Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 506]
[p. 506]

De Bruvloft van Ioan van de Pol,
en Dvifken van Gerwen.aant.aant.Ga naar voetnoot*

 
In 't noorden van de stadt, daer 't Y de palen schuurt,
 
En draeght een mastrijck bosch, is een onvruchtbre buurt,Ga naar voetnootvs. 2
 
Een guuren zuuren hoeck, die nimmermeer den wagen
 
Des dageraeds het licht de weereld toe ziet draegen:Ga naar voetnoot3-4
5[regelnummer]
De winter houdt 'er hof, en staet gelijck een stijl,Ga naar voetnoot5
 
En wijckt den zomer niet, als voor een korter wijl.Ga naar voetnoot6
 
Onwilligh groeit 'er loof, en watmen groen magh noemen.
 
De lent en schildert hier geen spickelige bloemen,Ga naar voetnoot8
 
Of tulpen schoon van verf, daer Bloemaerds hart aen hangt,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Tot dat hy met Narcis een' schijn in 't water vangt.Ga naar voetnoot10
 
Het woelt 'er dagelix met laden en met lossen
 
Van afgehouwen hout en heele Noordsche bosschen,Ga naar voetnoot12
 
Gestapelt hemelhoogh; waer door de zonneschijn
 
Van 't westen word geschut, en nergens, als met pijn,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
En zomtijds by geval alleen, word ingelaetenGa naar voetnoot15
 
Van lieden, die, om winst, het licht des hemels haeten,
 
En buien zijn gewoon, en hagel sneeuw en vorst,Ga naar voetnoot17
 
En tarten Venus vier met hun bevroze borst.Ga naar voetnoot18
 
De strenge jeughd en past op vryen noch op huwen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En slaet den tijd voorby, en leert'er Hymen schuwen:Ga naar voetnoot20
 
En of de minnegod om 't jaer hier doet een' keer,Ga naar voetnoot21
 
Geen boezems vatten vlam: al rieckt de plaets van teer,
 
Zijn torts kan qualijck brand in dit geweste stichten.
 
Zy zijn gelijckerhand gewapent voor zijn schichten,Ga naar voetnoot24
[pagina 507]
[p. 507]
25[regelnummer]
En slaen de vleiery en praetjens in den wind:
 
Dies Cypris nimmer hier twee harten t'zaemen bind,Ga naar voetnoot26
 
't En waer om zeven jaer eens bruiloft werd gehouden.Ga naar voetnoot27
 
't Is altijd tijds genoegh. zy suffen en verouden:Ga naar voetnoot28
 
Of gevenze wat schijns van vryen, 't is uit spel
30[regelnummer]
En nauwelix uit ernst. het doet hen wonder wel,Ga naar voetnoot30
 
Indienze op hun verzoeck noch worden afgeslaegen.Ga naar voetnoot31
 
Onstadigh is hun min, gelijck de zomervlaegen.
 
De zinnen zijn verlet door dagelix gewoel.Ga naar voetnoot33
 
Zy woonen 't Y te na, en blijven waterkoel,
35[regelnummer]
Gelijck de koele stroom, en hun gedachten ebben
 
En vloeien heen en weêr. wat zoum' er doch aen hebben?
 
In 't kort, 't is wonder, dat een buurt, die 't leven derft
 
Het welck van Venus vloeit, niet eens heel uit en sterft.Ga naar voetnoot38
 
Ick zie de weereld doods, en omgewroet van mollen,
40[regelnummer]
Indien men liefdeloos de jaeren heen laet rollen.
 
Hier was 't bekende huis van onzen grijzen Pol,Ga naar voetnoot41
 
Den degelijcken man, wiens ooren altijd vol
 
Bedruckte klaghten zijn, en dick om ruste wenschen,Ga naar voetnoot43
 
Wanneer hy word omringt van raedelooze menschen:
45[regelnummer]
Het zy hy, onder dack, zoo veer van 't volleck, duickt;Ga naar voetnoot45
 
Het zy hy, op zijn tijd en pas, de straet gebruickt,
 
En na het raedhuis treed, dat lang van hem bezeten,
 
Van zijn oprechtigheid en onbevleckt gewetenGa naar voetnoot48
 
Getuigenisse geeft, zoo lang het eere schat,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Dat yemant heb geleeft ter eere van zijn stad.
 
Van staetzucht wist hy noit of yemant te benijden.Ga naar voetnoot51
 
Wat overschot van deughd men in bedorve tijdenGa naar voetnoot52
 
Moet zoecken, vindmen hier noch heel en onverminckt
 
In hem, daer 't zweemssel zelf van Romulus in blinckt,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Zoo zeer als hy verscheelt van strijd en broedermoorden,Ga naar voetnoot55
 
Die niet een kind en quetst met wercken of met woorden.
 
Gemeenzaem, elck ten dienst, een yeder even na,
[pagina 508]
[p. 508]
 
En wie zijn ampt verzuimt, hy slaet zijn uuren ga.Ga naar voetnoot58
 
De rechtbank zagh hem dick, als mond van 't Recht, beladenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Met d'uitspraeck van 't gerecht. de zes en dartigh Raeden,Ga naar voetnoot60
 
De burgemeesters zelfs getuigen 't, en men weet
 
Hoe hy zich voor den Staet en goude vryheit queet:
 
Met wat een eer hy werd van zijnen dienst verlaeten,Ga naar voetnoot63
 
En weder aengezocht. hoe schaemen zich de straeten,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Waer langs 't oproerigh volck hem landverraeder schold,Ga naar voetnoot65
 
Doen trouweloosheid meer dan eere en eeden gold.
 
Nu was hy, als een kleed, in dienst der stad gesleten,
 
En treurde zonder ga, verlangende eens vergetenGa naar voetnoot68
 
Te slijten ampteloos het weinige overschot
70[regelnummer]
Des levens, dat hem noch vergunt moght zijn van God.
 
Hy zat nu doof, verdooft van al 't langduurigh schreeuwen,Ga naar voetnoot71
 
Dat hy, als vader vooghd en man van wees en weeuwen,Ga naar voetnoot72
 
Veel jaren achter een geduldigh had gehoort.
 
De zwackheid van het lijf die stuwde hem vast voortGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Na 'et graf. hy was getroost al 's levens lust te sterven,Ga naar voetnoot75
 
Zoo hy 't verlaeten moght, met hoop van wettige erven
 
Te zetten in zijn erf en 't vaderlijcke leen:Ga naar voetnoot77
 
Maer laes! zijn moed die zonck: de hoop daer toe was kleen;
 
Vermits zijn zoonen bey tot noch toe Hymen vlughten:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat deê die oude stock en goede vader zuchten.Ga naar voetnoot80
 
't Alwetend Wezen riep, op 't zuchten dezes mans,
 
De Teelzucht endelijck tot zich na 's hemels trans,Ga naar voetnoot82
 
Van waer zijn alziende oogh der menschen doen aenschoude,
 
Met zorge dat hy 't al in zijnen stand behoude.
85[regelnummer]
Ghy, sprack hy tegens haer, die op mijn wencken past,Ga naar voetnoot85
 
En over stammen waeckt, en heit de huizen vast,Ga naar voetnoot86
 
Door teelen zonder end, hoe hebtge zoo veel jaeren
 
De zorgen over 't bloed der Pollen laeten vaeren?
 
Hoe hebtge 't vroom geslacht, het algemeen tot nut,
90[regelnummer]
Niet door een braeve ranck verheerlijckt en gestut?Ga naar voetnoot90
[pagina 509]
[p. 509]
 
De dood die knipt bykans den draed van 's ouden leven,Ga naar voetnoot91
 
Ghy ziet hoe hy vergaet, en hoe zijn beenen beven,
 
En hoe hy over 't graf van zijn gezelschap helt,Ga naar voetnoot93
 
En met den minsten storm ter aerde leit gevelt.
95[regelnummer]
Ga toe dan met der haest, en laet geen tijd verloren.
 
Ick heb zijn' oudsten zoon een schoone Bruid beschoren,Ga naar voetnoot96
 
Een Dvifken zonder gal, een weerga zoet van aerd;Ga naar voetnoot97
 
En zoo ghy 't onderstaet, ick zieze ras gepaert.Ga naar voetnoot98
 
Ick zal d'afkeerigheid uit hun gemoeden bannen,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En hen eendraghtelijck in uwen wagen spannen.
 
De Teelzucht op dat woord terstont na d'aerde vloogh,
 
En trof den jongen Pol, uit Dvifkens blinckende oogh,
 
Met eenen scharpen pijl, aleer hy 't zelf vermoede.
 
De wonde zat in 't mergh, hoewelze niet en bloede.
105[regelnummer]
Het bloed begon te ziên, door 't heimelijcke vuur.Ga naar voetnoot105
 
De jongeling bevond de straelen van natuur
 
Veel maghtiger dan oit. hy liet zijn' handel loopen,
 
En dacht om vaders huis, noch koopen en verkoopen:
 
Maer ley op kussen toe en vriendelijcken kout,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Op loncken en gevley. de liefde maeckt hem stout.
 
Zijn eenigh wenschen is om in haer gunst te raecken.
 
Hy keurt de woorden uit, die maeghdekens doen blaecken,Ga naar voetnoot112
 
En is in vierigheid zich zelven ongelijck,Ga naar voetnoot113
 
En vordert nacht en dagh den bouw van Venus Rijck.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
't Is wonder hoe de min de menschen kan verkeeren,
 
En in zoo kort een tijd zoo veele dingen leeren.
 
De minne wet het brein, en zet de zinnen schrap,
 
En leert in haere school ons deughd en wetenschap,
 
Ootmoedigheid, geduld, en zedige manieren:
120[regelnummer]
Te hoopen zonder hoop: een anders luimen vieren:Ga naar voetnoot120
 
Te dienen zonder loon: te zwichten, te bestaen:Ga naar voetnoot121
 
Gewillighlijck geboeit in slaverny te gaen:
 
Te derven om 't genot, en sterven en verrijzen:
 
Den maghteloozen geest met roock en wind te spijzen.
125[regelnummer]
Zy weckt de traegen op uit hunnen droom, en vraeght,
 
Of niet een frissche jeughd, een wackre en heldre maeghdGa naar voetnoot126
 
In aengenaemheid zelf de zonne gaet te boven?
[pagina 510]
[p. 510]
 
Of kostelijcker bloem, in 't puick van alle hoven,
 
Gevonden word als dees, daer Pol nu 't oogh op slaet?
130[regelnummer]
Om haer is 't dat hy peynst, al waer hy gaet of staet:
 
Het zy het morgenrood verlicht de groene kruiden;
 
Het zy de groote toorts de hoofden braed in 't zuiden;
 
Het zy die achter duin in 't zoute water zinckt;
 
Of ons by nacht ontschuilt, en voor een ander blinckt.
135[regelnummer]
Mijn Pol is op zijn Dvif verslingert, als een doffer.Ga naar voetnoot135
 
Hy heeft geen ander hart als 't harte van zijn joffer.
 
Versuft hy, daer het loof hem voor de zon bescharmt,Ga naar voetnoot137
 
Hy ziet hoe groen 't geboomt malkanderen omarmt,Ga naar voetnoot138
 
Den lindeboom den Yp, den wilgetack den elzen;Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Hy wenscht terstond zijn lief te kussen en t'omhelzen.
 
Ziet hy den bloessem aen, zoo liefelijck van lucht;
 
De maeghdom rieckt hem toe, en zijn beloofde vrucht.
 
Zoo hy een klaere star ziet flickren in het doncker,
 
Hy denckt om 't lachende oogh, en 't hemelsche geflonker
145[regelnummer]
Van 't minnelijck gezicht, en 't zuiver diamantGa naar voetnoot145
 
Dat in haer aenschijn gloeit. hy smoort van heeten brand.
 
Zoo hy twee paerden ziet een' zelven wagen trecken;Ga naar voetnoot147
 
Hy denckt om 't zachte juck: en ziet hy treckebecken
 
Twee duiven op het slagh, niet ongelijck van kuif;Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Hy raest, hy is ontrust, en roept om zijne Dvif,Ga naar voetnoot150
 
En geeft zich op de vlught, en krijght gezwinde wiecken,Ga naar voetnoot151
 
En weet waer dat zy is te raeden en te riecken,
 
En valtze moeielijck, en weetze t'ondergaen.Ga naar voetnoot153
 
Zy ziet haer vryers trouw en grooten yver aen,
155[regelnummer]
En krijgt genegentheid, en andere gepeinzen,
 
En wenscht gepaert te zijn: maer 't hart wil t'elckens deinzen,Ga naar voetnoot156
 
Vit teere bloodigheid, en jeughdelijcke schaemt;
 
De rechte blozentheid die zoo een maeghd betaemt,Ga naar voetnoot158
 
En schooner is dan 't rood op haer ontloke wangen.
160[regelnummer]
De wil zou over slaen, maer blijft in twijffel hangen.Ga naar voetnoot160
 
Het jawoord, dat de gunst te met na voor toe drong,
 
Is rijp en in den mond, maer 't hapert op de tong,Ga naar voetnoot162
 
En kan 'er qualijck uit. doch wat baet tegenstryen?
[pagina 511]
[p. 511]
 
Wie met den hemel vrijt, die heeft voorwind in 't vryen,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
En raeckt de haven in behouden met gemack;
 
Gelijck dees Bruigom deê, doen zy het jawoord sprack,
 
En met een' zucht ontfing zijn aengebode trouwe,
 
En aen zijn zijde ging, gelijck zijn echte vrouwe.
 
Leef lang, geluckigh paer, en bezigh uwen tijd,
170[regelnummer]
En treck getroost te velde in dezen eersten strijd,Ga naar voetnoot170
 
En mengel onder een triomf en nederlaegen:
 
Ghy zult hier over smart noch over wonden klaegen.
 
Het is een lieve lust, die nimmermeer verveelt.
 
Wie vreest voor zulck een dood, die 't eeuwigh leven teelt.
175[regelnummer]
Nu droom niet anders dan van harten te verovren.
 
De zoete koele May bestroit uw bed met lovren,
 
En bloemen zonder tal, en lacht u vrolijck aen.
 
De zon, om uwent wil, zal spader onder gaen.
 
De schaemte heb hier uit, en moet geen kaecken verwen.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ga mengel bloed met bloed, en Pollen en van Gerwen.
 
Daer volge, beurt om beurt, een dochter na een' zoon.
 
De liefde is geen last, zy is haer eigen loon.
 
Ick zie den erfgenaem den kleenen Pol geboren,
 
Eer negenmael de maen verwisselt haeren horen.
185[regelnummer]
Ick zie hoe grootvaêr 't kind vast kust, en wel gemoedGa naar voetnoot185
 
In bey zijn armen vat, en met dees woorden groet;
 
Terwijl de traenen vast van blyschap staen en hangen
 
In d'oogen en op 't vel der rimpelige wangen:
 
De Roomsche Pol en was noch kon zoo bly niet zijn,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Doen hem geboren werd het zoontje Salonijn,Ga naar voetnoot190
 
Waer op Augustus zwaen de goude tijden spelde,Ga naar voetnoot191
 
Als ick met deze vrucht, het leste dat my quelde.Ga naar voetnoot192
 
Mijn lang gewenschte neef, Gods wille moet geschien.
 
Hy hael my in zijn rust, nu ick u heb gezien.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
De wereld viel te kleen, en zat te naeuw verdrongen,
 
Zoo d'oude niet en weeck, en lietze weêr den jongen.
 
Mijn voorgang zy uw spoor, en word geen weldoen moe.
 
Aldus spreeckt oude Pol: de jonge lacht hem toe.
 
 
I.v.V.
voetnoot*
Van 1637. Afgedrukt volgens de tekst van de afzonderlike uitgave in folio. Unger: Bibliographie, nr. 235.
voetnootvs. 2
mastrijck bosch: van schepen.
voetnoot3-4
Een guuren zuuren hoeck: de IJkant, aan de gure Noordenwinden blootgesteld; den wagen des dageraeds: de zonnewagen, door Phoebus bestuurd.
voetnoot5
houdt'er hof: heerst er; gelijck een stijl: onwrikbaar.
voetnoot6
korter: nml. dan de winter.
voetnoot8
spickelige: bonte.
voetnoot9
Bloemaerd: de bloemenliefhebber.
voetnoot10
Narcis: de schone jager Narcissus versmaadde de liefde van Echo en werd, als straf verliefd op zijn eigen beeltenis. Toen hij die in de bron bewonderde, veranderde hij in een bloem. Hoe Vondel dit verhaal hier te pas brengt, is mij niet duidelik.
voetnoot12
Noordsche bosschen: hout, uit Zweden aangevoerd.
voetnoot14
geschut: tegengehouden; met pijn: met moeite.
voetnoot15
by geval: toevallig.
voetnoot17
nml. op hun reizen naar het Noorden.
voetnoot18
tarten: trotseren.
voetnoot19
past op: geeft om.
voetnoot20
slaet voorby: gaat haastig voorbij; den tijd: nml. de geschikte tijd voor het huwelik.
voetnoot21
om 't jaer: elk voorjaar; doet een'keer: rondgaat.
voetnoot24
gelijckerhand: in gelijke mate, everzeer (Ned. Wdb. IV, 1196); de betekenis: gezamenlik zou hier ook passen.
voetnoot26
Cypris: Venus.
voetnoot27
Of (hoogstens) wordt er eenmaal in de zeven jaar bruiloft gehouden.
voetnoot28
verouden: verouderen.
voetnoot30
het doet hen wonder wel: zij vinden het (zelfs) heel goed.
voetnoot31
op hun verzoeck: bij hun aanzoek.
voetnoot33
verlet: belemmerd.
voetnoot38
van Venus vloeit: uit de liefde voortkomt; eens: op een zekere tijd.
voetnoot41
Pol: Harmen Gysbertsz. van de Poll (1559-1645), de vader van de bruidegom, die in allerlei ambten sedert 1593 de stad gediend had (vs. 42). Op zijn voorspraak werd Vondel in het Palamedes-proces niet naar Den Haag uitgeleverd. Vgl. de opdracht van de Inwying der doorluchtige Schoole t'Amsterdam en de aantekeningen (hiervóór blz. 372).
voetnoot43
dick: dikwijls.
voetnoot45
duickt: zich terugtrekt.
voetnoot48
oprechtigheid: rechtschapenheid.
voetnoot49
eere schat: als eer beschouwt, zich tot eer rekent.
voetnoot51
staetzucht: heerszucht.
voetnoot52
Terwijl men elders, in deze verdorven tijden, slechts een rest van de oude deugd vindt (vgl. Vondels klachten in de Roskam).
voetnoot54
't zweemssel: de gelijkenis; zelf: zelfs; Romulus: als stichter van het oude, degelike Romeinse rijk.
voetnoot55
verscheelt: verschilt (nml. van Romulus, die zijn broeder Remus doodde) ten opzichte van.
voetnoot58
wie: wie ook; hy (met accent); slaet zijn uuren ga: geeft nauwlettend acht op zijn tijd.
voetnoot59
als mond van 't Recht: als schepen; beladen: belast.
voetnoot60
Raeden: leden van de vroedschap.
voetnoot63
van zijnen dienst verlaeten: uit zijn ambt ontzet, nml. in 1618 door Prins Maurits.
voetnoot64
weder aengezocht: in 1629, toen hij in zijn vorige rang, zelfs op zijn oude eed, weer werd toegelaten.
voetnoot65
't oproerigh volck: de Oranje-gezinde burgerij.
voetnoot68
zonder ga: zijn vrouw Reimerich Dirksdr. was 23 Dec. 1599 overleden.
voetnoot71
schreeuwen: schreien.
voetnoot72
Van de Pol was herhaaldelik Weesmeester.
voetnoot74
vast: reeds.
voetnoot75
al 's levens lust te sterven: stervende afstand te doen van aardse genietingen.
voetnoot77
zijn erf en 't vaderlijcke leen: in zijn bezittingen en zijn handelszaak (de houthandel).
voetnoot79
zijn zoonen bey: de hier bezongen Jan en Gijsbert (1599-1652), die kinderloos overleed.
voetnoot80
die oude stock: die grijsaard.
voetnoot82
De Teelzucht: de neiging tot voortplanting (een personificatie van Vondels vinding).
voetnoot85
past op: acht geeft op.
voetnoot86
heit vast: legt een stevige grondslag.
voetnoot90
braeve: voortreffelike.
voetnoot91
knipt den draed: functie van de Parcen, overgedragen op de dood.
voetnoot93
zijn gezelschap: zijn overleden vrouw (in 't Vlaams nog gebruikelik voor een der echtgenoten; vgl. De Bo en Ned. Wdb. IV, 2187; helt over: op het punt staat te vallen in.
voetnoot96
beschoren: toebedeeld.
voetnoot97
weerga: echtgenote (vgl. eega).
voetnoot98
onderstaet: onderneemt, op u neemt.
voetnoot99
gemoeden: oud meerv. van gemoed.
voetnoot105
ziên: zieden, koken.
voetnoot109
ley toe: nu reflexief: legde zich toe.
voetnoot112
keurt uit: zoekt uit.
voetnoot113
zich zelven ongelijck: overtreft zich zelf.
voetnoot114
vordert: bevordert.
voetnoot120
vieren: toegeven aan.
voetnoot121
bestaen: durven.
voetnoot126
heldre: frisse, gezonde.
voetnoot135
verslingert: verliefd (niet in minder gunstige zin).
voetnoot137
Versuft hy: ligt hij te dommelen.
voetnoot138
groen: verliefd (woordspeling).
voetnoot139
Den lindeboom, den wilgetack met nominatiefs-n.
voetnoot145
't minnelijck gezicht: de vriendelike blik.
voetnoot147
een' zelven: een zelfde.
voetnoot149
het slagh: de duiventil.
voetnoot150
is ontrust: wordt onrustig.
voetnoot151
geeft zich: begeeft zich, gaat.
voetnoot153
valtze moeielijck: bestormt haar met zijn aanzoeken en beleefdheden; t' ondergaen: op te sporen.
voetnoot156
deinzen: achteruitgaan, zich terugtrekken.
voetnoot158
blozentheid: schuchterheid, zedigheid.
voetnoot160
zou over slaen (beeld van de weegschaal): zou bijna toegeven, maar blijft in evenwicht hangen.
voetnoot162
hapert: blijft steken.
voetnoot164
met den hemel: met goddelike hulp. Dit slaat terug op het goddelik bevel in vs. 81; heeft voorwind: is voorspoedig.
voetnoot170
dezen eersten strijd: schertsend voor hun lief kozingen.
voetnoot179
heb hier uit: met de schaamte moge het gedaan zijn; moet: behoeft.
voetnoot185
vast: reeds.
voetnoot189
De Roomsche Pol: Asenius Pollio, consul te Rome en beroemd redenaar.
voetnoot190
Salonijn: zijn zoontje werd aldus genoemd naar de stad Salone, door Pollio ingenomen in de tijd toen zijn zoon geboren werd.
voetnoot191
Augustus zwaen: Vergilius, die de geboorte van dit kind bezong in zijn vijfde herderszang.
voetnoot192
het leste dat my quelde: d.w.z. de zorg dat hij geen kleinzoon zou krijgen.
voetnoot194
Zinspeling op de woorden van de oude Simeon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys