Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 357]
[p. 357]

Maeghdebvrghs Liickofferaant.

Ontsteecken op het Hoogh Avtaer, by Leypzigh, door den onverwinnelyken Koningklyken held, Gvstaef Adolf, Arm der Duytsche Vryheyd.

Aeneidos I.

Hunc tu olim coelo, spoliis Orientis onustum, Accipies.

Gedruckt in den jaere

M. DC. XXXI.



illustratie

[pagina 358]
[p. 358]

VAN 1631. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave in folio (Gedruckt in den jaere 1631), waarvan 't titelblad hiervoor typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 203.

De Latijnse aanhaling uit Virgilius (Aeneïs I, vs. 289-290) betekent: Hem zult gij eens ontvangen, beladen met de buit van het Oosten.

[pagina 359]
[p. 359]

Aen den Koning.aant.Ga naar voetnoot*

 
De diamante knoop van 't maghtigh Roomsch verbondGa naar voetnootvs. 1
 
Ten lesten swichte, voor den Koningklijcken degen:
 
Die weeldigh weyden gaet, in 's triomfeerders zegen,Ga naar voetnoot3
 
En Ferdinand verschrickt, op synen eygen grond.
5[regelnummer]
Dit's stoffe voor de Faem, en haeren kopren mond:Ga naar voetnoot5
 
Om Alexanders en om Caesars lang verlegen:Ga naar voetnoot6
 
Terwyl de jonge, voor all' d'oude tyden, swegen,Ga naar voetnoot7
 
Eer sy ter wereld soo volmaeckte deughden vond:
 
Vernuft en dapperheyd een lichaem ingeschapen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het een in raedslagh blyckt, het ander in de wapen.Ga naar voetnoot10
 
O hemelsch wonderwerck! o overseldsaem lot!
 
Wie lust schept in uw' lof, voltoyt de saeck met swygen:Ga naar voetnoot12
 
Het menschelyck begryp en kan soo hoogh niet stygen.
 
De sterffelycke tong die stamelt van een' Godt.Ga naar voetnoot14
 
 
I.V. Vondelen.
[pagina 360]
[p. 360]

Maeghdebvrghs Liickoffer.Ga naar voetnoot*

 
Op Sanggodin, en huw uw' heldenluyte
 
Aen't zegespel der koningklycke fluyte:
 
En volgh de maet van Saxens trommeldans.Ga naar voetnootvs. 3
 
Bohemen vlught, en Sweden wint de kans.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Fortuyn kiest, eens om d'eeu, wt soo veel' koppen,Ga naar voetnoot5
 
Een hoofd: om dat, tot walgens toe, te kroppen,Ga naar voetnoot6
 
Met roofschat en triomfen, reys op reys:Ga naar voetnoot7
 
Tot glori van een Keyserlyck paleys.
 
Wie met dees' eer bewierroockt vaert ten grave,
10[regelnummer]
Eer hy veraerd: bedanck haer, voor die gaeve;Ga naar voetnoot10
 
Want menigh, daerse lang meê heeft gepopt,Ga naar voetnoot11
 
Verbastert, en ten troon word wtgeschopt.Ga naar voetnoot12
 
Tilly getuyght van desen keer der dingen:
 
Tilly, voor wien de sloten open springen:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Voor wiens gesicht heel Duytschland ruymt het veld:Ga naar voetnoot15
 
Wiens swaerd bereyckt den Donau en de Belt.Ga naar voetnoot16
 
Is't wonder dat syn moed te dartel steygert,Ga naar voetnoot17
 
En yeders sexe en oude 't leven weygert!Ga naar voetnoot18
 
Daer d'Elve koockt, door 't gloeyen haerer kolck,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Onnosel bloed van overrompelt volck.
 
Daer Christiaen, wt Brandenburghschen stamme,Ga naar voetnoot21
 
Met Valckenburgh, in d'algemeene vlamme,Ga naar voetnoot22
 
Op 't heet autaer, den jongsten slagh verbeyd:Ga naar voetnoot23
 
En niemand swicht, voor dat de nood hen scheyd.
25[regelnummer]
De Rasery, door 's legers wreede tenten,Ga naar voetnoot25
[pagina 361]
[p. 361]
 
Van band geslaeckt, hier alle d'elementenGa naar voetnoot26
 
Opprest, ten val van 't overoude Stift:Ga naar voetnoot27
 
En d'asch word in den wind en stroom gesift.Ga naar voetnoot28
 
Hier stond de moeder, met haer' seven vruchten.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Se stort geen' traen, noch 't hart en kan niet suchten.
 
Se druckt de borst met 't suygeling, haer kroost.Ga naar voetnoot31
 
De reste kermt vergeefs, om hulp en troost.
 
S'is stom. dat's: God, niet ick, kan u beschutten.Ga naar voetnoot33
 
't Een smoort, in roock. het ander drenckt in putten.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Het ander springt, in 't Paepenheymsche vier,Ga naar voetnoot35
 
En sy en 't kleen, in 't punt van een rappier.Ga naar voetnoot36
 
De blixem schend soo boom met tack en wortel:
 
En d'Arend kluyft soo d'opgegreepe tortel.Ga naar voetnoot38
 
Haer' pluym verstuyft, haer teer gebeente kraeckt,
40[regelnummer]
En 't sieltje steent, eer 't aen syn' dood geraeckt.Ga naar voetnoot40
 
Des kreunt sich niet, die Godheyd aller vogels:Ga naar voetnoot41
 
Die 't Roomsche ryck beschaduwt, met haer' vlogels:
 
Schoon d'Oder drenckt den fier gekroonden Leeu,Ga naar voetnoot43
 
Die over zee syn' stappen liet in't sneeu.
45[regelnummer]
Dees heeft beslecht, met Pool en Moskovyter,Ga naar voetnoot45
 
Syn erfkrackeel, en vlamt op Habsburghs myter,Ga naar voetnoot46
 
Die Sweden tergt. sie toe, baldaedigh Praegh,Ga naar voetnoot47
 
Syn' mane ryst, en spelt een' toorenvlaegh.Ga naar voetnoot48
 
Swygh Oostenryck, die bruller, wt den Noorden,
50[regelnummer]
Sal grabblen alle uw' standers, rood van moorden.Ga naar voetnoot50
 
Tirol, misbruyck uw' weelde niet soo stracks.Ga naar voetnoot51
 
Vergeldghe soo die noodhulp van den Sax?
[pagina 362]
[p. 362]
 
't Verdruckt Geloof dat telt 's verlossers uuren,Ga naar voetnoot53
 
Eer Leypzigh siet, van syn' verwonne muuren,
55[regelnummer]
Het brieschend ros vertreen 't geschudde land,Ga naar voetnoot55
 
En schrap, om stryd, Gvstaef en Ferdinand.Ga naar voetnoot56
 
O Karels soon, wick wick uw' kracht te vooren.Ga naar voetnoot57
 
Ghy tart hem, die tot zege werd geboren,Ga naar voetnoot58
 
En soo veel lands geploeght heeft, met het swaerd,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En acht uw' kroon tot syn' triomf gespaert.Ga naar voetnoot60
 
Dees' stem verdwynt, by trommels en trompetten:Ga naar voetnoot61
 
Daer vaen op vaen, kornetten op kornettenGa naar voetnoot62
 
Aentrecken, dat de hemel dient gestut,Ga naar voetnoot63
 
En d'afgrond duyckt en davert van 't geschut.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Der Gotten God, die luyster van myn eerdicht,Ga naar voetnoot65
 
Ter wolcke quam wtbarsten, als een weerlicht,
 
En blixemstrael, doen 't lot in twyffel hing:Ga naar voetnoot67
 
Eer 't aertsgeweld, in roock en stof, verging.
 
Iupyn, en Mars die woen, met vier en donder.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Het onweer duurt. de son gaet op en onder,
 
En d'avond groet den Koningklycken held,
 
Die 's Keysers maght verstroyt, in 't bloedigh veld.
 
Den veldheer en afworstelaer der jaeren,Ga naar voetnoot73
 
Beswyckt het hart, door 't gaepen syner aeren,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En bergt het lyf. hoe draeft hy nu soo trots,
 
Die onlangs was een' strenge geessel Gods!Ga naar voetnoot76
 
Die d'eerbaerheyd, van moorders wtgetogen,Ga naar voetnoot77
 
Verstickt in bloed, sagh schenden voor syn' oogen:
 
En leemtigh schuym een handvol overschotsGa naar voetnoot79
[pagina 363]
[p. 363]
80[regelnummer]
Verkrachten en schoffieren, met veel spots.Ga naar voetnoot80
 
Hoe luttel dacht hy doen, in 't spel der pypen,Ga naar voetnoot81
 
Dat Meyburghs saed, in Leypzighs klay, sou rypen:Ga naar voetnoot82
 
En al syn vee, gemest op desen stal,Ga naar voetnoot83
 
Door Laplands byl, most schaffen vleesch te Hal.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Wat gruwel trapt, met Christen hoofds banieren,Ga naar voetnoot85
 
Op maeghdepalm, tot schennis van laurieren!Ga naar voetnoot86
 
En schaeckt'er weeu en wees haer' roosekrans:Ga naar voetnoot87
 
Op 't versche lyck van vaders en van mans!
 
Die tyranny past Turcken en Maraenen.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ah hemel! strem, op 't aenschyn, dese traenen
 
En kuyschen dau, tot parlen altemael:Ga naar voetnoot90-91
 
Dit suyver bloed, dees' sprengklen tot korael.Ga naar voetnoot92
 
Ons' Sangheldin heeft lust, met die juweelenGa naar voetnoot93
 
Verciert, voor moordautaer, op treurtoonneelen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Te vieren dien beschreyelycken dagh:Ga naar voetnoot95
 
Die God nocht heyligh kerckenrecht ontsagh.
 
Myn dicht sich schaemt te leeren gryse hayrenGa naar voetnoot97
 
Den wrevel treen, den overwonnen spaeren:Ga naar voetnoot98
 
Voor al, voor al den vrouwelycken staet,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Daer Herkules syn' moed voor sincken laet.Ga naar voetnoot100
 
Gescheurde pruyck en traenen doen verdwynenGa naar voetnoot101
 
Die droeve wolck, daer Romers en SabynenGa naar voetnoot102
 
In woeden, met een blind en streng gevecht.Ga naar voetnoot103
 
Waer Venus schreyt, gaen hooge vloeden slecht.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Met recht verwelckt die zege, sonder segen,Ga naar voetnoot105
 
Door maeghdenroof en vrouwekracht verkregen.Ga naar voetnoot106
 
De Trojsche vorst ontsagh syn' hand te slaenGa naar voetnoot107
[pagina 364]
[p. 364]
 
Aen yeders vloeck, daer Troje om most vergaen.
 
Der dieren prins in d'ysre kou, betoonde
110[regelnummer]
Syn' heuscheyd, die de bleecke nymf verschoonde.Ga naar voetnoot110
 
Hy lonckt verlieft, op dat aenminnigh beeld,Ga naar voetnoot111
 
En quispelstaert, en blaeckt, en vryt, en streelt.
 
Dat hart besit soo veel van 't edelmoedigh.Ga naar voetnoot109-113Ga naar voetnoot113
 
Hoe verwt een graef syn' poenjerds dan soo bloedigh?Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Hoe sleeptmen soo Kassandren wt haer' kerck?Ga naar voetnoot115
 
Hoe smet hy soo syn wapen, en syn merck?Ga naar voetnoot116
 
Lof Luydewyck, den roem van 't Evangeli,
 
Die self Rochel, ontwyster syner lely,
 
Genade schonck; doen 't mergh was wtgeteert,
120[regelnummer]
En, sonder wraeck, haer' poort en vest verneert.Ga naar voetnoot117-120
 
Soo wintmen, met de steên, der menschen harten.
 
Wat balssem kan nu heelen dese smarten?
 
Indien de wraeck dan eens aen 't hollen raeckt:Ga naar voetnoot123
 
Hy draeght de schuld, die lammers wolven maeckt.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Wat Albaes swaerd en fackel heeft gebrouwen,Ga naar voetnoot125
 
Sal Nederland en Spanjen eeuwigh rouwen.
 
De weereld brand, door eenen Faëton,
 
Die reuckloos ment den breydel van de son.Ga naar voetnoot127-128
 
Die sich, aen 't vier des oorlooghs, niet wil sengen,
130[regelnummer]
De gal der straf, met honighraet, leer mengen.Ga naar voetnoot130
 
De sondaer kust de roe, en blyft haer vriend,
 
Die lieflyck quetst, wanneer hy 't streng verdient.
 
Een heelsaem artz, die 't leven noo sagh sterven,Ga naar voetnoot133
 
Magh snyden, niet den krancken gants bederven.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Het Keyserdom is ingewyt tot heul:Ga naar voetnoot135
 
't Verstreck den volcke een vader, en geen beul.
 
Indien het volck veroirsaeckt sulcke wonden:
 
De heer die biechte en boete oock all' syn' sonden.
[pagina 365]
[p. 365]
 
Hy pars geen' siel; hy breeck geen Christen Recht.Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
't Geloof is Gods, geen aertschen keysers knecht.Ga naar voetnoot140
 
O Tzerklaes, denck wt helm nocht harrenassenGa naar voetnoot141
 
Die moordvleck wt te schuuren nocht te wassen.
 
‘Vw grafschrift sy: Tilly (elck schrey, die 't hoort)
 
‘Heeft Maeghdeburgh verdelgt, door maegdemoord.
145[regelnummer]
Nu schuwt hy als een havick synen dryver,
 
Den klaeu des Leeus der Vinnen, heet van yver:Ga naar voetnoot146
 
Die slincks en rechts het al aen flarden ryt,Ga naar voetnoot147
 
Wat voorvoets hem dien vetten roof benyd.Ga naar voetnoot148
 
Gods arrem maeyt, met syn' gerechte zeyssen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Een' ysren oegst: en deckt den grond van Meyssen,Ga naar voetnoot150
 
Veel' mylen velds, met lycken sonder tal.
 
Vergeefs gevloon: de Dood is overal.
 
De Dood verslind, en scheurt, met staele tanden.
 
Een' roode zee die bruyst, op d'ackerlanden.
155[regelnummer]
De klepper gaet, tot aen den buyck, te wedt:Ga naar voetnoot155
 
En wascht syn sweet en stof, in't laeuwe bed.
 
Soo dreef de sne van Alexanders sabel
 
Den doodsen schrick voorwt, naer Suze en Babel.
 
De Persiaen gevoelde, veel te laet,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Wat die vermoght, wiens jeughd hy had versmaed.
 
Soo stort de bloem en 't puyck des Roomschen adels
 
By Kannas neer, wt haer' vergulde sadels:Ga naar voetnoot162
 
En 't Kapitool, alle oogenblicken, hoort
 
En siet verbaest Kartago, voor de poort.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Gvstaef aldus met Nassav aengespannen,Ga naar voetnoot165
 
Op eenen tyd, vermeestert twee graef Iannen:Ga naar voetnoot166
 
Van welcken d'een, gedreven van den nood,
 
Te paerde vlught, en d'ander met den boot.
 
Die neerlaegh kneust de hoop der heerschappyeGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
Van Oostenrycks gedroomde Monarchye.
[pagina 366]
[p. 366]
 
De Vryheyd, die weêr aêm schept, sonder sorgh,
 
Looft God, den Held, Keur Sax en Brandenborgh.Ga naar voetnoot172
 
De Christen Held word in triomf ontfangen,
 
Bestuwt met roof, met vaenen dicht behangen,Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Vereert met lycken, in hun' tomb geleyt:Ga naar voetnoot175
 
Waerom, van vreughd, 't verloste Duytschland schreyt.
 
Wat onder was gedompelt komt weer boven.
 
De weereld kan het nauwelycks gelooven:
 
En d'opgang leert van d'ondergaende son,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Dat oock Tilly een' slagh verliesen kon.
 
'tZeeghaftigh Hoofd sprack danckbaer, na het knielen:Ga naar voetnoot181
 
‘Dees' wraecke Gods streck offer, voor de sielenGa naar voetnoot182
 
‘Van Maeghdeburgh: wiens ingetrapte kruyn
 
‘Begraven leyt, in eeuwigh smoockend puyn.
185[regelnummer]
Vaer voort Gvstaef, ghy vorstenmorgenwecker.Ga naar voetnoot185
 
Ga voer den Paltz, ten bergh op, aen den Necker:Ga naar voetnoot186
 
En 't vier des kryghs, met wapens, wtgeblust,Ga naar voetnoot187
 
Wisch Adolf wt, en schryf: Gvstav' Avgvst.Ga naar voetnoot188
voetnoot*
Aen den Koning: Gustaaf Adolf, die in Junie 1630 met zijn troepen in Pommeren landde, de benden van Keizer Ferdinand voor zich uitdreef, en in September 1631 bij Leipzig Tilly versloeg. Daarmee wreekte hij de plundering en uitmoording van Maagdenburg, door de bloeddorstige graaf van Pappenheim. Op deze overwinning van de Zweedse koning maakte Vondel het volgende gedicht.
voetnootvs. 1
De diamante knoop: de onverbrekelik-hechte band; 't Roomsch verbond: de Katholieke keizerlike bondgenoten.
voetnoot3
weeldigh weyden: volop zich te goed doen; zegen moet hier zege: overwinning betekenen, in dit verband: het overwonnen gebied.
voetnoot5
haeren kopren mond: de bazuin van de Faam.
voetnoot6
Die lang het gemis gevoeld had van veldheren als Alexander en Caesar.
voetnoot7
Toen de hedendaagse geschiedenis (de jonge tyden) moest onderdoen voor de Oudheid.
voetnoot9
een lichaem: éénzelfde lichaam.
voetnoot10
raedslagh: beraadslagingen; de wapen: evenals in 't Mnl. meervoudige vorm.
voetnoot12
voltoyt de saeck met swygen: kan niet beter doen dan zwijgen. De reden volgt in vs. 13-14.
voetnoot14
stamelt van een' Godt: spreekt stamelend van een God, d.w.z. meent, geheel ontsteld, met een God te maken te hebben.
voetnoot*
Voor de betekenis van de tekst raadplege men vs. 182-183. Een uitvoerige kommentaar bij dit gedicht, ook van histories standpunt, gaf J. Koopmans in Taal en Letteren VI (1896), blz. 273-309.
voetnootvs. 3
Saxens trommeldans: het zegevierend getrommel op de vlakte van Breitenfeld bij Leipzig (trommeldans: de ritmiese trommelslag).
voetnoot4
Bohemen: de Keizer was tevens koning van Bohemen.
voetnoot5
eens om d'eeu: eenmaal in elke eeuw (tijdperk).
voetnoot6
hoofd: veldheer; kroppen: volstoppen, overladen.
voetnoot7
roofschat: kostbare buit.
voetnoot10
veraerd: ontaardt, synoniem van verbastert in vs. 12.
voetnoot11
gepopt: liefkozend gespeeld, d.w.z. die door de Fortuin vertroeteld is.
voetnoot12
ten troon wtgeschopt: van zijn hoge positie beroofd.
voetnoot14
de sloten open springen: alle steden hun poorten openen.
voetnoot15
gesicht: aanblik.
voetnoot16
den Donau en de Belt: Zuid-Duitsland en de Oostzeekust.
voetnoot17
steygert: stijgt.
voetnoot18
oude: leeftijd, d.w.z.: oud noch jong spaart.
voetnoot19
Waar de Elbe gloeiend (door het gloeiende puin van het brandende Maagdenburg, dat in de bedding stort?) het bloed van onschuldige slachtoffers, die in de rivier geworpen worden, aan 't koken brengt.
voetnoot21
Christiaan Willem van Brandenburg, beheerder van het Stift van Brandenburg, was in de ban gedaan en had zich met Gustaaf Adolf verbonden. Bij de bestorming van Maagdenburg kwam hij om.
voetnoot22
Frederik van Valckenberg, met Zweedse hulptroepen binnen Maagdenburg gekomen, sneuvelde bij de bestorming.
voetnoot23
Op 't heet autaer: in die felle krijg, als offers voor de goede zaak.
voetnoot25
De Rasery: verpersoonliking van de oorlogswoede; door 's legers wreede tenten: rondgaande door de gehele legerplaats.
voetnoot26
Van band geslaeckt: uit de boeien bevrijd.
voetnoot27
Opprest: oproept, dwingt te verschijnen; 't overoude Stift: het oude Aartsbisdom Maagdenburg, na de Hervorming in Protestantse handen overgegaan.
voetnoot28
word gesift: valt in fijn stof uiteen, gaat geheel teloor.
voetnoot29
de moeder: zinspeling op de moeder, waarvan in Makkabeeën II, hfdst. VII, verhaald wordt, als prototype van menige moeder die hier haar kinderen verloor.
voetnoot31
suygeling: bij Vondel onz.; kroost: niet collectief, maar: de pasgeborene.
voetnoot33
dat's: daarmee wil ze te kennen geven.
voetnoot34
drencken is oorspr. doen drinken (aldus in vs. 43); hier intransitief: verdrinken.
voetnoot35
Weer een ander (kind) werpt zich in de brand, door de benden van Papenheym gesticht.
voetnoot36
't kleen nml. suygeling.
voetnoot38
kluyft: grijpt in zijn kluiven = klauwen; opgegrepen: omhoog meegevoerd; de tortel als symbool van de weerloze onschuld.
voetnoot40
't sieltje: het arme schepsel.
voetnoot41
Des: daarover; die Godheyd aller vogels: de Keizerlike Adelaar.
voetnoot43
d'Oder: Gustaaf Adolf (den fier gekroonden Leeu) deed reeds zijn opmars in de Oderstreek, na zijn landing in Pommeren; zijn voetstappen stonden nog in de besneeuwde Noordelike landen (die hij kort geleden verliet). Gustaaf Adolf werd spottend de Sneeuwkoning genoemd, en op allegoriese prenten uit die tijd als Leeuw voorgesteld.
voetnoot45
Gustaaf Adolf had, voor zijn optreden in Duitsland, vrede gesloten met de Romanows, grootvorsten van Moskowië, en met Polen.
voetnoot46
erfkrackeel: de voortdurende oorlogen over de successie; Habsburghs myter: Praag, als zetel van het Aartsbisdom, door Tilly voor de keizer gewonnen. Het lot der Protestanten in Bohemen had de Zweedse koning geprikkeld (vandaar tergt in vs. 47).
voetnoot47
baldaedigh: overmoedig.
voetnoot48
Syn' mane: nml. van de Leeuw. In de 17e eeuwse poëzie komt mane als enkelv. voor = manen (Ned. Wdb. IX, 190); toorenvlaegh: opwelling van toorn.
voetnoot50
grabbelen: grijpen naar, met de klauwen aantasten; standers, rood van moorden: met bloed van slachtoffers bezoedelde banieren.
voetnoot51
Tirol: eveneens een der landen van de Habsburger; misbruyck uw' weelde niet: maak geen misbruik van uw voorspoed. Dit slaat op de dwang die de Keizer door Tilly op Saksen uitoefende, ondanks de vroegere diensten, door de Keurvorst van Saksen aan de Keizer bewezen (stracks: spoedig; noodhulp: hulp in de nood).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 78, de oude uitgave heeft een komma na vóór.
voetnoot53
't Verdruckt Geloof: het Protestantisme; de geloofsgenoten rekenen van uur tot uur, hoe lang het nog zal duren, eer de verlosser zal komen, eer Leipzig zal zien...; Leipzig had in Sept. 1631 voor Tilly gecapituleerd.
voetnoot55
Het brieschend ros: nml. van de aanrukkende legers; geschudde: uitgeschud, kaal geplunderd.
voetnoot56
En schrap (te verbinden met siet in vs. 54): en zal zien hoe de beide tegenstanders zich schrap stellen.
voetnoot57
Karels soon: Gustaaf Adolf.
voetnoot58
hem, die tot zege werd geboren: de nog nooit verslagen Tilly.
voetnoot59
geploeght: omgewoeld. Dit slaat op zijn rijke krijgsmanservaring.
voetnoot60
En meent zijn triomf te voltooien, nu hij kans ziet een Koning te verslaan (kroon: koningskroon).
voetnoot61
Deze vermanende woorden gaan te loor in het beginnende krijgsrumoer.
voetnoot62
vaen was de vlag bij 't voetvolk, kornet bij de ruiterij; beide woorden werden op de legerafdelingen overgedragen.
voetnoot63
dient gestut: bijna ineenstort.
voetnoot64
d'afgrond duyckt: de diepten der aarde zinken weg.
voetnoot65
Der Gotten God: de Zweedse koning (Gotten: bewoners van Gothland), hier vergeleken met de dondergod Jupiter, die op het beslissende ogenblik met zijn bliksems ter wolcke wtbarst (vs. 66).
voetnoot67
in twyffel hing: beeld aan de weegschaal ontleend.
voetnoot69
Iupyn (met de adelaar): de Keizer; Mars: de Koning.
voetnoot73
Den veldheer: Tilly, de zeventigjarige, die alle moeielikheden van zijn leven veilig te boven gekomen was (de afworstelaer der jaeren).
voetnoot74
't gaepen syner aeren: hij, onkwetsbaar geacht, werd bij Breitenfeld gewond.
voetnoot76
een geessel Gods: zinpeling op de bijnaam van de wrede Attila, zijn voorganger.
voetnoot77
eerbare vrouwen door moordenaars (zijn soldaten) ontkleed.
voetnoot79
leemtigh schuym: doorziekt geboefte (leemte: lichaamsgebrek, ziekte, vooral veneriese ziekte); leemtigh kan betekenen verminkt, maar ook: door veneriese ziekte aangetast; Ned. Wdb. VIII, 1264); een handvol overschots: de weinige overgebleven vrouwen.
voetnoot80
schoffieren is synoniem met verkrachten: geweld aandoen.
voetnoot81
in 't spel der pypen: bij de vrolike muziek van de fluiten.
voetnoot82
Meyburghs saed: het zaad van verderf, te Maagdenburg gestrooid. De vrucht van die gruweldaad werd te Leipzig rijp om te oogsten.
voetnoot83
gemest op desen stal: dat zich bij de plundering van Maagdenburg zo te goed gedaan had. Dat vee (in minachtende zin) werd slachtvee voor de Zweedse wapenen (Laplands byl).
voetnoot84
te Hal: woordspeling van de stad Halle, tussen Maagdenburg en Leipzig, en de vleeshal.
voetnoot85
gruwel: gedrocht, ondier; Christen hoofd (met bittere spot): de Christelike keizer.
voetnoot86
tot schennis van laurieren: om daardoor zijn eigen lauweren te schande te maken; de maeghdepalm trappen: de maagdelike staat onteren.
voetnoot87
schaecken: beroven van; roosekrans: als symbool van de kuisheid.
voetnoot89
tyranny: gewelddaden; Maraenen: oorspr. Moren; dan algemener: barbaren (vaak ook op de Spanjaarden toegepast).
voetnoot90-91
strem: doe stollen tot; op 't aenschyn: op hun gelaat; traenen en kuyschen dau: deze kuise dauw van tranen.
voetnoot92
sprengkel: druppel.
voetnoot93
Sangheldin: Muze.
voetnoot94
voor moordautaer: met het altaar waar de martelaressen vielen voor ogen; op treurtoonneelen: in een treurspel. Men denke aan een dergelijk toneel in de Gysbrecht!
voetnoot95
Te vieren: te gedenken de gebeurtenissen van die dag, waard te beschreien.
voetnoot97
gryse hayren: de grijze Tilly.
voetnoot98
Den wrevel treen: zijn hardvochtige aard onderdrukken.
voetnoot99
staet: sexe.
voetnoot100
Herkules, die spinnende neerzat aan de voeten van Omphale.
voetnoot101
Gescheurde pruyck: loshangende haren.
voetnoot102
Die droeve wolck: die sombere wolk, nml. de oorlogsramp. De geroofde Sabijnse maagden bewerkten de vrede tussen Romeinen en Sabijnen.
voetnoot103
blind: verblindend; streng: hevig.
voetnoot104
gaen slecht: worden vlak: vrouwetranen effenen de onstuimige driften.
voetnoot105
sonder segen: waar geen zegen op rust.
voetnoot106
vrouwekraght: verkrachting van vrouwen.
voetnoot107
De Trojsche vorst: Priamos liet na, zijn zoon Paris, de vrouwerover (yeders vloeck), te straffen, en werd juist daardoor mede oorzaak van Troje's ondergang.
voetnoot110
heuscheyd: vriendelike gezindheid; nymf: maagd (bleeck van angst).
voetnoot111
beeld: vrouw.
voetnoot109-113
Zinspeling op een verhaal van een losgebroken leeuw te Florence, die een maagd spaarde en liefkoosde; kou: kooi.
voetnoot113
Accent op Dat, in tegenstelling met een graef (Tilly in vs. 114).
voetnoot114
poenjerd (Fr. poignard): dolk.
voetnoot115
Kassandren: de Trojaanse prinses Kassandra werd uit de tempel gesleurd. Hier dus voor de vrouwen die daar hun toevlucht gezocht hadden.
voetnoot116
syn merck: zijn zegel; hier: zijn adel.
voetnoot117-120
Lodewijk XIII strafte La Rochelle, de zetel der Hugenoten, alleen door het slechten van de wallen (het verneeren in vs. 120), maar behandelde de overwonnenen genadig, al hadden ze zijn gezag aangetast, de lely (symbool van de Franse koningsmacht) ontwijd (vs. 118).
voetnoot123
aen 't hollen raeckt: de perken te buiten gaat.
voetnoot124
Die vreedzame lammeren tot verscheurende wolven maakt.
voetnoot125
fackel: aanstichter van de oorlogsbrand.
voetnoot127-128
Faëton, die voor zijn vader (Phoebus) de zonnewagen wilde mennen, en door zijn val de halve wereld in de brand stak. Accent op eenen: enkel door de roekeloosheid van Faëton.
voetnoot130
Moet aan de straf de bitterheid ontnemen door de mildheid (honighraet: de zoetheid) der genade.
voetnoot133
heelsaem: die gaarne geneest.
voetnoot134
bederven: te gronde richten, dus: doen sterven.
voetnoot135
Keyserdom: keizerlike macht; ingewyt: (plechtig) ingesteld.
voetnoot139
pars: onderdrukke.
voetnoot140
Gods knecht: dienstbaar aan God.
voetnoot141
Tzerklaes: de graaf van Tilly, een geboren Zuid-Nederlander, heette eigenlik Johan Tzerklaes; denck: verbeeld u niet...
voetnoot146
Vinnen: Gustaaf Adolf was ook koning van Finland; heet van yver: gloeiend van strijdlust.
voetnoot147
slincks en rechts: de beide krachtig vooruitdringende vleugels van het leger beslisten de slag van Breitenfeld.
voetnoot148
voorvoets: aanstonds; dus: wat gereed stond om hem de vette buit (de overwinning) afhandig te maken.
voetnoot149
gerechte zeyssen (enkelv.): de zeis der Rechtvaardigheid.
voetnoot150
Een' ysren oegst: een wrede, onbarmhartige oogst; Meyssen: hier: Saksen.
voetnoot155
klepper: strijdros; gaet te wedt: baadt.
voetnoot159
De Persiaen: Darius, vluchtende voor de jeugdige Alexander.
voetnoot162
By Kannas: bij Cannae werd de Romeinse adel verslagen door de jonge Hannibal.
voetnoot164
verbaest: hevig ontsteld.
voetnoot165
aengespannen met betekent hier niet: in verbond met, maar: te zelfder tijd ten strijde getogen, als 't ware wedijverend.
voetnoot166
twee graef Iannen: de eerste is Tilly, de tweede Jan van Nassau, een van de bevelhebbers der Spaansen bij 't gevecht op 't Slaak, in dezelfde maand September. Ternauwernood ontkwam deze in een bootje (vs. 168).
voetnoot169
de hoop der heerschappye: nml. van de opperheerschappij in Europa.
voetnoot172
den Held: Gustaaf Adolf; Keur Sax: de Keurvorst van Saksen, die, evenals de Keurvorst van Brandenburg, voor Gustaaf Adolf partij gekozen had.
voetnoot174
Bestuwt met roof: omringd, beladen met buit.
voetnoot175
Deze regel is mij niet geheel duidelik. Wellicht: men eerde hem door zijn gesneuvelde medestrijders met eer en praal te begraven? Of: tot vermeerdering van wiens roem zoveel vijanden sneuvelden?
voetnoot179
En de volgende morgen leert het van de vorige avond, d.w.z. zó snel verloopt het tij van 't geluk.
voetnoot181
na het knielen: na de slag knielde Gustaaf Adolf, ten aanschouwe van zijn leger, om God te danken voor de overwinning.
voetnoot182
streck offer: dient als offer. In deze regels wordt dus de titel van het gedicht verklaard.
voetnoot185
vorstenmorgenwecker: die de Duitse vorsten uit de slaap van hun werkeloosheid wekt.
voetnoot186
voer den Paltz ten bergh op: herstel de Paltz in zijn vroegere luister.
voetnoot187
't vier wtgeblust (absolute constructie): als de oorlog ten einde gebracht is.
voetnoot188
August: omdat hij dan, als een tweede Augustus een tijdperk van vrede zal openen (vgl. voor de letteromzetting hiervóór, blz. 194).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons