Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

Brief II Phyllis aen Demophoon.Ga naar voetnoot*

1 O Demophoon, ick, de Rhodopeesche Phyllis, uwe huiswaerdin, sloeghGa naar voetnootr. 1 2 (om dat ghy langer uit blyft dan den bestemden tydt) aent klagen sedert 3 de volle maen hare horens eens hadde t'zamengebogen, na dat ghyGa naar voetnoot3 4 uw ancker lichte van onze reede. viermael gingk de maen onder: viermael 5 quam zy op met hare volkomen ronde; en noch komen de kielen nietGa naar voetnoot5 6 over het water van Sithon aen. Indien ghy den tydt rekent, daer wyGa naar voetnoot6 7 gelieven naeu op letten, zoo denck dat wy niet ontydigh klagen. wyGa naar voetnoot7 8 hoopten oock langkmoedighlyk op 't geen wy geloofden en ons endelyckGa naar voetnoot8-9 9 quetste. nu tegens onzen danck minnende hindert ons 't geen wy geloofden.

[pagina 331]
[p. 331]

10 dickwils loogh ick uwenthalven: dickwils dochtme dat ghy met denGa naar voetnoot10 11 noordenwint herwaert aen zeilde. ick vervloeckte Theseus, omdat hy u 12 ophielt; en misschien heeft hy u niet eens opgehouden. ondertusschen 13 vreesde ick dat ghy die naer den Hebrus teeght, met uw schip in denGa naar voetnoot13 14 schuimenden stroom schipbreuck moght geleden hebben. dickwils bad 15 ick ootmoedighlyck de Goden voor de bewieroockte altaren datze u, o 16 ghy booswicht, toch wilden bewaren. zoo menighmael weer en windt u 17 gunstigh schenen, sprack ick in my zelve, is hy gezont, nu zal hy gewis 18 komen. en om kort te zeggen, myn getrouwe minne ontschuldighde al 19 wat hinderen kan den genen, die haest hebben, en ick was vernuftigh om 20 redenen t'uwer verschooninge te vinden. maer ghy blyft even traegh int 21 komen: en de Goden, by wien ghy gezworen hebt, brengen u niet herwaert, 22 noch ghy bekreunt u met onze liefde niet. o Demophoon, ghy en uweGa naar voetnoot22 23 woorden zijn voor windt gevlogen. ick klaegh dat uw schip gelyck uwGa naar voetnoot23 24 trouw achter blyft. zegh my, wat heb ick anders misdaen, dan dat ick uGa naar voetnoot24 25 niet voorzichtigh beminde? ick kon u om myn misdaet niet waerdigh zyn.Ga naar voetnoot25 26 een schelmstuck begingk ick, dat ick zulck een schelm herberghde. maer 27 dit schelmstuck weeght zoo veel als de verdienste. ziet ghy nu wat eeden 28 zyn, en het beloven met hant aen hant? En wat Godt ghy zoo dickwilsGa naar voetnoot28 29 in uwen trouweloozen mont naemt? Waer is nu het huwelyck beloofdt 30 ....................... jaren?Ga naar voetnoot30 31 waer de belover en borghtoght van myn huwelyck? ghy zwoert my by 32 de gansche zee van winden en wateren omgeroert en waer over ghy zoo 33 menighmael gevaren had, en weder varen zoudt; en by uwen grootvaderGa naar voetnoot33 34 (indien dat mede niet gedicht is) die de vlackte met zyne luchjes streelt;Ga naar voetnoot34 35 en by Venus, die al te veel geweer voor my reede maeckt, ander geweerGa naar voetnoot35 36 zyn bogen, ander geweer zyn fackels: en de koesterende Juno, die opzicht 37 heeft over het huwelyxbedde; en by de geheimoffers der fackeldragendeGa naar voetnoot37-38 38 Godinne: indien een yeder van zoo vele gequetste Goden zyne Godtheit 39 wreecken wil; ghy zyt alleen niet genoegh om die straf te dragen. ick 40 zinnelooze hebbe oock uwe ontrampeneerde kielen gekalfatert: op dat hetGa naar voetnoot40 41 schip waer mede ghy my begeven zoudt te sterker moght wezen: en ickGa naar voetnoot41

[pagina 332]
[p. 332]

42 bestelde u 't roeytuygh waermede ghy my ontvaren moght. och ick ben ge-Ga naar voetnoot42 43 wont met myn eygen geweer. Wy betrouden/geloofden uwe smeeckende woordenGa naar voetnoot43 44 daer ghy den mont vol van hebt: en wy betrouden/geloofden uw geslacht en 45 Godtheen: wy betrouden uwe tranen, of leren dat die veinzen? maer dezeGa naar voetnoot45 46 zyn oock treken, en zy staen in d'oogen als 't haer bevolen wort. wy be-Ga naar voetnoot46 47 trouden oock de Goden. wat baten ons nu zoo vele onderpanden? met 48 elck deel was ick genoeg verzien. nocht dat ontstelt my niet dat ick uGa naar voetnoot48 49 met werf en haven helpe dit behoorde het opperste van myn verdiensteGa naar voetnoot49 50 te wezen. my berout dat ick schandelyck by de huisvestinge het huwe-Ga naar voetnoot50-51 51 lyxbedde, en zy aen zyde voeghde: en wenschte wel dat de voorgaende 52 nacht myn leste geweest waer, terwyl Phyllis noch met eere had mogenGa naar voetnoot52 53 sterven. 'khoopte wat beters, omdat ick 't meende an u verdient te hebben. 54 de hoop is gesproten uit verdienste. spruit de eere van een lichtge-Ga naar voetnoot54 55 loovigh meisken te bedriegen, kost luttel arbeits. d'eenvouwigheit was 56 gunst waerdigh. ick een dochter en vryster ben door uwe woorden by-Ga naar voetnoot56-57 57 gebroght. de Goden gunnen dat dit uw hooghste roem zy: en midden in 58 de stadt mooght staen tusschen de slangehoofden van Medusa, en dat uwGa naar voetnoot58 59 treflycke vader daer sta voor zyne tittels: wanneer Scyron, en de wreedeGa naar voetnoot59-62 60 Procrustes en Scinis gelezen worden, en stiers en mans gedaente onder 61 een gemengt, en Theben door den oorloogh getemt, en de gevelde dubbel- 62 lyvige reuzen, en 't blinde hof des zwarten Godts van hem besprongen. 63 dat uw beelt na hem met dezen tittel gemerckt werde: dit is hy, wiensGa naar voetnoot63 64 vryster zyn huiswaerdin van hem bedrieghelyck int net wert gevangen.Ga naar voetnoot64 65 Van zulck een hoop zaecken en daden uwes vaders sit de Kretenser ver-Ga naar voetnoot65-66 66 laten ....................... 67 tgeen hem alleen ontschuldight, dat ziet ghy alleen in hem. o meineedigeGa naar voetnoot67

[pagina 333]
[p. 333]

68 ghy handelt als een erfgenaem des vaderlycken bedroghs. zy, die van my 69 onbenyt zy, zit verheven op de gemuilbande tigers. maer d' achterdochtigeGa naar voetnoot69 70 Thracers ontzien my te vryen, overmits my nagaet dat ick eenen vremde-Ga naar voetnoot70 71 ling meer dan eige ingeboornen achte. maer dat nu yemant (zeit men) vryGa naar voetnoot71 72 ter schole ga leggen in 't geleerde Athenen: een ander zal het strytbareGa naar voetnoot72 73 Thracien regeren. het einde oordeelt van yemants leven. ick wensch datGa naar voetnoot73 74 hem zyn voornemen niet gedye, die waent dat men zyne daden uit het 75 einde zal oordeelen. maer zoo ghy uwe riemen in ons water slaet: zoo zal 76 men zeggen dat ick my en de mynen ten beste geraden hebbe. maer ickGa naar voetnoot76 77 rade niemant, en myn hof roert u niet. ghy zult uwe vermoeide leden int 78 Bistonische water spoelen. de gedaente des henereizenden zal in mynGa naar voetnoot78 79 oogen zwieren, als uw henegaende vloot myn havens zal genaecken. ghy 80 hebt my durven omhelzen, en gegoten om uw vrysters hals my een goedeGa naar voetnoot80 81 wyle kussen, en onze tranen met de uwe mengen, en klagen dat uw schip 82 voorwint had, en vertreckende voor 't letste tegens my zeggen: o Phyllis, 83 zie dat ghy uwe Demophoon verwacht, hem verwacht, die henen ging, 84 om nimmermeer weder te komen: hem verwacht die op myn zee ...Ga naar voetnoot84 85 ........................ en noch- 86 tans verwacht ick u: kom slechs al verlangt uw liefste met smarte: en dat 87 uwe trouw alleen voor een tydt lang geslibbert hebbe. wat bidde ick onge-Ga naar voetnoot87 88 luckige? een andere vrouw heeft u alree in hare armen: en die misschien 89 uw hart van ons aftreckt. en ick wyt geen andre, dat ghy ons vergeet: ghyGa naar voetnoot89-90 90 kent Phyllis wel; wee myner, zoo ick Phyllis ben: en ghy vraeght waerom? 91 die u o Demophoon, lang omgezworven hebbende, in de havens van 92 Thracien en myn hof ontfing: u met middelen onderstant dede, en u van 93 alles gebreck hebbende ryckelyck begiftighde, en noch ryckelycker zoude 94 begiftigen: ick zette u over het maghtige gebiet van Lycurgus, twelckGa naar voetnoot94 95 naulix van een vrouw kon in toom gehouden worden: daer het bevroze 96 Rhodope open leit by den boschrycken Aemus, en de heilige Hebrus zynGa naar voetnoot96 97 ontfange wateren loost. wien te geval heb ick myn reinigheit ter quader

[pagina 334]
[p. 334]

98 uure besmet, en myn kuische riem laten los haecken van een bedrieghe-Ga naar voetnoot98 99 lycke hant. Tisiphoon, de bruitvrouw, huilde in de bruitskamer, en deGa naar voetnoot99 100 nachtuil zong het bruiloftsliet. Alecto met hare gevlochte adders was 'erGa naar voetnoot100 101 tegenwoordigh, en de bruiloftstortsen weecken voor hare lyckfackel. ickGa naar voetnoot101 102 bedruckte betrede nochtans de rotsen en ruighbewosse oevers, en daerGa naar voetnoot102 103 de zee vlack voor myn oogen leit: het zy de landouw 's daeghs ontlaet,Ga naar voetnoot103 104 het zy die by de lucht vol starren 's nachts bevriest, ick zie vast uit hoe deGa naar voetnoot104 105 wint op zee waeit: en zoo ras ick een zeil zie opkomen, gis ick dat het 106 myn Godtheit is. dan ty ick naer zee toe, daer my naulix de baren keeren,Ga naar voetnoot106 107 die tegens het strant aenslaen. maer hoe het schip nader komt, hoe ick 108 min hoops hebbe: dan dunckt me dat ick verlaten ben, en zygh ter neer 109 daer my de dienstmaeghden opheffen. een boght is 'er die booghswys in- 110 loopt, daer het water op de hoofden en steilafloopende gevaerten gebrokenGa naar voetnoot110 111 wort: ick hadde opgezet hier van boven neer in de baren te springen,Ga naar voetnoot111 112 en zal 't verzeker doen, overmits ghy in uw bedrogh volhardt. deGa naar voetnoot112 113 golven zullen de drenckeling aen uwen oever opwerpen, en onbegrave 114 zal ick u recht in 't gezicht tegenloopen: opdat ghy u zelven, en yser enGa naar voetnoot114 115 stael en diamant overtreft. dan zult ghy niet in u zelven spreecken: oGa naar voetnoot115 116 Phyllis, ick docht u te volgen. zomtyts snack ick naer vergift; zomtyts lustGa naar voetnoot116 117 het mij een bebloet lemmer in myn hart te stooten. zomtyts lust het myGa naar voetnoot117 118 dezen hals, waer om ghy uwe trouweloose armen sloeght met eenen strop 119 toe te wringen. ick moet myn eerbaerheit te teer om smaet te lyden metGa naar voetnoot119-20 120 een rype doot vernoegen. een korte wyl schiet er noch over eer ick totGa naar voetnoot120-21 121 de keur van myn doot koom. houw op myn zerck d'oorzaeck van mynGa naar voetnoot121 122 doot op datze u hart verwecke: aen dusdanigh of een ander vaers zalmen 123 weten, wat ghy voor een gast zyt: Demophoon was oorzaek van Phyllis 124 doot. De gast broght zyn lief om. hy gaf haer stof om te sterven: zyGa naar voetnoot124 125 voerde het met hare hant uit.

voetnoot*
II Phyllis aen Demophoon. Demophoon, zoon van Theseus, koning van Athene, had op zijn tochten Phyllis in Thracië lief gekregen. Toen hij zijn belofte niet nakwam om terug te keren, stierf Phyllis van hartzeer.
voetnootr. 1
Rhodopeesche: Rhodope is een berg in Thracië; huiswaerdin: gastvrouw (Lat. hospita).
voetnoot3
de volle maen hare horens: de horens van de volle maan. Bedoeld is: sedert de maan viermaal vol werd.
voetnoot5
ronde: rondheid, schijf.
voetnoot6
Sithon: oude naam van Thracië.
voetnoot7
naeu: nauwkeurig.
voetnoot8-9
langkmoedighlyk: geduldig afwachtend (Ned. Wdb. VIII, 1075). In 't Latijn staat iets anders (Spes quoque lenta fuit); en ons endelyck quetste: geeft evenmin het Latijn weer (tarde, quae credita laedunt, credimus). D.v.H. geeft de gehele passage gewijzigd; tegens onzen danck: tegen wil en dank.
voetnoot10
loogh ick uwenthalven: maakte ik mijzelf iets wijs ten opzichte van u.
voetnoot13
Hebrus: de hoofdrivier van Thracië.
voetnoot22
bekreunt u met: bekreunt u over (Ned. Wdb. II, 1637).
voetnoot23
woorden: d.w.z. beloften; voor windt gevlogen: snel heen gevaren (Lat. ventis dedisti).
voetnoot24
achter blyft: weg blijft.
voetnoot25
niet voorzichtigh: onvoorzichtig, ondoordacht; ick kon u etc.: door D.v.H. verbeterd in: ‘om myn misdaet had ick u moeten waerdig zyn’ (Lat.: Crimine te potui demeruisse meo).
voetnoot28
wat Godt ghy: de God, die gij .... nl. Eros.
voetnoot30
D.v.H. vult aan: belooft om ons voor altijdt te verbinden? (Lat.: Promissus socios ubi nunc Hymenaeus in annos)
voetnoot33
grootvader: Neptunus.
voetnoot34
gedicht: verzonnen; de vlackte met zyne luchjes streelt: in 't Latijn: de door de wind bewogen wateren tot bedaren brengt (Concita qui ventis aequora mulcet).
voetnoot35
die al te veel geweer voor my reede maeckt: die mij met haar pijlen te zeer bestookt. D.v.H. veranderde: my met haer geweer te veel hindert. De bedoeling is: nu eens met bogen, dan weer met fakkels.
voetnoot37-38
geheimoffers: Lat.: mystica sacra, d.w.z. de mysterieën van Eleusis. Een dergelijke eed was voor de Athener bindend; fackeldragende Godinne: Demeter, die een fakkel aanstak aan de Etna om haar dochter Proserpina, door Pluto geschaakt, te gaan zoeken.
voetnoot40
ontrampeneerde kielen: gehavende schepen (vooral gezegd van schepen en tuig Ned. Wdb. X, 1931).
voetnoot41
begeven: verlaten.
voetnoot42
bestelde: verschafte; ontvaren: met een schip ontvluchten.
voetnoot43
geweer: wapen; smeeckende: vleiende.
voetnoot45
dat die: deze woorden zijn onduidelik. Is misschien bedoeld: die dat? D.v.H. verbeterde: ‘die ook’.
voetnoot46
treken: streken (in 't Latijn staat: hebben streken: habent artes).
voetnoot48
verzien: voorzien (bij D.v.H.: te verleiden); nocht: evenwel; dat ontstelt my niet: daar heb ik geen berouw van.
voetnoot49
het opperste (Lat. summa): bedoeld is: verder had mijn gastvrijheid niet moeten gaan.
voetnoot50-51
Achter huwelyxbedde is een woord uitgeschrapt. Het Latijnse: ‘hospitium lecto cumulasse iugali’ (de gastvrijheid ten top voeren door het huweliksbed te delen) heeft Vondel waarschijnlik niet begrepen.
voetnoot52
terwyl noch: omdat dan nog.
voetnoot54
D.v.H. vertaalt nauwkeuriger: De hoop gesproten uit verdienste is rechtmatig.
voetnoot56-57
gunst: genegenheid, liefde; bygebroght: bedrogen (Ned. Wdb. II, 2593).
voetnoot58
(ghy) mooght staen: nml. als standbeeld; de slangehoofden van Medusa: foutieve vertaling (Inter Aegidas), door D.v.H. verbeterd in: onder de nakomelingen van Egeus.
voetnoot59-62
Ook dit is verkeerd vertaald. Bij D.v.H.: ‘en uw Vader doorluchtig door zyne tittels (aanspraken op roem) voor u sta’ (nml. eveneens als standbeeld); Scyron, Procrustes en Scinis zijn rovers die door Theseus verslagen werden; stiers en mans gedaente onder een gemengt: de Minotaurus; dubbellyvige reuzen (Lat. bimembres): de Centauren; blinde: duistere. Het onderaardse rijk van Pluto, waarin Theseus zich waagde.
voetnoot63
na hem: na uw vader. Het Latijn heeft: post illos, wat slaat op de aanspraken op roem van zijn vader (tittels).
voetnoot64
van: door.
voetnoot65-66
sit de Kretenser verlaten: met deze woorden was Vondel op een dwaalspoor. D.v.H. vertaalt juist: hebt ghy niets onthouden dan 't verlaten der Kretenser maegt’, d.w.z. dat ook Theseus eens zijn Kretenser geliefde Ariadne verliet.
voetnoot67
tgeen hem alleen ontschuldight: eveneens onjuist vertaald. Er staat: hetgeen hij alleen zich te verwijten heeft (bij D.v.H.: Het geen hy alleen voor een misdaet rekent).
voetnoot69
verheven op de gemuilbande tigers: als bruid van Dionysos (Bacchus) rijdt Ariadne op een panther.
voetnoot70
ontzien my: vrezen: nagaet: ik er van beschuldigd word.
voetnoot71
yemant: in 't Latijn is bedoeld: zij (Phyllis).
voetnoot72
ter schole ga leggen: bedoeld is alleen: ga.
voetnoot73
Achter leven is een vraagteken te denken.
voetnoot76
ten beste geraden hebbe: staat voor Lat. consuluisse, dat D.v.H. vertaalt met: wel bezorgt heb. De volgende zin heeft Vondel niet begrepen. D.v.H. verbetert: Maer dat heb ick niet gedaen, gy zult myn hof niet betreden, nocht uw vermoeide leden etc.
voetnoot78
Bistonische: Thraciese; zal is foutief; D.v.H. verbetert terecht zwiert d.i.: staat mij nog levendig voor ogen. Ook in de bijzin staat geen futurum: bij D.v.H.: ‘als uw vloot, gereet om af te steken, in myne havenen lag’.
voetnoot80
gegoten om (letterlike vertaling van: infusus): vastgeklemd aan.
voetnoot84
Achter komen is een vraagteken te denken. De zin waarin Vondel bleef steken (Expectem pelago vela negante tamen?) vertaalt D.v.H.: Uw vloot verwachten, die noit op myne kust staet te keeren?
voetnoot87
geslibbert hebbe: gewankeld heeft.
voetnoot89-90
Deze plaats is door Vondel niet begrepen. D.v.H. vertaalt: ‘En gelyck (beter: sedert het ogenblik dat) wy u uit de gedachten gegaan zyn: alzoo meen ick dat gy langer geene Phillis kent, wee myner, zoo gy vraegt wie die Phyllis, en waer van daen zij is.’
voetnoot94
gebiet van Lycurgus: Thracië, waarover eens een koning Lycurgus regeerde.
voetnoot96
Rhodope: een der hoogste bergen van Thracië; Aemus: Haemus, het grensgebergte.
voetnoot98
van: door.
voetnoot99
Tisiphoon: een der drie Furiën, evenals Alecto (r. 100); huilde: liet een onheilspellend gehuil horen.
voetnoot100
nachtuil: het geluid van de nachtuil was eveneens een noodlottig voorteken.
voetnoot101
Vondel vertaalt hier vrij (Suntque sepulcrali lumina mota face); D.v.H. vervangt weecken voor door bestonden in lyckfakkels.
voetnoot102
ruighbewosse: dichtbegroeid. De bedoeling is fluctuosa: door de golven bespoeld. Vondel kende waarschijnlik een andere lezing: fruticosa.
voetnoot103
ontlaet: ontdooit.
voetnoot104
vast: steeds.
voetnoot106
myn Godtheit: het Latijn heeft het meerv. mijn goden. D.v.H. vertaalt vrij: ‘dat een Godtheit my gunstigh u herwaert voert’; ty: trek.
voetnoot110
Vondel vertaalt vrij: Ultima praerupta cornua mole rigent. Bij D.v.H. nuchterder: ‘verzien met twee steile en afgebroke spitsen’; gevaerten: zeeweringen.
voetnoot111
ick hadde opgezet: ik had het plan opgevat.
voetnoot112
verzeker: voorzeker.
voetnoot114
tegenloopen: tegemoet komen; opdat ghy: geeft geen zin. Beter bij D.v.H.: Al overtroft gy.
voetnoot115
niet: moet geschrapt worden.
voetnoot116
ick docht u te volgen: foutieve vertaling van Non tibi sic sequendus eram; bij D.v.H. ‘gy had my op deze wyze niet moeten volgen’.
voetnoot117
lemmer: het blanke zwaard.
voetnoot119-20
met een rype doot vernoegen (vertaling van: nece matura pensare): de geschonden eerbaarheid tevreden stellen door een dood, waartoe ik reeds het vaste besluit nam.
voetnoot120-21
d.w.z. de keuze zal weldra geschieden.
voetnoot121
Onjuiste vertaling, door het misverstaan van Inscribere. Verbeterd door D.v.H.: ‘Gy zult op myn zarck bekent staen, als d'oorzaeck van myn doot’.
voetnoot124
stof: oorzaak.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys