Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 646]
[p. 646]

Elektra.

Leermeester:
 
O Zoon van Atreus zoon, die 't opperste gezaghGa naar voetnootvs. 1
 
In 't Griecksche leeger had, toen hy voor Troje lagh,
 
Nu zietge zelf het geen, daer staegh u hart naer haeckte.
 
Dit's Argos, d'oude Stad, daer uw gemoed om blaeckte.
5[regelnummer]
Dit 's 't woud van Iö zelf, dat dolgeprickelt dier.Ga naar voetnoot5
 
Het Wolfsveld van Apol, den wolvenschrick, is hier,Ga naar voetnoot6
 
En dees vermaerde kerck, die Argos Iuno wydde,Ga naar voetnoot7
 
Rijst ginder hemelhoogh, aen uwe rechte zijde.
 
Orest, wy zijn geraeckt, daer ghy nu Pelops Stad,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het rijck Mycaenen, ziet, en 't Hof met moord beklad;Ga naar voetnoot10
 
Van waer ick eertijds, toen uw Vader raeckte om 't leven,
 
U, die my van Elektre, uw zuster, werd gegeven,
 
Heb weghgedragen, stil geberght, en opgevoed,Ga naar voetnoot13
 
Tot datghe maghtigh waert te wreecken Vaders bloed.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Orest, en Pylades, mijn huisvriend, nu met zinnen
 
Eens haestigh overleit, hoe wy dit best beginnen;
 
Nadien de voglezang zoo schel, en zoetgebeckt,Ga naar voetnoot17
 
In 't kriecken ván den dagh, de zon ten bedde uitweckt,
 
En ree de zwarte nacht de starren heb verdreven.
20[regelnummer]
Eer zich dan eenigh mensch ga buitens huis begeven,
 
Zoo overlegh het stuck; want wy zijn t'zaemen daerGa naar voetnoot21
 
Dien aenslagh dient gespoeit, en 't marren geeft gevaer.Ga naar voetnoot22
Orestes:
 
Mijn waerdste dienaer, o wat is door menigh teecken
 
Uw onvervalschte zucht te mywaert klaer gebleecken!Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want eveneens, gelijck een edelmoedigh paerd,Ga naar voetnoot25
 
Hoe oud het zy, nochtans in onspoed niet veraerdGa naar voetnoot26
 
Van zijnen tuck, maer briescht met opgesteecken ooren,Ga naar voetnoot26-27
[pagina 647]
[p. 647]
 
Zoo vangt ghy 't stuck zelf aen, en noopt ons, als met spooren:Ga naar voetnoot28
 
Derhalven zal ick u ontdecken mynen zin.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Nu luister scherp, en is'er yet ontydighs inGa naar voetnoot30
 
Mijn reên, verbeter dat; want toen ick God ging spreecken,Ga naar voetnoot31
 
Te Delphis, op wat wyze ick Vaders dood moght wreecken,
 
Ried my Apollo zelf, en antwoorde op mijn vraegh,
 
Dat ick niet met een heir, maer heimelijcke laeghGa naar voetnoot34
35[regelnummer]
De moorders straffen zou rechtvaerdighlijck aen 't leven.Ga naar voetnoot35
 
Nadien die God my dan dees antwoord heeft gegeven,
 
Ga by gelegenheid bespieden, hoe het staet
 
Ten Hove, en wat'er toch al by hen ommegaet,
 
Op dat ghy ons ontdeckt, en meld uw wedervaeren.
40[regelnummer]
Ten Hoof zal niemant u, die omzworft zoo veel jaeren,Ga naar voetnoot40
 
En grijs zijt, en ontmunt, meer kennen kunnen, nochtGa naar voetnoot41
 
Uw uitheemsch kleed, en draght geeft niemant achterdocht.Ga naar voetnoot42
 
Geef u voor vreemdling uit, en ga voor een' Phocenser,Ga naar voetnoot43
 
Die afgevaerdight werd van hunnen Phanotenser;Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Want dat's hun beste vriend, en trouwste bondgenoot.
 
Ga boodschap hen, en sterck met eede Orestes dood;Ga naar voetnoot46
 
Hoe hem de renzucht broght, daer Griecken renfeest hielen,Ga naar voetnoot47
 
Aen 't sneuvlen, en ten val, met barrenende wielen.Ga naar voetnoot48
 
Laet dit uw boodschap zijn. na dat mijn Vaders graf
50[regelnummer]
Gekroont zy, naer den raed, die ons 't Orakel gaf,Ga naar voetnoot50
 
Met afgesneden hair, met offerwijn te plengen,Ga naar voetnoot51
 
Zoo zie ons hier te moet; wanneerwe medebrengenGa naar voetnoot52
 
Die kopre bus, in ruight gestopt, gelijckghe weet:Ga naar voetnoot53
 
Op dat men door gerucht, met waerheids schijn bekleed,
55[regelnummer]
En blyde tyding hen bedrieghelijck verrassche;
 
Hoe 't lichaem van Orest verbarrent zy tot assche:
 
Want dood te heeten deert my toch op geene wijs,Ga naar voetnoot57
 
Indien ick leef, en zoo met grooter eer verrijs.
 
Ick kan een' nutten klanck niet lastren noch misprijzen.Ga naar voetnoot59
[pagina 648]
[p. 648]
60[regelnummer]
'K heb menighmael gezien, dat doodgeheete wijzen
 
Het hoofd met meerder roem verhieven in hun lucht;
 
En hoop oock desgelijcks, na dit gestroit gerucht,Ga naar voetnoot62
 
Voor myne vyanden verscheenen, van zoo verre,
 
Te blincken, op een nieuw, gelijck een klaere starre.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Maer o mijn Vaderland, en vaderlandsche Goôn,
 
Verwellekoomtme zoo, en baent den wegh zoo schoon,
 
Dat d'aenslagh my geluck; en ghy mijn erfpaleizen,Ga naar voetnoot67
 
Laet my met schande niet van dezen bodem deizen;
 
Nadien ick u ter liefde, en van de Goôn geport,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
U wasschen koom van 't bloed, op uwen troon gestort.Ga naar voetnoot70
 
Maeckt my nu eigenaer der Koningklijcke goeden,Ga naar voetnoot71
 
En heiland van dit huis: dat bid ick. Nu aen 't spoeden,Ga naar voetnoot72
 
Stockoude man, volvoer het geen u is belast.
 
Wy gaen oock; want 't is tijd, en 't is de tijd, die vastGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Het meeste zeggen heeft in menschelijcke zaecken.Ga naar voetnoot75
Elektra:
 
Wee my ellendigh mensch!
Leermeester:
 
Mijn zoon, ick hoor genaecken,
 
Daer binnen, zoome dunckt, een dienstmaeghd, die dus steent.
Orestes:
 
Zou 't wel Elektra zijn, die om heur rampen weent,
 
Wat dunckt u? zullen wy vertoeven, om te weten
80[regelnummer]
Waerom zy klaegt?
Leermeester:
 
geensins, men moet zich niets vermeeten
 
Te doen, voor dat men hebbe Apolloos last voldaen.
 
Men vang van Vaders lyck, en moordgety eerst aen;Ga naar voetnoot82
 
Want hier aen hangt de kracht en zege van dien aenslagh.Ga naar voetnoot83
Elektra:
 
O koesterende bron der daegen,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
O lucht, geparst om 's aerdrijx korst,Ga naar voetnoot85
 
Hoe dickwils hoorde ghy my klaegen,
 
En slaen voor mijn gekrabde borst;
[pagina 649]
[p. 649]
 
Wanneer de morgen was herboren:
 
Want al wat 's nachts bedreven word
90[regelnummer]
Gezin en ledekanten hooren,Ga naar voetnoot90
 
In dit paleis, met bloed bestort;Ga naar voetnoot91
 
Daer ick betreur mijn Vaders euvlen,Ga naar voetnoot92
 
Die niet, op den uitheemschen boôm,
 
Door wreeden oorloogh quam te sneuvlen;
95[regelnummer]
Maer door mijn Moeder, los van toom,Ga naar voetnoot95
 
En door AEgisth, onkuisch van zede.
 
Dees kloofden 't Koningshoofd zoo stoutGa naar voetnoot97
 
Met d'ysre moordbyl, scherp van snede;
 
Als d'ackermans een eick in 't woud.
100[regelnummer]
En, o mijn Vader! o mijn smarte!
 
Zoo schelmsch, zoo schendigh omgebroght,Ga naar voetnoot101
 
Niet een neemt uwe dood ter harte:Ga naar voetnoot102
 
Maer ick zal mijn gejammer, nocht
 
Mijn kermen, en geschrey niet staecken,
105[regelnummer]
Zoo lang de zonne ryze, en dael,
 
En starren aen den hemel blaecken:Ga naar voetnoot106
 
En even als een nachtegael
 
Besteent het plondren, van zijn jongen,Ga naar voetnoot108
 
Zal ick, voor Vaders Hof, en poort,
110[regelnummer]
My laeten hooren onbedwongen,
 
Zoo luide, dat het yeder hoort.
 
O onderaerdsche heerschappyen!Ga naar voetnoot112
 
O aerdsche Godstolck, gaeuw en kloeck!Ga naar voetnoot113
 
Gods Dochters, felle Raezeryen,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
En ghy, ontzaghelijcke Vloeck,Ga naar voetnoot115
 
Slaet d'oogen neder. koomt ons redden.Ga naar voetnoot116
 
Aenschouwt dien ongerechten moord,Ga naar voetnoot117
 
En die ter sluick een anders beddenGa naar voetnoot118
 
Berooven; koomt, en helpt hen voort.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Koomt straft mijn Vaders nederlaegen,Ga naar voetnoot120
 
En stuurt mijn' Broêr. ick ben te zwack,
[pagina 650]
[p. 650]
 
Om langer dus alleen te draegen
 
Mijn' druck, een al te lastigh pack.Ga naar voetnoot123
Rey:
 
O Kind der jammerlijckste Vrouwe,
125[regelnummer]
Elektra, droeve Dochter, ach!
 
Waeromme quijntghe, nacht en dagh,
 
Van onverzaedelijcken rouwe,
 
Om Agamemnon, eer verdaenGa naar voetnoot128
 
Door list en schalckheid, noit verwoeder,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Van uwe goddelooze Moeder,
 
En met haer booze hand verraên?
 
De donder sla hen, en wil 't wreecken;Ga naar voetnoot132
 
Indien't hier vry staet zoo te spreecken.
Elektra:
 
O spruit, van vroomen voortgebroght,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Koomt ghy my troosten in ellende?
 
Ick weet het wel. 't zijn welbekendeGa naar voetnoot136
 
En dingen lang by my bedocht:
 
Maer 'k wil niet laeten te beweenen
 
Mijn Vaders jammerlijcke dood.
140[regelnummer]
Laet my begaen, ghy die in nood
 
My bystaet, om al 't goed voorheenenGa naar voetnoot141
 
Van my genoten. laetme toch.
 
Ick ben verloren. och och och!
Rey:
 
Ghy zult nochtans met al dit krijten
145[regelnummer]
En kermen Vader op zijn' stoelGa naar voetnoot145
 
Uit den gemeenen jammerpoelGa naar voetnoot146
 
Niet wecken, maer u zelve slijtenGa naar voetnoot147
 
Door endelooze droefenis,
 
En ongeneezelijcke smarte.
150[regelnummer]
Wat lichtenis verwacht uw harteGa naar voetnoot150
 
Uit leed, dat niet te boeten is?Ga naar voetnoot151
 
Wat staetghe, door geduurigh klaegen,
 
Naer't geen ghy niet vermooght te draegen?Ga naar voetnoot152-153
[pagina 651]
[p. 651]
Elektra:
 
Een zot vergeet zijn ouders haest,Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Die omgekomen zijn zoo snoode:
 
Maer 't vogelken, de zomerbode,Ga naar voetnoot156
 
Dat altijd Itys Itys raest
 
En kermt, gelijckt my gansch in dezen.Ga naar voetnoot157-158
 
Rampzaelge Niobe, o ick achtGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
U een van 't goddelijck geslacht.
 
Ick acht u een Godin te wezen,Ga naar voetnoot161
 
Die yslijck in een steenen graf
 
Roept, wee en wach, en laet niet af.Ga naar voetnoot163
Rey:
 
O Dochter, onder die verschovenGa naar voetnoot164
165[regelnummer]
Gaen treuren, zijt ghy 't van uw' stam
 
Alleen niet, die dit over quam;
 
En nochtans gaetghe in rouw te bovenGa naar voetnoot167
 
Uw gansche maeghschap, en u bloed,
 
Daer binnen, als Iphianasse,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Chrysothemis, en d'onvolwasse,Ga naar voetnoot170
 
Die stil zijn ramp betreuren moet.
Elektra:
 
Orest, van hoogen stam geboren,
 
Ter goeder uur zult ghy ten toonGa naar voetnoot173
 
Eens, op Iupijns verheughden troonGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Gekeert, tot Koning zijn gekoren,
 
Van 't wijd vermaert Myceensch gezagh.Ga naar voetnoot172-176
 
Ick kinderlooze, en ongehuwde,
 
En ongeluckige, en geschuwde,
 
U wachtende, van dagh tot dagh,
180[regelnummer]
Met droeve traenen op de kaecken,
 
Verga terwyl van al 't verdriet;
 
Maer ghy gedenckt mijn weldaên niet,
 
Noch d'ongelijcken die u raecken.Ga naar voetnoot183
[pagina 652]
[p. 652]
 
Wat valsche maren hebben wy
185[regelnummer]
Van u niet, reis op reis, vernomen?
 
Ghy dreight, en zult te voorschijn komen,
 
Maer zet uw komste aen eene zy.Ga naar voetnoot187
Rey:
 
Hou moed, mijn Dochter, tot het ende.
 
Iupijn met zijn alwetende oogh,
190[regelnummer]
Die 't al bestiert, zit daer om hoogh.
 
Beveel hem uwe groote ellende,Ga naar voetnoot191
 
En weest op henliên, dien ghy haet,
 
Niet ongeduldighlijck gebeten,Ga naar voetnoot193
 
Ghy zult nochtans dit niet vergeten.
195[regelnummer]
De tijd is langsaem van beraed:Ga naar voetnoot195
 
En Agamemnons zoon, te Krisse,Ga naar voetnoot196
 
In 't weiland, vlughtigh door zijn lot,Ga naar voetnoot197
 
Kan wel eens keeren, oock de God
 
Des afgronds, en der duisternisse.Ga naar voetnoot198-199
Elektra:
200[regelnummer]
Een groot gedeelt van's levens tijd
 
Is door, en noch zal hy verschynen,Ga naar voetnoot201
 
En ick, die ouderloos ga quynen,
 
Heb niet een' vriend die voor my stryd,
 
Noch kracht genoegh, om 't quaed te keeren:
205[regelnummer]
En moet, gelijck een kamenier,
 
Verschoven, Vaders kamer hierGa naar voetnoot206
 
Bedienen, en in slechte kleeren,Ga naar voetnoot207
 
Die my niet voegen, heenen gaen,
 
En dus voor lege tafels staen.Ga naar voetnoot209
Rey:
210[regelnummer]
O droeve spraeck van Vaders komen,Ga naar voetnoot210
 
En wederkomste uit Priams oord.
[pagina 653]
[p. 653]
 
O naere kreet, die in dien moordGa naar voetnoot212
 
Uit Vaders kamers werd vernomen;
 
Toen hy dien slagh met d'ysre bijl
215[regelnummer]
Op 't hoofd ontfing. Bedrogh bedocht het.Ga naar voetnoot215
 
De Liefde trof hem, en volbroght het.Ga naar voetnoot216
 
Zy stroiden schricklijck in der yl
 
Een schelmsch gerucht, en waren reede,Ga naar voetnoot217-218
 
Als of een God of mensch dit deede.
Elektra:
220[regelnummer]
O dagh, dien ick vervloeck alleen,
 
Het zy wat dagh oock dat'er ryze;Ga naar voetnoot220-221
 
O nacht, o moordbancket en spijze,Ga naar voetnoot222
 
Wat brouwt ghy ons al zwaerigheên?
 
Wat snooder dood is hy gestorven,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Toen twee verraêrs hem randden aen.
 
Die klaeuwen hebben 't my gedaen,
 
En met mijn' Vader my bedorven.Ga naar voetnoot227
 
De groote God des hemels zetGa naar voetnoot228
 
Hen dit betaelt, en straf rechtvaerdigh,
230[regelnummer]
Noch maeck hen eenige eere waerdigh
 
Die met dit schelmstuck zijn besmet.
Rey:
 
Zie toe, verloop u niet met spreecken.Ga naar voetnoot232
 
Of mercktghe niet uit welck een' staetGa naar voetnoot233
 
Ghy, tot uw eige scha, en smaed,
235[regelnummer]
Vervalt, en blijft van gunst versteecken?Ga naar voetnoot235
 
Ghy baert, door wraeckzucht, die u drijft,
 
U zelve vyanden en hinder.
 
Het is geen wijsheid, dat een minder
 
Met maghtiger krackeelt en kijft.
Elektra:
240[regelnummer]
Ick word geperst van 't schendigh lijen.Ga naar voetnoot240
 
Ick weet het wel, en ken mijn' kop;Ga naar voetnoot241
[pagina 654]
[p. 654]
 
Maer 'k zal mijn leven lang, mijn' krop
 
Uitschuddende, niet konnen myenGa naar voetnoot242-243
 
Mijn scha, om 't schendigh moordgeschrey:
245[regelnummer]
Want wanneer, om mijn' rouw te zachten,Ga naar voetnoot245
 
Heb ick een troostlijck woord te wachten
 
Van dees gelieven allebey?Ga naar voetnoot247
 
Van wien die pit heeft achter d'ooren?
 
Mijn troosterssen, verlaetme toch.Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Verlaetme vry. dees droefheid, och!
 
Is niet te dempen noch te smooren.
 
Mijn zwaerigheidt duurt voor altoos,
 
Zoo is 't geklagh oock endeloos.
Rey:
 
Maer 't is uit gunst, dat ick's my moeie:Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Gelijck een trouwe moeder doet,
 
Op dat uw wellende gemoedGa naar voetnoot256
 
Niet d'eene ellende uit d'ander broeie.Ga naar voetnoot257
Elektra:
 
Nu zeghme, met wat maet, hoe kort
 
Zou ick mijn jammer zien gesleten?Ga naar voetnoot258-259
260[regelnummer]
Is 't voeghlijck dooden te vergeten?
 
Wien heeft Natuur dit ingestort?Ga naar voetnoot261
 
Ick zou geen' roem van hen begeeren:Ga naar voetnoot262
 
Noch by een wederga gevoeght,Ga naar voetnoot263
 
Niet vreedzaem leven, noch vernoeght;
265[regelnummer]
Indien ick most met luchte veerenGa naar voetnoot265
 
Gaen vliegen over het verdriet
 
Des moordkreets, die al 't Rijck vervaerde.
 
'T is waer, de doode is stof, en aerde,
 
En aerde zijnde, en anders niet,
[pagina 655]
[p. 655]
270[regelnummer]
Zal eeuwighlijck ellendigh leggen.
 
Zou daerom, die dien moordslagh gaf
 
Niet draegen zijn verdiende straf?
 
Wat had de Schaemte dan te zeggen?
 
Godvruchtigheid voortaen veracht,
275[regelnummer]
Had uit by 't menschelijck geslacht.Ga naar voetnoot268-275
Rey:
 
O Dochter, ick koom hier in aller yl gevlogen,
 
Zoo wel door mijnen plicht als uwen druck bewogen;
 
Indien ick qualijck spreeck, zoo win het vry: 'k zal nuGa naar voetnoot278
 
Gevolleghzaem terstond my buigen onder u.
Elektra:
280[regelnummer]
O Vrouwen, 'k schaem my des, dat ick, dus bang te moede,Ga naar voetnoot280
 
U overlastigh val: neemt mijn gekerm ten goede.Ga naar voetnoot281
 
Dit perst de nood van 't hart: want zekerlijck, hoe zou
 
Een Koningklijcke spruit, een hooghgebore Vrouw
 
Dit staecken, daerze, nacht en dagh, geen' aêm kan haelen,
285[regelnummer]
En vaders ongeluck verryzen ziet, en daelen.Ga naar voetnoot284-285
 
Vooreerst al 't geenme van mijn Moeder, uit wiens schoot
 
Ick in de weereld quam, bejegent is zoo snood.Ga naar voetnoot287
 
Daerna verkeer ick vast in 't eigen Hof mijns Vaders,Ga naar voetnoot288
 
Met zijne moordenaers, en schendige verraeders,
290[regelnummer]
En word van hen bestiert, en moet van henliên staegh
 
Myn' noodruft, en myn' kost genieten alledaegh.Ga naar voetnoot291
 
Oock denckt eens, hoe dien dagh met droefheid word gesleeten,
 
Als ick AEgisth moet zien, op Vaders troon gezeten,
 
Met Agamemnons kleed bekleed, en veel cieraeds,
295[regelnummer]
En drincken offerwijn ons Huisgoôn toe, ter plaetsGa naar voetnoot295
 
Daer zy hem broght om hals: maer 'k zie, wie zou 't gelooven?
 
Een hoofdschand, die noch verre alle andre gaet te boven,
 
Dien snooden moorder zelf, in Vaders plaets, het bed
 
Met mijn bedorven Moêr (indien ick zonder smetGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Haer Moeder noemen magh) die by hem leit, onteeren,
 
En haer te goddeloos met zulck een smet verkeeren;Ga naar voetnoot301
 
Geen Raezery ontzien, maer lachen welgemoedGa naar voetnoot302
[pagina 656]
[p. 656]
 
In al dees gruwelen, die zy bedrijft en doet.
 
Zy ziet het moordgety te moet met groot verlangen;Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Dien dagh, toen zy met list mijn' Vader kreegh gevangen,
 
En zoo om 't leven holp. wanneer die dagh verjaert,
 
Dan steltze danssen in: dan slaght zy onbezwaert
 
De schaepen, die, ter maend gekeelt, voor d'outers bloeden,Ga naar voetnoot308
 
Ter eere van dees Goôn, die haer tot noch behoedden.
310[regelnummer]
Ick ongeluckige dit ziende, in ons paleis,
 
Versmelt, en zucht, en schrey, en vloecke reis op reis
 
Mijn Vaders moordbancket, en moordmael, zoo zy 't heeten.Ga naar voetnoot312
 
En stondme 't schreien vry, en had ick eens gekreetenGa naar voetnoot313
 
Zoo lang, als 't hart wel lust: want deze trotse Vrouw
315[regelnummer]
Beschimpt al mijn misbaer, en jammerlijcken rouw:
 
O hellevloeck der Goôn, mist ghy dien overledenGa naar voetnoot316
 
Alleen, en treffen u alleen dees zwaerigheden?
 
Dat dy de hagel sla: dat d'onderaerdsche gloedGa naar voetnoot318
 
En Pluto geve, dat ghy eeuwigh balcken moet.Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Aldus beschimptze my: maer als zy heeft vernomen,
 
En krijght een lucht, en rieckt dat Broeder staet op 't komen.Ga naar voetnoot321
 
Dan staetze zinneloos by my en stampt, en raest:
 
Is dit niet uw bedrijf, die steelwijs in der haest
 
Orestes my ontdroeght? maer denck vry 'k zal 't eens straffen,
325[regelnummer]
Gelijckge wel verdient. zoo hoort al 't Hof heur blaffen.Ga naar voetnoot325
 
Haer lieve Bruigom staet aen heure zy, en schent,Ga naar voetnoot326
 
En hitst heur aen: die bloed, en oirzaeck van d'ellend:Ga naar voetnoot327
 
Die met de vrouwen treckt te velde, en aen den reie:Ga naar voetnoot328
 
Maer ick, die midlerwijl Orestes vast verbeie,Ga naar voetnoot329
330[regelnummer]
Dat hy dit onweêr stil, verga in mijn verdriet:Ga naar voetnoot330
 
Want sammelend, bederft hy 't geen ick hoop, en nietGa naar voetnoot331
 
Verhoop: en o Vriendin, hoe kan ick, dus gedreven,
 
My maetigen in rouw, of recht godvruchtigh leven?
 
In quaede zaecken moet de hooge nood my raên,
335[regelnummer]
Die raed een' quaeden wegh en onwegh in te slaen.Ga naar voetnoot334-335Ga naar voetnoot335
[pagina 657]
[p. 657]
Rey:
 
Wel, zeghme, durftghe dus by uwen stiefvaêr wrocken?Ga naar voetnoot336
 
Of als hy dit niet hoore, en zy van huis getrocken?Ga naar voetnoot337
Elektra:
 
Met reden. denck dit vry, was hy niet uitgegaen,
 
Dat ick voor deze deur gerust zou blyven staen.
340[regelnummer]
Hy is naer buiten toe.
Rey:
 
Zoo durf ick met u kouten,
 
Is 't waerheid, 't geenge zeght.
Elektra:
 
Ghy mooght u vry verstouten.
 
AEgisth is nu niet t'huis, dies vraegh al wat u lust.Ga naar voetnoot343
Rey:
 
Zoo vraegh ick, watghe zeght, en wat u zy bewust
 
Van Broeders wederkomste, of van zijn langsaem wachten?Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Berichtme van dit stuck.
Elektra:
 
Wie zou zijn zeggen achten?
 
Hy zeit veel, en volvoert niet eens het geen hy zeit.
Rey:
 
Een die wat groots besteeckt is traegh in zijn beleid.Ga naar voetnoot347
Elektra:
 
Maer ick was slof noch traegh, in 't bergen van zijn leven.Ga naar voetnoot448
Rey:
 
Hou moed. hy is te vroom, om vrienden te begeven.Ga naar voetnoot349
Elektra:
350[regelnummer]
'K vertrouw dit, anders was 't met my geheel gedaen.
Rey:
 
Nu zwijgh, Chrysothemis koomt uit den huize gaen,
 
Uw Zuster, van een bed en ouderen geborenGa naar voetnoot352
 
Met u. zy draeght, het geen den afgrond is beschoren,Ga naar voetnoot353
 
Lijckoffer naer het graf.
Chrysothemis:
 
Hoe roeptghe voor de poort
355[regelnummer]
En op de plaets zoo luide, o Zuster, dat men 't hoort?
 
Kan u 't verloop des tijds niet leeren anders zingen,
 
En uw oploopentheid, die ydel is, bedwingen?Ga naar voetnoot357
[pagina 658]
[p. 658]
 
'K beken wel, dat ick mede, als ramp voorhanden is,Ga naar voetnoot358
 
Bedruckt ben, en bedroeft; en had ick maght, gewis
360[regelnummer]
'K zou daedelijck, wat hart ick henliên draegh, doen blijcken.Ga naar voetnoot360
 
Nu wil ick liever 't zeil in tegenspoed wat strijcken,
 
En schijnen stil te staen, en hen geen ongenoeghtGa naar voetnoot362
 
Te brouwen, en wou wel dat ghy u oock zoo droeght.
 
Het geen ghy drijft is recht, en niet het geen ick oordeel.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
'K beken 't; maer staet het vry, zich naer het meeste voordeelGa naar voetnoot365
 
Te schicken, zoo is 't reên, dat elck dien wegh ingaet,
 
En hen gehoorzaem zy, daer 't hoogh gezagh by staet.Ga naar voetnoot367
Elektra:
 
'T en staet niet wel, noch luid niet eerlijck by den vroomen,Ga naar voetnoot368
 
Dat ghy vergeet het bloed van wienghe zijt gekomen,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
En dus voor Moeder zorght: want al wat ghy terstondGa naar voetnoot370
 
Tot mijn vermaening zeid, dat hebtghe uyt haeren mond,
 
En uit u zelve niet. ick geef u keur van beide:
 
Ghy stemt dien doodslagh toe, dien ick tot noch beschreide:Ga naar voetnoot373
 
Of kennende het leed van Vader, u zoo lief,
375[regelnummer]
Hebt geen gedachtenis van hem, om 't ongerief.Ga naar voetnoot375
 
Gy zeght wel, stond de maght aen u, de daed zou spreecken,
 
Hoe ghy hen haet: en ick vast bezigh, met besteeckenGa naar voetnoot377
 
Van al, wat tot dees wraeck vereischt word, krijgh van u
 
Geen hulp, en word hier door van dezen aenslagh schuw.Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Zoo koomt de suffery ons rampen nog vermeeren.Ga naar voetnoot380
 
Maer 'k bid u, leer my toch, of laet ick zelve u leeren.
 
Wat voordeel geeft het my, indien ick 't huilen staeck?
 
Ick leef, maer nauwelicx. dat 's my ghenoegh. ick maeck
 
Hen 't leven zuur, en eere aldus dien overleden;
385[regelnummer]
Indien men hier door gunst verwerreft daer beneden.Ga naar voetnoot385
 
Maer ghy, die my belijd, dat ghy die moorders haet,
 
Die haet hen met den mond; maer houd het in der daed
 
Met vadermoordenaers. Al schonck men my geschencken,
 
Daer uw gemoed op vlamt; ick liet mijn trouw niet krencken,
390[regelnummer]
Noch heulde met zulck slagh. ga heenen. zet u vry
[pagina 659]
[p. 659]
 
Ter tafel, daer het vloeit van Hoofsche leckerny,Ga naar voetnoot391
 
En overdaed van spijs, wat noodrufts, zonder wroegen,Ga naar voetnoot392
 
Vernoeght my meer. kunt ghy u dus ten Hove voegen,
 
Om 't lief genot van eer; zy hangtme geensins aen.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
En waertghe zelve wijs, ghy zoud die oock versmaên.
 
Nu past het, datghe niet, naer uwen trouwsten hoeder,
 
Uw Vaders Dochter heet, maer troetelkind van Moeder:
 
Zoo zal uw ondeughd klaerst ten toon voor yeder staen;
 
Wanneerghe Vaders asch, en maeghschap hebt verraên.
Rey:
400[regelnummer]
Om Gods wil, vaer niet uit; want in het overwegen
 
Van 't onderling gespreck veel voordeels is gelegen,Ga naar voetnoot401
 
Zoo elck van wederzy zich dient met 's anders toon.Ga naar voetnoot402
Chrysothemis:
 
O Moeders, ick ben dit van Zuster al gewoon,Ga naar voetnoot403
 
En had dit niet gerept, 't en waer uit groot erbarmen;Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Nadien ick weet wat ramp haer naeckt, om al dit kermen.
Elektra:
 
Zegh op, wat ramp? want ick zal hier niet tegens zijn,
 
Al raeckte ick oock daer door in noch bedroefder schijn.Ga naar voetnoot406-407
Chrysothemis:
 
'K zal zeggen 't geen ick weet. zoo ghy niet rust van huilen,Ga naar voetnoot408
 
Zal 't hof u, buyten 's lands, al levendigh, verschuilenGa naar voetnoot409
410[regelnummer]
In een gevangenis, daer nimmer 's hemels lamp
 
In schijne, en ghy met recht mooght jancken, om uw ramp.Ga naar voetnoot411
 
Nu spreeck, of zwijgh hier na, wanneerghe raeckt in lyden.
 
Nu kuntghe, wiltghe noch, dees zwaerigheid vermyden.
Elektra:
 
Zoo hebbenze over my dees straf bestemt alree?Ga naar voetnoot414
Chrysothemis:
415[regelnummer]
Zoo dra AEgisth van 't land in 't Hof koomt, en in steê.
Elektra:
 
Wel laet hem in der yl om deze reden keeren.
[pagina 660]
[p. 660]
Chrysothemis:
 
Ellendige, wenscht ghy om 't geen u zelf kan deeren?Ga naar voetnoot417
Elektra:
 
Hy koom, indien hy dit beginnen wil, in stadt.
Chrysothemis:
 
Op datghe in lyden raeckt? waerom begeertge dat?
Elektra:
420[regelnummer]
Op dat ick wijd en zijd van u werd weghgedreven.Ga naar voetnoot420
Chrysothemis:
 
Zoo scheptge geen vermaeck in 't tegenwoordigh leven?
Elektra:
 
Wist ghy hoe bly ick leef, ghy zoud verwondert staen.
Chrysothemis:
 
Het waer zoo, stelde ghy het wijslijck daer naer aen.Ga naar voetnoot423
Elektra:
 
Ay, leerme niet, dat ick mijn vrienden moet onteeren.
Chrysothemis:
425[regelnummer]
Niet dit, maer datghe hoort naer henliên, die regeeren.
Elektra:
 
Leer my niet, watme voeght: Bezorgh u zelf voor al.Ga naar voetnoot426
Chrysothemis:
 
'T is loflijck, dat men niet door reuckeloosheid val.
Elektra:
 
Men val, zoo 't wesen moet, door Vaders wraeck ten leste.Ga naar voetnoot428
Chrysothemis:
 
Neen, Vader, weet ick wel, houd zelf ons dit ten beste.Ga naar voetnoot429
Elektra:
430[regelnummer]
Die woorden hebben lof by menigh onverlaet.Ga naar voetnoot430
Chrysothemis:
 
Beweegh ick u noch niet te luistren naer mijn' raed?
Elektra:
 
Gansch niet, noch denck het niet. zou ick zoo breinloos doolen?Ga naar voetnoot432
[pagina 661]
[p. 661]
Chrysothemis:
 
Ick ga dan heen mijns weeghs, gelijck my is bevolen.
Elektra:
 
Waer heen? waer brengtghe nu dees offerkannen heen?
Chrysothemis:
435[regelnummer]
Ick gietze op Vaders graf, door Moeders last alleen.
Elektra:
 
O haetelijckste mensch, hoe spreecktghe toch, ghy snoode.Ga naar voetnoot436
Chrysothemis:
 
Ghy meent, ick gietze op 't graf, uit last van die hem doode?
Elektra:
 
Wat bloedvriend leert haer dit? Wie is 't, dien dit behaeght?Ga naar voetnoot438
Chrysothemis:
 
Een nachtspoock, zo my dunckt, maeckt Moeders hart versaegt.Ga naar voetnoot439
Elektra:
440[regelnummer]
O Vaderlijcke Goôn, nu helpt dees arme weeze.
Chrysothemis:
 
Schept ghy wat harts, wat moeds uit deze haere vreeze?Ga naar voetnoot441
Elektra:
 
Vertel 't gezicht, en 'k zal 't u zeggen, zoo ick kan.Ga naar voetnoot442
Chrysothemis:
 
Ick weet'er nauwelix of maer een luttel van.
Elektra:
 
Verhael het. weinigh reên die hadden dick 't vermogen,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Dat zy den mensch weleer of redden, of bedrogen.
Chrysothemis:
 
De roep gaet, datze zelf ons' Vader weêr vernam,Ga naar voetnoot446
 
Die, nu de tweede mael, zich met heur paeren quam,
 
En grijpende den staf des Rijx, weleer gedraegen
 
By hem, maer nu gevat van die hem heeft verslaegen,
450[regelnummer]
Dien plantte, en uit dien staf verrees een groene plant,
 
Die met haer schaduw deckte al dit Myceensche land.
[pagina 662]
[p. 662]
 
Dit heb ick uit den mond van eenen, die 't my melde,
 
En tegenwoordigh was, daer zy haer' droom vertelde,
 
Aen d'opgereze zon. ick weet'er meer niet af,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Dan datze my, uit schrick, gezonden heeft naer 't graf.
 
Nu bid, nu smeeck ick u, by Vaders eige Goden,
 
Dat ghy gehoorzaem volght mijn raeden, en geboden,
 
En niet zoo reuckeloos u zelve stort ter neêr.
 
Verjaeghtghe my, vergeefs roept ghy uw Zuster weêr.
Elektra:
460[regelnummer]
Mijn waerde Zuster, wacht u toch. het zou niet passen
 
Te gieten 't geenge draeght op Vaders graf, en asschen;
 
Want dit kan nimmer recht, noch vroom noch billijck zijn,
 
Dat zoo een vrouw, als zy, een vyandin, met wijn
 
En offervaten doe des dooden graf besprengen.
465[regelnummer]
Ga pleng het onderwege, of ga het elders brengen.
 
Verbergh het diep in 't zand, op dat het Vaders rust
 
Niet steure, en deze zaeck hem nimmer zy bewust:Ga naar voetnoot467
 
En laetze dit juweel voor heure grafste spaeren,Ga naar voetnoot468
 
Om t'offren, als haer geest beneden zy gevaeren:
470[regelnummer]
Nadien dees goddelooze en godvergete vrouw
 
Zelf eenige oirsprong is van alle dezen rouw,
 
En met vervloeckten wijn noit d'asch heeft overgoten
 
Des geenen, dienze moorde, en holp ten afgrond stooten.
 
Bedenck met wat een gunst, en minnelijck gelaetGa naar voetnoot470-474Ga naar voetnoot474
475[regelnummer]
Die doode ontfangen zal 't geschenck van die hem haet;
 
Van die zoo eerloos hem vermoorde, en heeft geschonden,Ga naar voetnoot476
 
En wascht met offerwijn het bloed, dat uit de wondenGa naar voetnoot477
 
Van zijn' gekloven hoofd quam springen op haer lijf.
 
Of meentghe, dat dit boet haer gruwelijck bedrijf?
480[regelnummer]
Geensins, dies staeck dit werck, en laet u onderrechten,
 
En sny veel liever af de tippen van uw vlechten,
 
En 't zachtste hair van my, die naulix adem schep.
 
Dit is gering, nochtans ick wy hem, 't geen ick heb,
[pagina 663]
[p. 663]
 
Dit offerhair, en oock mijn riem, doch niet met steenenGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
En parlen geborduurt. ga kniel voor hem, met eenen
 
Vermaen hem, bid, en smeeck, dat van beneên al stil
 
Hy zynen vyanden toch eens opkomen wil,Ga naar voetnoot487
 
En dat de kleene Orest verflaeuwe, noch verslappe,
 
Maer levend met den voet op 's vyands hoofden trappe;
490[regelnummer]
Op datmen 't graf bekroon met een gaefrijcker handGa naar voetnoot490
 
Dan tegenwoordighlijck, in dezen droeven stand:Ga naar voetnoot491
 
En 'k hou het voor gewis, het is van hem gekomen,
 
Dat Moeder zagh, by nacht, dees spoockery, en droomen.Ga naar voetnoot493
 
Maer Zuster, nietemin doe dit, tot nut van my,
495[regelnummer]
En u; ten dienst van hem, tot eer van hem, dien wy
 
Beminnen, boven al de menschen, die hier woelen;
 
Ten dienst van Vaders geest, gedaelt in 's afgronds poelen.
Rey:
 
Dees Dochter spreeckt zeer vroom. ghy Dochter zijtge vroed,
 
Volbreng dit.
Chrysothemis:
 
'K zal het doen. een reedlijck schepsel moet,
500[regelnummer]
Om 't geen rechtvaerdigh is, niet twisten, noch krackeelen,
 
Maer 't werck benaerstigen. terwyl ick uw beveelen,Ga naar voetnoot501
 
Vriendinnen, dan volbreng, zy zwygen yeders plicht:
 
Want was ons Moeder yet van dit gespreck bericht,
 
Wy zouden (hou ick vast, dies wilt dees woorden staecken)Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
Hier door in groot gevaer, en zwaerigheid geraecken.
Rey:
 
Spel ick geen verzierde zaecken,Ga naar voetnoot506
 
Uit een hoofd vol ydelheid,Ga naar voetnoot507
 
'K zie, gelijck men heeft voorzeit,
 
De gedreighde straf genaecken,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Met rechtvaerdigheid, en maght
 
Toegerust, en in heur kracht.
 
Kind, zy zal eerlange komen;
 
Dat 's mijn hope, nu ick hoor
 
Tuiten in mijn luistrende oorGa naar voetnoot514
515[regelnummer]
Deze liefelijcke droomen:
 
Want der Griecken Vorst vergeetGa naar voetnoot516
[pagina 664]
[p. 664]
 
D'ysre bijl niet, die zoo sneed
 
Van weerzyden scherp om 't even,Ga naar voetnoot518
 
En hem schendigh broght om 't leven.
520[regelnummer]
Uit haer schrickelijcke laegen,
 
Daerze stil verborgen lagh,
 
Springt Erynnis voor den dagh.Ga naar voetnoot522
 
Tal van ysre voeten draegen
 
'T monster, nimmer woedens moe;
525[regelnummer]
Met veel klaeuwen tast het toe:
 
Want met haer is 't omgekommen,Ga naar voetnoot526
 
Die het schendigh bruilofsbed,
 
Op de feest van bloed besmet,Ga naar voetnoot528
 
Schaemte en eerloos heeft beklommen;Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Dies ick vastelijck betrouw,
 
Dat dit onberisplijck droomen
 
Niet voor euvel heb genomen
 
Al het roepen dezer vrouw
 
Over ons, die ingespannenGa naar voetnoot534
535[regelnummer]
Wrocken tegens dees tyrannen.Ga naar voetnoot530-535Ga naar voetnoot535
 
Al het raemen, al 't bescheidGa naar voetnoot536
 
Van 't gedroom is ydelheid,
 
Kan men uit dien droom niet raeden,
 
Daerwe nu me zijn beladen.Ga naar voetnoot538-539
540[regelnummer]
Pelops renstrijd lang geleden,
 
Oirzaeck van veel zwaerigheden,
 
Och hoe dier staet ghy dit land;Ga naar voetnoot542
 
Sedert Myrtilus, aen strand,
 
In de baeren werd vergeten;
[pagina 665]
[p. 665]
545[regelnummer]
Na dat hy ter neêr gesmeeten
 
Werd van 't gouden rad in 't veldGa naar voetnoot546
 
Met een jammerlijck geweld.
 
Sedert nam de groote ellende
 
Van dit droevigh hof geen ende.Ga naar voetnoot540-549
Klytemnestra:
550[regelnummer]
Nu rinckelroitghe vast, en springt weêr uit den band,Ga naar voetnoot550
 
Vermits AEgisthus juist niet hier is by der hand,
 
Die u gemeenelijck verplicht hiel aen 't betaemen,Ga naar voetnoot552
 
Op datghe buitens huis geen vrienden zoud beschaemen.Ga naar voetnoot553
 
Nu hy naer buiten is, heeft Moeder geen ontzagh.
555[regelnummer]
Nu maecktghe, by elck een, my zwart met u beklagh;
 
Als of ick met een juck van onrecht u belade.
 
En u, en al uw doen, vermetelijck versmade:Ga naar voetnoot557
 
Hoe wel ick u vermy; want of my nu, en dan,
 
Wat quaeds ter ooren koomt, ick rep'er naulix van.
560[regelnummer]
Ghy durft my dagelix wel bits in 't aenzicht byten,Ga naar voetnoot560
 
My Vaders dood alleen, en niemant meer verwyten:
 
Hoewel ick 't wel beken, 'k heb hem ter neêr geleit,Ga naar voetnoot562
 
Doch niet alleen, dien slagh gaf hem Rechtvaerdigheid.Ga naar voetnoot563
 
Gebrack' t u niet aen brein, ghy zoud my hulp bestellen;Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Nadien uw Vader zelf, om wien ghy u gaet quellen,
 
Uit zoo veel volx alleen uw eige Zusters zielGa naar voetnoot566
 
Durf offren aen de Goôn. hoe bang my 't baeren viel,
 
Weet ick, niet hy, die haer geteelt heeft, niet gedraegen.
 
Maer om wat reên most hy den Goden dus behaegen?Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Om der Argiven wil? wel wat lagh hen daer aen,Ga naar voetnoot570
 
Dat juist mijn Dochter most naer 't bloedigh outer gaen?
 
'T geschiede om Broeders wil, om Menelaus beden.
 
Heeft hy dan niet om 't stuck verdiende straf geleden?Ga naar voetnoot573
 
Had Oom niet by Heleen twee kinderen geteelt?Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
'T waer beter dat men die geslaght hadde, en gekeelt,
 
Als eige kinderen dier oudren, om wier zaecken
[pagina 666]
[p. 666]
 
Men heen naer Troje voer. of hyghden 's afgronds kaeckenGa naar voetnoot577
 
Meer naer mijn Kinderen, dan naer zijn Broeders bloed?Ga naar voetnoot578
 
Uw Vader moordgezind, had die uit zijn gemoed
580[regelnummer]
De kinderzucht gejaeght, en voer die in de kinderenGa naar voetnoot580
 
Van Menelaus, om zijn eigen zaed te hinderen?
 
Is niet dat Vaders hart onreedlijck, en veraerd?Ga naar voetnoot582
 
Zoo schijnt het my, al gaet mijn oordeel niet gepaert
 
Met uw verstand. ick weet my zou geen stem ontbreecken,Ga naar voetnoot583-584Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Indien die doode Maeghd zelf opzagh, en kon spreecken:
 
Waerom ick, om dit stuck, in 't minst geen droefheid maeck.
 
En achtghe, dat ick dool, die recht heb in dees zaeck,
 
Bestrafme, daer ick 't hoor.Ga naar voetnoot588
Elektra:
 
Ghy zoud niet kunnen zeggen,
 
Wat uwe bitsheid my niet al te last durf leggen;Ga naar voetnoot588-589
590[regelnummer]
En geeftghe my verlof, 'k zal, van onze Iphigeen,
 
En Vader, spreecken met bescheidenheid, en reên.Ga naar voetnoot591
Klytemnestra:
 
'K vergun 't u. was ick zoo altijd ontmoet te voren,Ga naar voetnoot592
 
Uw Moeder had u noit zoo dick gedreight, uit toren.
Elektra:
 
'K zal 't zeggen. ghy bekent dien manslaght nu recht uit.
595[regelnummer]
Waer sprack oit vrou een woord, dat schandelijcker luid?
 
Hy heeft met recht, of niet dien neerslagh dan geleden.Ga naar voetnoot596
 
Ick zegh, ghy broght hem om heel godloos, tegens reden.Ga naar voetnoot597
 
Maer 't aenraên van dien boel, en zijn vervloeckte minGa naar voetnoot598
 
Heeft u zoo veer gebroght. ga vraegh de Jaghtgodin,
600[regelnummer]
Diane eens, om wiens wil, en om wat smaed te wreecken,Ga naar voetnoot600
 
Zy 't schrickelijcke weêr in Aulis op deed steecken.
 
Of zoud ghy 't liever zelf uyt mynen mond verstaen,
 
Nadien men 't nu niet kan vernemen uit Diaen?
 
Mijn Vader, zoo ick hoorde, op zekren tijd uit jaegen,
605[regelnummer]
In 't woud van dees Godin, joegh op uit ruighte, en hagen,Ga naar voetnoot605
 
Een schoon gespickelt hart, het welck hy doodlijck trof,
 
En treffende verliep in 't roemen zich te grof;Ga naar voetnoot607
[pagina 667]
[p. 667]
 
Dies dees Godin verstoort, d'Achaiers vloot verlette,Ga naar voetnoot608
 
Opdat de Vader zelf, tot boete van die smette,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En dit geschoten dier, zijn Dochter offren zou.
 
Dit offer eischte zy, en zonder 't offer wou
 
Zy 't leger noch naer huis, noch Troje laeten vaeren.
 
De Koning deed zijn beste, om deze Maeghd te spaeren,
 
En marde lang, maer most, geperst van overal,Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
In 't end daer aen, doch niet zijn' Broeder te geval.
 
Genomen (dat ick koom, daer ghy het liet voor dezen)Ga naar voetnoot616
 
Mijn Vader wou zijn' Broêr hier in te wille wezen;
 
Most ghy hem daerom doôn? ay zeghme, naer wat wet?
 
Zie toe, zie toe, dat ghy het volck geen' regel zet,
620[regelnummer]
Die namaels allereerst u rouwe, en dapperst raecke:Ga naar voetnoot620
 
Want zullen wy, uit haet, en onderlinge wraecke,
 
Malkandren randen aen, zoo denck, dat ghy gewis
 
Eerst sterven zult, indien 'er recht by rechtbanck is;
 
Dies zoeck geen uitvlught, daer die nergens word gevonden:
625[regelnummer]
En wiltghe, zegh, waerom ghy nu dus ongebondenGa naar voetnoot625
 
Volhard; aen uwen boel, en moordenaer verknocht,
 
Die Vader, och! met u, om lijf, en leven broght,
 
En kinders teelt by u; terwijl ghy onverdrotenGa naar voetnoot628
 
Het kroost, van 't eerste bed zoo eerelijck gesproten,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Verjaeght. hoe zou ick toch u loven in die zaeck?
 
Of zeghtge: Dochters moord vereischt die wederwraeck;Ga naar voetnoot631
 
Zoo spreeckt uw mond het geen hy eer behoort te schuwen.
 
'T mistaet, om Dochters wil, aen vyanden te huwen:Ga naar voetnoot633
 
Doch 't voeght niet wel, dat ick u leere, of yet verwijt,
635[regelnummer]
En hard ontmoet, nadien ghy myne Moeder zijt.Ga naar voetnoot635
 
Ja 'k hou u te gelijck Vooghdes, en Moeder beideGa naar voetnoot636
 
Te wezen, over my, die zulck een leven leide,
 
En om uw' bedgenoot, en uwent wil vast zucht:Ga naar voetnoot634-638Ga naar voetnoot638
 
Gelijck die droeve Orest, uw handen naeuw ontvlught,
640[regelnummer]
Zijn leven deerlick slijt; om wien met harde woorden
 
Ghy my zoo dickwils scheld, als of, om u te moorden,
[pagina 668]
[p. 668]
 
Ick hem hadde opgevoed: ja stond dit in mijn maght,
 
Denck vry, het zou geschiên; dies houme vry verdacht,
 
En scheldme tegens elck voor koppigh, en quaedaerdigh,
645[regelnummer]
En onbeschaemt van mond: want ben ick lastrens waerdigh,Ga naar voetnoot645
 
Om die gebreecken, denck: Elektra aerd naer dy.Ga naar voetnoot646
Rey:
 
Ay zie, zy zwelt om 't hoofd, maer of 't met reden zy,Ga naar voetnoot647
 
Dat kan ick niet bevroên.Ga naar voetnoot647-648
Klytemnestra:
 
Wat straf zal haer betoomen,
 
Die dus haer Moeder scheld, van wie zy is gekomen,
650[regelnummer]
En noch zoo jong, en wulpsch? wat dunckt u zouze nietGa naar voetnoot650
 
Wel schaemteloos bestaen?Ga naar voetnoot650-651
Elektra:
 
Hoewel ghy 't niet en ziet,
 
Zoo weet nochtans, dat wy ons dezer woorden schaemen.Ga naar voetnoot652
 
Wy weeten wel, wy doen 't geen kindren niet betaemen,Ga naar voetnoot653
 
En gansch ontydigh zy. maer 't ingewortelt zaed,Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
De haet, dien ick u draegh, verrucktme tot dit quaed:Ga naar voetnoot654-655Ga naar voetnoot655
 
Want d'eene schande geeft aen d'andre schande voedsel.
 
Men leert het quaed van 't quaed.
Klytemnestra:
 
O schaemteloos gebroedsel!
 
Mijn woorden, en mijn werck u schaffen lastrens stof.
Elektra:
 
Dat zeght ghy zelf, niet ick. ghy spint het werck zoo grof,
660[regelnummer]
En 't werreck baert krackeel.Ga naar voetnoot659-660
Klytemnestra:
 
Ick zweer by ons Godinne,Ga naar voetnoot660
 
Zoo dra AEgisthus keert, en treed ter poorten inne,
 
Word u die stoute mond eens degelijck gesnoert.Ga naar voetnoot662
Elektra:
 
Nu wordghe wederom van gramschap weghgevoert.Ga naar voetnoot663
 
Ghy laet my 't spreecken toe, en wilt'er niet naer hooren.
[pagina 669]
[p. 669]
Klytemnestra:
665[regelnummer]
Zult ghyme hinderen, in mijn' gerechten tooren;Ga naar voetnoot665
 
Nadien ick u vergun te spreecken zo gerust.Ga naar voetnoot666
Elektra:
 
'K verhinder 't niet. 'k beveel 't. nu raes, zoo lang 't u lust.
 
Geef mynen mond geen schuld. 'k zal stom u gramschap vlughten.
Klytemnestra:
 
Ghy die rondom my staet, aenvaerd deze offervruchten,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Op dat ick van dien schrick, die al mijn leên ontzet,
 
Ontslagen werde. Apol, die op de huizen let,Ga naar voetnoot671
 
Verhoor mijn stille be: want ick stort geene bede
 
By vrienden, noch men magh niet alles, hier ter stede,
 
Ontdecken, nademael Elektra by my staet;Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Op datze, met veel klaps, uit nijd, my over straet,
 
En al de stad niet draegh. verhoorme goedertieren,Ga naar voetnoot675-676
 
In 't geen ick nu verzoeck. o wildschut, schrick der dieren,Ga naar voetnoot677
 
Zoo dit gespoock van bey mijn droomen, u vertelt:Ga naar voetnoot678
 
En 's nachts gezien, geluck, en geene rampen spelt;
680[regelnummer]
Volvoer het: spelt het quaed, zoo keer het op de quaden,
 
En al ons vyanden: en schoon' er zijn, die raedenGa naar voetnoot681
 
En staen, door loos bedrogh, naer mijn bederf, hun wit;Ga naar voetnoot682
 
Zoo schopme nochtans niet uit zulck een rijck bezit:Ga naar voetnoot683
 
Maer gunme, dat ick, staegh behouden, magh bewoonen,
685[regelnummer]
In mijn onnozelheid, het hof van Atreus zoonen;Ga naar voetnoot685
 
Regeeren met hun staf; verkeeren, naer mijn' lust,Ga naar voetnoot686
 
Met vrienden, dien ick ken, en leven zoo gerust,
 
By myne kinderen, dien ick uit haet noch tooren
 
Verdruck. o schrick van 't woud, Apollo, neigh uw ooren,Ga naar voetnoot688-689
690[regelnummer]
Naer uw zachtmoedigheid, tot mijn gebeên, en my.Ga naar voetnoot690
 
Verleen ons, al het geen wy bidden, en wat wy
 
Verzwygen, weetghe toch, die, als een God, daer boven,
 
Doorziet al wat'er is; gelijckwe recht gelooven,
 
Daer Jupiters geslacht het alles ziet, en weet.
[pagina 670]
[p. 670]
Leermeester:
695[regelnummer]
Uitheemsche vrouwen, zeght, wie geeft my best bescheed,Ga naar voetnoot695
 
Of dit gebouw het hof zy van AEgisth, uw' koning?
Rey:
 
Mijn vriend, ghy raed het juist. dit 's zijn paleis, en wooning.
Leermeester:
 
'K geloof dit 's zijn gemael. zy schijnt de Koningin.Ga naar voetnoot698
Rey:
 
Zy is 't gewisselijck.
Leermeester:
 
Ick groet u, o Vorstin.
700[regelnummer]
Ick koom van uwen vriend, en breng u, en met eenen
 
AEgisth, zoo blyde een mare, als yemant broght voorheenen.
Klytemnestra:
 
'K aenvaerd het geen ghy zeght. maer wou wel eerst verstaen,Ga naar voetnoot702
 
Wat man het zy, die u gestiert heb herwaerts aen.
Leermeester:
 
U vriend, Phanoteus zelf, om geen geringe zaecken.
Klytemnestra:
705[regelnummer]
Wat magh dit zijn? ick weet hy zoecktme te vermaecken.Ga naar voetnoot705
 
Een vriend, zoo lief als hy, die brengt niet onliefs voort.Ga naar voetnoot706
Leermeester:
 
Orest is dood. daer hebt ghy 't nu in 't kort gehoort.
Elektra:
 
Wee my ellendigh dier! nu ben ick gansch verloren.Ga naar voetnoot708
Klytemnestra:
 
Wat zeghtghe vreemdeling? zegh op, en stop uw ooren
710[regelnummer]
Voor deze.
Leermeester:
 
'K zeide, Orest is dood, en zegh het noch.Ga naar voetnoot711
Elektra:
 
Helaes! ick ben om hals. 't is uit met my. och och!
Klytemnestra:
 
Vaer voort, ghy Bo, vaer voort, en wil voor niemant schroomen.Ga naar voetnoot712
 
Vertel my, op wat wyze Orest zy omgekomen.
[pagina 671]
[p. 671]
Leermeester:
 
Mijn boodschap brengt dit meê. ick zal 't u al verslaen.Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Orestes quam, gelijck als anderen, ter baen,
 
In die vermaerde plaets van Griecken, om te deelenGa naar voetnoot716
 
De glori, die men haelt in Delphis ridderspelen.Ga naar voetnoot717
 
Na dat de roeper luid ten loopstrijd daeght het tal,
 
Waer van de dapperste de prijzen winnen zal,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
Vlieght d'eedle jongeling vooruit met zulck een felheid,Ga naar voetnoot720
 
Dat alle omstanders zich verwondren om zijn snelheid.
 
De loopstrijd was zijn' aerd gelijck, die niet bezweeck,Ga naar voetnoot722
 
Voor dat hy trots het lot des overwinners streeck.Ga naar voetnoot723
 
En om te krimpen, 't geen wijdloopigh stof zou geven;Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
'k Zagh diergelijcke kracht in niemant al mijn leven.
 
En ghy weet zelf, hoe al 't vijfjaerigh spel verhaelt,
 
En ons, van tijd tot tijd, zoo breed zy afgemaelt.Ga naar voetnoot726-727
 
Na dat de rechters nu door hunnen roeper riepen,
 
Dat hy den loopprijs won voor al die met hem liepen,
730[regelnummer]
Noemde al de menight strax Orestes by zijn' naem,Ga naar voetnoot730
 
Den zoon van Atreus zoon, die, groot van naem en faem,
 
Dat heir in Griecken had verzaemt, en opontboden.Ga naar voetnoot732
 
Zoo droegh 't zich toe: want als d'onsterfelijcke GodenGa naar voetnoot733
 
Gezint zijn leed te doen een' sterfelijcken man,
735[regelnummer]
Onmooghlijck is 't, dat hy dien slagh ontvlughten kan.
 
Dit bleeck, toen 's andren daeghs de zon de zeen en landen
 
Beschijnende, de beurt des renstrijds was voorhanden.Ga naar voetnoot736-737
 
Orestes quam'er met veel wagenridders aen.Ga naar voetnoot738
 
Achaien zondt' er een'. men zagh'er een' Spartaen,
740[regelnummer]
Noch twee uit Lybien, op wagens met twee paerden.
 
Hy zelf, de vijfste, ging niet koel met hen aenvaerdenGa naar voetnoot741
 
Met braeve Thessalers het vlugge wagenspel.Ga naar voetnoot742
 
De zeste, een AEtolier, had rossen geel van vel.
 
De zevenste quam uit Magnesien, vol hitte.Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Maer d' AEnianer reed hier d'achtste met twee witte.
 
De negenste verliet Athenen, Pallas stad.
 
Beotien voer meê, en dreef het tiende rad.Ga naar voetnoot747
[pagina 672]
[p. 672]
 
Na datze vaerdigh staen met hun gezwinde wielen,
 
Een yeder op zijn plaets, naer dat de loten vielen,
750[regelnummer]
Getrocken zonder nijd door hen, die zijn gezetGa naar voetnoot750
 
Tot wachters over 't spel, zoo steeckt men de trompet:
 
Daermede voortgeruckt, en elck 't gareel gespannen.Ga naar voetnoot752
 
Gebriesch van paerden mengt zich in geroep van mannen.
 
Men schud de toomen vast. men raest van ongeduld:Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Zoo dat de wagendrift de gantsche renbaen vult,Ga naar voetnoot755
 
Gehaspelt stof de lucht. zy worden ingewickelt,Ga naar voetnoot756
 
En warren onder een. elck drijft, elck roept, elck prickeltGa naar voetnoot757
 
Zijn hygend paerd om prijs, waer naer het al verlangt,
 
En 't schuim verspreit, om ros, en wiel, en wagen hangt.Ga naar voetnoot759
760[regelnummer]
Orestes, achter opgezeten, heet op 't winnen,Ga naar voetnoot760
 
Trock vast den disselboom naer zich, oock 't paerd van binnen,
 
En gaf het buitenst bot. de wagens dus gement,Ga naar voetnoot762
 
Die streefden, in het eerst, noch heel, en ongeschent:Ga naar voetnoot763
 
Maer toen een Ainiaen, met zijn gespan aen 't hollen,
765[regelnummer]
Zich keerde, en, na zesmael, recht toe recht aen, quam rollen
 
Op ons Barceesche raên, geraeckte men dat pasGa naar voetnoot766
 
Van d'eene ramp in een, die noch veel arger was.
 
Hy storte, en al die in 't Krisseesche renperck reden
 
Vervulden 't perck, daer zy in stucken rabreuck leden.Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
De schrandre Athener zagh 't. hy staeckte zijnen vaert,
 
Begaf zich buiten om, en wist met wiel, en paerd
 
Het midden, daer het barnt van wagenen, te myden.Ga naar voetnoot772
 
Maer uw Orestes quam de leste, en spader rijden,Ga naar voetnoot773
 
Met groote hoop naer prijs: en ziende neffens hem
775[regelnummer]
Geen andren, noopte vast de hengsten met zijn stem,Ga naar voetnoot775
 
En vloogh d'Athener naer. elcks kleppers, snel als veugels,
 
Geraeckten zy aen zy met evensnelle teugels;
 
Dan weder d'een, en dan een anders kop wat voor.
 
Orestes had dus lang noch veiligh 't wagenspoor
780[regelnummer]
Gemaeckt, tot dat hy liet den slincken teugel glyen,
 
En raeckende onverziens den perckpilaer, in 't ryen,Ga naar voetnoot781
[pagina 673]
[p. 673]
 
Vermorselde zijn as, en viel van boven neêr,
 
Gewickelt in den toom. door 't vallen van dien Heer
 
Verstroide het gespan, in't heftighste van't jaegen.Ga naar voetnoot784
785[regelnummer]
D'aenschouwers, die hem dus zien sneuvelen, beklaegenGa naar voetnoot785
 
Dien Jongeling, zoo groot en onvertsaeght van ziel,
 
Gelijck d'ellende was, die hem te beurte viel.
 
Hy word gesleept gesleurt, langs d'aerde, al 't renpad heenen,Ga naar voetnoot788
 
En steeckt by wylen noch ten hemel bey zijn beenen,
790[regelnummer]
Tot dat men, in hun' loop, de dulle rossen stuit,Ga naar voetnoot790
 
En dien gevallen red: maer laes! hy ziet'er uit,
 
En leit'er zo bebloed, dat zelfs der vrienden oogen
 
'T ellendigh aengezicht, noch zwinxel kennen mogen.Ga naar voetnoot793
 
Men brande 't lijck tot stof. Phanoteus stelde rasGa naar voetnoot794
795[regelnummer]
Twee mans, die, in een kleine en kopre doodbus, d'asch
 
Van 't groote lichaem u nu brengen tot een gave,
 
Op dat men 't in dit land, zijn vaderland, begraeve.
 
'K verhael u dit zoo 't voer. 't verhael ontstelt my, ach!Ga naar voetnoot798
 
Die 't zagen, tuighden, dat noit mensch yet droevers zagh.
Rey:
800[regelnummer]
Och Pelops stam! ghy stort met al uw tacken neder.
Klytemnestra:
 
O Jupiter, wat hoor, wat hoor ick hier al weder?
 
Hoe zal ick dese maer best noemen, quaed of goed?
 
Z'is my ten minste nut. 't valt bitter voor 't gemoed
 
Met druck en hartewee te slyten al zijn jaeren.
Leermeester:
805[regelnummer]
Mevrouw, bedroeft ghy u om deze nieuwe maeren?Ga naar voetnoot805
Klytemnestra:
 
Het kinderbaeren is een last, en ongenught,
 
Want geene moeder haet heur schadelijcke vrucht.Ga naar voetnoot806-807
Leermeester:
 
Zoo breng ick u vergeefs nu tyding van dien doode.
Klytemnestra:
 
Geensins, want ghy verstreckt my een loofwaerdigh bodeGa naar voetnoot809
[pagina 674]
[p. 674]
810[regelnummer]
Van hem, mijn halve ziel, dien 't luste te versmaên
 
Zijn voesters, en mijn borst, en liefst wou balling gaen.
 
'K heb sedert dat hy 't land verliet, en was vertrocken,
 
Hem noit gezien, die, niet ophoudende van wrocken,
 
En vreeslijck dreigend, my den vadermoord verweet;
815[regelnummer]
Zoo dat ick nimmer dagh noch nacht gerust versleet,
 
Noch slaepen kon. my docht, zy stonden naer mijn leven:
 
En heden is my eerst uit mijn gemoed gedreven
 
Dien schrick voor hem, en haer, dat my aen't harte trof:
 
En deze Elektra zoogh, gelijck een pest in 't hof,
820[regelnummer]
Mijn hartebloed; maer nu van schrick en angst ontslaegen,
 
Hoop ick voortaen gerust te leven al mijn dagen.
Elektra:
 
Wee my ellendigh mensch! Orest, moet ick in nood
 
Beklaegen uw ellende, om datghe, na uw' dood,
 
Noch lyden moet dien smaed, en 't lasteren van Moeder?
825[regelnummer]
Betaemt u dit?Ga naar voetnoot825
Klytemnestra:
 
'K versma met recht, en reên uw' Broeder,
 
Niet u.
Elektra:
 
Hoor Nemesis, wie 't lijck met smaed belast.Ga naar voetnoot826
Klytemnestra:
 
Zy heeft het al gehoort, en zoo gelijck het past,Ga naar voetnoot827
 
En voerde 't heerlijck uit.Ga naar voetnoot828
Elektra:
 
Braveert nu vry uw' kindren,
 
Dewijl 't geluck u dient.
Klytemnestra:
 
Zult ghy my dit verhindren?Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Of zal 't Orestes doen?
Elektra:
 
Wy zwichten bang, en schuw,
 
En hinderen u niet.
Klytemnestra:
 
O vreemdeling, 'k zou 't u
 
Beloonen, wistghe haer dat snatren te verleeren.
Leermeester:
 
Mijn boodschap is beschickt. het is nu tijd te keeren.Ga naar voetnoot833
[pagina 675]
[p. 675]
Klytemnestra:
 
Geensins. want hoe zou my, of dezen trouwen heer,
835[regelnummer]
Die u heeft uitgestuurt, dit passen, datghe weêr
 
Vertrockt, zoo ononthaelt: dies ga met my hier binnen.
 
Laet deze voor de deur vergadren haere zinnen,Ga naar voetnoot837
 
En treuren over 't leed van haer en haer geslaght.
Elektra:
 
Dunckt u, dat wy bedruckt, met al te groot een klaght,
840[regelnummer]
'T rampzaligh ongeval van uwen zoon beweenen?Ga naar voetnoot839-840
 
Helaes! daer gaetze nu al bly en lachend heenen.
 
Wee my ellendigh mensch! Orest, mijn lieve broêr,
 
Ghy brengtme voort om hals, door 't geen u wedervoer.Ga naar voetnoot843
 
Door uwe dood is my de hope voort bezweecken,Ga naar voetnoot844
845[regelnummer]
Dat ghy weerkeerend my, en Vaders dood zoud wreecken.
 
Waer wende ick nu mijn' tred? ick eenzaem, zonder hoofd,
 
Ben vaderlooze wees, en van mijn' Broêr berooft.
 
Nu moet ick zien mijn jeughd in slaverny verslenssen,Ga naar voetnoot848
 
En dienen de gehaetste en snoodste van de menschen,
850[regelnummer]
Den vadermoordenaers: gedijtme dat tot lof?
 
Neen, 'k woon voortaen niet meer by hen in 't zelve hof,
 
Maer wil, voor deze deur, berooft van al mijn magen,
 
Gaen leggen, en aldus verslyten al mijn dagen.
 
Laet een van 't hofgezin, en dien 't niet lastigh val,
855[regelnummer]
My doodslaen, daer ick hem noch voor bedancken zal:Ga naar voetnoot854-855
 
Want ick ben 't leven moe: 'k verlang niet meer naer 't leven.
Rey:
 
Waer of de blixem van Jupijn,
 
Waer of de klaere zon magh zijn,
 
Dat zy dit ongelijck verdraegen?Ga naar voetnoot859
Elektra:
860[regelnummer]
Och och!
Rey:
 
Mijn kind, waer toe dit klaegen?
Elektra:
 
Och och!
Rey:
 
Nu krijt niet al te luid.
[pagina 676]
[p. 676]
Elektra:
 
Ghy moordme.
Rey:
 
Hoe? legh my dit uit.
Elektra:
 
Indienge my, die ben bedorven,Ga naar voetnoot863
 
Noch hopen doet op dien gestorven,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Zoo zultghe mijnen rouw slechs voên,
 
En my noch grooter hartzeer doen.
Rey:
 
Amphiaraus, die vol zorgenGa naar voetnoot867
 
Voor 't oorloogh heimlijck zat verborgen,
 
Werd van zijn vrouw, die 't was vertrouwt,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Om eene keten, rood van goud,
 
Verraden, en beneên gevaeren,Ga naar voetnoot871
Elektra:
 
Och och!
Rey:
 
Quam hy noch openbaeren
Elektra:
 
Och och!
Rey:
 
Dit schendigh stuck daer na.Ga naar voetnoot873
Elektra:
 
Kreegh Eriphyl heur straf?
Rey:
 
O ja.
Elektra:
875[regelnummer]
'T is waer. Alcmaeon voortgekomen,
 
Heeft wraeck van 's vaders leed genomen:Ga naar voetnoot876
 
Maer niemant denckt helaes! om my,
 
En die 't zou doen raeckt aen een zy.Ga naar voetnoot878
Rey:
 
Wat treffen u al ongelucken!
[pagina 677]
[p. 677]
Elektra:
880[regelnummer]
Ick ken de rampen, die my drucken,
 
De lange ontelbre zwaerigheên,
 
Die t'zaemenloopen, en tot een.Ga naar voetnoot882
Rey:
 
'K weet wat ghy zeght, gestadigh banger.
Elektra:
 
Vertroost Elektra dan niet langer,
885[regelnummer]
Nadien 'er geen.Ga naar voetnoot885
Rey:
 
Wat zeghtghe toch?
Elektra:
 
Al d'overige hulp, tot noch
 
Verwacht, bestond alleen in loten
 
Van adelijcken stam gesproten,
 
De tijdgenooten van Orest.Ga naar voetnoot889
Rey:
890[regelnummer]
De dood valt elck te beurt in 't lest.
Elektra:
 
Och dat de dood oock trof hen allen,
 
Als hem in 't renperck neergevallen.
 
Och datze oock warden in den toom.Ga naar voetnoot891-893
Rey:
 
'T vertreckt eer deze straffe koom.Ga naar voetnoot894
Elektra:
895[regelnummer]
Wie straft dit? hy in vreemde landen,
 
Die word niet van mijn eige handen.Ga naar voetnoot896
Rey:
 
Och och!
Elektra:
 
Hy leit'er al, hy leit
 
Van ons begraeven, noch beschreit.
Chrysothemis:
 
Mijn allerliefste, ick koom hier haestigh aengevlogen,
900[regelnummer]
Vergeet al mijn cieraed. ghy ziet mijn vreughd in d'oogen.Ga naar voetnoot900
 
Ick breng een blyde maere. uw jammerlijcke ellend,
[pagina 678]
[p. 678]
 
Al uw geleên verdriet, en droefheid neemt een end.
Elektra:
 
Van waer hebt ghy wat troost voor myne quael vernomen?
 
Ick zie geen mensch te moet, die my te hulp zou komen.
Chrysothemis:
905[regelnummer]
Zoo waer als ghy my ziet, Orestesbroêr is hier.Ga naar voetnoot905
Elektra:
 
Beschimptghe uw lot, en my? o zot en arrem dier!Ga naar voetnoot906
Chrysothemis:
 
Ick zweer by Vaders hof, ick zegh het niet vermetenGa naar voetnoot907
 
Uit schimp, hy is hier by. wy zeggen 't geenwe weeten.Ga naar voetnoot908
Elektra:
 
Rampzalige, wat mensch heeft u 't verstand berooft,
910[regelnummer]
Dat ghy zoo lichtelijck zijn' dwaezen klap gelooft?
Chrysothemis:
 
Ick heb het van my zelve, en niet van hooren spreecken.
 
'K geloofde toen ick zagh geen een onfeilbaer teecken.Ga naar voetnoot912
Elektra:
 
Waer meê bewijstghe dan het geenghe zaeght? wat voed
 
Uw hope met die koorts, en ongeneesbren gloed?
Chrysothemis:
915[regelnummer]
Ick bidde u by de Goôn, wil eerst mijn rede hooren,
 
En noem my dan vry wijs, of zetme by de dooren.Ga naar voetnoot916
Elektra:
 
Zegh op, nadienghe hier zoo zeer toe zijt belust.
Chrysothemis:
 
'K zal zeggen al het geen waer van ick ben bewust.Ga naar voetnoot918
 
Toen wy naer 't oude graf van onzen vader spoeiden,
920[regelnummer]
Vernam men endelijck, hoe melleckbronnen vloeidenGa naar voetnoot920
 
Noch versch en eerst geplengt van zijnen graftop af,Ga naar voetnoot921
 
En allerhande slagh van bloemen over 't graf,
 
En Vaders kist bekranst. ick sta gelijck een stomme,
 
Om dit gezicht, en zie verbaest een poos rondomme,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Maer zie hier niet een' mensch ontrent, die my verrasch:Ga naar voetnoot925
[pagina 679]
[p. 679]
 
En ziende dat het hier heel stil, en veiligh was,
 
Genaeckte ick 't graf heel dicht, daer lijckhout, rijs, en stockenGa naar voetnoot927
 
Op een gestapelt zijn, en 'k zagh gekrulde locken,Ga naar voetnoot928
 
Noch versch van 't hoofd gesneên hier hangen: maer zo ras
930[regelnummer]
Ick dit bevond, mijn hart noch veel ontstelder was;
 
Om dat mijn broêr Orest, de liefst van al die leven,
 
Voorhanden, my dit hair wou tot een teecken geven.Ga naar voetnoot932
 
Ick vat het aen, en gaf wel geen bedroeft geluid;
 
Nochtans zoo borsten my van vreughd de tranen uit:
935[regelnummer]
En toen geloofde ick vast, en nu geloof ick mede,
 
Dat niemant dit cieraed gebroght heb hier ter stedeGa naar voetnoot936
 
Als hy: want wie zou't doen, behalven ick, en ghy?
 
Ghy deed het niet, en 'k weet dit koomt oock niet van my:
 
Want hoe zoud ghy 't bestaen, die zonder rouw, en vloeckenGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
Niet uit dit hof kunt gaen de Goôn, en 't graf bezoecken?
 
Noch dit raeckt Moeder niet: en deed zy 't, deze daed
 
Kon niet verborgen zijn. het is Orests cieraed,
 
Mijn Zuster, nu schep moet. Fortuin te wispeltuurigh,Ga naar voetnoot943
 
Blijft in een zelve huis niet stadigh, noch geduurigh.
945[regelnummer]
Zy die voorhanden is ons veel gelux belooft.Ga naar voetnoot945
Elektra:
 
'K heb overlang beklaeght uw zinnelooze hoofd.Ga naar voetnoot946
Chrysothemis:
 
Wat zegtghe? komt uw hart dit hoorende, niet boven?Ga naar voetnoot947
Elektra:
 
Ghy weet niet watghe zeght, noch watghe zult gelooven.
Chrysothemis:
 
Hoe weet ick niet het geen ick met mijn oogen zie?
Elektra:
950[regelnummer]
Verdwaelde, hy is dood, en alle teeckens, die
 
Ghy van zijn welvaert zaeght, zijn ydel. 't is verloren,Ga naar voetnoot951
 
Dat ghy noch hoopt.
Chrysothemis:
 
Wee my, hoe quam u dit ter ooren?
Elektra:
 
Ick heb het uit den mond van die hem sterven zagh.
[pagina 680]
[p. 680]
Chrysothemis:
 
Waer is die vreemde man? ick sta verwondert, ach!
Elektra:
955[regelnummer]
In 't hof, en wellekom by Moeder, nu genezen.Ga naar voetnoot955
Chrysothemis:
 
Wee my ellendigh mensch! wiens offer zou 't dan wezen?
 
Wie goot dit over 't lijck, eer ick het graf bezocht?
Elektra:
 
'K acht dat dit teeckens zijn, die yemant heb gebroght
 
Tot een gedachtenis van dezen droeven doode.
Chrysothemis:
960[regelnummer]
Wee my ellendigh mensch! ick docht een blyde bode
 
Te strecken in der yl, niet denckende dit pas,Ga naar voetnoot961
 
Dat zulck een ongeluck ons overkomen was:
 
Maer komende, verneem ick nu, dat tot ons plaegen,
 
En ongevallen noch een ander zy geslaegen.Ga naar voetnoot964
Elektra:
965[regelnummer]
Zoo is 'ter meê gestelt, en volghtghe mijnen raed,
 
'K wed ick u redden zal uit dien bedruckten staet.Ga naar voetnoot966
Chrysothemis:
 
Hoe dat? kan ick het lijck doen leven, als te voren?
Elektra:
 
Ick zegh dit niet. ick heb mijn zinnen niet verloren.
Chrysothemis:
 
Wat wiltghe dat ick doe, in dit ons ongeval?
Elektra:
970[regelnummer]
Het geenge kunt, en 't geen ick u vermaenen zal.Ga naar voetnoot970
Chrysothemis:
 
Indien 't ons redden kan, ick zal'er niet voor schroomen.
Elektra:
 
Men kan tot dit geluck niet zonder arbeid komen.Ga naar voetnoot972
Chrysothemis:
 
Ick zie het wel, en zal verduren wat ick kan.
Elektra:
 
Zoo hoor nu, wat ick ra, en volgh mijn' raedslagh dan.Ga naar voetnoot974
[pagina 681]
[p. 681]
975[regelnummer]
Ghy weet, wy zijn berooft van vrienden, en van magen,
 
Met een' van alle hulp, ons van de dood ontdraegen,Ga naar voetnoot976
 
En zijn verdruckt alleen slechs over van 't geslacht.
 
Zoo lang mijn Broeder leefde, en bloeide, en werd geacht,
 
Verhoopte ick, dat hy eens zijn Vaders moord zou wreecken.
980[regelnummer]
Nu hy verscheiden is, moet ick u moed inspreecken,
 
Op datghe niet versloft, met my, uw eigen bloed,Ga naar voetnoot981
 
Dien vadermoordenaer te dooden: want ick moet
 
Nu spreecken, en kan u niet heelen mijn gedachten.
 
Wat sloft ghy? of hoe lang wilt ghy op uitkomst wachten?
985[regelnummer]
Ghy die niet anders doet dan schreien, altijd nat
 
Van traenen, om ons erf, en dien beroofden schat.Ga naar voetnoot986
 
Wat doetghe meer, dan dat ghy ongehuwt uw jaeren
 
Vast doorbrengt met verdriet, tot uwe gryze hairen?Ga naar voetnoot988
 
Ghy hoeft uw leven niet te hopen op 't genotGa naar voetnoot989
990[regelnummer]
Van erf, of huwelijck. AEgisth is niet zoo zot,
 
Dat hy gedoogen zal, dat uwe of oock mijn erven
 
Vermeerderen, om hem in 't ende te bederven:Ga naar voetnoot992
 
Dies zooghe mynen raed te volgen zijt bereit,
 
Zoo zal voor 't allereerst d'eer van godvruchtigheid,
995[regelnummer]
Aen Vaders lijck, met een' aen Broeders graf bewezen,
 
U niet ontstaen. daerna, gelijckghe word geprezen,Ga naar voetnoot996
 
Als een, die geen slaevin, maer vrygeboore zijt,
 
Zoo zultghe dezen naem oock draegen onbenijd,
 
En huwen naer uw' staet: want elck bemint de braeven.
1000[regelnummer]
Begrijptghe niet, hoe hoog ons beider Faem zal draeven,Ga naar voetnoot1000
 
Zoo ghy mijn' voorslagh volght? wat vreemde, of burger, die
 
Ons krijght in 't oogh, zal u en my niet loven? zie,
 
Ay zie, mijn vriend, dat zijn die zusters, die te gader
 
Herstelden in zijn' staet het hof van heuren vader;
1005[regelnummer]
Die op haer leven niet eens passende, en vol moeds,Ga naar voetnoot1005
 
Haer vyanden in weelde opquamen onverhoeds.Ga naar voetnoot1006
 
Een yegelijck behoort eerbiedigh haer t' ontfangen.
 
Een yegelijck behoort op feesten met gezangen
 
Te loven heuren naem, en onversaeghden aerd,
1010[regelnummer]
In steden, daer het volck van overal vergaert.
 
Dien lof en roem zal elck ons bey te zaemen geven,
[pagina 682]
[p. 682]
 
Noch lang na onze dood, en midlerwijl wy leven:Ga naar voetnoot1012
 
Zoo dat in eeuwigheid onze eer niet kan vergaen.
 
Dies, Zuster, laet u toch van uwe Zuster raên.
1015[regelnummer]
Verweer uw Vaders eer. verweer uw' Broeder mede.
 
Verlos u zelve en my van rampen. dat 's mijn bede;
 
En overlegh, en denck, hoe schandelijck het staet,
 
Dat vry geboren bloed in slaeverny vergaet.
Rey:
 
In zulcke zaeken is voorzichtigheid van noode,
1020[regelnummer]
Die 't zeit, en die dit hoort.Ga naar voetnoot1020
Chrysothemis:
 
O vrouwen, deedze zoo de
 
Voorsichtigheid vereischt, zy deed gelijck 't betaemt,
 
En had, eer zy noch sprack, dier woorden zich geschaemt:Ga naar voetnoot1022
 
Want waerom staertghe op my, zoo stout, en zoo vermeten,Ga naar voetnoot1023
 
En portme tot dit stuck? of hebtghe zelf vergeten,Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Dat ghy een dochter zijt, geen man tot zulck een werck?Ga naar voetnoot1025
 
Uw handen zijn te teêr, de vyanden te sterck.
 
Fortuin begunstight hen, en schuwt ons, en gaet heenen.
 
Wie zulck een man bespringt, dien springt het voor de scheenen.Ga naar voetnoot1028
 
Wat kans, wat hoop is hier? zie voor u, watghe maeckt,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Dat ghy misdoende, niet in grooter jammer raeckt,Ga naar voetnoot1030
 
Zoo yemant dit verneemt. wat heil kunt ghy verwerven,
 
Dat ghy naer eere streeft, en eerloos koomt te sterven?
 
Ja zelf de dood is niet zoo haetelijck, noch snood,Ga naar voetnoot1033
 
Dan dat men sterven moet een altijdvliende dood.Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Dies bid ick u, eer wy ellendigh ommekomen,
 
En ons geslacht verga, wil toch uw gramschap toomen,
 
En 't geenghe hebt gezeit, zal ick in stilligheid
 
Verzwijgen, als een zaeck van niemant oit gezeit.Ga naar voetnoot1038
 
'T is tijd, en meer dan tijd, om weder te bedaeren;
1040[regelnummer]
Nadienghe niets vermooght, zoo wacht u uit te vaeren,Ga naar voetnoot1040
 
En hou gevolleghzaem den maghtigen te vriend.Ga naar voetnoot1041
Rey:
 
Gehoorzaem. wijsheid, en voorzichtigheid die dient
 
Den mensch op 't allerhoogst.
[pagina 683]
[p. 683]
Elektra:
 
Ghy spreeckt, gelijckwe dachten.
 
Ick wist het wel, dat ghy mijn bede zoud verachten,
1045[regelnummer]
En zal dan 't stuck alleen volvoeren, en bestaen:
 
Want deze daed magh hen niet ongestraft vergaen.Ga naar voetnoot1046
Chrysothemis:
 
Och hadghe 't hart gehad, toen Vader quam te sneven,Ga naar voetnoot1047
 
Ghy had al watghe woud met yver doorgedreven.
Elektra:
 
Aen hart ontbracktme niet, 't ontbrack my aen vernuft.Ga naar voetnoot1049
Chrysothemis:
1050[regelnummer]
Volhard dan, zooghe wilt, als een die nimmer suft.Ga naar voetnoot1050
Elektra:
 
Ghy leertme dit, en houd geen hand aen deze zaecken.Ga naar voetnoot1051
Chrysothemis:
 
Wie 't quaed neemt by der hand, kan daer niet goeds af maecken.
Elektra:
 
'K bemin wel uw verstand, maer haet uw suffery.Ga naar voetnoot1053
Chrysothemis;
 
'K verdraegh dit, oock wanneer ghy loflijck spreeckt van my.
Elektra;
1055[regelnummer]
Ghy zultme nimmermeer uw lafheid hooren pryzen.
Chrysothemis:
 
De tijd die volght is langh, en zal het vonnis wyzen.
Elektra:
 
Ga heenen, want ghy hebt geen hellepende hand.
Chrysothemis:
 
Zy is behullepzaem, maer ghy hebt geen verstand.Ga naar voetnoot1058
Elektra:
 
Als ghy by Moeder koomt, verklick dan al mijn treken.Ga naar voetnoot1059
Chrysothemis:
1060[regelnummer]
Ick ben met zulck een haet noch niet op u ontsteecken.Ga naar voetnoot1060
Elektra:
 
Ay zie eens watghe my niet doet tot smaed, en spijt?Ga naar voetnoot1061
[pagina 684]
[p. 684]
Chrysothemis:
 
'K versma u niet, maer wensch dat ghy voorzichtigh zijt.Ga naar voetnoot1062
Elektra:
 
Is 't recht dat ick u volge, en doe naer uw begeeren?Ga naar voetnoot1063
Chrysothemis:
 
Wanneerghe wijslijck raed, dan zultghe my regeeren.
Elektra:
1065[regelnummer]
Hoe hard is 't, dat die geen die wel spreeckt zich vertast?Ga naar voetnoot1065
Chrysothemis:
 
Ghy geeft het quaed zijn' naem, en zijt 'er zelf aen vast.Ga naar voetnoot1066
Elektra:
 
Hoe zoo? schijn ick u yet met onrecht te verklaeren?Ga naar voetnoot1067
Chrysothemis:
 
Wat wel gesproken word, kan scha noch hinder baeren.Ga naar voetnoot1068
Elektra:
 
Ick wil die wetten niet beleven met geduld.Ga naar voetnoot1069
Chrysothemis:
1070[regelnummer]
Zoo ghy dit doet, ick weet dat ghy my pryzen zult.
Elektra:
 
Ick wil het doen. geen schrick zal nu mijn opzet weeren.
Chrysothemis:
 
Is 't waer? zult ghy van raed verandren noch verkeeren?Ga naar voetnoot1072
Elektra:
 
Ick weet niet snoders als een valsche en quade raed.
Chrysothemis:
 
My dunckt, dat ghy het geen ick zegge niet verstaet.
Elektra:
1075[regelnummer]
Dit is niet nieuw. ick heb dit lang al voorgenomen.Ga naar voetnoot1075
Chrysothemis:
 
Ick ga dan heen mijns weeghs, nadienghe schijnt te schroomen
 
Te loven mijnen raed, en ick uw quade zeên.Ga naar voetnoot1077
[pagina 685]
[p. 685]
Elektra:
 
Ga in. 'k ben niet gezint te volgen uwe reên,Ga naar voetnoot1078
 
Hoe zeer ghy hier naer haeckt met hartelijck verlangen.
1080[regelnummer]
Een dwaeze jaeght het wild, dat nergens is te vangen.
Chrysothemis:
 
Ghy zult mijn overlegh (zoo u geen brein ontbreeckt)Ga naar voetnoot1081
 
Noch loven, maer te spa, als ghy in droefheid steeckt.
Rey:
 
Hoe koomt het toch, dat wy aenschouwende
 
De schrandre vogels in de lucht,
1085[regelnummer]
Met zulck een' grooten treck, en zucht
 
Haer kleen gebroedsel onderhouwende,
 
Niet met onze afkomst zijn belaên.Ga naar voetnoot1087
 
Maer by Jupijn, en zyne schichten,Ga naar voetnoot1088
 
By 't hemelsch Recht, zy zullen zwichten,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
En jammerlijck eerlang vergaen.
 
O Faem der wereld, stil d'Atryden,
 
En hun gekerm, gehoort dat pas,
 
Het kermen, dat een voorbo was
 
Van een veel schandelijcker lyden.Ga naar voetnoot1091-1094
1095[regelnummer]
Dewijl de zaecken nu daer binnen
 
Zoo qualijck staen, het hof beroert,Ga naar voetnoot1096
 
De kinders, tegens een gevoert,Ga naar voetnoot1097
 
Malkandren helpen noch beminnen;
 
Die droeve Elektra dus alleen,
1100[regelnummer]
En gansch verlaeten, heen en weder
 
Gedreven, jammert op en neder,
 
En treurt om 's Vaders zwarigheen,
 
Gelijck een nachtegael; om 't even
 
'T zy datze leef, of 't licht ontbeer,Ga naar voetnoot1103-1104
1105[regelnummer]
Als zy twee moorders velt ter neêr.Ga naar voetnoot1105
 
Hoe kan een edel hart zoo leven!Ga naar voetnoot1106
 
Geen eedle spruit laet zich verdrucken,
[pagina 686]
[p. 686]
 
Noch wil, by yeder een veracht,
 
Haer faem en koninglijck geslacht
1110[regelnummer]
Beschaemen door oneerbre stucken.
 
O kind! o dochter vol verdriet!
 
Hoe treft u d'algemeene ellende,
 
Op datghe 't schelmstuck wreeckt in 't ende,Ga naar voetnoot1107-1113
 
En dubblen lof hier door geniet,
1115[regelnummer]
En werd genoemt, na d'ongevallen,
 
Het wijste en beste kind van allen.
 
Ick wensch dat wy u mogen loven,
 
Wanneerghe rijck, door uwe daed,
 
Zoo laegh ghy onder henliên staet,Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
Zoo veer uw' vyand raeckt te boven:
 
Nadien ick merck, hoe dwers het lot
 
U tegenvalt; hoewel uw zaeckeGa naar voetnoot1122
 
Gerechtigh blijckt, en roept om wraecke,
 
Na datghe lange zijt bespot.
1125[regelnummer]
Men hoope elx deughden op malkandren,
 
Ghy overtreft in dit al d'andren.Ga naar voetnoot1122-1126
Orestes:
 
O vrouwen, wijst men ons, en gaenwe, zoo 't behoort?
Rey:
 
Wat zoecktghe? waerwaert streckt uw komste in dezen oord?
Orestes:
 
Ick heb AEgisthus hof een wyl gezocht met dezen.
Rey:
1130[regelnummer]
Ghy zijt oock niet verdoolt. men heeft u recht gewezen.Ga naar voetnoot1130
Orestes:
 
Wie boodschapt onze komst hier binnen, daerze alree
 
Verlangen, uur op uur, en wachten naer ons twee?
Rey:
 
Dees Joffer, die het past dees tyding eerst te bringen.
Orestes:
 
Ga vrouw in 't hof, en zegh: Phocenser vreemdelingen
1135[regelnummer]
Verzoecken met AEgisth te spreecken, magh 't geschiên.Ga naar voetnoot1135
[pagina 687]
[p. 687]
Elektra:
 
Wee my ellendigh dier! 'k geloof dat deze liênGa naar voetnoot1136
 
Ons brengen wis bescheid van 't geen ons quam ter ooren.
Orestes:
 
Ick weet niet, watghe hier voor tijdingen mooght hooren.
 
Ick koom van Strophius den gryze in dit gewest.Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Hy vaerdighde my af met tyding van Orest.
Elektra:
 
Wat's dat? ô vreemdeling! ick schrick om deze reden.
Orestes:
 
Wy brengen 't overschot van dezen overleden,
 
In deze kleene bus, gelijck ghy zelve ziet.
Elektra:
 
Wee my ellendigh mensch! nu zie ick met verdriet
1145[regelnummer]
Mijn tegenwoordigh leed: nu zie ick 't met mijn oogen.
Orestes:
 
Indien Orestes val u raeckt uit mededoogen,
 
Zoo weet dat deze bus zijn overschot bevat.
Elektra:
 
Ick bid u, by de Goôn, o vreemdling, geefme dat,
 
Op dat ick handel 't geen, waer in hy leit besloten;Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Op dat dees asch van my met traenen overgoten
 
Magh werden, en ick my, en al mijn bloed beween.Ga naar voetnoot1151
Orestes:
 
Nu hael het voor den dagh, en geef haer dit, als een
 
Die hem noch vyandschap, noch haet schijnt toe te draegen;
 
Maer zijn vriendin moet zijn, of een der naeste magen.
Elektra:
1155[regelnummer]
Gedachtenis van dien ick hiel
 
Voor d'allerliefste van de menschen,
 
Kleen overschot van Broeders ziel,Ga naar voetnoot1157
 
Ghy koomt niet 't huis, gelijckwe wenschen;
 
Gelijck ick hoopte, toen ick u
1160[regelnummer]
Als balling zond in vreemde landen.
 
Orestesbroer, ick draegh dy nu,Ga naar voetnoot1161
 
Die stof, ja niets zijt, op mijn handen.
 
Ghy waert een aertigh kind weleer,Ga naar voetnoot1163
[pagina 688]
[p. 688]
 
Toen ick, tot berging van uw leven,Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
U elders zond, zoo wijd en veer.
 
Och had ick eerst den geest gegeven,
 
Eer ick u met dees handen stal,
 
En midden uit die moordellenden
 
Al bevend stierde, om 't ongeval
1170[regelnummer]
T'ontvliên, by vreemde, en onbekenden;
 
Zoo hadghe, toenmaels omgebraght,
 
Met Vader, op een' dagh, genoten
 
Het graf van 't vaderlijck geslacht:
 
Maer nu 's rijcks balling, en verstooten,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Most ghy, op dien uitheemschen grond,
 
Dien schrickelijcken smack gevoelen;Ga naar voetnoot1176
 
Daer ghy uw Zuster niet en vond,
 
Noch zy 't gesleurde lijck kon spoelen;Ga naar voetnoot1178
 
Noch met heur waerde handen 't bloedGa naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Afwasschende, met offer eeren;
 
Noch door het lijckhout, en zijn' gloed,Ga naar voetnoot1181
 
Zoo 't voeght, de grove stof verteeren:Ga naar voetnoot1182
 
Maer vreemden hebben dit verricht.
 
Rampzalighe, komt ghy dus weder?
1185[regelnummer]
Helaes! hoe weeghtghe nu zoo licht?
 
Hoe heb ick u, noch kleen, en teder,
 
Zoo vruchtloos opgevoed met smart?
 
Hoewel ick 't dede met verlangen,
 
Dies over Zuster meer uw hart
1190[regelnummer]
Als over Moeder heeft gehangen.Ga naar voetnoot1189-1190
 
'T waer zot, dat een van 't hofgezin
 
Van uw opvoeding, zich beroemde.
 
Ghy waert alleen by my te min,Ga naar voetnoot1193
 
Die ghy altijd uw Zuster noemde.
1195[regelnummer]
Dit alles houd al t'effens nuGa naar voetnoot1195
 
In eenen dagh op met uw leven.
 
Alle andre dingen zijn met u,
 
Gelijck een buy, voorby gedreven.
 
Uw Vader is oock voort, ons hoofd,
1200[regelnummer]
En heden is mijn tijd verstreecken.
[pagina 689]
[p. 689]
 
De Dood heeft my van u berooft:
 
Maer onze vyanden die steecken
 
Den kop al lachende in de lucht,
 
En onze liefdelooze Moeder
1205[regelnummer]
Is dol van vreughd, om dit gerucht;
 
Zy, om wiens wil, o waerde Broeder,
 
Ghy my zoo dickwils trooste in nood,
 
En heimlijck liet een hart inspreecken,Ga naar voetnoot1208
 
Dat ghy ten leste eens Vaders dood
1210[regelnummer]
Rechtvaerdighlijck zoud komen wreecken:
 
Maer nu heeft uw rampzaligh lot,
 
En 't mijn dit alles weghgenomen;
 
Nu wy, in plaetse van 't genot
 
Uws lieven aenschijns, asch bekomen,
1215[regelnummer]
En ydle schaduwe, en bedrogh.
 
O wee! o wach! ick ben verloren.
 
O deerlijck lichaem! och och och!Ga naar voetnoot1217
 
Orestesbroêr, mijn uitverkoren,
 
Hoe heb, hoe heb ick u verrucktGa naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Naer zulcke doodelijcke wegen?
 
Hoe hebtghe my verongeluckt,Ga naar voetnoot1221
 
Mijn Broêr, mijn hoofd tot my genegen?
 
Hoe sleeptghe my met u ten val?
 
Ontfang my, om by u te schuilen,
1225[regelnummer]
Die zijt, als ick, gansch niet met met al;
 
Op dat ick, na dit stadigh huilen,
 
By u magh woonen, daer beneên:
 
Want alzoo lang ick was hier boven,
 
Had ick het al met u gemeen:
1230[regelnummer]
Maer 't licht voor my nu toegeschoven,Ga naar voetnoot1230
 
Die merck, dat voor begraeve doônGa naar voetnoot1231
 
Noch druck noch droefheid zy geschapen,Ga naar voetnoot1232
 
Zoo wensch ick by u met der woon
 
In 't zelve graf altijd te slaepen.Ga naar voetnoot1234
Rey:
1235[regelnummer]
Bedenck, Elektra, dat uw Vader en uw heer,
 
En Broeder sterflijck was; dies zucht niet al te zeer.
[pagina 690]
[p. 690]
 
Wy moeten altemael in 't graf, en d'aerde duicken.Ga naar voetnoot1237
Orestes:
 
Och och! wat zegh ick best? wat reên zal ick gebruicken?
 
Ick kan mijn tong niet meer bedwingen. och och och!
Elektra:
1240[regelnummer]
Wat wiltghe zeggen? spreeck, wat droefheid let u toch?Ga naar voetnoot1240
Orestes:
 
Elektra, zijtghe dit, ghy wijdvermaerde vrouwe?
Elektra:
 
Ick ben die zelve noch, maer steeck in grooten rouwe.
Orestes:
 
Helaes! wat zie ick hier mijn hartewee aen u?
Elektra:
 
Ghy vreemdeling, zegh op, waerom verzuchtghe nu?
Orestes:
1245[regelnummer]
Hoe is uw lichaem dus verandert, en vervallen?
Elektra:
 
Beklaeghtghe my alleen? of raeckt uw klaght ons allen?Ga naar voetnoot1246
Orestes:
 
Hoe treckt men ongehuwt u op tot mijn verdriet!Ga naar voetnoot1247
Elektra:
 
Ghy vreemdeling, waerom verzuchtghe, als ghyme ziet?
Orestes:
 
Om dat ick niet eens wist wat rampen u omringen.Ga naar voetnoot1249
Elektra:
1250[regelnummer]
Hoe weetghe 't gheenghe zeght? hoe weetghe deze dingen?
Orestes:
 
Om dat ick zie, hoe ghy om veele ellenden treurt.
Elektra:
 
Noch zietge 't allerminst van 't leed, dat my gebeurt.Ga naar voetnoot1252
Orestes:
 
Wat snooder ongeval kan yemant wedervaeren?Ga naar voetnoot1253
Elektra:
 
Om dat ick leven moet by felle moordenaeren.Ga naar voetnoot1254
[pagina 691]
[p. 691]
Orestes:
1255[regelnummer]
Met wien? wie zijnze toch? wat zijn 't voor looze liên?
Elektra:
 
By vadermoordenaers, dien ick gedwongen dien.
Orestes:
 
Wat mensch bedwingt u dus tot deze nood, en smarte?Ga naar voetnoot1257
Elektra:
 
Ick heet haer Moeder, maer zy heeft geen moeders harte.
Orestes:
 
Wat? dwingtze u met heur hand? misguntze u dat ghy eet?
Elektra:
1260[regelnummer]
Met slagen, met verdriet, en allerhande leed.
Orestes:
 
Wel is 'er niemant, die u voorstaet, op uw bede?Ga naar voetnoot1261
Elektra:
 
Niet een, en die'er was, diens assche brengtghe mede.
Orestes:
 
Rampzalige, 'k zie u met medelyden aen.
Elektra:
 
Geen mensch, behalven ghy, was oit met my belaên.Ga naar voetnoot1264
Orestes:
1265[regelnummer]
Om u, en om uw leed, ick my zoo veer verpijnde.Ga naar voetnoot1265
Elektra:
 
Ghy koomt niet hier, als een van ons namaeghschap zijnde?Ga naar voetnoot1266
Orestes:
 
'K zou 't zeggen, wist ick dat u dees ten dienste staen.Ga naar voetnoot1267
Elektra:
 
Zoo doenze. spreeck recht uit. niet een zal u verraên.
Orestes:
 
Zoo zet die doodbus neêr. ick zal 't u al belyen.Ga naar voetnoot1269
Elektra:
1270[regelnummer]
Neen, by de Goden, neen. laet my hier meê betyen.Ga naar voetnoot1270
[pagina 692]
[p. 692]
Orestes:
 
Gehoorzaem. 't zal u niet berouwen, zoo ghy 't doet.
Elektra:
 
Ick bidde, ontneemme niet dit allerwaerdste goed.
Orestes:
 
Legh af, ick ly het niet.Ga naar voetnoot1273
Elektra:
 
Wee my, om deze gaeve.
 
Orest, misgunt men my, dat ick uw asch begraeve?
Orestes:
1275[regelnummer]
Spreeck anders, want ghy zucht, en jammert zonder reên.
Elektra:
 
Is 't onrecht, dat ick noch mijn' dooden Broêr beweên?
Orestes:
 
Ghy spreeckt van hem niet recht, maer ongerijmt, en snoode.Ga naar voetnoot1277
Elektra:
 
Was ick dan zoo onwaerd voor dezen by dien doode?Ga naar voetnoot1278
Orestes:
 
Geensins onwaerd, maer dit gaet u in 't minst niet aen.Ga naar voetnoot1279
Elektra:
1280[regelnummer]
Dat ick Orestes draegh, en 't lichaem dus vergaen?Ga naar voetnoot1280
Orestes:
 
Dit is Orestes niet, maer 't word zoo voorgegeven.
Elektra:
 
Waer is dan 't graf van dien ellendigen gebleven?Ga naar voetnoot1282
Orestes:
 
'T is nergens, want die leeft hoeft geen begraefenis.
Elektra:
 
Wat zeghtghe, jongeling?
Orestes:
 
Ick zegh gelijck het is.
Elektra:
1285[regelnummer]
Hoe? leeft die man dan noch?
Orestes:
 
Indienghe my ziet leven.
[pagina 693]
[p. 693]
Elektra:
 
Zijt ghy 't?
Orestes:
 
Bezie dien ring van Vader overbleven,
 
En leer of't waerheid zy, of valsch.Ga naar voetnoot1287
Elektra:
 
O blijdste dagh!
Orestes:
 
Mijn allerliefste, ick ben 't, zoo 'k waerheid spreecken magh.
Elektra:
 
O stem! heb ick u hier?
Orestes:
 
Nu luister naer geen maeren.Ga naar voetnoot1289
Elektra:
1290[regelnummer]
Heb ick u by de hand?Ga naar voetnoot1290
Orestes:
 
Ick wensch dat ghy veel jaeren
 
My hebben mooght als nu.
Elektra:
 
O ghy bemind geslacht,
 
Poortressen, dit 's Orest, zoo langen tijd verwacht,Ga naar voetnoot1292
 
Die dood geheeten werd, en levende is verscheenen.
Rey:
 
Ick zie 't, mijn kind, en moet met u van blyschap weenen.
Elektra:
1295[regelnummer]
O kind, o spruit, my oit zoo waerd,Ga naar voetnoot1295
 
Als oit een moeder heb gebaert,
 
Nu zijtghe weergekomen.
 
Nu vondghe, dieghe zoud.Ga naar voetnoot1298
 
Nu keertghe, en hebt vernomen,
1300[regelnummer]
En ziet haer, dieghe woud.Ga naar voetnoot1300
Orestes:
 
Wy zijn by een, maer wacht al stille.
Elektra:
 
Wat is 'er?
Orestes:
 
Zwijgh, om beters wille,
 
Zoo zal uw stem ons niet verraên.
Elektra:
 
Maer by die eerbaere Diaen,
[pagina 694]
[p. 694]
1305[regelnummer]
Ick zal niet suffen, noch verflouwen,Ga naar voetnoot1305
 
Voor zulck een menighte van vrouwen,
 
Die binnen strecken moeders stoet.Ga naar voetnoot1306-07
Orestes:
 
Zie toe. in vrouwen is oock moed,
 
Gelijck d'ervaerenheid u leerde zoo waerachtich.
Elektra:
1310[regelnummer]
Helaes! ghy maecktme noch 't bekende stuck indachtigh,Ga naar voetnoot1310
 
Dat altijd brockt en wrockt, en geen verzoening lijd.Ga naar voetnoot1311
Orestes:
 
Ick weet het wel, maer als de tijd
 
Voorhanden is, denck dan om 't wreecken.Ga naar voetnoot1313
Elektra:
 
'T is altijd tijd van dit te spreecken.
1315[regelnummer]
'T komt altijd wel te pas met my.Ga naar voetnoot1315
 
Nu staetme naulix 't spreecken vry.Ga naar voetnoot1316
Orestes:
 
Dat zegh ick oock, dies wil dit spaeren.Ga naar voetnoot1317
Elektra:
 
Wat zal ick doen dan rechtevoort?Ga naar voetnoot1318
Orestes:
 
'T is nu geen tijd van uit te vaerenGa naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Met veele woorden, dat men 't hoort.
Elektra:
 
Van wien word dit niet wel genomen,Ga naar voetnoot1321
 
Dat ick, dewijlghe zijt gekomen,
 
In ste van spreecken, stille zwijgh,
 
Nu ick u buiten hope krijgh?Ga naar voetnoot1324
Orestes:
1325[regelnummer]
Ick quam, toen my de Goden dreven,Ga naar voetnoot1325
 
Dat ickme zou naer huis begeven.
[pagina 695]
[p. 695]
Elektra:
 
Och och! waer laet ick mijn geneught?Ga naar voetnoot1327
 
Dit strecktme noch tot grooter vreughd,
 
Dat u de Goden herwaert braghten.
1330[regelnummer]
'K zal dit voor een orakel achten.
Orestes:
 
Betoom uw vreughd zoo onverhoopt,
 
En 't hart dat hier van overloopt.
 
Ick vrees uw vreughd zal ons bezwaeren.Ga naar voetnoot1333
Elektra:
 
Och Broeder, na zoo veele jaeren,
1335[regelnummer]
Verschijntghe op dees gewenschte steê,
 
Daer ghyme ziet vol hartewee,
 
Bedruckt, en smelten in mijn traenen.
Orestes:
 
Wat wiltghe my hier meê vermaenen?Ga naar voetnoot1338
Elektra:
 
Ghy zultme niet berooven van
1340[regelnummer]
Dees vreughd, die 't hart niet vatten kan,
 
Nu my uw aenschijn magh gebeuren.Ga naar voetnoot1341
Orestes:
 
'K zou my hierom op andren steuren.Ga naar voetnoot1342
Elektra:
 
Zijt ghy te vrede?
Orestes:
 
Zou ick niet?
Elektra:
 
Vriendinnen, 'k heb in mijn verdriet
1345[regelnummer]
Een onverwachte stem vernomen.
 
Ick was alreede stom van schroomen,Ga naar voetnoot1346
 
En nu een wijl zoo veer gebroght,
 
Dat ick 't geschrey niet draegen moght:
 
Nu houde ick u, o mijn behoeder.Ga naar voetnoot1346-49Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Nu hebtghe my, o liefste Broeder,
[pagina 696]
[p. 696]
 
Getoont uw troostlijck aengezicht,
 
Uw aenschijn, my zoo lief als 't licht;
 
'T welck ick in zwaeren druck gezeten
 
Noch eenigh hartzeer zou vergeten.Ga naar voetnoot1354
Orestes:
1355[regelnummer]
Laet vaeren al het geen u voordeel geeft noch my,
 
Of ghy het weet of niet. wat Moeders schelmery
 
Belangt, ick weet het wel, hoe zy zich heb gedraegen,Ga naar voetnoot1357
 
En hoe AEgisth zoo dol ons erfgoed door kan jaegen,Ga naar voetnoot1358
 
Dat weghsmijt, of te kost aen ydle dingen leit.
1360[regelnummer]
Terwijlghe dit vertelt verloopt gelegenheid
 
En tijd; dies zeghme, 't geen men noodigh moet bezorgen:Ga naar voetnoot1361
 
Waer wy opdonderende, of heimelijck verborgen,Ga naar voetnoot1362
 
Dees blyde vyanden best dempen op het pad,Ga naar voetnoot1363
 
Waer langs men hen verwacht. vooral draegh zorge, dat
1365[regelnummer]
Ons Moeder niet bemercke uit bly gelaet noch reden,
 
Wanneerwe te gelijck, en beide binnen treden:
 
Maer huil, om 't loos gerucht, dat u ter neder ruckt.
 
Het word eerst lachens tijd, als d'aenslagh ons geluckt.
Elektra:
 
Mijn Broeder, 't zal geschiên, gelijckge hebt besloten:
1370[regelnummer]
Want ick heb deze vreughd van u alleen genoten,
 
En niet my zelf gemaeckt, en wou geensins om veelGa naar voetnoot1371
 
Yet doen, 't geen strecken moght tot Broeders achterdeel;Ga naar voetnoot1372
 
Noch tegenwoordigh heil in 't allerminste yet achten.
 
Ghy weet wel, en verstaet, wat onsliên staet te wachten,
1375[regelnummer]
En hebt gehoort, hoe nu AEgisth naer buiten is,
 
En Moeder binnen 't hof; en hou dit voor gewis,
 
Dat zy uit mijne vreughd het allerminst zal weeten;
 
Want 't hart van binnen is van ouds op haer gebeten.
 
Wanneer ick u aenschouw, dan zullen stadigh aen
1380[regelnummer]
Bedruckte traenen my van vreughd in d'oogen staen;Ga naar voetnoot1380
 
Want hoe waer 't mogelijck, dat wy niet schreien zouden,
 
Die op een' zelven wegh u dood zien, en behouden;Ga naar voetnoot1382
 
Het welck zoo zeldzaem is, dat of men schoon vernamGa naar voetnoot1383
[pagina 697]
[p. 697]
 
Hoe Vader levendig weêr uit den grave quam;Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
'K zou niet gelooven dit een spoockery te wezen,Ga naar voetnoot1385
 
Maer dat hy in der daed waerachtigh waer verrezen.
 
Dewylghe dezen wegh dan ingeslagen zijt,Ga naar voetnoot1387
 
Zoo doe al 't geenghe wilt; want ick had nu ter tijd
 
Alleen en onverzelt twee stucken voorgenomen;Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
My braef te redden, of met glori om te komen.Ga naar voetnoot1390
Orestes:
 
Zwijgh stil, zwijgh stil. ick hoor een uit den huize gaen.
Elektra:
 
Koomt binnen, gasten, koomt, nadienghe hebt gelaên,Ga naar voetnoot1392
 
Het geen men noo nochtans een plaets vergunt hier binnen.Ga naar voetnoot1393
Leermeester:
 
Ghy zotten, zijtghe bey berooft van brein en zinnen,
1395[regelnummer]
Noch draeghtghe zorgh voor 't lijf, mits u 'tverstand ontbreeckt,Ga naar voetnoot1395
 
Dat ghy niet riecken kunt in wat gevaer men steeckt?
 
Wat rampen om ons staen? indien ick deze deuren
 
Niet gaeuw bewaeckte, uw raed, en raedslagh waer te veurenGa naar voetnoot1398
 
Ontdeckt, eer ghy uw' voet daer binnen had gezet.
1400[regelnummer]
Nu is dit ongeval door mijne zorgh belet.Ga naar voetnoot1400
 
Ga in. zwijgh stil. 't is tijd uw vreughd den mond te snoeren.
 
Dit stuck lijd geen vertreck. de lof leit in 't volvoeren.Ga naar voetnoot1402
Orestes:
 
Wel zeghme dan, hoe is 't in 't hof, en daer ontrent?
Leermeester:
 
Het is'er zoo gestelt, dat niet een mensch u kent.
Orestes:
1405[regelnummer]
Broght ghy hen tyding, hoe ick raeckte om lijf, en leven?Ga naar voetnoot1405
Leermeester:
 
Men rekent u voor dood. ghy word al dood geschreven.Ga naar voetnoot1406
Orestes:
 
Gedyt hen dat tot vreughd? wat zeggenze toch al?Ga naar voetnoot1407
Leermeester:
 
Dit dient eerst uitgevoert, eer ick 't u zeggen zal.Ga naar voetnoot1408
[pagina 698]
[p. 698]
 
Zoo 't noch staet, is'er niets dien grooten aenslagh tegen.Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Het staet 'er wel, oock daer 't niet wel meê is gelegen.Ga naar voetnoot1410
Elektra:
 
Wie is dit? by Jupijn, ay zeghme, zoo 't u lust.
Orestes:
 
Wel kentghe dezen niet?Ga naar voetnoot1412
Elektra:
 
Niet dat my is bewust.
Orestes:
 
Wel weetghe niet, wiens trouw ick eertijds werd bevolen?Ga naar voetnoot1413
Elektra:
 
Wat zeghtghe daer? wat man?
Orestes:
 
Die my weleer gestolenGa naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Naer Phocis heeft gevoert, door Zusters kloeck beleid.
Elektra:
 
Dien ick getrouw bevond, en tot mijn' dienst bereid,
 
Toen 't op een weiflen ging, wanneerze Vader moorden?Ga naar voetnoot1417
Orestes:
 
Dat is die man. verra my niet met veele woorden.Ga naar voetnoot1418
Elektra:
 
O langgewenschte dagh!
1420[regelnummer]
O eenige behoeder
 
Van Vaders huis, ach ach!
 
Hoe zijtghe met mijn' Broeder
 
Gekomen, hier ter steê?
 
Zijt ghy 't, die hem bewaerde,Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
En my, in 't hartewee
 
En leed, dat ons bezwaerde?
 
O allerliefste hand!
 
O allerwaerdste voeten!
 
Hoe waertghe in dezen stand,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Wanneerghe my quaemt groeten
 
Zoo vreemd, zoo onbekent?
 
Waerom moght ick niet weeten,
 
Wat lot u herwaert zend?
 
Ghy deedme doodzweet zweeten,
[pagina 699]
[p. 699]
1435[regelnummer]
Door deze droeve maer;
 
Nochtans quaemt ghy my nader,Ga naar voetnoot1436
 
Tot redding van 't gevaer.Ga naar voetnoot1437
 
Ick groet u, als mijn' vader,
 
Ick zie mijn Vaders geest.
1440[regelnummer]
Ghy waert, nu ick 't verzinne,Ga naar voetnoot1440
 
Die, wien ick heden meest
 
Vervloeckte, en nu beminne.Ga naar voetnoot1442
Leermeester:
 
Hou op, ick ben vernoeght. Elektra, zwijgh, en staeck
 
Dees reen; daer is noch tijds genoegh, om van die zaeck
1445[regelnummer]
Te spreecken. ghyliên die te zaemen zijt gespannen,
 
'T is tijd, om werck te spoen, terwijl nu geene mannenGa naar voetnoot1446
 
Daer binnen in het hof by Klytemnestra staen.
 
Indienghe dit vertraeght, zoo zultghe moeten slaen,Ga naar voetnoot1448
 
En vechten tegens haer, en die wat meer vermogen.
Orestes:
1450[regelnummer]
Mijn Pylades, dit stuck dient langer niet vertogen.Ga naar voetnoot1450
 
Ga binnen, en aenbid de Goôn, die Vaders zaelGa naar voetnoot1451
 
Bewoonen, zooals zy bewoonen dit poortael.Ga naar voetnoot1452
Elektra:
 
O vorst Apollo, weest genadigh
 
Dien jongeling, en hen, en my,
1455[regelnummer]
Die naer gelegenheid gestadighGa naar voetnoot1455
 
Met zidderende handen dyGa naar voetnoot1456
 
Vereerde. Apollo, schrick der dieren,
 
Ick eisch, zoo hartelijck ick magh,Ga naar voetnoot1458
 
Val neêr, en koom uw Godheid vieren,
1460[regelnummer]
En bid, begunstigh dezen slagh,
 
En raedslagh. toon, hoe ghy van boven
 
Noch straft de schelmery der hoven.
Rey:
 
Ay zie, hoe Mars naer binnen schiet,Ga naar voetnoot1463
 
Terwyl zijn bloed van tweedraght zied.Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Alree zijn d'onontvlughtbre blaffers,Ga naar voetnoot1465
[pagina 700]
[p. 700]
 
Der booze schellemstucken straffers,
 
Naer binnen toe, zoo dat mijn schroom
 
Niet meer zal hangen aen dien droom.Ga naar voetnoot1467-68
 
Des dooden helper gaet daer heenen,Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Op zijn bedriegelijcke beenen,Ga naar voetnoot1470
 
En met zijn punt noch versch besmet,Ga naar voetnoot1471
 
Naer Vaders rijcken troon, en bed:
 
Maer Majas zoon, de schalcke bode,Ga naar voetnoot1473
 
Verberght die wraecke van den doode,
1475[regelnummer]
Tot dat de boosheid stort ter neêr.
 
Hier geld, hier geld geen samlen meer.
Elektra:
 
O waerde vrouwen, toeft. laet niemant zich verroeren.
 
De mannen sullen strax dien aenslagh uit gaen voeren.Ga naar voetnoot1478
Rey:
 
Hoe zoo? wat doenze nu?
Elektra:
 
Dees ciert voor 't graf een' pot,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
En deze staen'er by.Ga naar voetnoot1480
Rey:
 
Ghy waeckt voor deur en slot.
Elektra:
 
Op dat AEgisthus ons niet onverhoeds koom vinden.
Klytemnestra:
 
Och och! de huizen zijn gansch leegh van trouwe vrinden,
 
En vol van vyanden.
Elektra:
 
Vriendinnen, hoortghe niet?
 
Dat 's een, die binnen roept.
Rey:
 
My dunck ick hoor daer yet,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Dat onverdraeghlijck is te hooren.
 
Ick schrick. Wat koomt ons hier ter ooren!Ga naar voetnoot1486
[pagina 701]
[p. 701]
Klytemnestra:
 
O my ellendigh mensch! AEgisth, waer zijtghe nu?
Elektra:
 
Daer roeptze weêr.Ga naar voetnoot1487
Klytemnestra:
 
O Zoon, o Zoon, erbarrem u.
 
Erbarm u over my. Erbarm u over Moeder.
Elektra:
1490[regelnummer]
Maer ghy erbarmde u niet om Vader, noch om Broeder,Ga naar voetnoot1490
 
Die van hem was geteelt.Ga naar voetnoot1491
Rey:
 
O stad! o afkomst, ach!
 
Hoe schend, en hoe verdelght u 't noodlot dezen dagh?
Klytemnestra:
 
Wee mijn quetzuur! o lagen!Ga naar voetnoot1493
Elektra:
 
Verdubbel deze slagen.
Klytemnestra:
1495[regelnummer]
Wee anderwerf! wee my!
Elektra:
 
Het ga AEgisth, als dy.
Rey:
 
'T zal gaen, gelijckghe wenscht. de dooden leven weder;Ga naar voetnoot1497
 
Want dien de moord nu lang geworpen heeft ter neder,
 
Die neemen wederwraeck, met een versteurt gemoed,
1500[regelnummer]
Van hen, die oorzaeck zijn van al 't vergoten bloed.
Elektra:
 
Zy zijn nu by der hand, en hunne handen leken
 
Van 't bloed, door Mars gestort; en naulix kan ick spreecken,Ga naar voetnoot1500-1502
 
Orestes, hoe het is.
Orestes:
 
'T gaet binnen noch al wel.
 
Zoo 't recht is 't geen ick uit Apolloos antwoord spel.Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Z'is dood. zijt onbevreest. ghy zult voortaen geen tydenGa naar voetnoot1505
 
Beleven, datghe leed van Moeder hoeft te lijden.
[pagina 702]
[p. 702]
Rey:
 
Houd op. ick zie AEgisth. hy koomt, en is hier by.
Elektra:
 
O zoon, ga wegh, ga wegh. ziet ghy dien man? dat 's hy.Ga naar voetnoot1508
 
Ghy hebt hem in uw maght. hy koomt verheughd van buiten.
Rey:
1510[regelnummer]
Gaet naer de binnendeur, op datghe mooght besluitenGa naar voetnoot1510
 
Het geen noch ovrigh zy.Ga naar voetnoot1511
Orestes:
 
Vertrouw ons deze zaeck.
 
Wy zullen, 't geenghe denckt, voltrecken deze wraeck.
Elektra:
 
Zoo haest u.
Orestes:
 
Ick ga heen.
Elektra:
 
Ick zal het voort bewaeren.Ga naar voetnoot1513
Rey:
 
'T zal goed zijn, dat men hem inluister deze maeren,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Zijn' ooren aengenaem, en 't geen betreft zijn' staet.Ga naar voetnoot1515
AEgisth:
 
Wie van u weet van 't volck, daer dit gerucht af gaet,Ga naar voetnoot1516
 
Waer deze gasten zijn van Phocis, deze boden,
 
Die tyding brengen van Orestes, onzen dooden,
 
Die rabreuck, zoo men zeit, nu korts in 't renperck leed?Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Ghy korts hardneckigh dier, geef my hier op bescheed;Ga naar voetnoot1520
 
Dewyl dees dingen u, veel meer als yemant, smarten.Ga naar voetnoot1521
 
Ghy kunt het zeggen, want dit gaet u meest ter harten.Ga naar voetnoot1522
Elektra:
 
Ick weet het wel. zou my dit wezen onbekent?
 
Zou ick niet weeten, hoe mijn Broeder omgerent,
1525[regelnummer]
In 't renperck raeckte om hals?
AEgisth:
 
Waer zijn die vreemdelingen?
Elektra:
 
Hier binnen, daerze hen met groote vreugd ontfingen.
[pagina 703]
[p. 703]
Aegisth:
 
En zeidenze, dat hy gestorven was alree?
Elektra:
 
Zy zeiden 't niet alleen, maer toonden 't lichaem meê.
Aegisth:
 
Wel is dit by der hand, dat wy 't aenschouwen mogen?Ga naar voetnoot1529
Elektra:
1530[regelnummer]
Dit deerlijck schouwspel kuntghe zien met bey uw oogen.
Aegisth:
 
Ghy boodschapt my veel vreughd, en zijt dit ongewoon.
Elektra:
 
Verheugh u, zooghe vreughd kunt scheppen uit dien doôn.
Aegisth:
 
'K gebiede dat men zwijgh, en deze deuren open,
 
Op dat Argivers, en Myceners, die noch hopen
1535[regelnummer]
Op zulck een' ydlen troost, aenziende Orestes lijck,
 
Zich buigen voor mijn' staf, en onder 't juck van 't Rijck;
 
En merckende, dat hier niet tegens staet te vechten,Ga naar voetnoot1537
 
Zich laeten, bang voor straf, van my voortaen berechten.Ga naar voetnoot1538
Elektra:
 
Ick schickme naer den tijd, die leertme meer verstaen,
1540[regelnummer]
Naer wijzer luistren, en hen aen de hand te gaen.Ga naar voetnoot1540
Aegisth:
 
Jupijn, wat zie ick hier! dit kan geen nijd ontstygen.Ga naar voetnoot1541
 
Maer is dit haetelijck, 'k heb liever dat te zwijgen.Ga naar voetnoot1542
 
Neem strax het deckkleed af, dat in den wege leit,Ga naar voetnoot1543
 
Op dat mijn neef van my voor 't lest noch werd beschreit.Ga naar voetnoot1544
Orestes:
1545[regelnummer]
Neem zelf het deckkleed af, dit zal u beter voegen,
 
Die lust hebt dit te zien, om d'uwe te vernoegen,
 
Met deze maer.Ga naar voetnoot1546-47
Aegisth:
 
Ghy spreeckt zeer wel. 'k gevoel als ghy.
[pagina 704]
[p. 704]
 
Is Klytemnestra t'huis, men roep haer hier voor my.
Orestes:
 
Zy is heel dicht by u, zie nergens elders heenen.Ga naar voetnoot1549
Aegisth:
1550[regelnummer]
Wee my! wat zie ick hier!
Orestes:
 
Wat vreeze doet u steenen?
 
Of welck een kentghe niet?Ga naar voetnoot1551
Aegisth:
 
Ellendige, ick ben vast,
 
En midden in hun net. Wie heeftme dus verrast?
Orestes:
 
Strax wistghe niet, dat ghy al levend spraeckt met dooden.Ga naar voetnoot1553
Aegisth:
 
Och dat's Orestes stem. ick spreeck met dien gevloden.
Orestes:
1555[regelnummer]
Hoe wis ghy spellen kost van ouds, noch miste u dat.Ga naar voetnoot1555
Aegisth:
 
Helaes! wy zijn om hals. helaes! wy zijn gevat.Ga naar voetnoot1556
 
Laet ons ten minste noch yet zeggen watwe kunnen.
Elektra:
 
Neen Broeder, by de Goôn, ghy zult hem niet vergunnen,
 
Dat hy yet wyders spreeck, noch tijd met woorden reck.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Ick kan niet zien, dat dit tot eenigh voordeel streck,
 
Dat zulck een veege noch zijn hope langer voede;Ga naar voetnoot1561
 
Maer dood hem in der yl, en, warrem van den bloede,
 
Begraef hem buiten 't Rijck, gelijck het billijck is;
 
Op datme dit verlos van alle droefenis,
1565[regelnummer]
En mijn geleên verdriet.
Orestes:
 
Nu haast u, tre naer binnen.
 
Het geld uw' hals. hier is met woorden niet te winnen.Ga naar voetnoot1566
Aegisth:
 
Maer waerom rucktghe my hier in, uit elx gezicht?
 
Hoe dus? is 't werreck goed, wat maeckt u schuw van 't licht?
 
Waerom berooftghe my niet openbaer van 't leven?
Orestes:
1570[regelnummer]
Gebie niet. ga, daer ghy mijn' Vader eerst deed sneven,Ga naar voetnoot1570
[pagina 705]
[p. 705]
 
Dat ghy daer mede sterft.
Aegisth:
 
Moet ick dees zaelen zien,
 
En wat van Pelops oit gebeurde, en zal geschiên?Ga naar voetnoot1571-72
Orestes:
 
Ga voort. ick spel u niets of 't zal zich openbaeren.Ga naar voetnoot1573
Aegisth:
 
Wat roemtghe? uw Vader was in 't spellen onervaeren.Ga naar voetnoot1574
Orestes:
1575[regelnummer]
Ghy smijt veel uit, en doet terwyle niets. ga voort.Ga naar voetnoot1575
Aegisth:
 
Nu leyme.
Orestes:
 
Ga zelf voor. ga voor, door deze poort.
Aegisth:
 
Op dat ick u niet zou ontvlieden noch ontvlughten.
Orestes:
 
Op datghe niet en sterft met blyschap, en genughten,Ga naar voetnoot1578
 
Zal ick dees bitterheid vermeerdren: want het past,
1580[regelnummer]
Dat een gerechte straf geweldenaers verrast,
 
Die tegens 't heiligh Recht vermeetlijck zich verzetten,
 
Op dat de boosheid niet meer menschen zou besmetten.
Rey:
 
O Atreus afkomst, hoe bezwaerlijck zijtghe in 't endGa naar voetnoot1583
 
Geworstelt, en geraeckt door allerleye ellend,
1585[regelnummer]
En uitgestaen verdriet tot deze vryheids zegen,
 
Een vryheid op die wijs geluckighlijck verkregen.Ga naar voetnoot1586

EINDE.

voetnootvs. 1
Atreus zoon: Agamemnon.
voetnoot5
Iö, dat dolgeprickelt dier: Io (tweesilbig), een Argiviese koningsdochter en priesteres te Argos, door Zeus bemind, werd door de afgunstige Hera in een koe veranderd en dol gemaakt.
voetnoot6
Het Wolfsveld van Apol: het Lyceum, een open plaats, aan Apollo de wolvendoder gewijd.
voetnoot7
kerck: tempel; Iuno: Hera, de gemalin van Zeus. Vondel brengt alle Griekse godennamen over in de Romeinse equivalenten, waarmee de tijdgenoten meer vertrouwd waren.
voetnoot9
Pelops: de grootvader van Agamemnon.
voetnoot10
beklad: bezoedeld.
voetnoot13
stil geberght: heimelik in veiligheid gebracht.
voetnoot14
maghtigh waert: in staat zoudt zijn.
voetnoot17
schel: luid klinkend.
voetnoot21
stuck: daad, plan.
voetnoot22
gespoeit: bespoedigd; marren: dralen.
voetnoot24
zucht: genegenheid.
voetnoot25
een edelmoedigh paerd: van edel ras.
voetnoot26
in onspoed: in ongunstige omstandigheden.
voetnoot26-27
veraerd van zijnen tuck: zijn eigenlike aard verlochent; veraerden: ontaarden; tuck betekent trek, ruk, stoot; in het Vlaams ook: tocht, begeerte, lust (De Bo). Boutens vertaalt: ‘zijn jeugdige aandrift niet verliest’.
voetnoot28
noopt: prikkelt.
voetnoot29
zin: voornemen, plan.
voetnoot30
yet ontydighs: iets onbetameliks, iets verkeerds.
voetnoot31
God ging spreecken: het orakel ging raadplegen.
voetnoot34
met heimelijcke laegh: door ze listig in de val te lokken.
voetnoot35
straffen aen 't leven: met hun leven doen boeten.
voetnoot40
omzworft: zworf (uit zwarf) oudere vorm van zwierf.
voetnoot41
ontmunt: wiens gelaatstrekken onkenbaar geworden zijn.
voetnoot42
kleed, en draght: klederdracht.
voetnoot43
ga voor een' Phocenser: doe alsof ge een Ph. waart. De bedoeling is: spreek Phocenser dialekt.
voetnoot44
van hunnen Phanotenser is een onjuiste vertaling. Er staat in 't Grieks: door een zekere Phanoteus (vgl. vs. 704).
voetnoot46
sterck met eede: bevestig met een eed uw mededeling omtrent.
voetnoot47
renzucht: lust om mee te dingen in de wedrennen.
voetnoot48
met barrenende wielen: in dolle razende vaart.
voetnoot50
Gekroont: met offers geëerd.
voetnoot51
met afgesneden hair: met een lok van het eigen haar, als offer (vgl. vs. 928).
voetnoot52
te moet: tegemoet.
voetnoot53
Die kopre bus: de bronzen vaas, die de as van Orestes zou bevatten; in ruight gestopt: in het struikgewas verborgen.
voetnoot57
Orestes vreest niet dat de voorgewende dood, als slecht voorteken, hem zou kunnen schaden. In dit geval is het een nutte klanck (vs. 59), omdat het loze gerucht voor de uitvoering van het plan bevorderlik is.
voetnoot59
lastren: afkeuren.
voetnoot62
gestroit: uitgestrooid.
voetnoot64
op een nieuw: opnieuw.
voetnoot67
erfpaleizen: paleizen van mijn voorvaderen.
voetnoot69
Nadien: omdat; geport: aangespoord.
voetnoot70
wasschen: reinigen.
voetnoot71
goeden: goederen, bezittingen.
voetnoot72
heiland: redder.
voetnoot74
't is de tijd: het gunstige oogenblik, de gelegenheid die aangegrepen moet worden.
voetnoot75
Het meeste zeggen: de meeste invloed. In 't Grieks staat een woord dat opzichter beteekent. In de vertaling van Boutens: ‘die voor mannen hoogste opzichter is bij ieder werk’.
voetnoot82
moordgety: de verjaring van de moord, dus: de herinnering aan de moord, d.w.z. wij moeten eerst bij het graf de dode eer bewijzen met offers.
voetnoot83
hier aen hangt: hiervan is afhankelik; zege: overwinning; in dit verband: welslagen.
voetnoot84
In 't Grieks staat: O smetteloos licht.
voetnoot85
geparst om: dicht omgevend. In het origineel staat een woord dat Vondel niet weergeeft: in Boutens' vertaling: ‘lucht, die aan dit aardeleven neemt aandeel gelijk’.
voetnoot90
Gezin en ledekanten hooren: dringt door tot alle huisgenoten in hun slaapvertrekken, d.w.z. de schande van het huis is ieder bekend. In de Griekse tekst staat: mijn rampzalige legerstede in ginds onzalig huis weet hoe ik wakende de nachten doorbreng.
voetnoot91
bestort: overgoten.
voetnoot92
euvlen: rampen.
voetnoot95
los van toom: loszinnig.
voetnoot97
stout: vermetel.
voetnoot101
schendigh: schandelik.
voetnoot102
neemt ter harte: trekt zich aan.
voetnoot106
blaecken: blinken (eig. gloeien).
voetnoot108
plondren: roven.
voetnoot112
heerschappyen: machten. In de Griekse tekst: ‘O huis van Hades en Persefone’.
voetnoot113
aerdsche Godstolck: Hermes; gaeuw: listig.
voetnoot114
Raezeryen: de Erinyen of Furiën (wraakgodinnen).
voetnoot115
Vloeck: (Grieks: Ara) de verpersoonlikte vervloeking, door het slachtoffer geuit, de boyennatuurlike macht, die de Erinyen oproept.
voetnoot116
neder: op ons omlaag.
voetnoot117
ongerechten: snode.
voetnoot118
Dit slaat op de schuldige liefde van de moordenaar Aegisthos voor haar moeder; die: al degenen die.
voetnoot119
helpt hen voort: berooft hen van het leven.
voetnoot120
mijn Vaders nederlaegen: de moord op mijn vader.
voetnoot123
lastigh pack: drukkende, bezwarende last.
voetnoot128
eer verdaen: eertijds omgebracht.
voetnoot129
schalckheid: boosaardigheid; noit verwoeder: met onovertroffen verwoedheid.
voetnoot132
wil: moge.
voetnoot134
O spruit: Vondel laat Elektra zich richten tot de aanvoerdster van de Rey; in 't Grieks staat hier een meervoud; vroomen: rechtschapenen.
voetnoot136
't zijn welbekende (dingen): Vondel schijnt deze regel terug te laten slaan op de moord; in het Grieks staat: uw goede bedoeling als troosteressen is mij welbekend.
voetnoot141
't goed: de weldaden.
voetnoot145
stoel: troon.
voetnoot146
den gemeenen jammerpoel: de poel van de Hades, waaraan niemand ontkomt.
voetnoot147
wecken: opwekken, terugroepen.
voetnoot150
lichtenis: verlichting.
voetnoot151
boeten: herstellen.
voetnoot152-153
Wat streeft ge door voortdurende klachten naar een ondragelike toestand van onherstelbaar leed?
voetnoot154
haest: weldra.
voetnoot156
't vogelken: de nachtegaal. In 't Grieks staat: de bode van Zeus, als aankondiger van de lente. De dichter zinspeelt op het verhaal van Prokne, die haar zoontje Itys doodde en daarop, in een nachtegaal veranderd, haar kind met het voortdurend geroep van ‘Itys’ bleef betreuren.
voetnoot157-158
raest en kermt: wanhopig jammert.
voetnoot159
Niobe, koningin van Thebe, verloor als straf haar veertien kinderen en werd zelf in een steen veranderd. Zij wordt voorgesteld als eeuwig wenend.
voetnoot161
In de vertaling van Boutens: ‘U prijs ik godgelijk’.
voetnoot163
wee en wach: in oudere taal gewone allitteratie.
voetnoot164
verschoven: verworpen, veracht.
voetnoot167
rouw: rouwbetoon (vgl. vs. 171).
voetnoot169
Iphianasse: Iphigenia.
voetnoot170
d'onvolwasse: Orestes.
voetnoot173
Ter goeder uur: op het juiste, gelukkige ogenblik.
voetnoot174
Iupijns verheughden troon: het geslacht van Pelops stamde af van Zeus.
voetnoot172-176
Deze verzen laat Vondel, afgaande op de oude edities, door Elektra zeggen. In de nieuwe uitgaven worden ze bij de voorgaande Rey gevoegd, en begint Elektra te spreken bij vs. 177.
voetnoot183
d'ongelijcken: het onrecht.
voetnoot187
zet aen eene zij: stelt uit.
voetnoot191
Beveel hem: vertrouw hem toe.
voetnoot193
ongeduldighlijck: heftig.
voetnoot195
De tijd is langsaem van beraed: de tijd kent geen overhaasting, d.w.z. wacht tot de tijd rijp is; beraed: overweging. In 't Grieks staat iets anders: de tijd verzacht de moeielikheden, maakt het leed draaglik. Boutens vertaalt: ‘Een heulrijk god toch is de tijd’
voetnoot196
Krisse: de hoofdplaats van het rijk van Strophius, de vader van Pylades, bij wie Orestes opgevoed was.
voetnoot197
vluchtigh door zijn lot: balling door het lot.
voetnoot198-199
de God des afgronds: Hades, hier als de wrekende God voorgesteld. Hierbij te denken: kan wel eens opdagen.
voetnoot201
Is door: is voorbij; zal: moet.
voetnoot206
Verschoven: geminacht.
voetnoot207
slechte: eenvoudige, nederige.
voetnoot209
voor lege tafels: de spijs wordt mij onthouden.
voetnoot210
spraeck: is een woordelike vertaling van het Griekse auda, maar het is twijfelachtig of Vondel deze plaats begreep. De dichter bedoelt: Jammerklachten weerklonken bij de terugkeer van uw Vader uit Troie, nl. òf het weeklagen van Kassandra, òf van het volk, dat een voorgevoel had van wat zou geschieden. Boutens vertaalt weer anders: ‘Klaaglijk op zijn welkomstmaal, Klaaglijk in de feestzaal klonk uw vaders roepen’, enz.
voetnoot212
naere: angstwekkende.
voetnoot215
bedocht: bedacht.
voetnoot216
De liefde: nl. Klytemnestra's overspelige liefde voor Aegisthus.
voetnoot217-218
Hier heeft Vondel de Griekse tekst niet begrepen en er iets anders voor in de plaats gesteld. Boutens vertaalt: ‘Zij teelden schriklijk aan den dag Het schriklijk moordgedrocht, Of 't god of stervling was.’ Het koor twijfelt namelik of er een demoniese macht in 't spel geweest is. De bedoeling van Vondel is waarschijnlik: en gingen met zoveel overleg te werk (waren reede), dat er onzekerheid bleef bestaan of een God of een mens dat gedaan had.
voetnoot220-221
O dag. die ik boven alle andere vervloek.
voetnoot222
moordbancket: feestmaal waarbij de moord plaats had.
voetnoot224
Wat snooder dood: (met oude genitief na wat): welk een smadelike dood.
voetnoot227
bedorven: rampzalig gemaakt (accent op mij)
voetnoot228
zet (conjunctief).
voetnoot232
verloop u niet: ga u niet te buiten, ga niet te ver.
voetnoot233
staet: eervolle positie.
voetnoot235
versteeckeen: verstoken.
voetnoot240
't schendigh lijen: het moeten dulden van de schande.
voetnoot241
mijn' kop: mijn hardnekkige aard.
voetnoot242-243
mijn' krop uitschuddende: mijn haat lucht gevende.
voetnoot245
rouw: smart.
voetnoot247
Van dees gelieven allebey: onjuiste vertaling, door Vondel ironies bedoeld. In het Grieks begint hier een nieuwe zin, met een vocatief: O lieve gezellinnen. Ook vs. 248 (die pit heeft achter d'ooren: die verstand, inzicht heeft) geeft de bedoeling van het Grieks niet weer. Boutens vertaalt: ‘Want wie die met mij meêvoelt, ziet niet dat daar geen evenwaardig troostwoord voor mij te hooren is?’
voetnoot249
troosterssen: troosteressen.
voetnoot254
gunst: genegenheid; dat ick's my moeie: dat ik er mij over bekommer (zich moeien regeert hier een oude genitief des).
voetnoot256
wellende: opbruisend, hartstochtelik.
voetnoot257
broeie: doe voortkomen.
voetnoot258-259
De bedoeling van deze niet zeer duidelike regels moet zijn: Hoe zou er ooit matiging of een einde van mijn ellende mogelik zijn? (slyten: te niet gaan). In het Grieks staat korter: Welke maat is er in mijn rampzaligheid.
voetnoot261
dit: nl. dit gebrek aan piëteit; Aan wie is dat van nature eigen?
voetnoot262
van hen: nl. van zulke piëteitlozen.
voetnoot263
wederga: echtgenoot. In de Griekse tekst is geen sprake van een huwelik. (Boutens: ‘als 'k aan iets edels deel heb’).
voetnoot265
met luchte veeren: met luchtige vleugelslag. Het origineel heeft een geheel ander beeld, slaande op het bedwingen van haar luidruchtige smart. Boutens vertaalt: ‘Toomend de vleuglen der helle jammerkreten’.
voetnoot268-275
Het verband van deze passage in de Griekse tekst heeft Vondel niet begrepen en daardoor een onnauwkeurige vertaling gegeven. In de vertaling van Boutens luidt de zin: ‘Want als de doode liggen zal Voor niets dan stof en asch In hulpelooze ellende, En de anderen niet moord met moord Terugbetalen, Dan is bij alle stervelingen Ontzag en vroomheid Voorgoed vergaan!’
voetnoot278
zoo win het vry: behoud dan gerust de overhand, d.w.z. dan geef ik mij gewonnen.
voetnoot280
des: daarvoor.
voetnoot281
overlastigh val: overlast aandoe; neem ten goede: houdt mij ten goede, vergeeft mij.
voetnoot284-285
Vrije vertaling. Bij Boutens: ‘Rampen die ik voortdurend, elken dag en nacht, Veeleer in groei zie wassen dan te gronde gaan.’
voetnoot287
bejegent is zoo snood: wat ik op zo schandelike wijze heb ervaren.
voetnoot288
vast: voortdurend.
voetnoot291
noodruft: levensbehoeften.
voetnoot295
drincken.... toe: in het Grieks staat: plengen.
voetnoot299
bedorven: ontaarde.
voetnoot301
smet: misdadiger, ellendeling.
voetnoot302
Raezery: wraakgodin (Erinyen).
voetnoot304
moordgety: verjaring, gedenkdag van de moord (vgl. vs. 82); te moet: tegemoet.
voetnoot308
ter maend: maandeliks.
voetnoot312
moordbancket: vgl. vs. 222.
voetnoot313
Als ik dan maar vrijuit kon schreien en naar hartelust jammeren!
voetnoot316
Hier haalt E. de smadelike woorden van haar moeder aan; hellevloeck: vervloekt schepsel.
voetnoot318
dy: is hier minachtend gebruikt.
voetnoot319
balcken: opzettelik-ruw woord voor jammeren.
voetnoot321
krijght een lucht: begint te vermoeden; staet op: op het punt is.
voetnoot325
blaffen: te keer gaan.
voetnoot326
Bruigom: echtgenoot; schent: (van schennen); vuurt aan.
voetnoot327
bloed: lafhartige.
voetnoot328
aen den reie: ten dans. In het Grieks staat alleen: die met vrouwen zijn veldslagen voert.
voetnoot329
vast: voortdurend.
voetnoot330
dit onweêr: deze ellendige toestand.
voetnoot331
sammelend: talmend; en niet verhoop: onjuiste vertaling. Er staat: alle aanwezige en toekomende (verder af liggende) hoop.
voetnoot334-335
Vondel heeft de bedoeling van Sophocles niet begrepen; vgl. Boutens' vertaling: ‘Die bij boozen is, Moet alnoodzaaklijk aan hun boosheid mededoen.’
voetnoot335
onwegh: slechte, moeielik begaanbare weg.
voetnoot336
wrocken: uw afkeer uiten.
voetnoot337
Of als: Juist alsof hij dit niet zou horen en afwezig was.
voetnoot343
wat u zy bewust: wat ge weet.
voetnoot344
langsaem wachten: dralend afwachten.
voetnoot347
besteeckt: beraamt.
voetnoot448
slof: nalatig (met andere kleur dan nu!); bergen: in veiligheid brengen, redden.
voetnoot349
vroom: (evenals Lat. pius): vol liefde voor de naaste bloedverwanten (vrienden).
voetnoot352
één: (met accent).
voetnoot353
den afgrond is beschoren: voor de afgestorvenen (in de onderwereld) is bestemd.
voetnoot357
oploopentheid: driftbuien; ydel: vergeefs.
voetnoot358
voorhanden: nabij (vergelijk: op handen).
voetnoot360
hart: gezindheid.
voetnoot362
ongenoeght brouwen: onaangenaamheden berokkenen.
voetnoot364
drijft: beweert, aanvoert.
voetnoot365
zich naer het meeste voordeel te schicken: de voordeligste partij te kiezen.
voetnoot367
daer 't hoogh gezagh by staet: die de macht in handen hebben. Vondel vertaalt de laatste passage vrij: het Grieks heeft slechts: ‘Doch als ik vrij leven wil, Moet ik in alles luistren naar mijn meerderen’ (Boutens).
voetnoot368
luid niet eerlijck: klinkt niet eervol, d.w.z. het zal door alle weldenkenden veroordeeld worden.
voetnoot369
bloed: geslacht.
voetnoot370
voor Moeder zorght: voor Moeders belangen opkomt; terstond: zoo even.
voetnoot373
stemt toe: hecht uw goedkeuring aan.
voetnoot375
om 't ongerief: om de voor u nadelige gevolgen.
voetnoot377
vast: intussen; besteecken: zie bij vs. 347.
voetnoot379
schuw van: huiverig voor.
voetnoot380
suffery: slapheid, lafheid.
voetnoot385
Blijkens de Griekse tekst is de bedoeling: indien de dode in de onderwereld daarvoor gevoelig is (Boutens vertaalt: ‘als eenig liefdeblijk hem ginds bereikt); gunst: genegenheid, liefde.
voetnoot391
het vloeit van: waar overvloed is van.
voetnoot392
wroegen: gewetensknaging.
voetnoot394
zy hangtme geensins aen: ik voel mij tot zulk een eer niet aangetrokken.
voetnoot401
't onderling gespreck: de wederzijdse argumenten.
voetnoot402
zich dient met: zijn voordeel doet met; toon: stemming, geuite overtuiging.
voetnoot403
O Moeders: met deze woorden spreekt Chr. de rei aan. In 't Grieks staat: O vrouwen.
voetnoot404
gerept: gezegd.
voetnoot406-407
Onjuist vertaald. Er staat: ‘Als gij nog iets ergers meldt dan dees mijn nooden, geef 'k u voortaan steeds gelijk’ (Boutens); bedroefder schijn: treuriger toestand.
voetnoot408
rust van: ophoudt met.
voetnoot409
levendigh: levend; verschuilen (trans.): opsluiten.
voetnoot411
jancken: jammeren (met andere kleur dan nu).
voetnoot414
bestemt: besloten.
voetnoot417
Ellendige: ongelukkige.
voetnoot420
wijd en zijd: zo ver mogelik.
voetnoot423
Dat zou het geval zijn, als gij uw leven daarnaar inrichtte.
voetnoot426
Bezorgh u zelf voor al: Let in de eerste plaats maar op u zelf. In de Griekse tekst luidt deze regel heel anders: Die vleierij laat ik aan u over. Dat strookt niet met mijn aard. Boutens vertaalt: ‘'k Gun u die uitvlucht. Mijn karakter raakt zij niet.’
voetnoot428
door Vaders wraeck: om vader te wreken.
voetnoot429
houd ons dit ten beste: vergeeft het ons.
voetnoot430
onverlaet: slechtaard.
voetnoot432
noch: en niet.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 438 leert haer, de oude uitgave heeft u.
voetnoot436
Deze regel heeft Vondel in de Griekse tekst niet begrepen. Er staat: ‘Wat zegt ge? Offers voor haar doodsvijand?’; snoode: schandelik.
voetnoot438
Wij veranderden u in haer; anders is er geen verband met vs. 439. De bedoeling is: welke vriend heeft haar daartoe (tot dat offer) bewogen?
voetnoot439
nachtspoock: nachtelike geestverschijning, schrikbeeld.
voetnoot441
hart: is synoniem van moed.
voetnoot442
't gezicht: het ‘nachtspoock.’
voetnoot444
reên: woorden.
voetnoot446
vernam: aanschouwde.
voetnoot454
Aen d'opgereze zon: d.w.z. aan de Zonnegod, de god van licht en reinheid, die alles ziet, en dus het dreigende gevaar kan afweren, dat door een boze droom voorspeld wordt; meer niet af: niets méér van.
voetnoot467
steure: verstore; hem zy bewust: hem bekend worde.
voetnoot468
juweel: kostbaar voorwerp; hier de vazen.
voetnoot470-474
Vondel heeft deze passage in het Grieks niet begrepen. Er staat, volgens Boutens' vertaling: ‘Was zij van allen niet de meest verworpen vrouw, Nooit zou ze of nimmer met dees wreed-boosaardige Plengoffren hem beschenken, dien zij heeft gedood.’
voetnoot474
gunst: genegenheid, liefde.
voetnoot476
geschonden: verminkt. Deze verminking van het slachtoffer berustte oorspronkelik op het geloof, dat hij zich dan niet meer zou kunnen wreken.
voetnoot477
Er staat in het Grieks: ‘en wischte om zich te reinigen op zijn hoofd De vlekken van zijn bloed af’ (Boutens). Dit afvegen van het bloedige zwaard op het hoofd van het slachtoffer had een symboliese betekenis, n.l. de schuld op hem te werpen. Doordat Vondel de zin daarvan ontging, maakte hij er iets anders van; door de late offers tracht zij zich van de bloedige schuld te reinigen.
voetnoot484
offerhair: zie bij vs. 51.
voetnoot487
opkomen: overvallen.
voetnoot490
gaefrijcker: beter voorzien van geschenken.
voetnoot491
stand: omstandigheden.
voetnoot493
spoockery: het ‘nachtspoock’ (vs. 439).
voetnoot501
benaerstigen: ijverig bevorderen.
voetnoot504
hou ick vast: daarvan ben ik verzekerd.
voetnoot506
Als ik geen verzonnen voorspellingen doe, d.w.z. als de profetiese gave mij niet ontbreekt.
voetnoot507
ydelheid: leegheid, onverstand.
voetnoot509
gedreighde straf: straf waarmee gedreigd is.
voetnoot514
tuiten: weerklinken.
voetnoot516
Onjuist vertaald. In de Griekse tekst staat: ‘Immers onvergeten blijft die u verwekte, Die de vorst was der Hellenen; Onvergeten ook de aloude Bronsgevoegde, dubbelsneedge moordbijl’ (Boutens).
voetnoot518
om 't even: gelijkelik.
voetnoot522
De Erinys wordt in het Grieks veelvoetig en veelhandig genoemd (door Jebb verklaard: met de opmars en de macht als van een groot leger) en ‘bronsvoetig’ (volgens Jebb wegens haar onvermoeidheid). Vondel heeft die epitheta verbonden in Tal van ysre voeten, (523) en Met veel klaeuwen (525), wat een zonderlinge voorstelling geeft van dit ‘monster’.
voetnoot526
is 't omgekommen: is het gedaan.
voetnoot528
de feest (met het oude woordgeslacht).
voetnoot529
Schaemte(loos).
voetnoot534
ingespannen: onvermoeid.
voetnoot530-535
Vondel heeft hier de Griekse tekst, die hem raadselachtig bleef, geheel losgelaten. Er staat namelik slechts: Daarom ben ik overtuigd dat dit voorteken leed zal brengen over de medeplichtigen in deze misdaad. De niet zeer duidelike verzen van Vondel schijnen te betekenen: Daarom vertrouw ik stellig dat deze volstrekt betrouwbare droomverschijning zich niet heeft laten afschrikken door al de klachten van deze vrouw (Klytemnestra) over ons.
voetnoot535
Wrocken: onze afkeer uiten.
voetnoot536
raemen: berekeningen; bescheid: verklaring.
voetnoot538-539
Als men uit die droom, die ons zorgen baart, niets kan opmaken (niet: niets).
voetnoot542
hoe dier staet ghy dit land: hoe duur moet dit land het bekopen.
voetnoot546
't gouden rad: de pronkwagen van de koning, door hem bestuurd.
voetnoot540-549
Pelops renstrijd: In dezen renstrijd verwierf Pelops de hand van Hippodameia, de dochter van koning Oinomaos. Deze vorst beloofde haar aan de man die hem in een wedren zou overwinnen, maar alle mededingers doorstak hij verraderlik van achteren. Pelops overwon door een list: hij kocht Myrtilos, de wagenmenner van de koning om, die de as van de koninklike wagen losmaakte en deze deed omslaan. Myrtilos zou voor zijn dienst het halve rijk krijgen, maar om dit te behouden, wierp Pelops hem in de zee, waar hij verdronk. De vervloeking van het slachtoffer werd voor het gehele geslacht van Pelops noodlottig.
voetnoot550
rinckelroitghe: gaat te heftig te keer (oorspr.: luidruchtig rondlopen, Ned. Wdb. XIII, 559); vast: al maar.
voetnoot552
verplicht hiel: verbonden hield; dus: die u leerde hoe u te gedragen.
voetnoot553
geen vrienden zoud beschaemen: geen bloedverwanten zoudt te schande maken.
voetnoot557
vermetelijck: aanmatigend, driest.
voetnoot560
bits.... byten: afsnauwen.
voetnoot562
neêr geleit: gedood.
voetnoot563
Rechtvaerdigheid is een vertaling van Gr. Dikè (het Recht), voorgesteld als een wrekende, goddelike macht, die zich van de mens, als werktuig, bedient.
voetnoot564
bestellen: verschaffen.
voetnoot566
uw eige Zusters ziel: het leven van uw eigen zuster Iphigenia. Agamemnon bracht haar ten offer aan Artemis, om een gunstige wind te bekomen, die hem naar Troie zou voeren (zie vs. 599-615).
voetnoot569
dus: op die wijze.
voetnoot570
wat lagh hen daer aen: wat voor belang hadden zij er bij.
voetnoot573
om 't stuck: om die (mis)daad.
voetnoot574
Oom: Menelaus (vs. 572), broeder van Agamemnon en echtgenoot van Helena, om wie de Troiaanse oorlog gevoerd werd (576).
voetnoot577
hyghden naer: verlangden gretig.
voetnoot578
bloed: kinderen.
voetnoot580
kinderzucht: liefde voor zijn kind; voer die in: strekte die zich uit naar.
voetnoot582
veraerd: ontaard.
voetnoot583-584
Al valt mijn oordeel niet samen met uw inzicht (verstand), d.w.z. al blijven wij het oneens.
voetnoot584
stem: instemming.
voetnoot588
Bestrafme: wijs mij terecht.
voetnoot588-589
Deze regels geven het Grieks onjuist weer. Er staat: Deze keer kunt ge niet zeggen dat ik iets gedaan heb om zulke verwijten van u uit te lokken. Maar....
voetnoot591
met bescheidenheid, en reên: met verstandige, bezadigde woorden.
voetnoot592
ontmoet: bejegend.
voetnoot596
neerslagh: moord.
voetnoot597
tegens reden: tegen het recht.
voetnoot598
boel: minnaar.
voetnoot600
Diane: de Latijnse naam voor Artemis (vgl. vs. 566).
voetnoot605
ruighte: struikgewas.
voetnoot607
verliep zich: ging zich te buiten, bezondigde zich.
voetnoot608
verlette: belette uit te varen.
voetnoot609
smette: vergrijp.
voetnoot614
marde: draalde; geperst van overal: door aandrang van alle zijden.
voetnoot616
Genomen: ondersteld dat; dat ick koom etc.: om te komen tot uw laatste argument.
voetnoot620
Accent op u; dapperst raecke: het hevigst treffe, d.w.z. in volle kracht op u toegepast wordt.
voetnoot625
ongebonden: door geen zedewet gebonden.
voetnoot628
onverdroten: hardnekkig.
voetnoot629
eerelijck: met ere, wettig.
voetnoot631
die wederwraeck: n.l. het huwen van den moordenaar.
voetnoot633
'T mistaet: het is zondig.
voetnoot635
hard ontmoet: ruw bejegen.
voetnoot636
hou u: beschouw u als.
voetnoot634-638
Eigenaardig is, dat Vondel E. hier zulke deemoedige woorden in de mond legt, in zonderlinge tegenstelling met vs. 643! Het origineel heeft daarentegen een climax van verbittering: ‘Maar - zelfs vermanen laat ge u niet, die luidkeels galmt Tot ieder hoe we ons moeder vurig belasteren’ (Boutens). In vs. 636 staat: ik beschouw u minder als moeder dan als meesteres; zo ellendig is mijn leven door al het kwaad dat ik van u en uw gezel ondervind.
voetnoot638
vast: voortdurend.
voetnoot645
ben ick lastrens waerdigh. Dit past weer bij het opkomende schuldbesef dat Vondel in de voorafgaande passage gelegd heeft. In het Grieks staat: ‘als 'k van aanleg hierin welbedreven ben’ (Boutens).
voetnoot646
dy is hier weer met minachting gebruikt.
voetnoot647
zy zwelt om 't hoofd: het bloed stijgt haar naar het hoofd.
voetnoot647-648
Onjuiste vertaling. Er staat in het Grieks: maar of zij het recht aan haar zijde heeft, daarover schijnt ze zich niet meer te bekommeren.
voetnoot650
wulpsch: dartel, ongebonden.
voetnoot650-651
Wat, dunkt u, zou die schaamteloze wel niet aandurven (bestaen: ondernemen).
voetnoot652
dezer woorden (Gen. afhangende van schaemen).
voetnoot653
betaemen: voor betaemt (door rijmdwang? Niet in 't Ned. Wdb. vermeld).
voetnoot654
ontydigh: ongepast, onbehoorllk.
voetnoot654-655
't ingewortelt zaed (de diepgewortelde wrok). De Haet. In 't Grieks: ‘uw boosaardigheid, uwe daden’. Alleen hierdoor komt vs. 656 tot zijn recht.
voetnoot655
verrucktme: sleept mij mee, verleidt mij.
voetnoot659-660
Gij verricht de slechte daad, en uw daad lokt mij boze woorden uit (woordspeling met werck: ongesponnen vlas, in het beeld dat Vondel invoegt).
voetnoot660
ons Godinne: Artemis.
voetnoot662
stoute: drieste.
voetnoot663
weghgevoert: meegesleept.
voetnoot665
In het Grieks staat hier: Laat mij tenminste offeren. Ook vs. 667 is verkeerd vertaald: 'k beveel 't moet zijn: ik verzoek u, begin uw offer. De volgende woorden, die hier geen zin hebben, ontbreken in het origineel.
voetnoot666
gerust: ongestoord.
voetnoot669
In de Griekse tekst zijn deze woorden, in 't enkelvoud, gesproken tot de dienares die de vruchten draagt: ‘Beur het vruchtenoffer, dienares’ (Boutens).
voetnoot671
Apol, die op de huizen let: Phoebus, die de beschermer is van het huis waarvoor zijn beeld of altaar staat (bij Boutens: ‘die de deurpost hoedt’).
voetnoot674
Ontdecken: openbaren.
voetnoot675-676
met veel klaps etc.: met haar praatjes mij niet door de hele stad op de tong brengt; nijd: vijandigheid.
voetnoot677
wildschut: Apollo heeft als epitheton de wolvendoder (schut: schutter).
voetnoot678
gespoock: vgl. vs. 439, 493.
voetnoot681
raeden: plannen beramen.
voetnoot682
Streven naar mijn verderf, hun doelwit.
voetnoot683
schop: verstoot.
voetnoot685
onnozelheid: schuldeloosheid.
voetnoot686
staf: koningstaf.
voetnoot688-689
De vertaling is onjuist. De bedoeling is: ‘mijn kinderen (nl. uit het tweede huwelik) die mij geen boosgezindheid aandoen en geen bittren last’ (Boutens).
voetnoot690
naer: overeenkomstig.
voetnoot695
bescheed: antwoord, inlichtingen.
voetnoot698
gemael: gemalin (bij Vondel en Cats in deze betekenis gewoon; Ned. Wdb. IV, 1331).
voetnoot702
'K aenvaerd het geen ghy zeght: de bedoeling is: ik aanvaard uw woorden als een gunstig voorteken (‘omen’).
voetnoot705
te vermaecken: aangenaam te zijn.
voetnoot706
niet: niets.
voetnoot708
dier: maagd.
voetnoot711
noch: nog eens.
voetnoot712
In het Grieks is het eerste deel van dit vers tot Elektra gericht: ‘Houd gij u bij uw zaken’. (Boutens).
voetnoot714
verslaen: mededelen (vgl. verslag geven).
voetnoot716
Griecken: Griekenland.
voetnoot717
haelt: behaalt; ridderspelen: de beroemde Pythiese spelen, waaraan Grieken uit alle landstreken deel namen.
voetnoot719
dapperste: vlugste.
voetnoot720
felheid: onstuimigheid.
voetnoot722
zijn' aerd gelijck: geschikt voor zijn aanleg.
voetnoot723
het lot streeck: de prijs behaalde.
voetnoot724
om te krimpen: om (mijn verhaal) te bekorten.
voetnoot726-727
Met deze verzen tracht Vondel een duister Grieks vers weer te geven, dat door latere uitgevers als interpolatie verworpen is (zie ed. Jebb bij vs. 691). Achter verhaelt denke men zy uit het volgende vers.
voetnoot730
strax: weldra.
voetnoot732
opontboden: opgeroepen.
voetnoot733
In het Grieks staat: Tot zoverre ging alles goed. Maar....
voetnoot736-737
de zon.... beschijnende: absolute constructie; de beurt was voorhanden: de beurt kwam aan.
voetnoot738
wagenridders: wagenmenners.
voetnoot741
niet koel: vol vuur.
voetnoot742
Thessalers: Thessaliese paarden.
voetnoot744
vol hitte: vol kamplust.
voetnoot747
dreef het tiende rad: bestuurde de tiende wagen.
voetnoot750
zonder nijd: onpartijdig.
voetnoot752
Op 't zelfde ogenblik op gang geraakt: ieder trok strak de teugels aan.
voetnoot754
vast: voortdurend.
voetnoot755
wagendrift: de stroom van wagens.
voetnoot756
Gehaspelt (dooreenwarrelend) stof (vult) de lucht; ingewickelt: samengedrongen.
voetnoot757
warren: raken verward.
voetnoot759
't schuim verspreit: het uitvlokkende schuim van de paardebekken.
voetnoot760
Hier ontbreekt een trekje: ‘al dichter met zijn as Langs de' eindpaal’ (Boutens).
voetnoot762
bot geven: de toom vieren.
voetnoot763
streefden: snelden voort; ongeschent: ongeschonden (oude zwakke vervoeging).
voetnoot766
ons Barceesche raên: de wagen van onze Lybiër (vs. 740), als bewoner van Barca; dat pas: op dat ogenblik.
voetnoot769
rabreuck leden: met hun wagens verongelukten (analogie naar: schipbreuk lijden). In stucken is dus prolepties gebruikt: zodat ze verpletterd werden.
voetnoot772
het barnt van wagenen: waar een dichte woeling van wagens ontstond.
voetnoot773
spader: later (dan de anderen).
voetnoot775
noopte: spoorde aan.
voetnoot781
perckpilaer: eindpaal.
voetnoot784
Verstroide: ging uiteen.
voetnoot785
sneuvelen: vallen.
voetnoot788
al: langs.
voetnoot790
dulle: verbijsterde, wild geworden.
voetnoot793
zwinxel: gelaatstrekken (eigenlik: gelijkenis, evenals swinck en swijmsel bij Hooft).
voetnoot794
stelde (ter beschikking) d.w.z. gaf opdracht aan.
voetnoot798
zoo 't voer: gelijk het geschiedde.
voetnoot805
nieuwe maeren: tijding.
voetnoot806-807
De betekenis van deze verzen komt duideliker uit in de vertaling van Boutens: ‘Een schriklijk ding is baren! (of vrijer: Er schuilt in het moederschap een wondere kracht). ‘Zelfs als ze u kwaad doen is haat niet mooglijk tegen die men heeft gebaard’.
voetnoot809
ghy verstreckt my een loofwaerdigh bode: gij zijt voor mij een betrouwbare bode (omtrent het lot) van hem, die uit mij is gesproten (mijn halve ziel).
voetnoot825
Betaemt u dit? komt u dit toe (Ned. Wdb. II, 2204), d.w.z. hebt ge dit verdiend?
'K versma: ik doe smaad aan. De Griekse tekst luidt anders. Elektra vraagt ‘Is 't nu wel?’ waarop Klytemnestra antwoordt: ‘Met u niet. Met hem staat het wel gelijk het staat’ (Boutens).
voetnoot826
Nemesis: de Wraakgodin.
voetnoot827
Zy: n.l. Nemesis.
voetnoot828
En voerde 't heerlijck uit: en heeft voortreffelik wraak genomen door Orestes te doen vallen; Braveert: trotseert.
voetnoot829
Zult ghy my dit verhindren? De bedoeling is: zult gij een einde maken aan mijn geluk? Boutens: ‘Gij en Orestes maakt daar straks een eind aan, niet?’
voetnoot833
beschickt: volbracht.
voetnoot837
vergadren haere zinnen: tot zich zelf komen.
voetnoot839-840
Onjuiste vertaling. Het origineel heeft, met bittere hoon: ‘Wat dunkt u? Weent en jammert zij soms schrikkelijk, De onzaalge, als eene in lijden en in grootste smart Om haar zoon doen zou?’ (Boutens).
voetnoot843
voort: dadelik, weldra.
voetnoot844
bezweecken: ontvallen.
voetnoot848
verslenssen: verwelken.
voetnoot854-855
en dien 't niet lastigh val: zou moeten betekenen: en die er voor te vinden is. Maar in het Grieks staat: ‘Als een van binnen daaraan aanstoot neemt, laat hij mij dooden’. (Boutens).
voetnoot859
ongelijck: onrecht.
voetnoot863
bedorven: in 't ongeluk gestort.
voetnoot864
gestorven: hier zelfst. naamw.
voetnoot867
Amphiaraus: (tweeselbig te lezen a-us) was een beroemd waarzegger, die om zich te onttrekken aan de tocht van de zeven tegen Thebe, zich schuil hield. Zijn vrouw Eriphyle werd met een gouden halssnoer omgekocht om zijn schuilplaats te verraden. Hij moest toen aan de krijgstocht deelnemen. Juist toen hij door de vijand gedood zou worden, deed Zeus de aarde splijten en werd hij met strijdwagen en al verzwolgen. Zijn zoon Alcmeon nam op bevel van zijn vader wraak en vermoordde zijn hebzuchtige verraderlike moeder.
voetnoot869
die 't was vertrouwt: die van de schuilplaats op de hoogte was.
voetnoot871
beneên gevaeren: afgedaald in de onderwereld. Hier wordt de zin, door Elektra's klacht, onderbroken en in vs. 872 en 873 voortgezet. Deze passage is door Vondel zeer vrij vertaald (vgl. de getrouw volgende vertaling van Boutens).
voetnoot873
Dit schendigh stuck: deze schandelike misdaad.
voetnoot876
van: over.
voetnoot878
aen een zy: terzijde, d.w.z. is heengegaan.
voetnoot882
tot een: (loopen): samenkomen.
voetnoot885
Nadien 'er geen.... Hier breekt Elektra de zin af. De bedoeling is: geen hoop meer bestaat. In het origineel loopt de zin in vs. 886 door.
voetnoot889
tijdgenooten is door de dichter niet bedoeld. Hij denkt alleen aan haar broeder Orestes. Bij Boutens: ‘hoop op eedle vrienden uit gemeenzame ouders’.
voetnoot891-893
Deze zonderlinge wens (warden: verward raakten) komt bij Sophocles niet voor. Daar staat, naar Boutens' vertaling: ‘Ook om op snelgehoefden wedstrijd, Zooals die onheilvoorbestemde, Te storten in de nagesleepte riemen?’
voetnoot894
'T vertreckt: het zal nog lang duren (vertrecken: uitstellen). Ook dit ontbreekt in 't origineel.
voetnoot896
Deze zin wordt, ten gevolge van haar aandoening, weer niet afgemaakt. In 't Grieks volgt het slot in vs. 897.
voetnoot900
cieraed: onjuiste vertaling: het Griekse woord betekent: voegzaamheid.
voetnoot905
Orestesbroêr: familiare aanduiding (evenzo met oom, neef).
voetnoot906
dier: vgl. vs. 708.
voetnoot907
vermeten: ondoordacht (adj., bijvorm van vermetel).
voetnoot908
schimp: spot, scherts.
voetnoot912
geen een: in het Grieks staat juist omgekeerd: omdat ik onweerlegbare bewijzen zag, wat in verband met het volgende, ook Vondel's bedoeling geweest moet zijn. Is hier een fout ingeslopen?
voetnoot916
dooren: dwazen.
voetnoot918
waer van ick ben bewust: wat ik weet.
voetnoot920
Vernam: bemerkte; endelijck: betekent hier waarschijnlik: plotseling (Plantijn: endtlick oft haestelick: subito; geen plaatsen in 't Ned. Wdb.); melleckbronnen: stralen melk.
voetnoot921
eerst: kort te voren.
voetnoot924
verbaest: ontsteld.
voetnoot925
ontrent: in de nabijheid; verrasch: zou kunnen betrappen.
voetnoot927
lijckhout, rijs en stocken: Vondel heeft aan een brandstapel gedacht, maar in het origineel is er sprake van een grafheuvel.
voetnoot928
Vgl. voor het offeren van de afgesneden haarlok vs. 51.
voetnoot932
Voorhanden: in de nabijheid vertoevend (vgl. vs. 945).
voetnoot936
cieraed: offer om het graf te sieren (ook vs. 942).
voetnoot939
bestaen: ondernemen, wagen.
voetnoot943
te: zeer.
voetnoot945
Zy: slaat op Fortuin; in 't Grieks: ‘de dag van nu.’
voetnoot946
overlang: sinds lang; uw zinnelooze hoofd: uw onverstand.
voetnoot947
Krijgt ge niet opnieuw moed?
voetnoot951
zijn welvaert: dat het hem goed ging, d.w.z. dat hij nog leefde; verloren: vergeefs.
voetnoot955
nu genezen: die zich nu veilig voelt.
voetnoot961
dit pas: op dit oogenblik.
voetnoot964
geslaegen tot: er bij gekomen.
voetnoot966
uit dien bedruckten staet: uit die toestand van droefheid. In de Griekse tekst is het onderwerp niet ik maar gij (‘Kunt ge ons bevrijden van de zwaarte van dit wee’). Alleen dan past het antwoord van Chr. er op.
voetnoot970
't geen ick u vermaenen zal: waartoe ik u zal aansporen.
voetnoot972
arbeid: inspanning.
voetnoot974
raedslagh: raadgeving.
voetnoot976
ontdraegen van: ontnomen door.
voetnoot981
versloft: nalatig wordt, verslapt in ijver (vgl. sloft in vs. 984: blijft werkeloos).
voetnoot986
erf: erfelik bezit; in vs. 990: eigen goederen.
voetnoot988
Vast: steeds.
voetnoot989
uw leven: levenslang.
voetnoot992
bederven: in 't verderf storten.
voetnoot996
ontstaen: ontgaan.
voetnoot1000
draeven: zich verheffen.
voetnoot1005
niet eens passende op: volstrekt niet gevende om.
voetnoot1006
in weelde: terwijl zij zich gelukkig waanden; opquamen: overvielen.
voetnoot1012
midlerwijl: terwijl.
voetnoot1020
Die: voor degene die.
voetnoot1022
dier woorden: genitief, afhangende van geschaemt.
voetnoot1023
vermeten: vermetel.
voetnoot1024
portme: spoort mij aan.
voetnoot1025
dochter: meisje.
voetnoot1028
springt het voor de scheenen: wordt het tot zijn eigen ongeluk, die wordt zelf het slachtoffer.
voetnoot1029
maeckt: uitvoert.
voetnoot1030
misdoende: de verkeerde weg inslaande.
voetnoot1033
zelf de dood: de dood op zich zelf; haetelijck: angstwekkend.
voetnoot1034
Dan: maar. Hierbij zal gedacht zijn aan het wegkwijnen in gevangenschap.
voetnoot1038
van: door.
voetnoot1040
uit te vaeren: uw wraaklust de vrije loop te laten (oorspr.: uittrekken, losgaan op).
voetnoot1041
gevolleghzaem: meegaande.
voetnoot1046
hen niet ongestraft vergaen: niet ongestraft voor hen aflopen.
voetnoot1047
't hart: de moed; sneven: vallen, sterven.
voetnoot1049
vernuft: inzicht, hoe te handelen.
voetnoot1050
suft: verslapt (vgl. vs. 1053 suffery: slapheid, werkeloosheid). Dit vers geeft een duidelike terugslag op vs. 1049, en is dan ook minder juist vertaald. Boutens vertaalt: ‘Oefen dat inzicht, dat gij 't heel uw leven houdt’.
voetnoot1051
En brengt het zelf niet in praktijk.
voetnoot1053
verstand: inzicht.
voetnoot1058
Zy: mijn hand.
voetnoot1059
verklick (in Vondels taal minder familiaar klinkend dan nu); treken: streken.
voetnoot1060
ontsteecken: ontstoken.
voetnoot1061
spijt: krenking.
voetnoot1062
'K versma: ik doe smaad aan.
voetnoot1063
Accent op uw.
voetnoot1065
die wèl spreeckt: die zo mooi spreekt; zich vertast: mistast, d.w.z.: zo verkeerd handelt.
voetnoot1066
zijt 'er zelf aen vast: zijt er zelf schuldig aan.
voetnoot1067
met onrecht: in strijd met het recht.
voetnoot1068
In het Grieks staat heel iets anders: ‘Maar daar zijn ook gevallen waar recht schade werkt’ (Boutens).
voetnoot1069
beleven: in praktijk brengen, mijn leven daarnaar richten.
voetnoot1072
raed: plan (evenzo in vs. 1077); raed in vs. 1073 is waarschijnlik door Vondel bedoeld als een woordspeling.
voetnoot1075
heb voorgenomen: ben van plan geweest.
voetnoot1077
loven: goedkeuren; quade zeên: slecht gedrag.
voetnoot1078
reên: oordeel.
voetnoot1081
brein: verstand.
voetnoot1087
Niet, op dezelfde wijze, ons bekommeren over ons kroost.
voetnoot1088
schichten: bliksems.
voetnoot1089
't hemelsch Recht: Themis. Met zy is bedoeld: degenen die deze ouderplicht verwaarlozen (Jebb). Volgens anderen slaat zy op Aegisthus en Klytemnestra.
voetnoot1091-1094
Deze verzen en hun verband met de volgende strofe zijn door Vondel in 't Grieks niet begrepen. De Faem der wereld (d.w.z. de berichten omtrent wat op aarde gebeurt, doordringend in de onderwereld) wordt vermaand: ‘Roep naar omlaag tot Atreus' zonen in de diepte Uw klagelijke konde Bodend wanfeestelijken smaad; Hoe krank de toestand in hun huis is’ (Boutens).
voetnoot1096
beroert: in beroering.
voetnoot1097
tegens een gevoert: tegen elkaar in verzet (vgl. vs. 107-108).
voetnoot1103-1104
onverschillig voor leven of dood.
voetnoot1105
Als zy: als zij maar....
voetnoot1106
Anders in 't Grieks: ‘Wat tweede is zóo haar vaders êelgeboren dochter?’ (Boutens).
voetnoot1107-1113
Ook in deze strofe wijkt Vondel geheel van de Griekse tekst af: ‘Niemand van de zuiver-goeden Wil zijn hooge afkomst beschamen En roemloos in weelde leven, Kind, mijn kind: Zoo verkoost ook gij als leefgezel den loutren weedom’ (Boutens).
voetnoot1119
Zo laag als gij nu....
voetnoot1122
tegenvalt: dwarsboomt (eigenl. zich tegen u keert)
voetnoot1122-1126
vrije vertaling.
voetnoot1130
recht: juist.
voetnoot1135
magh: kan; als het mogelik is.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1146, de oude uitgave heeft uw in plaats van u.
voetnoot1136
dier: vgl. vs. 708.
voetnoot1139
Strophius: de vader van Pylades; gryze: (adj.) hoogbejaarde.
voetnoot1149
handel: met mijn handen omvat.
voetnoot1151
bloed: geslacht.
voetnoot1157
van Broeders ziel: van mijn levende broeder.
voetnoot1161
dy: is de - toen reeds verouderde - M.E. aanspreekvorm.
voetnoot1163
aertigh: goed.
voetnoot1164
berging: beveiliging.
voetnoot1174
's rijcks balling: verbannen uit het rijk.
voetnoot1176
smack: val (bij de wedren); gevoelen: ervaren, ondergaan.
voetnoot1178
spoelen: baden.
voetnoot1179
waerde: voor u dierbare
voetnoot1181
lijckhout: brandstapel.
voetnoot1182
verteeren: doen verteren, verbranden.
voetnoot1189-1190
Vondel bedoelt waarschijnlik: waart gij meer gehecht aan uw zuster dan aan uw moeder, al staat in 't Grieks omgekeerd: ‘gij waart van moeder nooit Zoo zeer de lieveling als van mij.’
voetnoot1193
Ik was uw enige verzorgster; ter min hebben, ter min besteden werd gebruikt met betrekking tot de verzorging van een klein kind (Ned. Wdb. IX, 746).
voetnoot1195
al t'effens: alles tegelijk, geheel en al.
voetnoot1208
een hart: moed.
voetnoot1217
deerlijck: deerniswekkend.
voetnoot1219
verruckt: weggevoerd. Boutens vertaalt: ‘op schrikkelijkste reize Mij toegezonden.’ Vondels vertaling is onjuist.
voetnoot1221
verongeluckt: in 't ongeluk gestort.
voetnoot1230
Absolute constructie: Nu het licht (het levensgeluk) mij ontnomen is.
voetnoot1231
Die: (relatief) slaat terug op my (1230); merck: tot het inzicht kom.
voetnoot1232
geschapen: weggelegd, bestemd.
voetnoot1234
't zelve: hetzelfde. - De laatste verzen zijn vrij en uitbreidend weergegeven.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1246 uw klaght, de oude uitgave heeft u klaght.
voetnoot1237
duicken: afdalen.
voetnoot1240
let: belemmert.
voetnoot1246
Dit vers past niet is het verband en berust dan ook op onjuiste vertaling. Er staat: deze droeve woorden (eigenlik: die een slecht ‘omen’ zijn) passen op niemand beter dan op mij.
voetnoot1247
treckt op: voedt op in ongehuwde staat.
voetnoot1249
niet eens: in 't geheel niet. In 't Grieks is deze zin een uitroep.
voetnoot1252
gebeurt: ten deel valt.
voetnoot1253
snooder: erger.
voetnoot1254
felle: boosaardige.
voetnoot1257
bedwingt: dwingt, noodzaakt.
voetnoot1261
voorstaet: beschermt.
voetnoot1264
was belaên: had medelijden.
voetnoot1265
ick my zoo veer verpijnde: ondernam ik zo'n verre moeielike reis (zich verpijnen: zich moeite geven).
voetnoot1266
ons namaeghschap: onze naaste verwanten.
voetnoot1267
Met dees is de Rei bedoeld; ten dienste staen: op uw hand zijn, te vertrouwen zijn.
voetnoot1269
belyen: bekennen, het geheim toevertrouwen.
voetnoot1270
betyen: mijn gang gaan, d.w.z. laat mij die bus houden.
voetnoot1273
Legh af: leg neer; ly: duld, sta toe; om deze gaeve heeft hier weinig zin en beantwoordt ook niet aan de Griekse tekst.
voetnoot1277
recht: naar waarheid; snoode: verkeerd.
voetnoot1278
onwaerd: weinig in achting; voor dezen: vroeger (bij zijn leven).
voetnoot1279
dit: (deze urn) gaet u niet aen: heeft geen waarde voor u.
voetnoot1280
vergaen: (tot as)
voetnoot1282
ellendigen: ongelukkige.
voetnoot1287
leer: verneem.
voetnoot1289
maeren: valse geruchten. Anders in 't Grieks. Bij Boutens: ‘Hoor haar voortaan uit mijn mond!’
voetnoot1290
Heb ick u by de hand? Vondel zal bedoelen: Zijt gij werkelik in mijn nabijheid? Sophocles meent: ‘Tast 'k u met handen?’ (Boutens) of: Houd ik u in mijn armen? (Jebb.)
voetnoot1292
Poortressen: medeburgeressen (tot de Rei gezegd).
voetnoot1295
oit: steeds.
voetnoot1298
zoud: (moest) vinden.
voetnoot1300
woud: zien.
voetnoot1305
suffen: verslappen, werkeloos blijven.
voetnoot1306-07
In 't Grieks: ik zal niet bang zijn voor vrouwen die thuis hokken, een nutteloze last van de aardbodem; strecken moeders stoet: het gevolg van moeder uitmaken.
voetnoot1310
stuck: feit.
voetnoot1311
brockt: als een brok in de keel zit (Van Lennep). Het Ned. Wdb. III, 1501 neemt deze verklaring over, maar kent overigens alleen de trans. betekenis: met grote brokken inzwelgen. Waarschijnlik dus bij Vondel in dit verband rijmend gevormd, als neologisme; lijd: duldt.
voetnoot1313
Voorhanden: nabij.
voetnoot1315
Ik grijp elke gelegenheid aan om daarover te spreken.
voetnoot1316
Nu... naulix: juist nu, eerst sinds korte tijd. Bedoelt Vondel in het volgende vers een woordspelling met dit naulix?
voetnoot1317
spaeren: nalaten.
voetnoot1318
rechtevoort: dadelik.
voetnoot1319
uit te vaeren: hartstochtelik zich te uiten (vgl. vs. 1040).
voetnoot1321
word (conj.); wel genomen: goed opgenomen; wie zou het mij kwalik nemen.
voetnoot1324
buiten hope: boven verwachting.
voetnoot1325
dreven: aanzetten, aanmaanden.
voetnoot1327
Ik ben buiten mij zelf van vreugde.
voetnoot1333
Uw buitensporige vreugde maakt mij bezorgd.
voetnoot1338
vermaenen: te kennen geven.
voetnoot1341
gebeuren: ten deel vallen.
voetnoot1342
Als een ander het deed (zo luidruchtig haar vreugde tonen) zou ik er boos om worden.
voetnoot1346
van schroomen: door de angstige spanning.
voetnoot1346-49
Deze plaats, waarvan de lezing in het Grieks onzeker is, wordt verschillend uitgelegd. Bij Boutens: ‘'k Bedwong den hartstocht van mijn smart in sprakeloosheid. 'k Heb zonder één kreet toegehoord, ik arme’; bij Jebb omgekeerd: ik kon mijn aandoening niet bedwingen, zonder een kreet, toen ik die stem hoorde. Vondel maakt er iets anders van: ik kon mijn eigen geschrei niet langer verdragen, ik was moegeschreid.
voetnoot1349
houde ick u: (in mijn armen).
voetnoot1354
Noch: (in) eenigh hartzeer (gezeten) d.w.z. ‘zelfs in 't grootste leed’; in de uitgave van 1658: Noch door geen hartzeer.
voetnoot1357
Belangt: aangaat.
voetnoot1358
doorjaegen: verkwisten.
voetnoot1361
welke noodzakelike maatregelen genomen moeten worden.
voetnoot1362
opdonderende: plotseling te voorschijn komende.
voetnoot1363
dempen: ombrengen (eig. ten onder brengen).
voetnoot1371
om veel: (zelfs niet) om groot voordeel.
voetnoot1372
achterdeel: nadeel.
voetnoot1380
Bedruckte traenen: tranen die haar moeder beschouwt als tranen van droefenis.
voetnoot1382
op een' zelven wegh: op dezelfde reis (hierheen).
voetnoot1383
of men schoon vernam: al zou men ook waarnemen.
voetnoot1384
levendig: levend.
voetnoot1385
spoockery: geestverschijning.
voetnoot1387
In 't Grieks staat: ‘Daar ge ons dus thuis kwaamt langs zoo wonderbaren weg’ (Boutens).
voetnoot1389
stucken: dingen.
voetnoot1390
braef: dapper.
voetnoot1392
hebt gelaên: met u mee draagt.
voetnoot1393
noo: ongaarne; hier: met smart.
voetnoot1395
Noch: en niet.
voetnoot1398
gaeuw: nauwlettend; raed: plan; raedslagh: overleggingen.
voetnoot1400
dit ongeval: n.l. dat ze beluisterd zouden worden.
voetnoot1402
vertreck: uitstel.
voetnoot1405
raeckte om: verloor.
voetnoot1406
dood geschreven: als dood beschouwd; er wordt geen rekening meer met u gehouden.
voetnoot1407
Gedyt: strekt.
voetnoot1408
Dit dient eerst uitgevoert: eerst moet ons plan volvoerd worden.
voetnoot1409
is niets tegen: is er geen beletsel tegen.
voetnoot1410
Het staet 'er wel: Alles staat gunstig voor ons. De woordspeling met wel komt ook in 't Grieks voor.
voetnoot1412
Voorzover ik weet, niet.
voetnoot1413
bevolen: toevertrouwd.
voetnoot1414
gestolen: heimelik.
voetnoot1417
Toen de toestand onzeker werd, toen men op de trouw van de dienaren niet meer aan kon, bij de moord op mijn Vader. Vrije vertaling: het Grieks heeft: ‘alleen uit velen.’
voetnoot1418
Onjuiste vertaling. Er staat alleen: vraag mij niet verder.
voetnoot1424
bewaerde: redde.
voetnoot1429
stand: omstandigheden.
voetnoot1436
quaemt ghy my nader: kwaamt gij tot mij.
voetnoot1437
van: uit.
voetnoot1440
verzinne: bedenk, goed begrijp.
voetnoot1442
Vervloeckte: als brenger van de noodlottige tijding.
voetnoot1446
spoen: bespoedigen.
voetnoot1448
en tegen hen die weerbaarder zijn.
voetnoot1450
vertogen: uitgesteld (vgl. in dezelfde betekenis: vertrecken).
voetnoot1451
In 't Grieks: de beelden van Vaders goden.
voetnoot1452
zooals: de tekst heeft: zovelen als, d.i. alle die. Bedoeld zijn de goden die de ingang bewaken, Apollo en Hermes.
voetnoot1455
naer gelegenheid: wanneer het pas gaf.
voetnoot1456
zidderende: eerbiedige.
voetnoot1458
eisch: smeek.
voetnoot1463
Mars: Latijnse naam voor de Griekse krijgsgod Ares.
voetnoot1464
tweedraght: hier: strijdlust, wraakzucht.
voetnoot1465
blaffers: deze ‘honden’ zijn de Erinyen, de wraakgodinnen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1475 stort, de oude uitgave heeft stord.
voetnoot1467-68
Blijkens ‘dien droom’ heeft Vondel waarschijnlik gedacht aan de droom van vs. 446-451. De plaats zou dan kunnen betekenen: zodat ik niet meer twijfel aan de vervulling van die droom. In de Griekse tekst bestaat dit verband niet. Boutens vertaalt: ‘Zoodat niet lang meer duren kan De droomverbijstring die mijn geest In vreezen houdt geheven’.
voetnoot1469
Des dooden helper: is de wreker Orestes.
voetnoot1470
Op zijn bedriegelijcke beenen is een onhandige vertaling van een Griekse samenstelling, die betekent: met listige tred (aansluipend). Boutens vertaalt woordelik: ‘op voeten van den list’.
voetnoot1471
Ook dit vers is minder juist weergegeven, want hij draagt geen bebloede dolk. ‘In zijn handen draagt hij verschgewetten moord’ (Boutens).
voetnoot1473
Majas zoon: Hermes, die ‘den list omhult met duister’, en de moordenaar geleidt.
voetnoot1478
strax: weldra.
voetnoot1479
pot: urn.
voetnoot1480
In plaats van deze regel vraagt de Rei in de Griekse tekst: ‘Waartoe snelt gij naar buiten?’ Daarop past vs. 1481, als antwoord, beter.
voetnoot1484
Daar binnen roept iemand; dunck: de vorm zonder t kan teruggaan op Mnl. dunke (Franck Mnl. Gr. § 125).
voetnoot1486
koomt ter ooren: dringt tot ons door.
voetnoot1487
ellendigh: rampzalig.
voetnoot1490
om: over.
voetnoot1491
afkomst: geslacht.
voetnoot1493
lagen: verraad.
voetnoot1497
'T zal gaen, gelijckghe wenscht: in de Griekse tekst: ‘De vloek vervult zich’. De volgende verzen (1498-1500) zijn zeer vrij vertaald.
voetnoot1500-1502
worden in de handschriften en in de tekst die Vondel gebruikte, aan Elektra toegeschreven. De moderne uitgaven voegen deze toe aan de vorige rei, terwijl dan en naulix kan ick spreecken wordt: Maar afkeuren kan ik het niet. Vs. 1503 is dan een vraag van Elektra: Orestes, hoe staat het?; noch al wel: alles gaat tot nu toe goed.
voetnoot1504
indien het orakel van Apollo juist voorspeld heeft.
voetnoot1505
Z'is dood: In de moderne uitgaven worden deze woorden, in vragende vorm, aan Elektra toegeschreven.
voetnoot1508
O zoon: In het Grieks in 't meervoud: O jonge mannen. Het tweede gedeelte van dit vers wordt in de moderne uitgaven aan Orestes toegeschreven: Waar ziet ge die man?
voetnoot1510
de binnendeur: het voorportaal; besluiten: volvoeren.
voetnoot1511
noch ovrigh: nog te doen.
voetnoot1513
het voort bewaeren: voor het overige zorg dragen.
voetnoot1514
inluister: influister; maeren: tijdingen.
voetnoot1515
In plaats van de weinig zeggende woorden en 't geen betreft zijn' staet vindt men in het origineel: ‘dat hij snelde Ten heimlijk voorbereiden kamp van 't recht’ (Boutens).
voetnoot1516
daer... af: waaromtrent.
voetnoot1519
rabreuck: vgl. vs. 769; korts: onlangs.
voetnoot1520
korts hardneckigh: nog kort geleden zo opstandig.
voetnoot1521
smarten: leed doen.
voetnoot1522
gaet ter harten: treft u pijnlik.
voetnoot1529
by der hand: aanwezig.
voetnoot1537
niet tegens staet te vechten: niet mogelik is zich te verzetten.
voetnoot1538
berechten: besturen.
voetnoot1540
hen aen de hand gaen: zich aan hen onderwerpen, zich onderschikken.
voetnoot1541
dit kan geen nijd ontstygen: Wat Vondel met deze woorden bedoeld heeft is mij niet duidelik; vermoedelik: dit moet wel voortkomen uit nijd (der Goden). Misschien ook heeft hij de Griekse tekst niet begrepen. Boutens vertaalt: ‘O Zeus, een vorm zie 'k, niet geveld dan met den nijd der goden... Zeg 'k iets zondigs (letterlik: als Nemesis mij aanhoort) 't gelde als niet gezegd’.
voetnoot1542
is dit haetelijck: zijn deze woorden aanstotelik.
voetnoot1543
strax: dadelik; in den wege leit: hinderlik is.
voetnoot1544
neef: verwant.
voetnoot1546-47
om d'uwe te vernoegen, Met deze maer: toevoeging van Vondel; het Grieks heeft: en vriendelik te groeten; 'k gevoel: ik ben van hetzelfde gevoelen.
voetnoot1549
Na deze woorden neemt AEgisthus het dekkleed van het lijk weg.
voetnoot1551
kent: herkent; ick ben vast: ik ben gevangen, ik ben verloren.
voetnoot1553
al levend spraeckt met dooden: de bedoeling van de Griekse tekst is: spraakt met levenden, die gij dood waande.
voetnoot1555
noch miste u dat: toch kont ge (in dit geval) de waarheid niet vooruit zien.
voetnoot1556
wy zijn om hals: dat kost ons leven!
voetnoot1559
wyders: verder.
voetnoot1561
veege: die op 't punt van sterven is.
voetnoot1566
Het geld uw' hals: het kost uw leven niet: niets.
voetnoot1570
eerst: te voren.
voetnoot1571-72
In het Grieks is niet ick maar zaelen het onderwerp. In Vondel's vertaling heeft zal geschiên geen zin. Bij Boutens: ‘Is 't alnoodzaaklijk dat dit huis den ondergang Van Pelops' zonen, nu en in de toekomst, zie?’ oit: altijd.
voetnoot1573
Anders in het Grieks: ‘Wis de' uwen. Als scherpzinnig ziener spel 'k u dat’ (Boutens).
voetnoot1574
Vrij vertaald. In het Grieks: ‘Niet van uw vader kwam de gave waar ge op pocht’ (d.w.z. Agamemnon is in de strik gevallen, heeft zijn dood niet voorzien).
voetnoot1575
Ghy smijt veel uit: gij spreekt maar door, gij verspilt uw woorden.
voetnoot1578
met blyschap en genughten: zoals ge zelf verkiest.
voetnoot1583
afkomst: nageslacht; hoe bezwaerlijck: met hoeveel leed.
voetnoot1586
op die wijs: in het Grieks: door deze daad, deze aanslag.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank