Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 226]
[p. 226]

Het vyfde bedryf

BURGON. BIECHTVADER
Burgon:
 
O Vader, neem gedult: waer toe vergeefs geschreit?
 
Marie, nu ontlast van 't pack der sterflijckheit,Ga naar voetnootvs. 1463
 
Is t'effens met een' sprongk twee kerckers hier ontsprongen,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
En leeft by Godt, om hoogh, om laegh, op alle tongen.Ga naar voetnoot1465
Biechtvader:
 
Ick voel in 't harte een' strijt van vrolijckheit en druck,Ga naar voetnoot1466
 
Gemengelt onder een. Verhael my stuck voor stuck
 
Dien uitgangh, aengezien de wreetheit, zoo verbolgen
 
En bits, verboodt haer jongste en bloedigh padt te volgen,Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Toen zy, gelijck een lam, van noit verzade WraeckGa naar voetnoot1470
 
Ter vleeschbanck wert geleit, om Godts gerechte zaeck.Ga naar voetnoot1471
Burgon:
 
Na datze eens afscheit had van 't hofgezin genomen,Ga naar voetnoot1472
 
En reede stont om braef in 't martelperck te komen,Ga naar voetnoot1473
 
Zoo traden d'Edelen en bey de Graven voor,
1475[regelnummer]
De Burghgraef desgelijcks: zy wert op 't leste spoorGa naar voetnoot1475
 
Gevolght van luttel stoets, ten hooghste zes of zeven,Ga naar voetnoot1476
 
Getuigen van haer doot en afgepijnight leven.
 
Heer Melvin droegh heur na het slepende gewaet.
 
Zoo quamze, in zulck een' schijn, als 't licht, dat onder gaet,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Niet zonder gout en glans, waer voor de nevels breken,Ga naar voetnoot1480
 
Vol majesteits, gerust ter dootzale ingestreken,Ga naar voetnoot1481
 
Verwondert en bedroeft om zulck een' avontstont
 
Der schoonheit, die de wreetste en wiltste tijgers wont.Ga naar voetnoot1482-83
 
Het zwart fluweele kleet bedeckt de kuische leden,
1485[regelnummer]
Een doeck 't gezalfde hooft, van waer een doeck beneden
 
Ja tot op d'aerde toe heel statigh nederhangt.
 
Zy draeght den Bruidegom, naer wien de ziel verlangt,
 
Van gout om haren hals, zoo schoon van Godt geschapen.Ga naar voetnoot1488
[pagina 227]
[p. 227]
 
Zy draeght den Bruidegom, aen 't heiligh Kruis ontslapen,
1490[regelnummer]
En onze Lieve Vrouws getyboeck in de hant.
 
Men ziet aen haren riem, van gout en diamant,
 
Den Roozenhoet gehecht, tot een gebedeteken,Ga naar voetnoot1492
 
Van hare zachte hant gesleten en gestreken.Ga naar voetnoot1493
 
Dus volght Marie vast den Heilant op Kalvaer,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
En torst met hem zijn kruis, heur opgeleit zoo zwaer.
 
Zoo drijft de bleecke maen den nacht voor, zonder hoornen:Ga naar voetnoot1496
 
Zoo bloeit de leli blanckst in distelen en doornen.
 
Zy trouwde in andren schijn den scepter te Parijs;Ga naar voetnoot1498
 
Nu traptze op d'aertsche kroon, om die van 't Paradijs.Ga naar voetnoot1499
Biechtvader:
1500[regelnummer]
Hoe klopt mijn hart! ick ben om 't uiterste verlegen.Ga naar voetnoot1500
 
Getrouwe Kristheldin, dat u de hemel zegen.
Burgon:
 
Aen 't hoogh eindt van de zael, rontom in rouw gekleet
 
En laken, stont alree het moortschavot gereet,
 
Twee voeten hoogh, en juist in 't vierkant zes paer voeten,
1505[regelnummer]
Bespreit met zwart: het schrickt d'onnoosle te gemoeten.Ga naar voetnoot1505
 
Men ziet 'er eenen stoel, een kussen en een' block;
 
Het outer van den haet en onverzoenbren wrock,
 
Gewapent met de bijl, om Koningklijcke struickenGa naar voetnoot1508
 
Te vellen, zooze niet naer Puriteinscheit ruicken.Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Zy nadert onbeschroomt dit naere treurtooneel,Ga naar voetnoot1510
 
Van waerze steigren zal in 't hemelsch lustprieel;Ga naar voetnoot1511
 
Gelijck een nachtegael, die in de kou besloten.Ga naar voetnoot1512
 
Zoo menigh jaer geen lucht noch vrijdom heeft genoten,
 
En haeckende vergeefs naer zon en ademtoght,
1515[regelnummer]
Nu eerst een open ziet, en vint het geen hy zocht.Ga naar voetnoot1515
 
Hier komtze, en tart de doot en nijt, die leelijck grimmen.
 
Zy maent Paulet, dat hy voor 't lest haer helpe klimmen,
 
En opgeklommen, zet bedaert en even koel,
 
Niet zonder Majesteit, zich neder in den stoel,
1520[regelnummer]
En hoort aendachtiger dan oit, als onverwezen,Ga naar voetnoot1520
 
Beal den wreeden last der bloetvriendinne lezen.Ga naar voetnoot1521
[pagina 228]
[p. 228]
 
De Joden leerden zoo zich spieglen aen 't gedultGa naar voetnoot1522
 
Van Kristus, stil en stom verwezen, zonder schult;
 
Geprickelt met een kroon van stekelige doornen,
1525[regelnummer]
Omringt van menigh stier, gedreight van ossehoornen,Ga naar voetnoot1525
 
O Engelander! preeckt ghy den gekruisten Godt,
 
En steeckt ghy met uw tong een' Engel naer den strot?Ga naar voetnoot1527
 
Vaer voort met Henricks bloet en Stuarts te verneêren:
 
Zy zal van dezen troon beginnen te regeeren,
1530[regelnummer]
In 't zaligh Engelsch Rijck, daar haet noch oproer woont,Ga naar voetnoot1530
 
En d'onderdruckte deught met eere wort gekroont,
Biechtvader:
 
Och, of ick in dien staet heur hart verquicken konde!Ga naar voetnoot1532
Burgon:
 
Haer oogen weidden vast door al de zael, in 't ronde,Ga naar voetnoot1533
 
Begeerigh, in 't gezicht van allerhande liên,
1535[regelnummer]
Vergiffenis by Godt, op haer geboge knien,
 
Te vorderen van u, gelijckze u had geschreven;Ga naar voetnoot1536
 
Dan och! zy zocht vergeefs: en Kristus wil 't vergeven
 
De boosheit, die te helsch u uit de bloetzael hielt,Ga naar voetnoot1538
 
En naer heur maght de ziel en t'effens 't lijf vernielt.
1540[regelnummer]
Een kamenier met kracht door 't volck gedrongen, binnen
 
Het perck, stack op en kreet, als ging 't haer aen de zinnen,Ga naar voetnoot1541
 
Dat zy Mevrouw, helaes! op dien benaeuden dagh,Ga naar voetnoot1542
 
In 't midden tusschen twee schavottrauwanten zagh.Ga naar voetnoot1543
 
De Koningin vernamze in 't midden van de koppen,Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
En wees vast, het was tijt om op den mont te kloppen,Ga naar voetnoot1545
 
Te zwijgen, naar den eisch des tijts haer opgeleit,
 
Ten waerze derven wou haer tegenwoordigheit.
Biechtvader:
 
Ick luister en verlang wat Fletcher wilde prevelen.Ga naar voetnoot1548
Burgon:
 
Die Deken teegh terstont aen 't ratelen en revelen,
1550[regelnummer]
En scheen met errenst noch verlegen om de ziel;Ga naar voetnoot1550
 
Doch zy verstiet dien troost des huichelaers, en viel
[pagina 229]
[p. 229]
 
Hem t' elckens in zijn woort, dat hy met schrift verbloemde,Ga naar voetnoot1552
 
Naer 's afgronts stijl, die valsch op zijnen Bybel roemde.Ga naar voetnoot1553
 
Die rechte schijndeught dorst wel eischen, dat MevrouwGa naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Haer jongste zegel noch aen 't bloetrecht steken zou,Ga naar voetnoot1555
 
Op dat hy, die het lijf slechts ophoudt by verdraeien,Ga naar voetnoot1556
 
Zijn glossen op dien teckst ten preeckstoel uit moght kraeien,Ga naar voetnoot1557
 
En azen Petersburgh, zoo zuiver, zoo gezont,Ga naar voetnoot1558
 
Gelijck hy 't had herkaeuwt uit Stuarts eigen mont.Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Zy zeit: men magh dien troost, een' kranken troost, wel derven.Ga naar voetnoot1560
 
Ick leefde Katholijck, en ben getroost te stervenGa naar voetnoot1561
 
In 't Katholijck geloof: zoo wert ick opgevoet:
 
Zoo offre ick 't Roomsche altaer mijn kroonen en mijn bloet.
 
De Graven bieden haer te stutten met gebeden.Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
Zy dancktze voor die gunst: maer in gebedt te treden
 
Met Onroomsch yveraer, versmaetze met bescheit.Ga naar voetnoot1566
 
De Kentenaer beschimpt, als bygeloovigheit,Ga naar voetnoot1567
 
Het Kruisbeelt in haer hant, den afgodt, die hem smarte,
 
En wenscht haer Kristus zelf te dragen in het harte.
1570[regelnummer]
Zy antwoort: het betaemt den Kristen 't liefste pantGa naar voetnoot1570
 
Te dragen in het harte, en t'effens in de hant,
 
Om d'oogen door het beelt te slaen met vast betrouwenGa naar voetnoot1572
 
Op 't afgebeelde heil, by d'Engelen t'aenschouwen.Ga naar voetnoot1573
Biechtvader:
 
Stantvastige, sta vast, ghelijck een kerckpilaer.
Burgon:
1575[regelnummer]
Zoo keertze 't aengezicht naer d'opgetoge schaer,Ga naar voetnoot1575
 
Driehondert vyanden, verlegen met heur lijden.Ga naar voetnoot1576
 
Dit schouwspel, zeitze, is nieuw, in deze ondanckbre tijden,
 
Te zien op een schavot een vrye Koningin
 
Haer Koningklijck cieraet, voor zulck een hofgezin,
1580[regelnummer]
Voor scherreprechter, en gemeente, nederleggen;
[pagina 230]
[p. 230]
 
Doch Godes wil geschiede, oock zonder tegenzeggen.
 
Hy blijf mijn tuige: ick zweer u voor zijn aengezicht,
 
Dat ick mijn leven noit het leven van mijn nichtGa naar voetnoot1583
 
Noch heuren staet belaeghde, of boosheit hebb' bedreven,
1585[regelnummer]
Die waerdigh zy om dus onwaerdighlijck te sneven;Ga naar voetnoot1585
 
Ten waer men 't oudt Geloof my opleide, als een vleck;Ga naar voetnoot1586
 
Waer voor ick gaerne sterf, en offre dezen neck
 
En lesten druppel bloets. Mijn eenigh welbehagen
 
Omhelst in 't beelt mijn' Heer, mijn' Godt, aen 't kruis geslagen:Ga naar voetnoot1588-89
1590[regelnummer]
Hy sterck' mijn hoop: ick hoop door deze korte doot,
 
Bezuurt te zijner eere, in dien gerusten schootGa naar voetnoot1591
 
Der endtlooze eeuwigheit onsterfelijck te leven,
 
By zoo veele Engelen en zielen, als 'er zweven,
 
En wachten om mijn bloet, het welck mijn vlecken spoel',Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Gelijck een offerhant, te brengen voor Godts stoel.
Biechtvader:
 
Ick zie hoe d'Engelen haer plaets om hoogh bereien.
Burgon:
 
Men zagh hier op terstont zeshondert oogen schreien,
 
En onder al dien hoop, die Stuart vloeckt, en haet,
 
Is naulijcks een zoo boos, die niet zijn tranen laet.
1600[regelnummer]
Nu knielenze, en men stort gebeên van wederzijden.
 
Zy, met de haren, leest ons Lieve Vrouws getijden
 
Godtvruchtigh in Latijn, roept Godt en Kristus aen,
 
Zijn Moeder, d'Engelen, en al die om hem staen,
 
Gezalight en gereet de ziele te bejegenen.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Zy bidt dat Godt de Kerck, haer Rijck en Zoon wil zegenen,
 
De Seine, en oock den Teems, ja zelf de KoninginGa naar voetnoot1606
 
Elizabeth, haer bloet, en errefvyandin.Ga naar voetnoot1607
 
Zy bidt voor schijngerecht, en scherreprechter mede,Ga naar voetnoot1608
 
En wenscht haer vyanden en vloecken rust en vrede.Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Aldus beveeltze Gode, en Kristus haren geest,Ga naar voetnoot1610
 
Herkust het Kruisbeelt vast, om hem, die 't hart geneest,Ga naar voetnoot1611
 
En spreekt: O JESUS, wil u mijner toch ontfarmen:
 
En even eens ghelijck ghy hingt met opene armen
 
Aen 't bloedigh Kruis gehecht, zoo neem my, nu ick ga
[pagina 231]
[p. 231]
1615[regelnummer]
Ten offer, in den schoot en arm van uw gena.
Biechtvader:
 
Gekruiste, eilaes! verhoor haer zuchten, en gebeden.
Burgon:
 
Hier op begintze zich voor 't allerlest t' ontkleeden.
 
De scherreprechter knielt, en bidt vergiffenis,
 
Hem gaerne toegestaen, die al te vaerdigh isGa naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Om heiloos met zijn hant haer feestgewaet t'ontwijden;Ga naar voetnoot1620
 
Een snootheit, die te snoot, haer geensins staet te lijden.Ga naar voetnoot1621
 
z'Ontzeit dien snooden dienst uit edelmoedigheit.Ga naar voetnoot1622
 
De Joffers helpen dan vol drucks de Majesteit,
 
En Eruit, gereet om Godt in 't zaligh licht te kussen.
1625[regelnummer]
Zy kustze, en kruistze in 't einde, en zeit, om haer te sussen:Ga naar voetnoot1625
 
Misgun mijn ziel geen rust van al 't geleên verdriet.
 
Zy zegent blijdelijck haer dienaers, en gebiet
 
En wijst de schreiende te scheiden, te vertrecken,
 
Die met 't gewijde doeck haer vrolijcke oogen decken,Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Ja zonder datze in 't minst, voor 't grimmen van de doot,
 
Haer levendige verf in 't aenschijn eens verschoot.Ga naar voetnoot1631
 
Zoo knieltze voor het block, en roept uit deze ellende:
 
O Heer! ick hoopte op u: bezwijck my niet in 't ende:Ga naar voetnoot1633
 
Ontfang, ontfang mijn' geest. Zoo buightze haren hals,
1635[regelnummer]
Noch trotser dan een zwaen, na zoo veel ongevals,
 
Op 't Puriteinsch altaer. Hoe kan het Godt verdragen!
 
Zoo scheit de moortbijl hooft en lichaem met drie slagen.
 
Elizabeth, nu drinck uit deze oprechte borstGa naar voetnoot1638
 
Mariaes bloet, en lesch dien ongeleschten dorst.
Biechtvader:
1640[regelnummer]
Dat Godt haer vyandin dit tot geen bloetschult reken.
 
Triomfe: lof zy Godt, zy heeft den palm gestreken.Ga naar voetnoot1641
 
Ick kniel uit danckbaerheit: zy heeft dien strijt volstreên.
 
MARIE, eilaes gedenck uw dienaers hier beneên.
Burgon:
 
De scherreprechter grijpt het hooft op by de vlechten,
1645[regelnummer]
Dat hooft, door geen berouw aen 't levend lijf te hechten,
[pagina 232]
[p. 232]
 
Dat bloedigh hooft der ree gekroonde Kristheldin,Ga naar voetnoot1646
 
En roepende overluit: Godt hoede ons Koningin;
 
Wordt vrolijck toegejuicht van Graef en Deken t'zamen:Ga naar voetnoot1648
 
Zoo moetenze vergaen. De Kentenaer spreeckt: Amen;Ga naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
Terwijl een jeder weent van rouw en hartewee,
 
Dat scherper dan de bijl zoo menigh hart doorsnee.
 
Noch speelt en leeft de ziel in bey de diamanten
 
Der oogen met haer vier, en blinckt aen alle kanten.Ga naar voetnoot1652-53
 
Het laeuwe en roockend bloet in zilvre beckens stremt.Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Ick weet naeu wat ick zegh, zoo wort mijn hart beklemt.
Biechtvader:
 
Dit Martelbloet roept wraeck, en houdt niet op van tergen.Ga naar voetnoot1656
 
Dat zich Herodias uit schaemte ga verbergen,Ga naar voetnoot1657
 
Versteken in het hof: zy heeft dien wrock gebluscht,
 
Al veinstze zich bedroeft, gesteurt en onbewust.Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Zy koelde haren moedt: maer 's overledens assenGa naar voetnoot1660
 
En geest zal haer op 't bed des midnachts noch verrassen;Ga naar voetnoot1661
 
Des middaghs aen den disch vervolgen, dootsch en bleeck;
 
Verandren haer bancket en wijn in gal en eeck;Ga naar voetnoot1663
 
Den slaep en zachte rust in gruwelijcke spoocken.Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Het knagend hart wil haer ten brein, ten kop uitroocken,Ga naar voetnoot1665
 
Bezwalcken al het hair met bang en bloedigh zweet.Ga naar voetnoot1666
 
Zy zal by naere nacht verbaest, met kreet op kreetGa naar voetnoot1667
 
Verschricken hofgezin en hof en kamenieren,
 
En, als een Razerny, door zael en kamer zwieren;Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Tot dat haer struick verdorre, en elck Maries zoon,Ga naar voetnoot1670
 
Geheel Britanje door, geluck wensche op den troon.
Burgon:
 
Wat zien wy? och! het lijck, door d'opene gordijnen,
 
En Joffers daer rontom, die by de lijcktorts quijnen,Ga naar voetnoot1672-73
[pagina 233]
[p. 233]
REY VAN STAETJOFFEREN. BIECHTVADER.
Rey:
 
Ontfang ons klaghte en lijckgebeden,
1675[regelnummer]
O Roomsche Roos, noch versch gesneden
 
Van uwen steel; hoe knapGa naar voetnoot1676
 
Verliest ghy geur en sap!
 
Hoe ras verwelcken en verslenssenGa naar voetnoot1678
 
Uw bladers! Sterfelijcke menschen,
1680[regelnummer]
Het schoonste, dat ghy ziet,
 
Wat is het schoonste? niet.Ga naar voetnoot1681
 
Een oogenblick, een blick gaet strijckenGa naar voetnoot1682
 
Met d'eere en 't licht der Koningkrijcken.
 
Een buy ontkleet die bloem
1685[regelnummer]
Van al haer pracht en roem.
 
Een nevel, och! voor ons te duister,
 
Berooft die zon van al haer' luister,
 
Benijt ons droef gezicht
 
Dat hartverquickend licht.
1690[regelnummer]
Die flonckrende oogen zijn geloken,
 
't Aenminnige gezicht gebroken,
 
Die scherpe stralen stomp,Ga naar voetnoot1692
 
Het lichaem slechts een romp;
 
Dat lichaem, 't welck Valois verwarmde,
1695[regelnummer]
Dat den Dolfijn Francois omarmdeGa naar voetnoot1695
 
Met zulck een' gloet en zwier,
 
Is kout, en zonder vier.
 
Zoo veele op een gehoopte gaven
 
Zijn t'effens onder 't kleet begraven.Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Schenkaedien van Natuur,Ga naar voetnoot1700
 
Wat zijt ghy kort van duur!
 
Het purper ziet zijn' glans versterven:
 
Hier moet de kroon haer' luister derven.
 
O gaven van 't geluck,Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Hoe smelt ghy wech in druck!
 
't Is al vergeefs wat wy vermanen,Ga naar voetnoot1706
 
Vergeefs gestort een' dauw van tranen;
 
De lentetijt komt weêr,
 
Dees telge nimmermeer.
[pagina 234]
[p. 234]
Biechtvader:
1710[regelnummer]
Gedult, ô klaghtgenoten!Ga naar voetnoot1710
 
De kleenen en de grooten
 
Zijn onderworpen 't lot
 
Der sterflijckheit, van GodtGa naar voetnoot1713
 
Hun opgeleit op d'aerde;
1715[regelnummer]
Toen d'eerste misdaet baerdeGa naar voetnoot1715
 
De bleeke en bange doot,
 
Daer Eve, uw moeder, vloodt
 
(Van d'oude slang bedrogen)
 
Voor d'aldoordringende oogen.
1720[regelnummer]
Of treurt ghy om de wijs
 
Van sterven? Dees heeft prijs
 
En eer by Godt hier boven;
 
Daer d'Engelen haer loven,
 
Die by MARIE zit,
1725[regelnummer]
In 't onbesmette wit,
 
Gekroont met martelstralen;
 
Daer hemelsche koralen
 
Verheffen Stuarts deught,
 
In 't licht van 's hemels vreught,
1730[regelnummer]
Door dicke droeve dampenGa naar voetnoot1730
 
Van tranen bloet en rampen,
 
Gestegen by Sint Jan,Ga naar voetnoot1732
 
Den ongeveinsden man,
 
Wiens heiligh hooft verzade
1735[regelnummer]
De dertele ongenadeGa naar voetnoot1735
 
Der booze Tirannin,Ga naar voetnoot1736
 
Die, als een looze spin,
 
Hem ving in 's kerckers netten,
 
Om namaels haer banckettenGa naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
Te kroonen met dien kop,
 
Gestooft in 't bloedigh sop
 
Van zijn godtvruchtige aderen.
 
De Martelaers vergaderen,
 
Na veel verstroitheits, daer,
1745[regelnummer]
By deze ontelbre schaer:
 
Triomfe volght het lijden
[pagina 235]
[p. 235]
 
Van hun, die WETTIGH strijden.Ga naar voetnoot1747
 
Men wisselt wijsselijck
 
Het aertsche om 't eeuwigh Rijck.
Rey:
1750[regelnummer]
Geluckigh zijnze, die de schatten
 
Des rijcken hemels hier omvatten
 
Met d'overleên, die trots,Ga naar voetnoot1752
 
Gelijck een vaste rots,
 
Van 't Puriteinsche schuim bedolven,
1755[regelnummer]
Ontzagh noch storm noch watergolvenGa naar voetnoot1755
 
Van Babels razerny,Ga naar voetnoot1756
 
En dolle kettery,
 
Uit Wyklefs helsche borst ontsprongen;Ga naar voetnoot1758
 
Ontzagh geen zee vol lastertongen
1760[regelnummer]
En adderen vergift,
 
Gezogen uit de Schrift;
 
Maer stack het hooft uit gloende baren
 
Van kercken en verwoeste altaren,
 
Beschimpt door 't nieuw geloof,
1765[regelnummer]
Verhit op outheits roof.Ga naar voetnoot1765
 
VOLSTANDIGE, verhoor ons smeken.Ga naar voetnoot1766
 
Vertroost uw weezen, die noch steken
 
In dezen paddepoel,Ga naar voetnoot1768
 
En offer voor Godts stoel
1770[regelnummer]
Ons tranen, die uw lijck besprengen,Ga naar voetnoot1770
 
Waer onder wy het zuchten mengen
 
In ons benaude lucht.
 
Het schreien, het gezucht
 
Verlicht het knijpen van de smerte.
1775[regelnummer]
Het schreien zet den druck van 't harte:
 
Het doet Maryen wel,Ga naar voetnoot1776
 
Daer zy EmanuëlGa naar voetnoot1777
 
Met tranen op zijn graf beschreien,
 
Met liefdetekenen geleien,
1780[regelnummer]
Als wy, een klein getal,Ga naar voetnoot1780
[pagina 236]
[p. 236]
 
Maries lijck. Waer zal
 
d'Onzatte Wraeck het rust vergunnen?Ga naar voetnoot1782
 
Wy doen, helaes! al wat wy kunnen.
 
Al wat ons overschiet
1785[regelnummer]
Zijn tranen, anders niet.
Biechtvader:
 
Verbijt uw droefheit wat: ick zie de Graven komen,Ga naar voetnoot1786
 
En tronien, van schrick en boosheit ingenomen.Ga naar voetnoot1787
 
Zy sidderen uit angst, en schijnen onversaeght.
 
My dunckt ick voel wat worm hun boos geweten knaeght.
DE GRAVEN. BIECHTVADER.
De Graven:
1790[regelnummer]
Die last is uitgevoert, al 't Rijck aen ons verbonden.
 
Heer Talbot, voort te post, te paerde hene, om Londen,Ga naar voetnoot1791
 
Van hoope en vrees beknelt, te zeegnen met dees maer,Ga naar voetnoot1792
 
Waer op het heeft met smart gevlamt zoo menigh jaer.Ga naar voetnoot1793
 
Wat opspraeck hier op vall' by Koningen en Heeren,Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Dat staet niet ons, die slechts bedienaers zijn, te keeren;Ga naar voetnoot1795
 
Maer zelf de Koningin, en 't gansche Parlement.Ga naar voetnoot1796
 
Oock is het hoogh verraet de weerelt door bekent.
 
Laet vry den Roomschen Draeck met zeven hoofden lastren,
 
En die, van Godt veraert, den puren teckst verbasteren;Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Rechtschapen Engelsman weet beter, en beseft
 
Den noot en 't Rijcksgevaer, eer 't ongeval hem treft.
 
Hy weet hoe noode wy ons dierverplichte neckenGa naar voetnoot1802
 
Begaven onder 't juck van 't nootrecht te voltrecken.Ga naar voetnoot1803
 
Ja zelf tot belgens toe der wijste Majesteit,Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
Die met haer eige hant ons dit heeft opgeleit.
 
Hy ziet op perckement, getuigen, blijcken, zegels,Ga naar voetnoot1806
 
Op nootwet, erfgewoonte en welgegronde regels,
 
By oude ervarenheit beslepen, vast gestelt,Ga naar voetnoot1808
 
Tot nootweer tegens moort en lagen en gewelt,
1810[regelnummer]
En wat men wijders brouwe, om listigh in te sluipen,Ga naar voetnoot1810
 
Het Recht van Godts gemeente en staten t' onderkruipen.Ga naar voetnoot1811
[pagina 237]
[p. 237]
 
Heer Amias, bezorgh dat al het overschotGa naar voetnoot1812
 
Van toestel, bijl en block, en kussen en schavot,
 
Behangsels, beckens, bloet, en wat de scherreprechter
1815[regelnummer]
Van kleedren of cieraet genoten hebbe, of echterGa naar voetnoot1815
 
Verwacht, gezuivert werde, en gansch tot asch verbrant,
 
Op dat afgodery en haet en misverstantGa naar voetnoot1817
 
Geen stof tot kerckschandael of weerwraeck hier uit vissche;
 
En dit begraven blijf met haer gedachtenisse.
1820[regelnummer]
Hoe nu, wie breeckt ons 't hooft met huilen en gezucht?
 
Dit jancken is onnut, dit ydele gerucht:Ga naar voetnoot1821
 
Men staecke al dit gesteen: Mevrouw verlost van pijne
 
Is doof voor uw gekerm. Men schuive de gordijne,Ga naar voetnoot1823
 
En drijfze van het lijck. De ziel vooruitgetreên,
1825[regelnummer]
Bevint geen baet of troost by Babels lijckgebeên.Ga naar voetnoot1825
Biechtvader:
 
Ghy Heeren, matight toch en toomt wat uwen toren:
 
Wy zijn in dat geloof gewonnen en geboren,
 
En droncken 't met de melk van moeders borsten in.
 
De Joffers, doot van rouw, om haere Koningin,
1830[regelnummer]
Ontlasten het gemoedt, en zijnze 't zielrecht schuldigh.Ga naar voetnoot1830
De Graven:
 
Zy heeft haer schult betaelt: wat raest ghy ongeduldigh
 
En steurt de rust van 't huis! dit kermen komt te spa.
Biechtvader:
 
Ons bloode hoope drijft voortaen op die gena,Ga naar voetnoot1833
 
Dat ons 't gebalsemt lijf, wiens ziel met Gode ruste,Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
Naer 's overleêns verzoeck, magh vrijstaen van dees kusteGa naar voetnoot1835
 
Te voeren in den schoot der moeder, of het graf,
 
Daer heur gemael Francois zijn kroonen met den staf
 
Zoo vroegh heeft afgeleit, en wacht zijn wedergade.
 
't Verzoeck is kleen: gedenckt of hy en zy 't u bade.Ga naar voetnoot1839
De Graven:
1840[regelnummer]
Wat grafstede, of wat graf, wat staetsi 't lijck verbeit,Ga naar voetnoot1840
 
Dat staet het minste aen ons, maer aen haer Majesteit,
 
En eischt beraet en tijdt: men magh u eer niet slaecken:Ga naar voetnoot1842
[pagina 238]
[p. 238]
 
Terwijle blijf de kist, van niemant te genaecken,
 
Besloten in de zael, bewaeckt met wacht en slot,
1845[regelnummer]
En wachte t'zijner tijt het hoffelijck gebodt:Ga naar voetnoot1845
 
Doch magh ons gissing nu een wijl voorhene draven;Ga naar voetnoot1846
 
Wy zien de doode haest te Petersburgh begravenGa naar voetnoot1847
 
Met overdaet van pracht, by Koningin Katrijn,Ga naar voetnoot1848
 
En dezen sleep, in rouw en jammerlijcken schijn,Ga naar voetnoot1849
1850[regelnummer]
Haer volgen achteraen; daer drang van menschen leere,
 
Hoe licht het wanckel radt der hoven ommekeere.
Biechtvader:
 
O zalige Katrijn! ô bloem van Arragon!
 
Die nu zoo lieflijck slaept, men zagh u, als een zon,
 
In tranen ondergaen, terwijl uw deughden bloncken;
1855[regelnummer]
En zal uw wederga, Marie, neergezoncken
 
Beneffens uwe kist, en onder eenen zerck,Ga naar voetnoot1856
 
Verzellen uw gebeente, in Godts ontwijde kerck;Ga naar voetnoot1857
 
Zoo troost malkandre noch. Hoe past ghy twee te gader,
 
In leven en in doot! De moeder en de VaderGa naar voetnoot1859
1860[regelnummer]
Verdruckten u te hardt, ja buiten schijn van schult;Ga naar voetnoot1860
 
De dochter leerde dees de lessen van gedult:Ga naar voetnoot1861
 
Het strecke u beide om hoogh tot rijcker martelzegen;Ga naar voetnoot1862
 
Terwijl wy hier benaeut, gekerckert, en verlegen,Ga naar voetnoot1863
 
Ons spieglen aen uw kruis, der vromen eigen lot.Ga naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Zoo groeie en bloei de Kerck: zoo ga men recht naer Godt.

EINDE.

voetnootvs. 1463
't pack der sterflijckheit: de last van haar sterfelik lichaam.
voetnoot1464
t'effens: tegelijk; een: een zelfde.
voetnoot1465
om laegh, op alle tongen: hier op aarde in de herinnering van alle onderdanen.
voetnoot1466
druck: smart.
voetnoot1469
bits: boosaardig.
voetnoot1470
van: door.
voetnoot1471
vleeschbanck: slachtbank.
voetnoot1472
eens: nu.
voetnoot1473
reede: gereed; braef: vastberaden; martelperck: de plaats van haar martelaarschap.
voetnoot1475
op 't leste spoor: bij haar laatste gang.
voetnoot1476
van luttel stoets: door een klein gevolg.
voetnoot1479
schijn: toestand.
voetnoot1480
Niet zonder (versterkend): in volle goudglans.
voetnoot1481
ingestreken: binnentreden.
voetnoot1482-83
Verwondert en bedroeft hangen af van dootzale (1481) en hebben dus betrekking op de aanwezigen; avontstont der schoonheit: ondergaande, ten dode gedoemde schoonheid; wont: zou kunnen wonden, treffen.
voetnoot1488
van: door.
voetnoot1492
Roozenhoet: rozenkrans.
voetnoot1493
gesleten en gestreken (proteron hysteron): als bewijs van haar ijverig gebed.
voetnoot1494
vast: reeds; Kalvaer: de Kruisberg.
voetnoot1496
drijft voor: drijft voor zich uit; zonder hoornen: zonder de uiteinden van de maansikkel, dus de volle, blanke maan.
voetnoot1498
schijn: toestand, omstandigheden.
voetnoot1499
traptze op: vertreedt ze, minacht ze.
voetnoot1500
om 't uiterste verlegen: verlang naar de beschrijving van haar laatste ogenblikken.
voetnoot1505
gemoeten: ontmoeten, in aanraking te komen met de onschuldige.
voetnoot1508
struicken: afstammelingen.
voetnoot1509
ruicken naer: in de reuk staan van.
voetnoot1510
naere: sombere, angstwekkende.
voetnoot1511
steigren: opstijgen; lustprieel: lusthof, paradijs.
voetnoot1512
kou: kooi.
voetnoot1515
een open: een opening.
voetnoot1520
als onverwezen: alsof er niet gevonnist was.
voetnoot1521
Beal: Robert Beale, door de rechtbank gezonden. Beal moet tweelettergrepig gelezen worden.
voetnoot1522
gedult: lijdzaamheid.
voetnoot1525
stier en ossehoornen: bijbels getinte beeldspraak, symbolies voor de wrede vijanden die hem omringden.
voetnoot1527
met uw tong: door uw gerechtelike uitspraak, uw doodvonnis.
voetnoot1530
In 't zaligh Engelsch Rijck: het engelen-rijk (met de bij Vondel gewone woordspeling).
voetnoot1532
staet: toestand.
voetnoot1533
vast: voortdurend.
voetnoot1536
vorderen: vragen.
voetnoot1538
De boosheit (Dat.).
voetnoot1541
stack op: verhief haar stem, begon plotseling te schreien, als werd ze krankzinnig.
voetnoot1542
benaeuden: angstwekkende.
voetnoot1543
schavottrauwanten: beulen.
voetnoot1544
vernamze: merkte haar op.
voetnoot1545
vast: voortdurend; op den mond te kloppen: zich in te houden, stil te zijn.
voetnoot1548
Fletcher: de deken van Petersborough; zie vs. 853 en 1567; prevelen: minachtend bedoeld, evenals ratelen en revelen (dwaze praat uitslaan) en vs. 1549.
voetnoot1550
verlegen om: bekommerd met.
voetnoot1552
in zijn woort: in de rede; met schrift verbloemde: die hij met bijbelteksten opsierde.
voetnoot1553
Naer 's afgronts stijl: op de manier van de hel, d.i. van het verderfelike Protestantisme; valsch: ten onrechte.
voetnoot1554
schijndeught: synoniem van huichelaer (1551).
voetnoot1555
Kort voor haar sterven het goed recht van het doodvonnis nog zou erkennen, d.w.z. haar schuld zou belijden.
voetnoot1556
het lijf ophoudt by: zich in het leven houdt, zijn brood verdient door.
voetnoot1557
Zijn glossen op dien teckst: zijn kommentaar bij die afgeperste schuldbelijdenis van de preekstoel zou verkondigen (uitkraeien is weer minachtend bedoeld).
voetnoot1558
azen: voeden, d.w.z. dat verhaal voorzetten aan; zuiver (weer met woordspeling): op Puriteinse wijze.
voetnoot1559
had herkaeuwt: had vernomen en weer oververteld.
voetnoot1560
een' krancken troost: een zwakke troost. Spottende woordspeling met de Protestantse kranckentroost, die de stervenden voorgelezen werd (vgl. Deel 3, 339).
voetnoot1561
ben getroost: berust er in.
voetnoot1564
bieden: bieden aan.
voetnoot1566
bescheit: juist inzicht.
voetnoot1567
De Kentenaer: Fletcher (vgl. vs. 853).
voetnoot1570
pant: kostbaar bezit.
voetnoot1572
door: door middel van.
voetnoot1573
't afgebeelde heil: Christus zelf, de Heilant, door het crucifix afgebeeld; by: door.
voetnoot1575
opgetoge: in gespannen aandacht toeziende.
voetnoot1576
verlegen met: ontdaan over (vgl. vs. 1550).
voetnoot1583
mijn leven: gedurende mijn leven.
voetnoot1585
waerdigh zy: zou verdienen; sneven: vallen, sterven op 't schavot.
voetnoot1586
opleide: ten laste legde; vleck: smet, iets misdadigs.
voetnoot1588-89
Mijn eenigh welbehagen omhelst enz.: de bedoeling is: mijn enig welbehagen bestaat daarin, dat ik in dit crucifix mijn Heer mag omhelzen.
voetnoot1591
Bezuurt: smartelik ondergaan; gerusten: veilige.
voetnoot1594
vlecken: zonden.
voetnoot1604
bejegenen: tegemoet te treden.
voetnoot1606
zelf: zelfs.
voetnoot1607
bloet: bloedverwante.
voetnoot1608
schijngerecht: de rechtbank, die het recht verkracht had.
voetnoot1609
vloecken: misdadigers, degenen die haar misdaan hadden.
voetnoot1610
beveeltze: vertrouwt ze toe.
voetnoot1611
vast: voortdurend, herhaaldelik.
voetnoot1619
vaerdigh is: gereed staat.
voetnoot1620
heiloos: heilloos, smadelik.
voetnoot1621
snootheit: schande, vernedering; die haer geensins staet te lijden: die zij volstrekt niet wil dulden.
voetnoot1622
Ontzeit: weigert, slaat af; edelmoedigheit: fierheid.
voetnoot1625
kruistze: zegent ze met het kruisteken.
voetnoot1629
Die haar blinddoeken; de doek is als gewijd door de aanraking van de heilige.
voetnoot1631
Haer verf verschoot: verbleekte; levendige verf: gewone gelaatskleur.
voetnoot1633
bezwijck: begeef, verlaat.
voetnoot1638
oprechte: rechtschapen, vrome.
voetnoot1641
den palm gestreken: de palm der overwinning behaald.
voetnoot1646
ree: reeds.
voetnoot1648
van: door.
voetnoot1649
moeten: mogen.
voetnoot1652-53
de diamanten der oogen: de glanzende ogen.
voetnoot1654
roockend: dampend.
voetnoot1656
tergen: prikkelen (tot wraak).
voetnoot1657
Herodias: Elisabeth wordt hier Herodias genoemd, omdat deze - evenals zij - het afgeslagen hoofd (van Johannes de Doper) verlangde te zien.
voetnoot1659
gesteurt: ontdaan; onbewust: onbekend (met de gang van het proces) en dus onschuldig.
voetnoot1660
assen: meerv. van asch, voor het oog gelijk gespeld met het rijmwoord: verrassen; 's overledens: eigenaardig, als genitief bij een vr. woord (evenzo in vs. 1835).
voetnoot1661
geest: schim, geestverschijning; des midnachts: te middernacht.
voetnoot1663
haer bancket: haar lekkerste spijzen (oorspr. feestmaal; dan het daar genuttigde, in 't biezonder bij het nagerecht); eeck: edik, azijn.
voetnoot1664
spoocken: droombeelden.
voetnoot1665
wil: zal; uitroocken: uitdampen. Het hart zal zich in damp oplossen, de hersens benevelen en dan uit het hoofd ontwijken.
voetnoot1666
Bezwalcken: bezoedelen; bang zweet: angstzweet.
voetnoot1667
naere: angstwekkend; verbaest: verbijsterd.
voetnoot1669
Razerny: Furie.
voetnoot1670
haer struick verdorre: haar Stamhuis (met haar) uitsterft.
voetnoot1672-73
Deze verzen wijzen op een vertoning evenals vroeger in de Elektra - waarvoor gordijnen op de achtergrond van het toneel geopend werden (zie vs. 1823). Het is hier evenwel geen zogenaamde ‘stomme’ vertoning, want de Rey, die het lijk omringt, heft de volgende jammerklachten aan.
voetnoot1676
knap: snel.
voetnoot1678
verslenssen: verleppen.
voetnoot1681
niet: niets.
voetnoot1682
gaet strijcken: gaat heen.
voetnoot1692
scherpe stralen: doordringende blikken, hier met pijlen (stralen) vergeleken.
voetnoot1695
Dolfijn: Dauphin, kroonprins.
voetnoot1699
t'effens: tegelijk.
voetnoot1700
Schenkaedien (drielettergrepig): met oudere spelling, maar waarschijnlik reeds met de klank van het Franse -age.
voetnoot1704
't geluck: het lot.
voetnoot1706
vermanen: smeken.
voetnoot1710
Gedult: weest lijdzaam.
voetnoot1713
van: door (evenzo in 1718).
voetnoot1715
d'eerste misdaet: de zondeval in het Paradijs.
voetnoot1730
droeve: sombere.
voetnoot1732
Sint Jan: Johannes de Doper. In de hemel zetelen Maria (vs. 1724) en Sint Jan het hoogst. Zij liggen rechts en links van de Godheid geknield.
voetnoot1735
dertele ongenade: ongenadige loszinnigheid.
voetnoot1736
Tirannin: Herodias (vgl. vs. 1657).
voetnoot1739
bancketten: feestmaal.
voetnoot1747
Wettigh: voor hun geloof.
voetnoot1752
Met d'overleên: in gezelschap van de gestorven Maria Stuart.
voetnoot1755
Ontzagh: vreesde.
voetnoot1756
Babel als symbool van het ongeloof, de ketterij. In vs. 1825 wordt het omgekeerd door de tegenpartij gebruikt!
voetnoot1758
Wyklefs helsche borst: Wycliff of Wiclef (1330-84), hoogleraar te Oxford, Engels kerkhervormer, vertaalde de Latijnse bijbel in het Engels. Door het concilie van Constanz werd hij als ketter veroordeeld, en daarop verbrand.
voetnoot1765
Verhit op outheits roof: belust op de buit bij kerkplundering (vergelijk vs. 1763); outheit: het oude geloof.
voetnoot1766
Volstandige: die volhard heeft in het geloof.
voetnoot1768
paddepoel: het aardse tranendal.
voetnoot1770
besprengen: besprenkelen.
voetnoot1776
Maryen: de drie Maria's, die op Paasmorgen naar Christus' graf togen: Maria Salome, Maria Jacobi en Maria Magdalena.
voetnoot1777
Emanuël: Christus, Gods zoon.
voetnoot1780
Als: evenals.
voetnoot1782
Onzatte: onverzadigbare.
voetnoot1786
Verbijt: bedwing.
voetnoot1787
tronien: gezichten (zonder de ongunstige kleur van het tegenwoordig taalgebruik); van: door; ingenomen: bezet, verwrongen.
voetnoot1791
Heer Talbot: zoon van de graaf van Shrewsbury, die terstond na de onthoofding met een brief naar Londen gezonden werd; voort: dadelik.
voetnoot1792
te zeegnen met: gelukkig te maken met.
voetnoot1793
gevlamt op: vurig verlangd naar.
voetnoot1794
opspraeck: kritiek, afkeuring.
voetnoot1795
bedienaers: uitvoerders van de gegeven last.
voetnoot1796
zelf de Koningin: de Koningin zelf.
voetnoot1799
van Godt veraert: van God afvallig geworden; den puren teckst: de zuivere bijbeltekst, door Roomse uitlegging verbasteren.
voetnoot1802
dierverplichte: met een dure eed verbonden.
voetnoot1803
nootrecht: het strenge recht dat voltrokken moet worden (Ned. Wdb. IX, 2081).
voetnoot1804
Ja zelf tot belgens toe: ja zelfs op gevaar af, hare M. te vertoornen.
voetnoot1806
blijcken: bewijzen.
voetnoot1808
By oude ervarenheit beslepen: door rijpe ervaring nauwkeurig geformuleerd.
voetnoot1810
wijders brouwe: verder berame.
voetnoot1811
onderkruipen: ontduiken.
voetnoot1812
Amias: Paulet; bezorgh: draag zorg.
voetnoot1815
genoten hebbe: als aandeel gekregen heeft; echter: later.
voetnoot1817
misverstant: onenigheid, twist.
voetnoot1821
jancken: jammeren.
voetnoot1823
Men schuive de gordijne: vgl. de aant. bij vs. 1672.
voetnoot1825
Babels: vgl. de aant. bij vs. 1756.
voetnoot1830
't zielrecht: het recht op de gebeden der achterblijvenden, waar de afgestorvene aanspraak op heeft.
voetnoot1833
bloode: schroomvallige; drijft op die gena: richt zich op (eig.: berust op).
voetnoot1834
ons te verbinden met magh vrijstaen; 't gebalsemt lijf met Te voeren.
voetnoot1835
's overleêns: vgl. vs. 1660.
voetnoot1839
kleen: gering, gemakkelik in te willigen; gedenckt of: neem het in overweging, alsof.
voetnoot1840
staetsi: plechtige uitvaart.
voetnoot1842
u eer niet slaecken: u niet eer vrij heen laten gaan.
voetnoot1845
het hoffelijck gebodt: het bevel van het Hof.
voetnoot1846
Maar als wij de tijd vooruit mogen lopen en raden wat er gebeuren zal.
voetnoot1847
haest: weldra; Petersburgh: Peterborough.
voetnoot1848
by: in de nabijheid van; Koningin Katrijn: Katharine van Arragon, de verstoten gemalin van Hendrik VIII.
voetnoot1849
sleep: gevolg; schijn: toestand; in rouw en jammerlijcken schijn: met uiterlik rouwbetoon.
voetnoot1856
eenen: eenzelfde.
voetnoot1857
ontwijde: waaruit de katholieke eredienst verdreven was.
voetnoot1859
De moeder en de Vader: namelik van Elisabeth: Anna Boleyn en Hendrik VIII.
voetnoot1860
u (met accent): Katharina.
voetnoot1861
De dochter: Elisabeth; dees (met accent): Maria Stuart, gedult: lijdzaamheid.
voetnoot1862
martelzegen: zegen, de martelaren toebedeeld.
voetnoot1863
verlegen: in ellende.
voetnoot1864
der vromen eigen lot: het lot dat voorbestemd is voor de vromen, waaraan alle vromen zich hebben te onderwerpen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius