Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645 (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.25 MB)

ebook (7.72 MB)

XML (3.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

non-fictie/brieven
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645

(1930)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 842]
[p. 842]

Aanvullingen en opmerkingen door Dr. J.F.M. Sterck

Blz. 209. Op Cornelis Anslo. De afbeelding van Anslo in het Britsch Museum is geen ets, maar een teekening, (Röthelzeichnung) waaronder het versje staat geschreven. Unger, Bibliographie blz. 171, verplaatst die teekening per abuis naar de Albertina te Weenen. Daar Vondel spreekt van maal, d.i. schilder, kan moeilijk met Hofstede de Groot, Urkunden, blz. 130 worden aangenomen, dat het versje op een ets kan staan.

Blz. 298. In verband met het overlijden van Joan Albert Ban verdient opmerking de volgende typeering van hem in een brief van Const. Huygens Sr. aan pater Mersenne te Parijs, 16 Aug. 1644:

C'est icy que vellem nescire literas pour me pouvoir dispenser de vous donner la triste nouvelle du trespas du pauvre Sieur Bannius soudainement emporté d'un catarrhe et d'une foiblesse survenue la nuict quand se croyant audesus de sa maladie, il avoit renvoyé les parents qui l'estoyent venu visiter. Charitum et musarum iste luctus est, et les sciences y perdent beaucoup, nommement celle qu'il embrassoit si fort, car comme j'ai tousjours dit, il y avait des choses considérables en ses principes; quoque la prattique n'en reuscissoit pas entre ses mains. car autre chose est de bien sçavoir la prosodie et autre d'estre bon poète. Enfin un honete amy perdu, mais Dieu l'a faict.
(Correspondance de Christiaan Huygens. Dl. II, p. 547 van Oeuvres complètes de Christiaan Huygens. La Haye, 1889). Origineel in de Biblioth. Nationale, Parijs.

Blz. 325. Burgh had den rozenkrans ten geschenke ontvangen van pater Domingo Coëlho S.J. den overste der Jezuïeten, die in 1624 door de mannen van Piet Hein te Bahia in Brazilië waren gevangen genomen, naar Amsterdam meêgevoerd, en het ‘kerkjuweel’ gered hadden toen hun statie verbrand werd.

Blz. 602. Zie over de familie Engels of Ingels, T.C.M.H. van Rijckevorsel, Geschiedenis van het Maagdenhuis te Amsterdam, 1887, blz. 52-vlg. Anna Engels Jansdr, was de oudste dochter van den katholieken Mr. Jan Reiniersz. Engels en Cunera van Veen. Hij verkeerde als Latijnsch dichter in Hoofts kring. Anna's verloving met den neef van Hooft, Constantijn Sohier, voor wien Vondel deze May-deuntjes dichtte, kwam niet tot stand, want zij trouwde in Mei 1657 met den schilder Adriaan van Ostade.

Blz. 609. Zie over de familie Looten en De Beemster, J. Bouman, Bedijking, opkomst en bloei van De Beemster, Purmerende, 1857, blz. 250 en elders. Karel Looten was nog in 1647 Hoofd-Ingeland, Joan Looten in 1666 Dijkgraaf. Zij waren groot-grondbezitters. Van Marten Looten, wiens huwelijk met Christine Rutgers in November 1652 door Vondel werd bezongen, bestaat het prachtige levensgroote portret door Rembrandt, dat in 1929 op de Londensche Tentoonstelling van Hollandsche Kunst was ingezonden door den heer Anton Mensing.

Blz. 613. Noot bij vs. 42. Dat Vondel in zijn dichterlijke voorstelling de Nieuwe-Kerk nog verbeeldt in den ouden roomschen toestand, is duidelijk; want de van alle beelden en sieraden beroofde tempel zou hem bezwaarlijk zoo kunnen inspireeren. Beschouwt men het heiligdom, zooals het in de middeleeuwen was, dan stemt het opmerkelijk overeen met Vondels voorstelling. Arnoldus Buchelius, die de Nieuwe Kerk in de 16e eeuw beschrijft, zag ‘een glas van de Keyser ende syn huisfr. wesende van Portugal’, dus Keizer

[pagina 843]
[p. 843]

Ferdinand III, gehuwd met Eleonora van Portugal, de vader van Maximiliaan, die de stad met de keizerskroon boven haar wapen heeft beschonken. (Zie Bijdr. voor de Geschiedenis van het Bisdom v. Haarlem, Dl. 31, 1907, bl. 212).

Wagenaar vermeldt nog andere gekleurde ramen; in het glas 't welk in het noorderkruispand boven den ingang geplaatst is, was Graaf Willem IV afgebeeld, de stad beschenkende met het driekruizig wapenschild. Wagenaar acht dit historisch onjuist. Recht tegenover dit glas, ‘placht het schenken van het voorrecht om de Roomsch-keizerskroon boven het stadswapen te mogen voeren, gelyk het in 't jaar 1488 (1489) door den Aartshertog Maximiliaan geschied is, niet minder konstig.... in 't glasraam afgebeeld te zijn’. (Wagenaar Amsterdam, 8o uitgave, Dl. VII, bl. 367). Er waren dus verschillende gekleurde keizerlijke ramen. Dat vroeger tegen de kolommen heiligenbeelden stonden, wordt ook door Wagenaar vermeld. In Vondels tijd waren die er niet meer, en toch beschrijft hij: ‘D'Apostel zelf en zengt aan zijn pylaer’. Hij geeft dus de voorstelling uit den ouden tijd. Vondel heeft deze bijzonderheden blijkbaar ontleend aan overleveringen uit den tijd toen de Kerk in welstand was, en aan Amsterodamum Monogrammon van Plemp, dat de beelden noemt. In het ‘Leven van Vondel’ in dit deel, blz. 30 heb ik dan ook nagenoeg hetzelfde gezegd als in ‘Oorkonden’ 108-109, en Vondels katholieke voorstelling, ook van andere kerken, gehandhaafd. Dat vs. 50-61 des keizers woorden wêergeven is zóó klaar dat het m.i. onnoodig is dit nog duidelijker te doen uitkomen, zooals in noot 50 gewenscht wordt.

Hoe, ten slotte Van Lennep-Unger, volgens noot bij vs. 42, het met mijn voorstelling oneens kunnen zijn is niet duidelijk; want ik schreef mijn opmerking (die geen commentaar op het gedicht bedoelt) in 1899 (eerst), en opnieuw in ‘Oorkonden’ in 1918; terwijl de Van Lennep-Unger-editie vele jaren vroeger, in 1888 en volgende is verschenen.

Over Vondels voorstelling schreef ook onlangs Marc. Heijer, O.F.M. ‘Van Roomsche heiligen bij niet-katholieke Vondel’, in Tijdschrift voor Taal en Letteren (Tilburg) Juli 1930.

AANTEEKENING: Ik acht het van belang bij voorbaat hier te verwijzen naar de in een der volgende deelen van onze Vondel-uitgave op te nemen cultuurstudie over VONDEL EN HUGO DE GROOT door den heer C.R. de Klerk, die zijn bekende beschouwingen over Vondel en Burgemeester Hooft, over Vondel en Oldenbarnevelt zal aanvullen met dit slothoofdstuk. Met bijzondere instemming heb ik eenige gedeelten van zijn voorstudie gelezen, die inderdaad vele geheel nieuwe gezichtspunten in het licht stelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • B.H. Molkenboer

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • J.F.M. Sterck

  • C.G.N. de Vooys


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • J.F.M. Sterck