Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640 (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.89 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (2.97 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 3. 1627-1640

(1929)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 708]
[p. 708]

J.V. Vondels
Maeghden. Trevrspel.aant.aant.

‘Υμᾶς τ᾽ ὀνήσω, τούς δέ τε βλάψω θανών.

Mediisque in millibus ardet.

t' Amsterdam,

Voor Abraham de Wees , Boeckverkooper op den Vygen-Dam, in 't Nieuwe Testament. In den Jaere 1639.



illustratie

[pagina 709]
[p. 709]

VAN 1639. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t' Amsterdam, Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Vygen-Dam, in 't Nieuwe Testament. In den Jaere 1639), waarvan de titel hiernaast typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 311.

In het Griekse motto van de oude uitgave hebben we ὀνήζω verbeterd in ὀνήσω; het betekent: ‘Door mijn sterven zal ik u voordeel aanbrengen, hun schade doen’ (Euripides' Heraclides 1044). Het Latijnse motto betekent: ‘Zij schittert uit in 't midden der duizenden’ en is ontleend aan Vergilius' Aeneïs I 491.

[pagina 710]
[p. 710]

Opdraght aen Agrippine.

 
O AGRIPPIN, gemytert met Drie Kroonen,Ga naar voetnootvs. 1
 
Die zittende als op eenen regenboogh,Ga naar voetnoot2
 
Kunt teeckenen van Roomsche aeloudheid toonen,Ga naar voetnoot3
 
En rekenen uw herkomst van zoo hoogh;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ghy roem des Rijns, vergeef ons datwe naderen
 
Vw Bisschops stoel en Raedhuis, groot van faem,
 
En wyden u ons Maeghdelijcke bladeren,Ga naar voetnoot7
 
Beslagen met Sinte Ursuls gouden naem;Ga naar voetnoot8
 
Beschreven met den Koningklijcken bloedeGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Van haer, en van haer Ellefduizental,
 
Gemartelt, en geslagen met Gods Roede,Ga naar voetnoot11
 
In 't aengezicht van uwen ouden wal.
 
D'inboorling is in zijne wiegh gehouden,Ga naar voetnoot13
 
En bakermat. hoe kan ick die voorby?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Al word de melck der Moeder niet vergoudenGa naar voetnoot15
 
Van 't kind; dit streck ten allerminste dy
 
Een klein bewijs van mijn genegentheden,
 
En groote zucht tot mijn geboorteplaets;Ga naar voetnoot18
 
Daer ick, nu stijf een halleve eeuw geleden,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Eerst ryzen zagh den glans des dageraeds.
 
Wy volgen dus de leidstar der aelouden,
 
Wy volgen in hun schaduw, slechs van veer,
 
De Griecken, die hun boortesteden boudenGa naar voetnoot23
[pagina 711]
[p. 711]
 
Zoo lang voor ons met onnavolghbaere eer.
25[regelnummer]
Euripides, die wyze, 't wyze Athenen
 
Deed schreien, om het moederlijck geschrey
 
Der Biddenden, die om haer zoonen steenen,Ga naar voetnoot27
 
Op dat men hen een uitvaert toeberey.
 
't Hooghdraevend dicht van Sophokles geleideGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Het levend lijck van Oedipus naer 't graf,Ga naar voetnoot30
 
Te Kolon, daer die blinde balling scheide
 
Van Antigoon, heur vaders oogh, en staf.
 
Wy zingen hier van Sphinxen, noch Oedippen,Ga naar voetnoot33
 
Noch heimlijck graf, waer van Koloner yst;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Maer tuigen klaer, met stomme Maeghdelippen,Ga naar voetnoot35
 
Van Vrsuls asch, daer Kolens roem uit rijst.
 
Dees stof kan ruim 't gebreck van geest vergoeden.Ga naar voetnoot37
 
Hier stort niet een Makaria ter neêr,Ga naar voetnoot38
 
Maer Duizenden, al zalige gemoeden,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
De dood getroost, alleen tot Christus eer.
 
Hier tarten geen gewapende ScythinnenGa naar voetnoot41
 
Achilles, daer Penthesilea streeft;Ga naar voetnoot42
 
Maer wapenlooze en strijdende Heldinnen
 
Dien wreeden Hun, voor wien al 't aerdrijck beeft.
45[regelnummer]
Geen Amazoon is met die hoop gebleven,Ga naar voetnoot45
 
Voor Trojes vest, als mijne Koningin;Ga naar voetnoot46
 
Die, na heur dood, gekroont in 't eeuwigh leven,
 
Nu heerscht met God, alle eeuwen uit en in.
 
Geen Hengstebron magh haelen by de beeckenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Van 't eedle bloed der Ioffren hier gevelt,
[pagina 712]
[p. 712]
 
Dit bloed, waer mee ghy hebt uw' Schild bestreecken,Ga naar voetnoot51
 
Vw Schild, die noch van 't Elleftal vermelt.
 
Driekoningsstad, ontfang mijn Maeghdenoffer,Ga naar voetnoot53
 
Al breng ick dien in geen Driekonings koffer.Ga naar voetnoot54
 
 
J.V. Vondel.
[pagina 713]
[p. 713]

Inhoud.

1De Koning van Britanje, nu Engeland, verzocht ernstigh door Gezanten,Ga naar voetnootr. 1 2 voor zynen eenigen Zoon Konaen, na den doop AEthereus genaemt, ten 3 huwelijck Ursul, eenige Dochter van Maurus, of Deonot, Koning van 4 Kalidonien, nu Schotland: maer het verzoeck werd t'elckens beleefdelijck 5 afgeslagen; eensdeels, om d'ongelijckheid van den Godsdienst; d'een 6 Christensch, en d'ander noch Heidensch zijnde; anderdeels, om dat deGa naar voetnoot6 7 Kalidoonsche Princes voorgenomen hadde alleen haeren hemelschen en 8 geenen aerdschen Bruidegom, te behagen. D'aenzoeckers van 't huwelijck 9 zich het afslaen belgende, en voor onverdraegelijcken hoon inkroppende,Ga naar voetnoot9 10 dreighden endelijck Deonot, met alle maght gewapent, op te komen, enGa naar voetnoot10 11 de geweigerde Maeghd met den zwaerde te haelen: waerom de VaderGa naar voetnoot11 12 der Princesse verlegen, te raede ging met zyne Dochter, die van bovenGa naar voetnoot12 13 verlicht, door zonderlinge openbaeringen, hem ried het huwelijck teGa naar voetnoot13 14 sluiten, op voorwaerde, dat de Vorst van Britanje de bruiloft drie jaeren 15 lang zoude uitstellen, om zich middelertijd tot het Christen geloof te 16 bekeeren, en de Bruid met eenen stoet van tien, en haer zelve, en elck 17 van de tien met noch duisend, maeckende te zaemen het getal van ellef 18 duizend Maeghden of Staetjofferen te verzien, om met dat gezelschap 19 Rome te bezoecken; op hope dat middelerwijl de liefde des vryers zoude 20 verkoelen, of God door andere middelen zijn voornemen met haer uit- 21 voeren. Met dit beding werd het huwelijck, en zedert de bevaert of reis, 22 den Rijnstroom op, aengegaen. Na dat mevrouw Ursul te Rome alles,Ga naar voetnoot22 23 niet zonder merckelijcke vruchten, verricht hadde, keerdeze weder, ver-Ga naar voetnoot23 24 gezelschapt met Paus Cyriacus, die, niet zonder openbaeringe, zijn amptGa naar voetnoot24 25 verliet, en met meer andere geestelijcke en wereldlijcke personagien; 26 ontmoetende op den wegh den Bruidegom AEthereus, met haere moeder, 27 en zijn jongste zuster; alle mede van het toekomende lot bewust, en een- 28 draghtigh, gelijck alle anderen, gezint met de Koningklijcke Maeghd naer 29 de martelkroon te staen en te streven. Met dit opzet dreef men den Rijn afin 30 der Hunnen laege, haer van den tyran Attila (toen Agrippine hard belegertGa naar voetnoot30 31 hebbende) geleit, door 't ophitsen, en de waerschuwingen der Heidensche 32 Burgemeesteren, en Oversten, Juliaens bloedvrienden, te Rome; op Ursul,Ga naar voetnoot32

[pagina 714]
[p. 714]

33 en haer gezelschap niet weinigh verbittert. D'aertsbisschop Aquilin, en 34 Burgemeesters van Keulen, tyding van Koningin Ursuls gevangenis kry-Ga naar voetnoot34 35 gende, lieten in Stad niet na, met gebeden, raedslaegen, en alle mogelijckeGa naar voetnoot35 36 middelen, der Maeghden behoudenis te behartigen. Zoo dra Attila deGa naar voetnoot36 37 Koningin in 't legerzagh, werd hy, door haere schoonheid en bevallickheid,Ga naar voetnoot37 38 van raezende minne ontsteecken, en arbeide door zynen Aerts OffervinderGa naar voetnoot38 39 en Legerwichelaer Beremond, om haer van Christus af te trecken, en door 't 40 aenbieden van zijn Kroon en huwelijck te bekooren, doch al vergeefs.Ga naar voetnoot40 41 Juliaen, zijn Maerschalck, en Beremond, hem voorstellende, wat gevaerGa naar voetnoot41 42 het leger liep, met alle deze bekoorlijcke Joffrouwen, konden den Veldheer 43 zwaerlijck brengen tot het bewilligen van't ombrengen der Maeghden, enGa naar voetnoot43 44 allerzwaerlijckst om de Kalidoonsche Vorstin, op wie hy verslingert was,Ga naar voetnoot44 45 van kant te helpen: maer ten leste van hun aengeprickelt, en den hoogenGa naar voetnoot45 46 nood gedreven, leide hy, al schoorvoetende, de koningklijcke Maeghd 47 op eenen heuvel, van Oversten en Kornellen omringt, van waer UrsulGa naar voetnoot47 48 alle haere Maeghden, en Kruisgenooten, in regementen gedeelt, als inGa naar voetnoot48 49 slaghorden staen, en van het gewapende krijgsvolck omcingelt zagh. Na 50 datze den Tyran eenigen van d'uitsteeckenste personagien, dicht voorGa naar voetnoot50 51 haer gebroght, hadde getoont, en kundigh gemaeckt, onweldighde hyGa naar voetnoot51 52 haer de Kruisbanier, en trapteze met voeten: de Koningin hem hierom 53 bestraffende, en zijn moordadigheid verwytende, werd met eenen schichtGa naar voetnoot53 54 doorsteecken, Het voet en paerdevolck ziende den Veldheer den blooten 55 degen zwaeien, het welck de moordleus, en 't gezette teecken was, vielGa naar voetnoot55 56 onder deze weerlooze schaepen, als wilde woeste dieren, en holp haer 57 jammerlijck om 't leven. Des avonds, na den moord, werden de vesten, 58 nu vol schrick door dit gezicht, d'elfste mael, van 't gansche leger t'effens,Ga naar voetnoot58 59 aen alle kanten, zoo vreesselijck bestormt, en besprongen, dat de Stad 60 in gevaer stond van overweldight te worden, ten waere de Geesten der 61 Martelaeren en Martelaeressen verschynende, de vyanden gestuit, ten deel 62 in 'tleger gejaeght, en ten deel op de vlught geholpen hadden. De KeulscheGa naar voetnoot62 63 Ridderschap daer op uitvallende, en bespiedende, hoe reuckeloos SinteGa naar voetnoot63 64 Ursuls lijck bewaert werd en het krijghsvolck vast verliep, overviel hetGa naar voetnoot64 65 overschot der versmoorde, verdroncke, en slaeperige Katten in 't leger,Ga naar voetnoot65 66 en voerde de doode geluckighlijck in Stad; daer d'Aertsbisschop, en

[pagina 715]
[p. 715]

67 Burgermeesters het lichaem der Heilige Martelaeresse, openbaerlijck ten 68 toon zetten, voor de gansche gemeente, die bykans moedeloos en afgemat, 69 door een algemeen gebed des Aertsbisschops, troost en ontzet verzocht 70 van boven, van waer daetelijck de Geest der zalige Maeghd, omringt van 71 al haer gezelschap, met eenen hemelschen glans verscheen, en bekent 72 maeckte, hoe de Hunnen van haer en haer gezelschap, eerst op de vesten 73 gekeert, ten deel aen 't verloopen gebroght, en daer na in 't leger verbaestGa naar voetnoot73 74 gemaeckt zijnde, voort opgebroken waren: met eenen voorzeggende denGa naar voetnoot74 75 dood des Tyrans, en tot welck een grootheid, geluck, en glori de Stad 76 Agrippine, door allerhande rampen, namaels zoude steigeren: waer opGa naar voetnoot76 77 d'Aertsbisschop God den Verlosser danckte, en, by wijze van voorspel- 78 linge, Sinte Ursuls lijck heerlijck ten grave geleide, en alle behoorlijckeGa naar voetnoot78 79 eere en diensten toewijde.

80Het treurspel begint met den dagh, en endight in den avond. HetGa naar voetnoot80 81 tooneel is t'Agrippine. De Rey bestaet uit Agrippiners.

Personagien.

Aquilin, Aertsbisschop van Keulen.

Burgemeesters.

Bode.

Attila, Koning der Hunnen.

Juliaen, Veldmaerschalck.

Ursul, Koningin van Britanje.

Rey van Agrippiners.

Beremond, Aertsoffervinder, en Legerwichelaer.

Sinte Ursuls Geest.

Sint AEthereus Geest.

voetnootvs. 1
Agrippin: Keulen, naar de Latijnse naam Colonia Agrippina, d.i. kolonie van Julia Agrippina, de vrouw van Keizer Claudius, op wier verzoek de kolonie gevestigd werd en met muur en poorten omgeven; gemytert met Drie Kroonen: het wapen voert drie kronen boven in het schild, ter herinnering aan de overbrenging van de overblijfselen der Drie Koningen naar Keulen.
voetnoot2
als op eenen regenboogh: zo werd op Middeleeuwse schilderijen de Godheid afgebeeld, zetelende voor het Laatste Oordeel.
voetnoot3
teeckenen van Roomsche aeloudheid, o.a. stukken van oude Romeinse vestingmuren, inscripties enz.
voetnoot4
van zoo hoogh: uit een zo ver verleden.
voetnoot7
Maeghdelijcke bladeren: bladen aan de Maagden gewijd.
voetnoot8
Beslagen: bezet.
voetnoot9
den bloede: (Datiefvorm na met).
voetnoot11
Gods Roede: Attila, bijgenaamd flagellum Dei: (d.i. eigenlik dorsvlegel van God (vgl. vs. 1675 vlg.) omdat hij een werktuig in Gods hand was om de volken voor hun zonden te straffen.
voetnoot13
inboorling: ingeborene; is gehouden in: heeft verplichting aan, dient gehecht te zijn aan (reeds Mnl.)
voetnoot14
bakermat: platte rieten mand, waarin moeder of baker met het kind kon zitten; flg. geboorteplaats.
voetnoot15
der Moeder (Datief); vergouden van: vergolden door.
voetnoot18
zucht tot: liefde voor.
voetnoot19
stijf: ruim.
voetnoot23
boortestad: geboortestad; bouden: verheerlikten (Ned. Wdb. III, 776; reeds Mnl., wellicht onder invloed aan Lat. colere).
voetnoot27
Biddenden: Euripides' treurspel: de Biddenden d.i. de smekelingen. In de oorlog der zeven vorsten tegen Thebe weigerde de Thebaanse koning Kreon een begrafenis aan de gesneuvelde belegeraars. Hun vrouwen riepen nu met gunstig gevolg de bemiddeling in van de Atheense koning Theseus.
voetnoot29
't Hooghdraevend dicht: het verheven drama, n.l. Oedipus Coloneus; d.i. Oedipus te Colonus (Kolon in vs. 31; woordspeling met Kolen in vs. 36!)
voetnoot30
Het levend lijck: omdat hij, levend, al half gestorven was. Aan het hof van koning Theseus, waar hij gastvrij ontvangen werd, nam hij afscheid van zijn dochter Antigone. Daar werd hij, verzoend met de goden, begraven. Volgens de godsspraak zou het land waar zijn gebeente rustte, tot bloei komen. Zo verkondigde dus Sophocles de toekomstige roem van zijn vaderstad.
voetnoot33
van Sphinxen, noch Oedippen (Oedipussen): Oedipus had Thebe van de Sphinx bevrijd.
voetnoot34
Bij zijn sterven werd Oedipus door de Eumeniden (wraakgodinnen) weggevoerd en de plaats van zijn graf bleef onbekend (heimlijck).
voetnoot35
stomme Maeghdelippen: door middel van de vermoorde (dus zwijgende) Maagden. Vernuftspeling door de tegenstelling van de stomme lippen met de klaere getuigenis.
voetnoot37
't gebreck van geest: het gebrek aan talent (bij de bewerking van die stof).
voetnoot38
niet één Makaria: dochter van Herkules en Deianira, bood zich vrijwillig aan om te sterven, ten einde haar broeders te redden. Euripides behandelde deze stof in de Heracliden. Op haar slaat het motto op het titelblad van dat spel.
voetnoot39
gemoeden: oud meerv. van gemoed; hier: geest.
voetnoot41
gewapende Scythinnen: de Amazonen. Penthesilea, koningin der Amazonen, kwam koning Priamus tegen de Grieken te hulp, maar werd door Achilles gedood. Op haar slaat het Latijnse motto op het titelblad.
voetnoot42
streeft: te velde trekt.
voetnoot45
is met die hoop gebleven: is in die verwachting gesneuveld.
voetnoot46
mijne Koningin: Ursula.
voetnoot49
Hengstebron: vertaling van Hippocrene, de bron ontstaan door de hoefslag van het gevleugelde paard Pegasus, en waaruit de dichters bezieling dronken.
voetnoot51
Het Keulse wapenschild bestaat uit twee delen: het bovenste vertoont drie kronen als zinnebeeld der Drie Koningen (vgl. vs. 1) op een rood veld (herinnering aan het martelaarsbloed); het onderstuk elf zwarte vlokken, hermelijnstaartjes, op een wit veld. De drie rijen vlammetjes stellen de zielen der elfduizend Maagden voor.
voetnoot53
Maeghdenoffer: het offer dat bestaat uit dit treurspel.
voetnoot54
Driekonings koffer: relikwieënkist der Drie Koningen.
voetnootr. 1
ernstigh: ijverig, met aandrang.
voetnoot6
Christensch: Christelik (synoniem van adj. Christen, r. 15-20 en vs. 20).
voetnoot9
zich het afslaen belgende: vertoornd over die weigering; inkroppende heeft hier niet de gewone betekenis van inhouden, stilzwijgend verdragen, maar van: met moeite verkroppende.
voetnoot10
op te komen: te overvallen.
voetnoot11
den zwaerde: (Datief na met):
voetnoot12
verlegen: in ernstige moeilikheid.
voetnoot13
zonderlinge: biezondere.
voetnoot22
mevrouw: titel voor hooggeplaatste personen.
voetnoot23
niet zonder merckelijcke vruchten: met een voortreffelike uitkomst.
voetnoot24
niet zonder: evenals in de vorige regel, nadrukkeliker dan met (vgl. niet weinigh: in r. 33).
voetnoot30
laege: hinderlaag; hard: streng.
voetnoot32
Burgemeesteren: vernederlandsing voor: consuls; bloedvrienden: bloedverwanten.
voetnoot34
gevangenis: gevangenschap.
voetnoot35
raedslaegen: beraadslagingen.
voetnoot36
behoudenis: redding.
voetnoot37
bevallickheid: innemendheid.
voetnoot38
arbeide: poogde; Aerts Offervinder: opperpriester (oorspr.: hij die uit de ingewanden der geofferde dieren de wil der godheid opmaakt).
voetnoot40
bekooren: verleiden.
voetnoot41
voorstellende: voor ogen stellende.
voetnoot43
zwaerlijck: moeielik.
voetnoot44
verslingert: verliefd (zonder ongunstige kleur).
voetnoot45
van: door.
voetnoot47
Kornellen: (kolonels): aanvoerders.
voetnoot48
Kruisgenooten: deelgenoten in het lijden.
voetnoot50
uitsteeckenste: voornaamste.
voetnoot51
kundigh: bekend.
voetnoot53
schicht: pijl.
voetnoot55
moordleus: afgesproken teken voor de moord; gezette: vastgestelde.
voetnoot58
t' effens: tegelijk.
voetnoot62
't leger: hun legerplaats; op de vlught geholpen: op de vlucht gejaagd.
voetnoot63
reuckeloos: zorgeloos.
voetnoot64
vast: aanhoudend.
voetnoot65
versmoorde, verdroncke: door drank half verstikt en bedwelmd (vgl. vs. 1390); Katten: Germaanse stam, aan de Hunnen onderworpen (vgl. aant. vs. 793-vlg. en 1409).
voetnoot73
gekeert: afgeweerd; aen 't verloopen gebroght: op de vlucht gejaagd; verbaest: verbijsterd.
voetnoot74
voort: terstond.
voetnoot76
door: door.... heen, d.w.z. ondanks alle rampen; steigeren: opklimmen.
voetnoot78
heerlijck: met grote eer; behoorlijcke: haar toekomende.
voetnoot80
Deze toevoeging dient om aan te duiden dat de eenheid van tijd en plaats in acht genomen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • C.G.N. de Vooys

  • J.F.M. Sterck

  • H.W.E. Moller

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • Leo Simons


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Maeghden