Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 131]
[p. 131]

Vondels werken
Vijfde deel

[pagina 133]
[p. 133]

[Gedichten]

Eeuwgety der Heilige Stede t'Amsterdam.aant.aant.Ga naar voetnoot*

Aen d'oude Burgery.

 
Nu 't Eeuwgetey van 't vierenswaerdigh wonder
 
Zijn' derden ringk op heden toesluit, ronderGa naar voetnoot2
 
Dan goude pen of passer ronden sluit;Ga naar voetnootvs. 2-3
 
Zoo breeck, als bloessem, uit,
5[regelnummer]
In Lentemaent, met haer verquickte loten;Ga naar voetnoot5
 
O BURGERY, uit Gysbrechts erf gesproten,Ga naar voetnoot6
 
En noit veraert van uwen ouden struick,Ga naar voetnoot7
 
In 't wettigh kerckgebruick.Ga naar voetnoot8
 
Men vlechte, om strijt, nu lovers in laurieren
10[regelnummer]
En duurzaem loof, om 't wonderfeest te cieren:Ga naar voetnoot10
 
Men spann' tapijt, schakeere zangk met snaer,Ga naar voetnoot11
 
Bewieroock' 't hooge altaer,
 
En eere alom DE HEILIGHEIT DER STEDE;
 
Daer d'yver plaght, met barrevoetsen trede,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
t'Aenbidden, als de GodtstolckGa naar margenoot*, op dat lantGa naar voetnoot15
 
Daer, midden uit den brant
[pagina 134]
[p. 134]
 


illustratie
De Heilige stede in Vondels tijd


[pagina 135]
[p. 135]
 
Der doorne haegh, de Godt der twalef StammenGa naar voetnoot17
 
Hem riep, en 't bosch niet zwichte voor de vlammen:Ga naar voetnoot15-18Ga naar voetnoot18
 
Die zelve Godt verscheen uwe oudren hier,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
In 't weêrlicht van hun vier,Ga naar voetnoot20
 
Tot tweewerf toe; versterckte Kristensche eeuwen,Ga naar voetnoot21
 
Door wonderheên, en klopte zijn HebreeuwenGa naar voetnoot22
 
Op hunnen mont; en trat voor JESUS schaer,Ga naar voetnoot23
 
In dezen vierpylaer:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Waer van dees kerck en achtien Stommen tuigen,Ga naar voetnoot25
 
Haer pylers, die om gunst noch afgunst buigen,Ga naar voetnoot26
 
Noch weifelen, maer dragen 't Godtsgebouw,
 
Als Reuzen, sterck en trouw.
 
Uw jonge stadt, die tweemael plofte in d'asschen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Is tweewerf weêr, uit roock, in top gewassen;Ga naar voetnoot30
 
Gelijck of Godt zijn gunst en maght, door vlam,
 
Ontvouwde t'Amsterdam;Ga naar voetnoot31-32
 
Dat, uit moerasch en water opgetogen,
 
Nu watren kroont, met hoogh gewelfde bogen;Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En 's Keizers kroon, van gout en diamant,
 
Op alle kusten spant.Ga naar voetnoot35-36
 
Augustus, die u kroonde, heeft Godts zegenGa naar voetnoot37
 
Door bedevaert genadigh hier verkregen:
 
De Faem trompet hoe Maximiliaen
40[regelnummer]
Gezont is opgestaen;
 
Na dat hy hier de KristgeheimenissenGa naar voetnoot41
 
Aenbiddende, eer zijn' staf en kroon wou missen,
 
Dan 's Heilants troost, gevoelt in lijf en ziel,
 
Daer hy ten outer viel;Ga naar voetnoot44
[pagina 136]
[p. 136]
45[regelnummer]
En neêrgeknielt de zelve kracht most loven,Ga naar voetnoot37-45Ga naar voetnoot45
 
Die, aen d'Eufraet, in 't onweêr van den oven,
 
Zijn DrietalGa naar margenoot*, ongezengt aen kleet en hair,
 
Verloste uit doots gevaer:Ga naar voetnoot46-48
 
Die 't HEILIGHDOM, de vrucht der Maeght ook louter,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
By uwen stroom, behoede, op 't gloeiende outer,Ga naar voetnoot50
 
En in den haert; twee troonen van Godts Zoon,Ga naar voetnoot51
 
Herkruist door offerhoon
 
Van blinden, die 't al scheppend Woort mistrouwen,Ga naar voetnoot53
 
En niet het licht der Wonderen aenschouwen,Ga naar voetnoot52-54Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dat, jaer op jaer, ja eeuwen achter een,Ga naar voetnoot55
 
Den Aemstel overscheen:
 
Het zy dit straelde, uit koorgewelf en tenten,Ga naar voetnoot57
 
Hem toegewijt, die over d'elementen
 
Den scepter voert, en spaert dien Offerschat,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ons Manne, in 't gouden vat:Ga naar voetnoot60
 
Het zy 't Geheim, op zijn gezette dagenGa naar voetnoot61
 
En jaergety, wert stichtigh omgedragen;Ga naar voetnoot62
 
Gelijck van outs 't Orakel van Godts mont,Ga naar voetnoot63
 
De Heilkist van 't Verbont.
65[regelnummer]
Hoe zagh men 't volck, gewont van helsche slangen,Ga naar voetnoot65
 
Dan vloeien, als rivieren, uit verlangen
 
Naer gene slang van koper, die den Doot
 
Haer kopre tanden boodt;Ga naar voetnoot67-68
 
Maer naer het Lam, des Talmuds vloeck, gehangenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Aen 't heilzaem hout, en nu onthaelt met zangen;Ga naar voetnoot70
 
Als artseny des lijfs, en zielespijs
 
Van 't hemelsch paradijs.
 
Wat kerckbelofte en gaef en pelgrimaedje
 
Doorgalmden niet dees nette timmeraedje,
[pagina 137]
[p. 137]
75[regelnummer]
Met lof en danck, gestort van klein en groot,
 
Na 'et nijpen van den noot;
 
Zoo dra men frisch, behouden 's lijfs, en stercker,
 
Verlost van kruck, en boey, en bangen kercker,
 
En blinden stock, en schipbreuck, en van 't bedt,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Zich vont door Godt geredt.Ga naar voetnoot73-80Ga naar voetnoot77-80Ga naar voetnoot80
 
Nu zing ick niet, hoe 't eeuwigh vier van VesteGa naar voetnoot81
 
Den brant ontsloop, daer Troje lagh op 't leste;Ga naar voetnoot82
 
Noch van de vlam, die spoockende om het kint,Ga naar margenoot*Ga naar voetnoot83
 
Zijn hairlock niet verslint;
85[regelnummer]
Noch van den gloet, die 's Konings dochterGa naar margenoot* raeckte,Ga naar voetnoot85
 
En hare kroon noch blonde vlechten blaeckte;
 
Of wonderspoock, en droom, en nachtgezicht,Ga naar voetnoot87
 
Uit Heidensch brein gedicht:
 
Maer toom den Nijt, door zegels, brieven, blijckenGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Van Sticht en stadt, en keuren en kronijcken.Ga naar voetnoot90
 
Is 't valsch? betight de myters, uw steêhuis,Ga naar voetnoot91
 
En brantmerck 't witte kruis:Ga naar voetnoot92
 
Betight gewaet en bladen van Messias,Ga naar voetnoot93
 
's Apostels riem, den mantel van Elias,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Oock Arons roede, en Elizeüs lijck,Ga naar voetnoot95
 
Ja schaduw, min dan slijck.Ga naar voetnoot96
 
Hier mangelt niets dat redelijcken wenschen,Ga naar voetnoot97
 
Getuighenis van Godt en vrome menschen:
 
Wy mommen hier met geenen Antikrist,
100[regelnummer]
Die grijns van staet en twist.Ga naar voetnoot99-100
[pagina 138]
[p. 138]
 
Almogentheit, betuight door d'Offerlammers,Ga naar voetnoot101
 
Van tijt tot tijt; geley toch d'AmsterdammersGa naar voetnoot102
 
Uw heirbaen op, in 't eeuwigh schijnend licht,Ga naar voetnoot103
 
En kroon mijn Eeuwgedicht.Ga naar voetnoot104
 
 
Thronus ejus flammae ignis. Dan. VII.Ga naar voetnoot+
 
M CCC XLV.
voetnoot*
Afgedrukt naar de uitg. van 1645, op blz. 162-65 achter de eerste uitg. van Altaergeheimenissen: Van de planodrukken in Maart 1645, de maand van het derde eeuwgetij, schijnt er geen enkele meer over, vgl. Dl. 4, blz. 829.
In 't opschrift: Eeuwgety der Heilige Stede: 15 Maart 1645 was het 300 jaar geleden, dat het Mirakel van Amsterdam plaats had, vgl. Altaergeh. II, vs. 1023, Dl. 4, blz. 744; de Heilige Stede: de heilige plaats (in de Kalverstraat), waar het mirakel plaats vond en de, nu afgebroken, kapel werd gebouwd. - Aen d'oude Burgery: Vondel bedoelt de oorspronkelijke, de vóór-reformatorische, de katholieke burgerij, vgl. vs. 6-8.
voetnoot2
Zijn' derden ringk op heden: het mirakel geschiedde op 15 Maart 1345; tegen 15 Maart 1645 moet Vondel 't gedicht dus geschreven hebben.
voetnootvs. 2-3
Een eeuw, als beeld van de eeuwigheid, wordt voorgesteld als een zuivere gesloten cirkel, vgl. Altgeh. I, 1303-4.
voetnoot5
verquickte: frissche.
voetnoot6
Waar Vondel kans heeft, stelt hij Gysbreght voor als den stamvader van de Amsterdammers, vgl. Opdracht van Gysbr. v. Aemstel, r. 9-10 (Dl. 3, blz. 520); Inwydinge van 't Stadthuis, vs. 105 enz.
voetnoot7
Versta: nooit van uw kath. voorgeslacht afgeweken.
voetnoot8
't wettigh kerckgebruick: de eeuwenoude traditie van den katholieken eeredienst, in tegenstelling met de opgedrongen Hervorming wettigh genoemd.
voetnoot10
duurzaem loof: sparregroen; 't wonderfeest: het feest ter eere van het wonder (Mirakelfeest).
voetnoot11
schakeere zangk met snaer: wissele zang af met muziek.
voetnoot14
Daer: waar; d'yver: de ijver der vromen, de ijverige vromen; met barrevoetsen trede: blootsvoets.
margenoot*
[Randschrift:] Moses.
voetnoot15
de Godtstolck: Mozes, meermalen Gods tolk genoemd in Altgeh. I, 97, 173 enz.; Vondel is hier de echo van Marius' Amstelredams Eer ende Opcomen (A'dam, 1639, blz. 65): ‘Waerom sy... nae Moyses... exempel zijn met bloote voeten devotelijck komen bidden, aensiende die heyligheyt des plaets’; vgl. Altgeh. II, 1027-29.
voetnoot17
twalef: twaalf.
voetnoot15-18
Vgl. Exod. III, 2.
voetnoot18
zwichte voor: bezweek onder, verbrandde door.
voetnoot19
Die zelve: diezelfde; oudren: voorouders.
voetnoot20
't weêrlicht van hun vier: het vuur uit de Mirakel-geschiedenis was een herhaling, weerspiegeling van Mozes' brandende doornehaag.
voetnoot21
Tot tweewerf toe: eerst in de haardkolk, waarin de heilige Hostie, daarna bij den stadsbrand van 1452, waarbij het tabernakel der Heilige Stede gespaard bleef; Marius, Amstelredams Eer ende Opcomen, blz. 64.; versterckte Kristensche eeuwen: bevestigde de Middeleeuwers in hun geloof.
voetnoot22
klopte enz.: iemand op of voor den mond kloppen beteekent: hem het zwijgen opleggen, overtreffen; zijn Hebreeuwen: het door God uitverkoren volk.
voetnoot23
Jesus schaer: de Christenen.
voetnoot24
In dezen vierpylaer: klemtoon op dezen; Versta: God ging in de vuurzuil van de Amsterdamsche eucharistie-mirakelen de Christenen nog wonderlijker voor dan Hij de oude Joden met de vuurkolom van Exod. XIII, 21 had gedaan.
voetnoot25
dees kerck: de kapel der H. Stede of Nieuwe Zijds Kapel, gebouwd in 1347 en na vele vergrootingen voltooid in 1560, afgebroken in 1908; achtien Stommen: 18 pijlers; tuigen: getuigen.
voetnoot26
die enz.: die nergens voor wijken.
voetnoot29
Uw jonge stadt: kort na de stad-wording in 1275; plofte in d'asschen: afbrandde; nl. in 1421 en 1452.
voetnoot30
in top gewassen: volkomen herbouwd.
voetnoot31-32
Vergelijk Inwydinge van 't Stadthuis, vs. 297-98.
voetnoot34
hoogh gewelfde bogen: als van de Mirakelkapel, de Oude St. Nicolaas- en de Nieuwe St. Catherijne-kerk.
voetnoot35-36
's Keizers kroon: boven het stadswapen aan de spiegels der Amsterdamsche koopvaardijschepen.
voetnoot37
Augustus: de Duitsche keizer (Semper Augustus).
voetnoot41
Kristgeheimenissen: het Sakrament, waarin Christus tegenwoordig is; vgl. Altaergeheimenissen, Dischgeheimenissen enz.
voetnoot44
ten outer viel: voor het altaar neerknielde, zooals het prentje (no. 10) bij Marius voorstelt.
voetnoot37-45
Aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, graaf van Holland, werd in 1482 in Den Haag van een ziekte genezen door zijn belofte om de H. Stede te gaan bezoeken, Marius, blz. 68.
voetnoot45
most: moest.
margenoot*
[Randschrift:] Drie jongelingen.
voetnoot46-48
De drie jongens die in Babylon (aen d'Eufraet) wonderbaar uit den vuuroven werden gered, vgl. Dan. III, 93.
voetnoot49
't Heilighdom: de heilige Hostie, Christus' lichaam en daarom de vrucht der Maeght Maria; ook louter: eveneens ongeschonden.
voetnoot50
uwen stroom: (tegenover den Eufraat) de Amstel; op 't gloeiende outer: op het brandende altaar in 1452.
voetnoot51
in den haert: bij het eerste mirakel, vergelijk vs. 21.
voetnoot53
blinden: ongeloovigen; vergelijk Altaergeheimenissen I, 1184, 1220; mistrouwen: wantrouwen, niet gelooven.
voetnoot52-54
Tegen de Hervormers; Herkruist door offerhoon: opnieuw gekruisigd als het ware door den hoon der Hervormers tegenover het heilig Sakrament.
voetnoot54
het licht der Wonderen: het stralendste wonder, nl. dat van Amsterdam.
voetnoot55
Drie honderd jaar.
voetnoot57
koorgewelf en tenten: het altaar in het priesterkoor.
voetnoot59
spaert dien Offerschat: behoedt tegen brand dat H. Sakrament.
voetnoot60
De h. Hostie wordt in de Kath. kerken bewaard, zooals het Manna in den tempel, vgl. Altaergeheimenissen II, 75-76.
voetnoot61
't Geheim: het H. Sakrament; op zijn gezette dagen: op de bepaalde dagen, bij het Mirakelfeest gedurende half-Vasten en op H. Sakramentsdag.
voetnoot62
wert stichtigh omgedragen: werd stichtend in processie rondgedragen, de groote Mirakelprocessie, sedert 1578 afgeschaft.
voetnoot63
't Orakel van Godts mont: hoort bij vs. 64: de Heilkist van 't Verbont: de Ark van het oude Verbond, waarbij de Hoogepriester God raadpleegde.
voetnoot65
gewont van helsche slangen: gewond door duivelsche verleidingen.
voetnoot67-68
vgl. Num. XXI, 6-9.
voetnoot69
des Talmuds vloeck: de vloek der Joden.
voetnoot70
hout: kruis; onthaelt: begroet.
voetnoot79
blinden stock: lees: blindenstok, stok voor een blinde; en [verlost] van 't bedt: hersteld van het ziekbed.
voetnoot73-80
Van de velen, die in ziekte of leed een bedevaart (pelgrimaedje) of gave aan de H. Stede beloofd hadden, gonsde de Kapel; dees nette timmeraedje: dit fraai gebouw.
voetnoot77-80
Zinspelingen op de vele wonderen, door Marius van blz. 54-137 omstandig verhaald.
voetnoot80
vont: bevond.
voetnoot81
't eeuwigh vier van Veste: het vuur van de Godin Vesta, dat nooit mocht uitgaan, vgl. Aeneis, II, 296-97.
voetnoot82
Dit vuur werd uit het brandende Troje gered; lagh op 't leste: ten onder ging.
margenoot*
[Randschrift:] Askaen.
voetnoot83
het kint: volgens de kantt. Ascanius, den zoon van Aeneas, veilig uit de vlammen van Troje gered, vgl. Aeneis II, 682-84.
margenoot*
[Randschrift:] Lavinie.
voetnoot85
's Konings dochter: volgens de kantteekening Lavinia, dochter van koning Latinus en vrouw van Eneas. In Aeneïs VII, 72-77 wordt intusschen volgens Vondels vertaling o.a. verhaald: hoe Lavinia ‘scheen de vlam [van 't altaar] in 't hangende hair te vatten’ en de ‘Koninklycke vlechten’ schenen ‘te blaken’.
voetnoot87
wonderspoock: vreemde verschijning.
voetnoot89
toom den Nijt: ik betoom de Hervorming, die het Mirakel ons misgunt; zegels enz.: alle opgenoemde dokumenten uitvoerig bij Marius, blz. 62-v.v.
voetnoot90
Sticht: het bisdom Utrecht, waar Amsterdam in 1345 onder ressorteerde, Marius, blz. 64, 67.
voetnoot91
uw steêhuis: uw eigen stadhuis, dat de getuigenissen van 't oude stadsbestuur bewaart, Marius, blz. 63.
voetnoot92
't witte kruis: het Amsterdamsche wapen draagt drie keer een wit kruis. Vondel legt den nadruk op dat wit als symbool van eerlijkheid en goede trouw.
voetnoot93
gewaet en bladen van Messias: wat de H. Schrift (bladen) over de kracht van Christus' kleed verhaalt (vgl. Matth. IX, 21; XIV, 36).
voetnoot94
's Apostels riem: de doeken en gordels van den Apostel Paulus genazen ziekten, Hand. XIX, 12.
den mantel van Elias: die wateren scheidde, vgl. IV Kon. II, 8.
voetnoot95
Arons roede: die bloeide ten teeken van zijn uitverkiezing, vgl. Num. XVII, 8 en Altaergeheimenissen I 1208-9; Elizeüs lijck: dat een doode opwekte. vgl. IV Kon. XIII, 21.
voetnoot96
schaduw: de schaduw van St. Petrus genas zieken, Hand. V, 15; min dan slijck: nog minder dan het slijk, waarmee Christus blinde oogen genas, vgl. Joan. IX, 6.
voetnoot97
Versta: hier in de geschiedenis van het Amsterdamsch mirakel ontbreekt (mangelt) niets wat men redelijkerwijze aan getuigen kan verlangen.
voetnoot99-100
De hekeldichter! Wij verstoppen ons niet achter het masker (grijns) van angst voor den Anti-Christ, zooals de Hervorming den Paus en de Roomsche Kerk noemde, waardoor twist onder de volken woedt; staet en twist: hendiadys: twist van staten. Van Vloten leest onnoodig: staetentwist.
voetnoot101
Almogentheit: Almachtige God; betuight: beleden, bevestigd. Offerlammers: de wonderbare Hosties, in Altaergeheimenissen II 1020: Outerlammers.
voetnoot102
Van tijt tot tijt: telkens opnieuw door de vele mirakelen.
voetnoot103
Uw heirbaen: de koninklijke weg der katholieke Kerk; een gebed van Vondel voor de bekeering van onroomsch Amsterdam.
voetnoot104
kroon: bekroon daarmee.
voetnoot+
Thronus ejus flammae ignis: (Dan. VII, 9): Vuurvlammen zijn Zijn troon.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

organisaties

  • Wit Lavendel


plaatsen

  • Amsterdam