeyt de Wezelsche banier.
 
De Vuchter tooren bralt met vier.Ga naar voetnoot362
 
O Wolf die past voor Mavors wagen!Ga naar voetnoot363
 
O Gent, die Gent noch sult belaegen,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
En stormen op der Staeten leer,Ga naar voetnoot365
 
De muurkroon drucke uw' kruyn met eer.Ga naar voetnoot366
 
Die blixem Brussel trof van boven,
 
Doen 't sich vermetel dorst beloven,Ga naar voetnoot368
 
Eer lange binnen Amsteldam
370[regelnummer]
t'Ontsteecken d'overwinningvlam.Ga naar voetnoot370
 
O Prins, God heeft u wtgekosen,
 
't Geen andre dwaes verreuckeloosen,Ga naar voetnoot372
 
Dat brengtghe wederom te recht,
 
Al sijtghe aen 's legers sorgh gehecht:Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Gh'ontruckt een' stad des vyands tanden,
 
Terwijl hy glory soeckt met branden
 
En blaecken van de boerenhut;
 
Die naulijcx wind en regen schut:
 
Terwijl hy, van verdriet verbolgen,
[pagina 279]
[p. 279]
380[regelnummer]
De wapenloose gaet vervolgen:
 
Den landman met sijn ega blood,Ga naar voetnoot381
 
De kinders bergende in haer' schoot,
 
Al schreyend d'ackers doet verlaeten;
 
Wt scrick der schennende Croaten:
385[regelnummer]
Geen strijdbaer slagh, maer wreed in 't woen;Ga naar voetnoot385
 
Als op een duyfken een Griffoen:Ga naar voetnoot386
 
Misschien in 's vyands heyr betrocken,Ga naar voetnoot387
 
Om Holland daermede aen te locken,Ga naar voetnoot388
 
Dat onbeluyd de Spanjaerds dolf:Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
Maer 't geld ons even beer of wolf.Ga naar voetnoot390
 
Most Fredrick niet den Boschdraeck temmen,
 
Hy souse wacker leeren swemmen
 
Den Yssel over en den Rhijn.
 
Sy voelen 't voorspoock van die pijn.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
't Verlies van Wesel komtse wecken,
 
En roept: 't is tijd te rug te trecken.
 
Vertsaeght verlaetense Amersfoort,
 
Geplondert tegens eer en woord.
 
Hun vloecken Cerberus vervaerde;Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Vermits al watse met den swaerde
 
Oyt wonnen, in den Duytschen strijd,
 
In Wesels onweer schipbreuck lijd.Ga naar voetnoot402
 
Noch laeten de beschote wallen
 
Van krijgelheyd den moed niet vallen:Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Maer streng geparst van 't bitter lot,
 
Soo vliense met gebeên tot God,Ga naar voetnoot406
 
En all' sijne heylgen. 's vollex yver
 
Aenroept den Euangelischrijver
 
Sint Ian den opperheyligh aen,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Dat hy sijne hoofdkerck by wil staen.
 
Men offert op de hooge autaeren:
 
Men wieroockt tusschen kerckpilaren:
 
Na Roomsche zede, en viert alom
[pagina 280]
[p. 280]
 
Met ommegang, en heylighdom.Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Kapellen, kloosters, kercken stenen:Ga naar voetnoot415
 
Gewijde en ongewijde weenen.Ga naar voetnoot416
 
Sy hopen dat op 't allerlest
 
Geene hemelhulp de heylghe vest
 
In't allerwterst sal ontbreecken:
420[regelnummer]
Al schijntse een weeskind, gants versteecken
 
Van menschentroost, in dit gevaer:
 
En hy, die voormaels wonderbaer
 
Den vyand sloegh met duysend vreesen,
 
Door een dood lichaem, nau verresen,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Door 't plompen van een' lossen steen,
 
Door 't roeren van een' trom alleen,
 
Sal middel ter verlossing vinden.
 
Maer 't is vergeefs, mits weer en windenGa naar voetnoot428
 
Ten dienste staen 't Nassausch geslacht,
430[regelnummer]
En 't water losen wt de gracht.
 
Voor 's Princen godheyd neyght sijne hoornenGa naar voetnoot431
 
De Maes. 't geschut dat schud de toornen,Ga naar voetnoot432
 
En donderd reys op reyse los,
 
En beuckt het bolwerck van den Bosch.
435[regelnummer]
Bellone blixemt met granaeten,Ga naar voetnoot435
 
Met storm op stormen wtgelaeten.
 
De veldheer siet den zege bly
 
Ten ende van sijn' gaeldery:
 
Daer koevoet hamers en houweelen
440[regelnummer]
Volendigen de krijghskrackeelen.Ga naar voetnoot440
 
Soo ras de jongste mijne springt,
 
De stad geknielt genade singt,Ga naar voetnoot442
 
En kust des overwinners handen,
 
Tot glory der vereende landen:
445[regelnummer]
En word der landen medelidt,Ga naar voetnoot445
 
Met 't overtreffelijck besitGa naar voetnoot446
 
Van allen vlecken, steên en dorpen,
 
Die haer gebied sijn onderworpen:Ga naar voetnoot448
 
Dies danckt, ô Staeten, uwen Held,
[pagina 281]
[p. 281]
450[regelnummer]
Die 't onverwinnelijck geweld,
 
Vw' staet ten goên, bestond te kneusen,Ga naar voetnoot451
 
In't aengesicht der Berghsche reusen:Ga naar voetnoot452
 
Welck' dreyghden met een' trotse tre
 
Te stappen door sijn' legerzee:
455[regelnummer]
Maer die niet suft voor 't luyde schreeuwen,Ga naar voetnoot455
 
Dat is de leeu der waterleeuwen;
 
Die stal hiel als een stijl dat pas,Ga naar voetnoot457
 
In 't perck dat hem bevolen was:Ga naar voetnoot458
 
Die noo 't gegreepen wou verliesen,
460[regelnummer]
Doen suffers ree den aftoght bliesen,Ga naar voetnoot460
 
En had bestemt te vlien ter nood,Ga naar voetnoot461
 
In eene onsterfelijcke dood.Ga naar voetnoot462
 
Waerop sal Spanjen wijders hopen?Ga naar voetnoot463
 
Voor Holland leydt heel Brabant open.
465[regelnummer]
Self Henegou en Lutzenborgh,
 
En Namen brandschat schaft wt sorgh.Ga naar voetnoot466
 
Ons' vlieten voelen geen' besmetting;Ga naar voetnoot467
 
En met een' eenge stads besettingGa naar voetnoot468
 
Bespaeren wy een legers last.Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
De Betuw dar geen' wtheemsch gastGa naar voetnoot470
 
Den vryen disch met dalers decken.Ga naar voetnoot471
 
Soo veele starckten, steden, vlecken,
 
En waerden voelen ademtoght:Ga naar voetnoot473
 
Die eerst door daeghlijcx ramp besocht,
475[regelnummer]
Van loopers, stroopers, stokebranden.Ga naar voetnoot475
 
Van knijpers, knevlers, ruw van handen,
 
Alle oogenblick met ope tesch,Ga naar voetnoot477
 
Verwachten het getrocken mes
 
Op bloote keel, de schuur aen koolen,
480[regelnummer]
Op 't kloppend hart gelaen pistolen:
 
Dies roepe een yeder, dien dit raeckt:
 
Een god heeft ons dees' rust gemaeckt:Ga naar voetnoot482
[pagina 282]
[p. 282]
 
Doen Spanjen wou Euroop verbaesen:Ga naar voetnoot483
 
Doen d'Oostenrijcker opgeblaesen,
485[regelnummer]
Had van den Donau met sijn heyr,
 
Verwinner tot aen 't Baltisch meyr,
 
Gants Duytschland in sijn bloed versopen,Ga naar voetnoot484-487
 
En Holland droomde t' overloopen:Ga naar voetnoot488
 
Ia stofte van den hoogen stoel:Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
De leeu leyt in den modderpoel
 
Gesneuvelt, door te veel te willen:Ga naar voetnoot491
 
De Boschkrijgh sal sijn' krachten spillen.
 
Nu hang wie wil, tot zegemerck,Ga naar voetnoot493
 
In hofgewelf, in sael en kerck
495[regelnummer]
De Thurenhoutsche ruytervaenen,Ga naar voetnoot495
 
Borgoensche kruyssen van Maraenen,Ga naar voetnoot496
 
En Vlaemsche standerds, die vol moeds
 
Wel tuygen storting van veel bloeds;
 
Maer dees' verwinning stoot de wolcken,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
En streckt tot vrucht der vrye volcken.
 
Dat ander overst vry braveerGa naar voetnoot501
 
Met bynaem, en met tyteleer,
 
En stoffe en swelle op Asianer,
 
En op De Groote, en Africaner;Ga naar voetnoot503-504
505[regelnummer]
't Vernoeght ons dat de schelle FaemGa naar voetnoot505
 
Hem noemt Boschdwinger by sijn' naem,
 
Die als August komt ingereden.Ga naar voetnoot507
 
Bout sijn' triomfboogh op twee steden,Ga naar voetnoot508
 
Die als onsloopbre zuylen sijn,
510[regelnummer]
Waer tusschen vlieten Maes en Rhijn.
 
Fortuyn in't alleropperste houdeGa naar voetnoot511
 
Een' weeghschael, fijn van loutren goude,
 
Die 's Konings scepter 's Keysers kroon,
 
En 's Tibers mijter luysterschoon,Ga naar voetnoot514
[pagina 283]
[p. 283]
515[regelnummer]
Vind lichter dan Oranjens degen;Ga naar voetnoot515
 
Die dees' Meduse heeft afgeslegenGa naar voetnoot516
 
Het schaedlijck hoofd, doen Pallas mild
 
Hem schonck den kristalynen schild.Ga naar voetnoot518
 
God wil prins Fredrick Henrick spaeren,Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
En rijcklijck recken sijne jaeren,
 
En seegnen hem met moed en raed,
 
Die wijse wetten blincken laet:
 
Die vaderlijck en recht als speelend,
 
De burgerlijcke wonden heelend,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Den vyand op de hacken treed
 
Soo schielijck, dat hy 't naulijcx weet,
 
En doet hem staen tot sijn' genade:Ga naar voetnoot527
 
En haelt met woecker in de schade
 
Van sijn Breda, om 't welck onnut
530[regelnummer]
Castiljens kroon is wtgeput.
 
Op 't rijsen van Prins Henricx starre,
 
Heyn veel geluckiger van verre
 
Keert van Matance, aen onse ree,Ga naar voetnoot533
 
Als l'Heremijt van Lima deê.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Hoe most Havaen uw hart beswijcken,Ga naar voetnoot535
 
Doen ghy uw Konings seyl saeght strijcken
 
Voor 's Princen vlaggen al benout?Ga naar voetnoot537
 
Doen ghy het silver en rood goud
 
Saeght plondren, en de purperoegsten,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Die Holland dreyghden te verwoesten?Ga naar voetnoot540
 
De schim van AttabalibaGa naar voetnoot541
 
Vernamt, en huppelde om uw' scha:
 
Om datmen hem de zeenwen kerfde,Ga naar voetnoot543
 
Die niet door deughd sijn' scepters erfde;Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Maer schoot met voordeel van geweyrGa naar voetnoot545
[pagina 284]
[p. 284]
 
In 't moedernaeckt en weerloos heyr.
 
Dat heet den draeck op 't harte trapplen,Ga naar voetnoot547
 
Den wachter der Hesperische applen,
 
En na'et verovert Indisch vliesGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Hem suchten doen, om 't Boschverlies,
 
In Lissebon en oud Siviljen.Ga naar voetnoot551
 
De schrick schud beyde de Castiljen,
 
Als of ons' vloote CarthageenGa naar voetnoot553
 
Hadde wtgeplondert en bestreen;
555[regelnummer]
Daer soo veele afgeslaefde sielenGa naar voetnoot555
 
Vol hoops najuychen onse kielen,
 
Die bruysen door den Oceaen,
 
Met schat tot sinckens toe verlaen:
 
't Is tijd dat Spanjens beurt sich wende.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Hier is, hier is het oorlooghsende.
 
Prins Welhem heeft den grond geheyt,
 
Sijn nasaet vrydoms muur geleytGa naar voetnoot562
 
In rood ciment van 't bloed der helden;
 
Niet sonder raedsman, dienmen seldenGa naar voetnoot564
565[regelnummer]
Ter weereld als een Phoenix socht:Ga naar voetnoot565
 
Maer Fredrick heeft het werck volwrocht,
 
En d'opperoverwinnings kroone
 
Geset voor Christenrijck ten toone
 
Op 't spits der vryheyd, 't oorloghs wit.Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Maer vryheyd, handvest, wat is dit?Ga naar voetnoot570
 
Sijn 't enckle krachteloose klancken?
 
Niet niet, ô edelste aller rancken!Ga naar voetnoot572
 
Laet yeder eygnaer hier af sijn.Ga naar voetnoot573
 
De vryheyd als een' sonne schijn'
575[regelnummer]
Op allerhande slagh van menschen,
 
Die om 't gemeene beste wenschen.Ga naar voetnoot576
 
Men maeck' van 't Christelijck geloof
 
Geen' plondering en sielenroof:
[pagina 285]
[p. 285]
 
Men onderdruck geen vroom gewisse,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Met boeten en gevangenisse:
 
Maer laet God rechter van 't gemoed,
 
Vw Vader storte hierom sijn bloed.
 
Soo dat geschied, soo sal de vrye
 
In liefd tot Hollands heerschappye
585[regelnummer]
Ontvoncken; soo sal yeder een
 
Om 't beste bidden van 't gemeen:
 
Soo sultghe voelen's hemels segen,
 
Vw' vyand schricken met uw' degen:Ga naar voetnoot588
 
Soo sultghe sijn der vroomen wijck,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Het voorbeeld van gants Christenrijck,
 
En leven op de tong der geesten:Ga naar voetnoot591
 
Tot datghe moe van aerdsche feesten,Ga naar voetnoot592
 
En levens sat, uw' sterflijckheydGa naar voetnoot593
 
Laet hier beneen van elck beschreyt.
595[regelnummer]
't Onsterflijck word van Iupijns vogel,Ga naar voetnoot595
 
Op gouden wagen met sijn' vlogel
 
(Die t'hemwaert neyght, die oirsprong namGa naar voetnoot597
 
Van Duytschlands Keyserlijcken stam:
 
Stam die in standerds aernen swaeyde,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
Soo dickmael Mavors oorlogh kraeyde)Ga naar voetnoot600
 
Gevoert ten hoogen hemel, daerGa naar voetnoot601
 
't Ontmoet de salige heldenschaer,
 
Den Grootvaer Adolf, met sijn' neven,Ga naar voetnoot603
 
Gestreden in het eeuwigh leven.Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
My dunckt ick sie alree van verr
 
Sijn aenschijn schittren als een' star,
 
Wien Holland wieroockt met gebeden:
 
Om dat hy 't hoofd van 's vyands steden
 
Opofferde als een heyligh pand,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Sijn vaders graf, sijn vaderland.

EYNDE.

voetnoot*
Van 1629? - Afgedrukt naar de tekst in Poesy II2 van 1647, blz. 174.

voetnoot*
In de titel: Eerentvest: naar het Duitse Ehrentfest; oorspr. een adellike titel, later gebruikt voor alle hooggeplaatste personen; voorsienig: vooruitziend, beleidvol.
voetnootVs. 1
hooghgemeld: zeer beroemd.
voetnoot3
Verstreckt des oorlooghs siel: de kern van de oorlogvoerende Nederlanden zijt, vooral door de krachtige, geldelike steun; het oogh: wegens de voortdurende waakzaamheid en voortuitziend beleid.
voetnoot4
Staetenraed: in de Staten van Holland, waar Amsterdam de meeste invloed had.
voetnoot6
deughd: dapperheid.
voetnoot9
Vgl. Verovering van Grol, vs. 9-10.
voetnootVs. 3
zegewagen: zinspeling op de prent.
voetnoot5
de schutter: Apollo, die de reusachtige slang Python (vs. 6), die verderf bracht in het land (landsmet) gedood heeft.
voetnoot9
d'wtdaeger van de moeyt: Hercules, die alle vermoeidheid trotseerde, toen hij de Hydra, een veelkoppige draak, wier afgeslagen koppen telkens aangroeiden, overwon door de gapende wonden met vuur te verschroeien.
voetnoot11
Hercules (Heracles) werd in het biezonder te Thebe, waar hij geboren was, vereerd.
voetnoot15
gemeene: gemeenschappelike, algemene.
voetnoot16
d'oorloogstoomen mende: leiding gaf aan de oorlog, met sukses als veldheer optrad.
voetnoot18
Alexander de Grote.
voetnoot19
schempen: zich beledigend, uitdagend gedragen.
voetnoot20
Toen Nieuw-Tyrus weigerde zich aan Mexander over te geven, wierp deze, voornamelik uit de puinhopen van het oude Tyrus, een dam op, die het vasteland met het eiland verbond, waardoor hij de nieuwe stad kon belegeren en innemen.
voetnoot21
smoren betekende behalve verstikken ook: verdrinken. De bedoeling is dus, dat het stuivende puin en het hout van de Libanon in het water geworpen werd om de dam te bouwen.
voetnoot23
stormen (transitief): door bestorming uitwerpen. De stad is hier weer verpersoonlikt in de Stedemaagd.
voetnoot29
Oldenzaal werd eigenlik door Ernst Casimir ingenomen.
voetnoot30
met een' sprong: bij verrassing.
voetnoot31
tot sijn' winst gestreecken: aan zijn winsten toegevoegd.
voetnoot32
nml. toen Maurits een vergeefse aanval deed; evenzo in vs. 35.
voetnoot36
weynigh' weecken: het beleg duurde van begin Mei tot 14 September.
voetnoot37
dat woest gedroght: in verband met de aanhef van het gedicht wordt de geweldige Spaanse krijgsmacht vergeleken met monsters, die de held moet overwinnen; zo ook in vs. 40 moerasdraeck (wegens de strijd in het overstroomde land?) en in vs. 42 spoock.
voetnoot38
noyt geen: versterkte ontkenning; tegens moght: tegen op kon, tegen opgewassen was.
voetnoot45
knabbelde heldenbeen (te lezen zonder h; daarom later gewijzigd in knabbelt): eist slachtoffers onder de dapperen.
voetnoot46
Truxis: Ferdinand von Waldburg Truchses, broeder van de verstoten Keurvorst, die in 1585 bij een aanslag op Den Bosch sneuvelde (Hooft: Ned. Hist. XXII).
voetnoot47
schuw van staelen banden: bevreesd om in boeien geslagen te worden.
voetnoot48
Philips, graaf van Hohenlo had in Januarie 1585 's Hertogenbosch bij verrassing genomen, maar bijtijds herwonnen de Spanjaarden de stad.
voetnoot50
boos venijn: nog steeds wordt het beeld van het gifspuwende oorlogsmonster volgehouden.
voetnoot57
pylaer: met accent op de eerste silbe (daaruit ook: pijler).
voetnoot62-63
d'eer van Tilburgh: Antonie Grobbendonck, die de stad verdedigd had; sijne plaets sou laeten: zou moeten wijken voor.
voetnoot64
nml. Brabant, met de hoofdstad Brussel.
voetnoot68
Op het eind van zijn leven had Maurits de baronie van Breda verloren.
voetnoot69
weer een Baron moet slaan op de verdediger Grobbendonck.
voetnoot70
ruymen voor dees' son: ontruimen voor deze held.
voetnoot71
hartoginne: nml. de Aartshertogin Isabella.
voetnoot72
na 's hemels orden: volgens goddelike beschikking.
voetnoot75
heyland: redder.
voetnoot76
boeresielen: boeren.
voetnoot78
't gemeene gunst toedraeght: het Gemenebest een goed hart toedraagt (gunst = genegenheid).
voetnoot81
inluyen: met klokgelui openen.
voetnoot83
rustigh: dapper.
voetnoot84
Mouckerheyde: later vervangen door Moockerheide.
voetnoot85
inviel: in de gedachte kwam.
voetnoot86
graef Luydewijck sneuvelde daar 10 April 1574.
voetnoot89
schendigh: schandelik.
voetnoot90
eerlijck: eervol.
voetnoot93
opsieden (transitief): doen bruisen, in beroering brengen.
voetnoot96
doodverwen: een doodschrik aanjagen.
voetnoot100
treken: krijgslisten.
voetnoot101
Handwerp: Antwerpen. Door deze schrijfwijze zinspeelt Vondel op de bekende sage van de hand-werpende reus, nu nog op de Antwerpse markt in beeld gebracht.
voetnoot103
op: met begeleiding van.
voetnoot105
voor bot: voordat het groen uitbot (de belegering begon in het eind van April); bloeyend blos (door latere uitgevers ten onrechte veranderd in: bloey en blos), waarin blos = bloesem (Ned. Wdb.). Vgl. dezelfde verbinding bot en blos in Geboortklock, vs. 536.
voetnoot107
nau om noemen: nauweliks op te sommen, talloos.
voetnoot111
In d'onverwachtheyd sijner ooren: in zijn oren, die daarop niet verdacht waren. Wegens de gezochtheid van deze wending, verandert Vondel deze regels in: ‘Men magh eens dencken hoe dit klonck | Gelijck een donder in zijn ooren’.
voetnoot112
grenicken: hoonlachen.
voetnoot113
Het planten van de Meiboom op de eerste Mei, een vreugdefeest, geschiedt hier, ironies, door de Oorlogsgod.
voetnoot120
bet: meer; versekring: beveiliging.
voetnoot122
hoornen: een buitenwerk, bestaande uit een eenvoudig gebastionneerd front, aan het hoofdwerk door twee lange vleugels verbonden. (Ned. Wrdb. VI, 1102).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 147 onverdroncken, de oude uitgave heeft overdroncken (vgl. de variant).
voetnoot125
Een boerenheyr: honderden boeren werden uit Betuwe, Veluwe en Zuid-Holland gelicht om met de soldaten de schansen op te werpen.
voetnoot129
ruyghte: struikgewas, voor het maken van takkenbossen.
voetnoot132
lustprieelen kan hier nog de oude betekenis hebben van lusthof, maar in verband met Gevlochten (135) is eer te denken aan de moderne betekenis: schuilhoek onder het geboomte.
voetnoot133
naer: somber.
voetnoot136
snoepery: heimelik mingenot.
voetnoot137
deughd: dapperheid.
margenoot*
Hollandsche dyck
voetnoot138
een princelijcke baen: een vorstelike weg (woordspeling met de Prins), in de oude kanttekening verduidelikt.
voetnoot141-142
De Prins leidde de Dommel en de Aa af, en deed ze in nieuwe beddingen om zijn eigen kwartieren heen stromen.
voetnoot143
dar: durft het aan; kil: bedding; verleyen: anders leiden.
voetnoot145
t'hans: nog kort te voren (evenzo in vs. 151).
voetnoot147
onverdroncken is in verband met Nu ongetwijfeld de juiste lezing. De verklaring van het Ned. Wrdb. (XI, 1665): ‘van nat verzadigd’ is niet meer dan een onbewezen gissing.
voetnoot148
wat God: welke godheid. Zinspeling op het Scheppingsverhaal Genesis I:9).
voetnoot151
aesen: voeden, als voedsel dienen voor.
voetnoot154
flus evenals t'hans: kort te voren.
voetnoot155
voorby treen: overtreffen.
voetnoot156
aftappen staat gelijk met verleien in vs. 143 later ook veranderd in verleiden).
voetnoot157
prat: trots.
voetnoot163-164
vergrooten: de wal is niet meer de grens, maar wel de vergrote kring van 's Princen wal (164).
voetnoot165
krunckeligen ommekreys: een omtrek die geen cirkel vormt maar uitbuigingen vertoont, en die Vondel vergelijkt (Verstreckt = is) met een somer sonnereys. Vermoedelik denkt hij hier aan de zonnebaan om de aarde, die volgens het stelsel van Ptolemaeus, waaraan Vondel hecht, geen zuivere cirkel is maar telkens lussen (epicycli) maakt (vgl. de dansrei uit de Adam in Ballingschap).
voetnoot167
vordel: blijkens het rijm op gordel met sterk verzwakte slotsilbe (vgl. verrel uit vierddeel).
voetnoot169
Vw vryer: de Prins dingt naar de liefde van de Stedemaagd.
voetnoot171
den grijse: de grijsaard, nml. Grobbendonck.
voetnoot172
't heylighdom uws bloessems: de maagdelikheid.
voetnoot175
kortou: geschut.
voetnoot176
al verwondert: vol bewondering. Franse edelen als de Graaf van Châtillon en de hertog van Bouillon namen aan het beleg van Den Bosch deel om de krijgskunst van Frederik Hendrik te leren.
voetnoot181
haer voorigh heyl: haar vroegere voorspoed.
voetnoot182
overschrijd 't gesette peyl: stijgt boven het bereikte peil.
voetnoot183
't braef bestaen: de dappere onderneming.
voetnoot186
Om het sluiten van de vrede te bevorderen (vgl. vs. 191-vlg.).
voetnoot187
porren: aansporen.
voetnoot190
belegen: belegerd.
voetnoot191-195
Half Julie naderde een keizerlik leger, dat door de vrede tussen de Keizer en Denemarken was vrijgekomen, de Oostelike grenzen.
voetnoot196
Roomsche nonne: het Katholiek gebleven 's Hertogenbosch.
voetnoot198
't gesegh: het opperbevel.
voetnoot200
Graef Henrick van den Berg (vgl. Verovering van Grol, vs. 12), die na het terugroepen van Spinola op het einde van 1627 als Spaans veldheer opgetreden was.
voetnoot201
Gemoedight: met nieuwe moed bezield.
voetnoot203
hem is vergeeten: vroeger ook onpersoonlik gebruikt.
voetnoot207
onderkruypen: als verspieders naderen.
voetnoot208
doods vergetelnat: in het water waar zij een weinig eervolle dood vinden (in tegenstelling met de heldhaftige dood op het slagveld).
voetnoot215
dart (later durf): durft; sijn' veyligheyd misbruycken: een verkeerd gebruik te maken van zijn veiligheid; d.w.z. er te zeer op te vertrouwen dat hij zich weer in zijn veilige linie zal kunnen terugtrekken.
voetnoot216
luycken: sluiten.
voetnoot220
Volgens een jongere sage werd Achilles door zijn moeder Thetis in de Styx gedompeld om hem onwondbaar te maken.
voetnoot221
kloot: kanonskogel.
voetnoot222
op 't spitste: aan de spits van het leger.
voetnoot223
hoornenwringen: door middel van ‘hoornen’ (zie bij vs. 122) in te dringen op vijandelik terrein.
voetnoot224
nadren: techniese term voor het naderen van de vijand door middel van loopgraven (vgl. bij Hooft het subst. naadernissen); mijnespringen: het doen ontploffen van mijnen met buskruit.
voetnoot226
Verselt: houdt gezelschap, voegt zich bij; de vroomheyd des soldaets: de dappere soldaten.
voetnoot229
Gehaspelt: warrelend omhooggaande (vgl. Hyppolytus vs. 892).
voetnoot231
Met colonellen enz.: te verbinden met En wroet (vs. 227).
voetnoot232
eerlijck hunnen dienst verlaeten: eervol sterven.
voetnoot236
opgetogen: omhoog getrokken, nml. in de heldenhemel.
voetnoot238
Deze stof verhoudt zich tot de dichtstof die de Olympiese spelen boden, als een kanonschot, gelijk ik beschrijf, tot het snorren van afgeschoten pijlen.
voetnoot241
Pindarus: ± 500 v. Chr., de grootste Griekse lierdichter, die zegezangen schreef ter ere van de overwinnaars in de Olympiese spelen.
voetnoot242
stijf te stoffen: hoog te verheffen, te verheerliken (stoffen heeft nog niet de latere ongunstige betekenis).
voetnoot244
barnen: onstuimig bewegen (Ned. Wdb. II, 1031), ook van onstuimig bewogen water.
voetnoot245
licht gevoert voor wt: vlug voortbewogen.
voetnoot247
roockend: dampend van het stof.
voetnoot248
Delfschen blixemdraeger: Frederik Hendrik (te Delft geboren), hier met Jupiter vergeleken.
voetnoot249-250
duyn: zandmassa; Den wegh opbaenen: de weg banen naar boven.
voetnoot251
Wtlachend hangt af van blixemdraeger (248); d'oude kinderstryen: de primitieve wedstrijden, nml. op de renbaan.
voetnoot252
gaeldery: loopgraaf.
voetnoot253
ten hemel gaet: roem verwerft.
voetnoot254
Aenhooren als een sotte praet (later veranderd in: Gelijck een klucht in d'ooren smaeckt): bespottelik zouden vinden. Als subjekt is hier bij te denken, de oude strijders (ontleend aan: d'oude stryen).
voetnoot255
Onder Frederik Hendrik streden Engelse, Schotse, Franse en Duitse regimenten.
voetnoot256
rancken: krijgslisten.
voetnoot257
bekrosen: bevuild (gewoonlik van bloed, zweet of stof, Ned. Wdb.).
voetnoot258
sich vergeet: zijn plicht verzuimt.
voetnoot259
Briauté: Karel van Briauté (zie Bor: Hist. Boek 37, waar zijn gevecht tegen Leckerbeetje verhaald wordt).
voetnoot262
koockt: doet koken.
voetnoot263
woede (adj.) = verwoede.
voetnoot269
Bosdraeck: vgl. de moerasdraeck in vs. 40 en de aant. bij vs. 37.
voetnoot270
snoffelen: snuiven; bang: benauwend, beklemmend.
voetnoot277
steecken tegens 't spits: stoten tegen de voorhoede van de vijand (vgl. vs. 222).
voetnoot278
Jacob Wits, de wachtmeester van het leger, hier wegens zijn waakzaamheid een Lynceus genoemd, naar de scherpziende Argonaut, wiens blik door muren heenboorde.
voetnoot281
kropt: verkropt.
voetnoot282
proppen: overvol maken (vgl. propvol).
voetnoot283
de Brit(ten) en Franssen: onder bevel van de hertog van Bouillon.
voetnoot284
Gaen strijcken met: maken zich meester van.
voetnoot285
Ernest: graaf Ernst Casimir; Willem: graaf Willem van Nassau; 't achterst: de achterhoede; klooft: stuk hakt.
voetnoot287
Brero: Jan Wolfert van Brederode.
voetnoot288
rechte: nml. lenden; Pinsen: kolonel Pinsen van der Aa, een neef van Hooft.
voetnoot291
van: door. Ten gevolge van de snede ontstond de nieuwe kop.
voetnoot293
doorvlimt: doorsnijdt. Dit woord is hier gekozen omdat een vlijm een mes of lancet is, waarmee men de aderen opent. Dit monster is dus de Hydra (zie bij vs. 10).
voetnoot294
leyt en grimt: eig. ligt te grimmen. Hier: begint dreigend te worden.
voetnoot297
verbaest: ontstellend.
voetnoot298
Veluwvlught: de strooptocht over de Veluwe, door Oostenrijkse en Spaanse troepen onder Montecuculi en Graaf van den Berg (23 Julie 1629), die zelfs Amersfoort bezetten.
voetnoot299
Nog voordat Frederik Hendrik Gelderland tegen de keizerlike troepen had kunnen dekken, was de Spaanse goeverneur van Lingen, Caïro, bij Westervoort over de IJsel gekomen, had de zwakke Arnhemse schutterij teruggedrongen en zich daar verschanst.
voetnoot304
billijck: met reden.
voetnoot305
spelt: voorspelt, voorziet.
voetnoot306
ondoordacht in de wind geslagen wordt (reuckloos breyn: weinig doordenkende hersenen).
voetnoot309
beroert: bewogen.
voetnoot310
Die voor en na de vlagge voert (aansluitend bij Hollands harder: de Prins): die steeds voor de leiding zorgt. Dit beeld kan aan het admiraalschip ontleend zijn.
margenoot*
Amstelredam.
voetnoot313
vruchthoorn: horen des overvloeds. Zoals uit de oude kanttekening blijkt, is hier de rijke koopstad bedoeld, die op alle wijzen steun verleende; stut: ondersteunt.
voetnoot314
wtleveren: verschaffen.
voetnoot317
woelt: rondsnuffelt; ontrust: onrustig.
voetnoot319
Ernst Casimir leidde de verdediging van Gelderland met troepen, die deels aan het beleg van Den Bosch onttrokken waren, terwijl de graaf Van Styrum met een deel van deze troepen naar Nijmegen en Arnhem gezonden was.
voetnoot320
verlegen saecken: benarde toestand.
voetnoot321-22
treffen op: begeven zich naar, richten hun aanval tegen; bast: eigenlik blaft; dus: woest te keer gaat.
voetnoot324
den vryen hals is onderwerp. De n's zijn later geschrapt.
voetnoot326
onbeslepe (meerv.): de onbedrevenen; tuck: geslepen, afgericht (Van Dale).
voetnoot328
begraven: met loopgraven doorkruist.
voetnoot330
Ieder duldt zonder klagen dat zijn tuinen geschonden worden.
voetnoot331
Bij de nadering van Van den Berg werden met wanhopige inspanning de landerijen in de Vechtstreek onder water gezet.
voetnoot333
weyden: zich verbreiden.
voetnoot334
Die alles in vrijheid wil behouden, zet alles op het spel.
voetnoot336
Doch: toch. Het zwakke Amersfoort moest zich aan Van den Berg overgeven.
voetnoot340
Het brieschend paerd: nml. de Spaanse vijand, briesend van toorn wegens de tegenslag.
voetnoot344
Het verwachte keizerlike leger was begin Augustus ons land binnengetrokken, maar de plunderende troepen op de Veluwe gingen hun eigen gang.
voetnoot346
basterd Roomsche rijck zegt Vondel voor het Heilige Roomse rijk, de eretitel van het Duits-Oostenrijkse rijk.
voetnoot347-348
sich kittlen met: zich gestreeld voelen door.
voetnoot349
Cuculi: Ernst, graaf van Montecuculi, de bevelhebber van het keizerlike leger; weeldigh weyt: zich in plundering te buiten gaat.
voetnoot350
op sijn' luymen liggen: op de loer liggen.
voetnoot353
verbaest: ontsteld.
voetnoot354
gebroke brugh: verbroken verbindingslijn.
voetnoot355
blixemkoker: de plaats die hem van munitie voorzag.
voetnoot356
Francisco Losano was goeverneur van Wezel.
voetnoot357
te ty: op het juiste ogenblik.
voetnoot358
Diden: Otto van Gent, heer van Dieden was de bevelhebber die Wezel innam.
voetnoot359
losen: afschieten; sijn schut al tevens: al zijn geschut tegelijk.
voetnoot362
bralt met vier: praalt met vreugdevuren.
voetnoot363
De overste Wolf, stadhouder van Breevoort; wagen: zegewagen.
voetnoot364
Gent: zie bij vs. 358.
voetnoot365
stormen: bestormen; leer: ladder.
voetnoot366
De muurkroon: De Romeinen gaven een gouden corona muralis (met afbeelding van de vestingmuur) aan degene die het eerst de muur van een belegerde vesting besteeg.
voetnoot368
sich beloven: zich ergens op verheugen.
voetnoot370
d'overwinningvlam: de vreugde-vuren.
voetnoot372
verreuckeloosen: roekeloos verzuimen, bederven.
voetnoot374
Al moet gij ook zorg dragen voor het leger te velde.
voetnoot381
blood: bang, angstig.
voetnoot385
woen: woeden, nml. tegen weerloze bevolking.
voetnoot386
Griffoen: een fabelachtig dier, half adelaar, half leeuw; maar in Vondels taalgebruik: roofvogel.
voetnoot387
betrocken: opgenomen.
voetnoot388
Waarschijnlik, ironies: om Holland belust op hen te maken, d.w.z. te doen hopen dat ze op Hollandse bodem hun graf zouden vinden.
voetnoot389
Waar reeds zo menige Spanjaard sneuvelde. Holland begroef ze (dolf van delven) zonder begrafenisplechtigheid (onbeluyd).
voetnoot390
't geld ons even: 't is ons om 't even, onverschillig, of wij met beren of met wolven te strijden hebben.
voetnoot394
voorspoock: voorteken, voorgevoel.
voetnoot399
Cerberus vervaerde: joeg zelfs de hellehond vrees aan, drong tot in de onderwereld door.
voetnoot402
onweer: ramp.
voetnoot404
krijgelheyd: hardnekkigheid, onverzettelikheid.
voetnoot406
vlien: zijn toevlucht nemen.
voetnoot409
Sint Ian is de beschermheilige van 's Hertogenbosch.
voetnoot414
ommegang en heylighdom: processies met de reliquieën.
voetnoot415
stenen: uiten hun klachten.
voetnoot416
Gewijde en ongewijde: geesteliken en leken.
voetnoot424
‘Dit slaat op vroegere uitreddingen van Den Bosch, veroorzaakt door het wegsluipen van een half doodgeslagen portier, het plompen van een steen en het ontijdig roeren van een trom’ (Van Lennep), door de bewoners aan goddelike inmenging toegeschreven.
voetnoot428
mits: omdat.
voetnoot431
sijne hoornen neyghen: bukken, onderdanig zijn.
voetnoot432
toornen: torens.
voetnoot435
Bellone is de oorlogsgodin.
voetnoot440
Volendigen: tot een beslissing brengen.
voetnoot442
genade singen: om genade smeken.
voetnoot445
medelidt: als Staats-Brabant.
voetnoot446
overtreffelijck: zeer voortreffelik.
voetnoot448
gebied: heerschappij.
voetnoot451
ten goên: ten goede, ten bate van.
voetnoot452
Berghsche reusen: de krijgsmacht van de graaf Van den Berg.
voetnoot455
suffen: bang zijn.
voetnoot457
stijl: pilaar, zuil; dat pas: op die tijd.
voetnoot458
perck: afgesloten ruimte; hier: de ‘Hollandse tuin’; bevolen: toevertrouwd.
voetnoot460
suffers: lafaards.
voetnoot461
had bestemt: was besloten; ter nood: als de nood drong.
voetnoot462
onsterfelijcke dood: een dood die hem onsterfelik zou maken door zijn roem.
voetnoot463
wijders: verder nog.
voetnoot466
wt sorgh: uit bezorgdheid voor een inval van de Hollandse krijgsmacht.
voetnoot467
geen' besmetting: vgl. het boos venijn in vs. 50.
voetnoot468
een' eenge stad: nml. Den Bosch.
voetnoot469
een legers last: de last, de kosten om een geheel leger te onderhouden.
voetnoot470
dar: behoeft; geen' wtheemsch gast: voor geen vreemde indringer (nml. een vreemd legerhoofd).
voetnoot471
Den disch me dalers decken: als de geeiste afkoopsom voor een plundering of brandstichting.
voetnoot473
waerden: polders; voelen ademtoght: halen weer vrij adem.
voetnoot475
stokebranden: hier letterlik: brandstichters.
voetnoot477
met ope tesch: terwijl ze al hun geld ter beschikking moeten houden (tesch = tas, geldzak).
voetnoot482
Vertaling van een bekende regel bij Vergilius: ‘Deus nobis haec otia fecit’. Vgl. het titelblad van de Verovering van Grol en Geboortklock, vs. 27.
voetnoot483
verbaesen: onderwerpen.
voetnoot484-487
opgeblaesen: trots, hovaardig; Keizer Ferdinand II onderwierp geheel Duitsland; zijn beide veldheren, Tilly en Wallenstein, drongen tot in Jutland door.
voetnoot488
overloopen: onder de voet lopen.
voetnoot489
stoffen: hier ongunstig op te vatten: bluffen; stoel: troon.
voetnoot491
Gesneuvelt: neergeworpen (gevallen).
voetnoot493
zegemerck: bewijs van de zegepraal.
voetnoot495
In 1598 in het gevecht bij Turnhout veroverd.
voetnoot496
De Maraenen: (Spanjaarden) waren hier te lande de opvolgers van de Bourgondiese vorsten, die het Andreaskruis in hun wapen voerden.
voetnoot499
stoot de wolcken: verheft zich hemelhoog.
voetnoot501
Laat andere veldheren gerust pronken.
voetnoot503-504
swellen op: trots zijn, zich verheffen op; Asiaticus, Magnus, Africanus waren de erenamen van verschillende Romeinse veldheren, naar de streken waar ze hun roem behaalden.
voetnoot505
schel: luid klinkend.
voetnoot507
komt ingereden: zijn triomftocht houdt.
voetnoot508
twee steden: 's Hertogenbosch en Wezel.
voetnoot511
in't alleropperste: nml. van die triomfboog. De volgende regels geven een beschrijving van de prent, waar men die weegschaal ziet afgebeeld (zie de Zegeprent op blz. 262).
voetnoot514
de luisterrijke pauselike mijter.
voetnoot515
Vind: bevindt.
voetnoot516
afgeslegen: Vlaamse bijvorm naast: afgeslagen.
voetnoot518
den kristalynen schild. Toen Perseus uittrok om Medusa het hoofd af te slaan, kreeg hij van Pallas Athene een gepolijst schild. Niemand kon namelik de Medusa-kop aanzien zonder te verstenen. In het schild zag hij slechts haar teruggekaatst beeld, zodat hij zijn daad kon volbrengen.
voetnoot519
wil: moge.
voetnoot524
In de (Amsterdamse) godsdiensttwisten verzoenend optredend.
voetnoot527
tot sijn' genade doen staen: onderwerpen.
voetnoot533
Bij Mantanzas, aan de Noordkust van Cuba, had Piet Heijn in September 1628 de zilvervloot bemachtigd.
voetnoot534
l'Heremijt: Jaques l'Hermite was de admiraal die in 1623 met elf schepen uitgezonden werd door de Staten om de vijand in West-Indië afbreuk te doen. Hij zeilde Zuid-Amerika om, maar slaagde er niet in, een plaats te veroveren. Hij stierf onderweg; zijn vloot keerde in 1626 in het vaderland terug.
voetnoot535
Havaen: Havanna.
voetnoot537
al benout: in doodsangst.
voetnoot539
purperoegsten (blijkens het rijm te lezen met oe en zonder g): de kostbare verfstoffen die uit West-Indië werden aangevoerd.
voetnoot540
De voor Spanje bestemde schatten zouden verdere krijgsvoering tegen Holland mogelik maken.
voetnoot541
Attabaliba: de door de Spanjaarden verslagen koning van Peru.
voetnoot543
hem (met accent!): de Spanjaard; de zeenwen kerven: machteloos maken, door hem van 't goud te beroven.
voetnoot544
deughd: persoonlike dapperheid.
voetnoot545
met voordeel van geweyr: door betere bewapening.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 557 Oceaen, de oude uitgave heeft Ocean. - 577 maeck', de oude uitgave heeft maeckt.
voetnoot547
De draeck, die de gouden appelen in de tuin der Hesperiden bewaakte, is hier weer de Spanjaard.
voetnoot549
Indisch vlies: woordspeling met het Gulden vlies, dat door Jason veroverd werd.
voetnoot551
oud Siviljen (Sevilla): als zetel van de Spaanse macht.
voetnoot553
Carthageen: het oude Carthago nova, aan de Oostkust van Spanje.
voetnoot555
afgeslaefde sielen: de galeislaven, waaronder ook Hollanders.
voetnoot559
beurt: lot, fortuin.
voetnoot562
Sijn nasaet: Prins Maurits.
voetnoot564
Niet sonder: met krachtige hulp van; raedsman: Oldenbarnevelt.
voetnoot565
Phoenix: zeldzame, heilige vogel, in adelaarsgestalte met rode en gouden vleugels; socht nadert hier de betekenis van: aantrof.
voetnoot569
't spits: de top, het hoogste punt; wit: einddoel.
voetnoot570
handvest: schriftelike waarborg, wet.
voetnoot572
rancken: afstammelingen.
voetnoot573
hier af: hiervan.
voetnoot576
wenschen om: verlangen naar; 't gemeene beste: het algemene welzijn.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 583, de oude uitgave heeft achter vrye 'n komma.
voetnoot579
Hier komt opnieuw de herinnering aan Oldenbarnevelt en aan de Palamedes-zaak boven.
voetnoot588
schricken: schrik aanjagen.
voetnoot589
wijck: toevlucht.
voetnoot591
geesten: hierbij zal Vondel wel aan de dichters gedacht hebben. Geesten betekent in de 17e eeuw: vernuften, geletterden (ook voor de rederijkers gebruikt).
voetnoot592
feesten: genietingen.
voetnoot593
sterflijckheyd: stoffelik overschot.
voetnoot595
Iupijns vogel: de adelaar.
voetnoot597
t'hemwaert neyght: zich buigt, zich beweegt naar hem.
voetnoot599
standerd: banier, vaandel; aernen: arenden.
voetnoot600
oorlogh kraeyde: de oorlog uitriep, verklaarde.
voetnoot601
Zie de afbeelding van de Nassausche Heldenhemel op de Zegeprent (blz. 263).
voetnoot603
Keizer Adolf van Nassau; neven: nakomelingen.
voetnoot604
Gestreden in: die door een roemrijke dood in de strijd het eeuwige leven verwierven.
voetnoot609
opofferen: als een offer aanbieden, toewijden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys