De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel
Regelnummers proza laten
vervallen | |
[p. 623] | |
Grotius Testament of HooftpuntenGetrocken Wt sijn jongste antwoort aen D. Rivet.
Pag. 28. Godt liet wel toe, dat te Rome en elders de zeden bedorven wierden: maer door Godts bestieringhe werdt daer noyt de leere bedorven, die tegen dese quade zeden selfs strijdigh is.
Pag. 255. De Protestanten kunnen onderling niet verdraghen, ten zyse zich te ghelijck vereenighen met hun, die den ROOMSCHEN STOEL aenhangen. IN VREDESTADT, By Gerusthart de Wit. CIƆ. IƆ. CXLV. ![]()
Titelblad van ‘Grotius' Testament’ op ware grootte.
| |
[p. 624] | |
VAN 1645. - AFGEDRUKT VOLGENS DE OORSPRONKELIKE uitgaaf, waarvan het titelblad hiervoor is weergegeven. - In het eerste deel van Rogge's bibliografie der werken van Hugo de Groot (Hugonis Grotii Operum Descriptio Bibliographica, Pars I) staat onder nummer 276 van de ‘Opera Theologica’ vermeld: ‘Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis, Discussio. Irinepoli, apud Hesychium Candidum, CIƆ IƆC XLV 259 pp. 8o min. et tit. E prelo J. Blaeu, ni fallor’. Het is de titel van Grotius' ‘jongste antwoort aen D. Rivet’, waaruit Vondel de ‘Hooftpunten’ heeft samengelezen. Blijkens de dagtekening der Na-rede had Vondel het boekje gereed 10 Augustus 1645; 18 dagen later sterft Grotius onverwacht te Rostock. Vondel vermeldt dat overlijden en is er vervuld van in zijn vooren narede; hij betitelt zijn boekje nu Grotius' Testament. ‘Het zijn bykans de leste woorden, de doodtsnicken van wijlen onsterffelijcker ghedachtenisse den vromen Heer Hugo de Groot’, motiveert hij. De titel van Hugo de Groot's geschrift bevat eigenlik nog twee andere titels en is een korte samenvatting van de door heel Europa met spanning gevolgde theologiese polemiek tussen de Zweedse Legatie te Parijs en het Stadhouderlik Hof in den Haag: tussen Hugo de Groot en Prof. André Rivet. De eerste had namelik in 1641 zijn Votum pro pace ecclesiastica, zijn pleidooi voor de kerkelike vrede ‘tegen D. Rivet en andere onverzoenlijken’ gepubliceerd. Waarop Rivet van antwoord diende met zijn Apologeticus, zijn ‘voorstander van de echte en niet van de valse vrede, gelijk die van Grotius’. Een drie jaren lang uitgesteld antwoord daarop is Grotius' laatste geloofs-belijdenis: ‘Bestrijding van Rivet's Apologeticus, die de scheuring voorstaat tegenover het streven naar vrede’. Na de dood van zijn geniale tegenstander publiceerde Rivet nog een wederwoord van 632 bladzijden, getiteld: Grotianoe discussionis διαλυσις, sive vindicioe Apologetici, d.i. Bestrijding van Grotius' Discussio oftewel mijn Apologeticus gehandhaafd. Het eerste motto op 't titelblad van Grotius' Testament luidt in het Latijn van Grotius: Corrumpi quidem mores Romoe et [waarschijnlik is dit et een zetfout voor ut] alibi passus est Deus; at doctrina, illis ipsis malis moribus contraria, Deo ita res dirigente, corrupta non est. Het twede luidt in 't oorspronkelik: non posse Protestantes inter se conjungi, nisi simul jungantur cum iis, qui Sedi Romanoe cohoerent. Het allegoriese uitgeversadres ‘In Vredestadt enz.’ is letterlike vertaling van het Latijnse van Grotius' Discussio: ‘Irinepoli etc.’ | |
[p. 625] | |
Allen goedtwillighen en verstroyden buiten de H. Catholijcke Kerck zy vrede.1 Ons voor-oordeel is dickwils soo krachtigh als schadelijck in 2 menschelijcke, en allerkrachtighst en allerschadelijckst in Goddelijcke 3 saken: want het benevelt sulcx het verstant, oock van andersins overkloecker. 3 4 en gheleerde harssenen, dat het licht van de reden, hoe klaer dit oock 5 opga, qualijck kan doorschijnen; insonderheyt als'er (ick segh nu niet 6 voordeel van aenzien of genot) een averechtse opvoedinge en langdurige 7 en quade gewoonte, gelijck een tweede natuer, by kome, en het licht van7-8 8 d'oogen des harten geheel uytblusse, waer door sulcke verblinde menschen, 9 niet als lichaemelijcke blinden, die sich noch van sienden laten leyden, 10 maer als reuckeloozen, die zwaerlijck te raden zijn, den onwegh inslaen.10 11 Wanneer d'een blinde den anderen leydt, vallense beyde in de gracht. 12 Wat raet, wat middel, om die ellendigen te helpen? Hier wordt wat groots12 13 vereyscht: hier staet een blintgeboren te genesen. Wie kan dien mol, belust13 14 om in duysternisse d'aerde om te wroeten, aen oogen des verstants helpen; 15 so niet Godts en Christi voorkomende ghenade hier toe vloeye? Door dit15 16 Voor-oordeel ghebeurt het, dat Godtvruchtige en gheleerde Katholijcken, 17 lichten der heylighe Kercke, hondert jaren lanck, voor menichten van 18 menschen, in den windt schrijven, en met Christus hun toehoorderen18 19 ooren om te hooren toewenschen. 'T is al verloren reden gebruyckt, de19 20 Heylige Schrift ontvouwen, en die met Concilien, Outvaderen, Kerckelijcke20 21 Historien, gewoonten en overleveringen, van hant tot hant ontfanghen, 22 oock met mirakelen bevestight: het Voor-oordeel luystert na Recht noch 23 Reden, noch Heylige Schrift, noch Kerck, noch Concilien, noch Outvaders, 24 noch Historien, overleveringen noch mirakelen: het houdt zijnen tret:24 25 volght verkeerden of eygen raet, en roept sonder ophouden: Babel, Fabel,25 26 Antikrist, Papist; gelijck een wagen op hollen, buyten de heyrbaen invlieght,26 27 en na toom noch teugel luystert. 28 Heylgeerighe zielen, verstroyde harten, die van het Hemelsche Jeru-28 | |
[p. 626] | |
29 salem, de heylighe onfeylbare Katholijcke Kerck, door secterijen afgedwaelt,29 30 by den wegh dootelijck gewondt leght en zieltoocht: slaet ter goeder ure30 31 uw' oogen op: hier komt, lof zy Gode, een Samaritaen om u te genesen: 32 met recht een Samaritaen; want hy, buyten Jerusalem, den wettigen gods-32 33 dienst, onder Jeroboams Kalvers, te Dan en te Bethel, dat's onder de secten,33 34 grijs gheworden zijnde, stijght endelijck (na dat hy Jerusalem, de Catho- 35 lijcke Kerck en haren onfeylbaren godtsdienst door en weder door be-35-36 36 sichtight heeft) van sijn paert, sijn aensien en eere by de menschen; giet 37 suyverende en versachtende medecijne, wijn en olie, van d'eerwaerdighste37 38 Outheyt ontleent, in uwe geestelijcke wonden; verklaert u in verscheyde 39 hooft-punten den zin der Heylighe Schrifture, en ongheschreve traditien, 40 na het verstant der H. Kercke, Oudtvaderen en Concilien, en het ghe-40 41 tuychenis der Kerckelijcke Historien, en neemt u, zonder yemandt dan41-43 42 Godt t' ontsien, zoo veel arbeydt en moeyte, in het ende en uyterste van 43 sijn leven, gewilligh af, met sulck eenen loflijcken yver, dat hy self schrijft: 44 Kost Grotius, gelijck hy in dese saeck (hy meent de wettige autoriteyt der4444-45 45 H. Heeren Staten van Hollandt) hun de schellen van d'oogen trock, oock het 46 selve in het stuck van de Religie te wege brengen; hy sou'er een groote vrucht 47 van sijnen arbeyt en leven uyt trecken. Deselve bekent oock ootmoedigh47 48 sijne dolingen, meldt d'oorsaken des selfs, en hoe hy door Gods barm- 49 hertigheyt en het lesen der Oudtvaderen verlicht wert; met dese woorden, 50 om reden, op den naem van een derden persoon, geschreven: D. Rivet50 51 doet hier, en in de volgende dingen onrecht, dat hy Grotius te gemoet voert 52 de dinghen, die hy eerst schreef; nadien de al te groote liefde tot sijn Vader-52 | |
[p. 627] | |
53 landt hem het gesicht van vele dinghen benam. Doen hy een kint was, sprack 54 hy als een kint. Godt heeft hem, door sijn barmhertigheyt, als van sijn moeders 55 melck ghedreven, op dat hy ten leste met stercker spijse, dat is, met de- 56 SCHRIFTEN DER OUDEN sou beginnen gevoedt te worden. 57 Wanneer ghy dan nu voortaen de trompetters van Babel, dat is (niet57 58 gelijck men blaet en bulckt de Roomsche Kerck) een verwarringe en dol- 59 huys van tegen malkander roepende secten, hoort blasen en rasen: Godts 60 woort, Godts woort, het suyvere woort; soo denckt eens na, of sy u niet, 61 onder dien heerlijcken tittel van Godts woordt, hun eyghen woordt, hunnen61 62 eyghen sin, vermeten uyt Godts woort gevat, opveylen. Wanneerse roepen:62 63 Oudtheyt en Oudtvaders en outste Concilien zijn voor ons: Historien zijn 64 voor ons; soo denckt dat Grotius oock conscientie, oordeel en geleertheyt 65 hadde; Oudtheyt, Oudtvaders, Concilien en Kerckelijcke Historien en de 66 Heylige Schriftuer gelesen had, en oorspronckelijcke talen verstont:66 67 denckt dat het niet ghenoegh is te roemen: wy lesen, wy verstaen alleen 68 de Heylige Schrift en den rechten teckst suyver en ongevalscht. Joden en68 69 Christenen lesen beyde de Propheten; maer d'een vint hier een uytwendigh,69-70 70 d'ander een inwendigh Rijck belooft; d'een verwacht eenen heerlijcken; 71 d'ander belijdt eenen eertijts verworpen en gekruysten Messias en Ver- 72 losser: Waerom toch? D'een leest de Propheten met een decksel op het72-73 73 hart; d'ander leest deselve Propheten met een leersaem gemoedt, en luys- 74 tert na sijnen wettigen Philippus of uytlegger. Zo gaet het oock met het74 75 lesen van Euangelische Apostolische en Outvaderlijcke schriften: by den 76 eenen met het decksel van Voor-oordeel; by den anderen in waerachtige 77 ootmoedigheyt na den zin der heylige Kercke en eendrachtigheyt der77 78 Oudtvaderen, ghelesen. Zonder dit drijft het gemoedt des menschen in 79 een grondeloose zee van onghestuymige baren, van allerhanden winden79 80 der menschelijcke en noch erger leeringen omghedreven: want is elcks80 81 verscheyde en strijdighe uytlegginghe Heylighe Schriftuer en Godts suyver 82 woort; staet het besluyt van een geschil, waer aen saligheyt of verdoemenis82 83 hanght, aen alle mans oordeel; zo is Godts woort wanckelbaer en strijdigh,83 84 de grondt van ons gheloof onvast, en het gantsche gebouw der Kercke 85 bouwvalligh; tegen het hooge woort: Hemel en aerde sullen vergaen,85 | |
[p. 628] | |
86 maer mijn woorden sullen niet vergaen; tegen d'uytgedruckte belofte: 87 De poorten der helle sullense niet overweldigen: en, Ick sal u den geest 88 der waerheyt senden, die sal u in alle waerheyt leyden; teghen dien heer- 89 lijcken tittel: De Kerck is de colom en vastigheyt der Waerheyt; tegen89 90 d'uytspraeck der Waerheyt self: Wie de Kerck niet hoort, die zy u als een90 91 Heyden en Publicaen. Dit lesen, dit swetsen dese dienaers van hun eyghen91 92 woort, dese onghesonden Propheten hondert mael, duysent mael, sonder 93 verstandt, sonder herssens, en hierom sweetense met deformeeren, misfor-93 94 meeren, puriteyniseren, hairkloven, en noch eens, sonder eynde, tot schade 95 en schipbreuck van ontallijcke sielen, door sulcke rasernijen verstrickt. 96 Twijfelt ghy noch langher, of de Paus d'Antichrist zy? Grotius heeft u 97 getoont, dat dit een molick van staet is. Twijfelt ghy, of te Rome de leeringhe97 98 der duyvelen gheleert wort, en de Roomsche Kerck onfeylbaer zy? Hoort 99 wat Grotius seydt: Godt liet wel toe, dat te ROME en elders de seden be- 100 dorven wierden; maer door Godts bestieringe wert daer noyt de leere bedorven, 101 die teghen de goede seden strijdigh is. Wenscht ghy om vrede in gheloofs101 102 saken? Grotius wijst u den eenigen middel aen, en seyt: De Protestanten102 103 kunnen onderling niet vereenigen, ten zyze sich te ghelijck vereenigen met hun, 104 die den ROOMSCHEN STOEL aenhangen. Zoeckt ghy ghetuygenissen 105 buyten de Catholijcke Kerck? Grotius seyt: Die sich van het Catholijcke 106 lichaem afsneden, verliesen daer door hun Recht van in sulcke saken te ghe- 107 tuygen. Vraeght ghy wie verworpelijck is? wien men volghen moet? Grotius 108 antwoort: Hy wordt verworpen van de Catholijcke Kerck, wiens oordeel wy108 109 volghen, niet de bysondere opinien van elck bysonder. Wilt ghy weten, wie 110 buyten ordre gaet; waer het gebreck van scheuringe is; Grotius looft de110 111 wettighe ordineeringe der Catholijcke Bisschoppen, en seyt: Waer dese 112 orde gebroken wiert, hoewel in de leerstucken des gheloofs geen smet was,112 113 daer was openbaer gebreck van scheuringe. Wilt ghy de nuttigheyt van het 114 Primaetschap des Roomschen stoels kennen? Grotius ontdecktze u, en114 115 seyt: Sonder sulck een Primaetschap kostmen niet uyt den twist geraecken; 116 gelijck heden onder de Protestanten geen middel is, waer door men aen een 117 endt der geschillen onder hun geresen, geraken kan. Wist ghy gaerne hoe 118 hoogh die Primaetschap en het gesagh der Pausen ginck? Grotius meet 119 die af, en seyt: Onder die uytsteeckende stoelen had de ROOMSCHE119 120 STOEL d'eerste plaets, gelijck oock het ghesagh. Ondersoeckt ghy wat | |
[p. 629] | |
121 Schrift, welcke manieren van d'Apostelen zijn? Grotius wijst se u, en seyt, 122 Dese blijcken ons door een ghelijcke autoriteyt der Kercke, SONDER WIE122-123 123 AUGUSTYN DE SCHRIFT NIET GELOOFDE. Mishaeght u, 124 dat generale Concilien van Kerckelijcke gheschillen oordeelen? Grotius124 125 voldoet u, seggende: De Presidenten der Kercke hielden dese baen, doen125 126 Arius, Macedonius, Nestorius, Eutyches den vrede der Kercken steurden. Wy 127 stellen u hier beknoptelijck eenige staeltjes voor: het overige kunt ghy127 128 selfs lesen. Dit zijn gheen Roomsche Bykorven, geen versierde glossen op128 129 de hoer van Babel, en den Apocalypsis. Het zijn bykans de leste woorden,129 130 de doodtsnicken van wijlen onsterffelijcker ghedachtenisse den vromen 131 Heer Hugo de Groot, den Phoenix der gheleertheyt onser eeuwe, ghe- 132 negen sijne Lantsluyden den wegh ter onsterflijckheydt te wijsen; niet uyt 133 staet-sucht of ghenots halve, ghelijck party roept, en sommigen mompelen,133 134 die hem beter behoorden te kennen; maer uyt oprechte ghenegenheyt, en 135 liefde, en conscientie, om Gode nu eens goede rekenschap van sijne over- 136 vloedige gaven te geven, gelijck hy self aen sijnen waerden vriendt schreef. 137 Dat sijne E. dit op den naem van een derden persoon schreef, was over- 138 midts hy hadde voorgenomen sijnen strijt tegens D. Rivet te eyndigen, die 139 hier door moediger geworden, triomfe scheen te singen: waerom D.139 140 Grotius, tot voorstant der waerheyt, dit, de Kroon van alle sijnen arbeydt,140 141 by der handt nam, en scheen sijn Testament te maken, met dese leste 142 Discussie, of oplosinghe, waer uyt wy d'aenmerckelijckste hooftpunten142 143 by-een versamelden, en 't gheen hier en daer verstroyt was, elck onder 144 sijnen tittel brochten, tot gherief des heylgeerigen Lesers, wien wy wen-144 145 schen dat dit ten beste gedije. | |
[p. 630] | |
Inhoudt.*
Van Ketterijen, uyt misduydinge en verdraeyinge der H. Schrift ghebroet. | |
[p. 631] | |
Na-rede.1 Wat dunckt u, Leser? Is dat niet de tapijten der gepreten-r. 1-2 2 deerde Reformatie oplichten, en het gheheele Protestantsche tooneel om- 3 keeren, oock door d'eygen handen der Protestanten? Want ghy hoort 4 ondertusschen Luther, Melanchton, d'Augsburghsche Confessie, Zwingel,4 5 Calvijn, Beza, Oecolampadius, Kemnitius, Bucerus en anderen van deselve5 6 bende. Siet ghy nu de Catholijcke Kerk, Concilien en Oudtvaders in hun 7 rechte en ware ghedaenten, die men u soo verminckt, so vermomt, soo 8 verdraeyt voorstelde, datse qualijck kenbaer waren. Ghy hoorde dickwils 9 schimps-wijs segghen: hy verstaet het secreet van de Misse niet. Soo plach9 10 oock het Heydendom te schimpen, overmidts men van oudts den Cate-10-11 11 chumenen het gesicht, van het eerwaerdichste Mysterie weygerde. Maer 12 verstaet ghy nu het secreet der pretense Reformatie, die, onder dien fijnen12 13 deckmantel van Godts Woort, u haer eygen woort aenprees, en door het 14 woordt afgodt en afgodery, u, als met een momaensicht, onnoselijck voor-14-15 15 joegh, sonder eens om te dorven sien. Grotius versekert u, dat broot en 16 wijn waerachtich in Christi lichaem en bloet veranderen: dat Christus, 17 Gods Soon, in dit heyligh Sacrament, mach aengebeden worden. Hy gelooft 18 met de heylige Kercke en alle Outvaderen, dat de Misse een versoenende 19 offerhande is. Hy schouwt d'aenroepinge der heylighe Maeght Maria en19 20 alle Godts Heyligen, en hun beelden en Reliquien in de Kercke vry van 21 de smette der afgoderije; en bevestight sijn seggen met d'autoriteyt der 22 Schrifture en Kercke en Kerckelijcke Decreten, en dickwils met het Con- 23 cilie van Trenten, soo schandelijck by partyen uytgheroockt. Hy verant-23 24 woordt de Seven Sacramenten, als schriftmatigh; het bidden en offeren24 25 voor de dooden, en ziel-missen en suyveringhe na dit leven; stelt d'onbe- 26 schreve Traditie of overleveringhe en Kerckelijcke ghewoonte neffens het 27 beschreven Woort, als even gheloofwaerdigh en bondigh, en rekent de27 28 boecken der Machabeen, voor logen-boecken by sommighe Protestanten 29 gelastert, onder de Canonijcke schriften. Hy set de Catholijcke oock Room-29-30 30 sche Kerck en Concilien in haer volle kracht, en den Paus van Rome, Petri 31 nasaet, als Primaet en Hooft der Kercke, op den Apostolijcken stoel. Hy31 32 toont aen wat kant de schult van scheuringhe is, namelijck, daer successie, 33 wettige ordineeringe en sendinghe ontbreeckt. Maar in wat vat sal men dit33 | |
[p. 632] | |
34 nu gieten, dat Grotius aldus voor het hof van Rome en dien grouwelijcken 35 Antichrist pleyten durf? Dit moet by D. Rivet, en anderen sucht tot staet35-36 36 en eere en vermaertheydt en genot heeten. Luystert dan hoe Grotius sich 37 selven hier op verantwoort: Het geen D. Rivet uyt du Vairs brief bybrengt, 38 begrijpt niet waerachtighs noch waerschijnelijcx: maer mach men by D. Rivet38-39 39 self sijn tael ghebruycken, een onbeschaemde boosheydt. Want indien Grotius, 40 op het noodighen van soo groot een man, dit wou beloven, het geen D. Rivet 41 versiert, dat hy belooft hebbe; soo kost hy, die van boose Calvinisten uyt sijn41 42 Vaderlandt gejaecht, uyt sijn goedt gejaecht wert, die treffelijcke beloofde eere42 43 en voordeelen ghenieten, die hy van den Coninck van Vranckrijck noyt hadde 44 noch hoopte; noch het waer hem niet van noode buyten Vranckrijck te gaen, 45 en den staet van een ander Rijck sijnen dienst toe te seggen. En nu oock, dewijl 46 hy alles bybrenght, om den vrede der Kercke, na sijn vermoghen, te herstellen, 47 gheeft Vranckrijck hem niets; en al wou het yets gheven, hy sou het niet aen- 48 nemen. Maer snoode huerlings gemoeden waerdeeren anderen na sich selfs,48 49 noch hebben oogen om de schoonheyt van so eerlijck een voornemen, als dat [sic!] 50 van eyge baet, te kennen. Item, Grotius heeft naems genoech, en soo veel 51 middelen, waer mede hy te vrede is: en kan oock dese dinghen met een gherust 52 hart ontbeeren: waerom hy geen reden heeft in saken van Religie anders te 53 spreken, dan hy self ghevoelt, en acht dat d'Ouden gevoelden. Laet ons dan53 54 geene wangunstigen maer liever Grotius self gelooven, daer hy meldt de 55 motiven en het ooghmerck van sijnen arbeyt, die hem den haet der on- 56 wetenden op den hals haelt. Hy seyt aldus: Maer wat belangt den arbeyt,56 57 om de Kerck door vrede aen een te hechten; hy twijfelt niet of die is Gode 58 aengenaem: saligh zijn de vredemakers. Item: Indiense, die dese sware en 59 groote sieckten willen genesen, sich den haet der menschen op den hals halen, 60 Godt sal hunnen arbeyt genadigh aensien. Dit is d'oorsaeck waerom Grotius, 61 door Godts barmhertigheyt en de schriften der Ouden verlicht, na den 62 vrede in het wereltlijck en Kerckelijck yverde, en in het eynde van sijn62 63 leven, u uyt conscientie wees na de heylighe Catholijcke Kerck, onser aller63 64 gheestelijcke Moeder, die door hare lichten en Leeraers onse Voor-ouders64 65 uyt het Heydendom tot Christenen wederbaerde, tot Christum den eenigen65 66 Salighmaker brocht, en noch haren schoot open houdt, om alle hun afge- 67 dwaelde goetwillige en deerlijck misleyde nakomelingen t'ontfangen in 68 hare Godtvruchtige gemeenschap, waer in Grotius bekent dat sijn Voor- 69 vaders saligh gestorven zijn. In Santen den 10 Augusti 1645.69 R.C.+ |
|