Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 218]
[p. 218]

Het vierde bedryf

MARIA. REY.
Maria:
 
Myn ziel, eens afgesolt op d'ongestuime barenGa naar voetnootvs. 1214
1215[regelnummer]
Der weerelt, na verloop van vijfmael negen jaren,
 
Verlangt, als 't moede schip, naer een gewenschte kust
 
Van veiligheit, en loopt de haven van de rust
 
Met volle zeilen in, op 't rijzen van de stralen
 
Der zonne, vroeger op om mijn geluck t'onthalenGa naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Met levendiger vier en glanssen danze plagh.
 
'k Begin door 's weerelts damp en nevels nu den dagh
 
Der zaligen te zien, en vrydom te genieten,Ga naar voetnoot1222
 
In 't onbenijde licht, na kerckers en verdrietenGa naar voetnoot1223
 
En ketens zonder endt. Het juichende gemoedtGa naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Begeert naer zulck een prijs te rennen door het bloedtGa naar voetnoot1225
 
Der adren, en om hoogh t'aenschouwen, vol genoegen,
 
Hoe hier de vyanden, geknaeght en bleeck van 't wroegen,Ga naar voetnoot1227
 
En onverzaet van wraeck, geen vatten vinden aenGa naar voetnoot1228
 
't Onsterflijck deel, de ziel, nu 't lichaem moet vergaen.
Rey:
1230[regelnummer]
Och! och! ghy Koningen van Engelschen en Schotten,
 
Hoe stappen nu helaes! uw dochters de schavotten
 
In ste van troonen op. Wat is ons bang te moe'!
 
Men vloeckt uw afkomst zelf den scherreprechter toe.Ga naar voetnoot1233
 
Waer toe vervalt de stam der Koningen, eilaci!
Maria:
1235[regelnummer]
Gelooftme, dat de dagh van mijne bruiloftstaetsi,Ga naar voetnoot1235
 
Die my, door zulck een' drang van 't juichende Parijs,Ga naar voetnoot1236
 
Te kercke en koore leide, in 't bruiloftsparadijs,
 
Daer 't eenigh oir des Rijcks Francois op 't heerlijckst praelde,
 
En in de bloem der jeught zijn lieve Bruit onthaelde,Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Noit blijder scheen dan nu in mijn ontloken hart.Ga naar voetnoot1240
[pagina 219]
[p. 219]
 
Schept moedt, ick zie het honck van mijn gelede smart.Ga naar voetnoot1241
 
De weerelt is maer rook met al haer ydelheden,
 
Een oogenblick, een niet. De mensch, die hier beneden
 
Iet zekers zoeckt, is blint. Wat baet een hantvol tijt?Ga naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Terwijl men grijpt naer 't aertsch zoo wort men 't hemelsch quijt.
Rey:
 
Waer vinden wy een' schilt om dezen slagh te schutten?Ga naar voetnoot1246
 
Wie zal ons nu met troost en voorspraeck onderstutten?
 
Och, och! wy gaen Mevrouw, ons aller noothulp, quijt.Ga naar voetnoot1248
 
O zware nederlaegh, na zulck een' zwaren strijt!
Maria:
1250[regelnummer]
Betrouwt op Godt, die kan uw schade licht vergoeden:
 
Die groote Koningk zal zijn kinders wel behoeden.
 
'k Beval u aen de kroon van Vranckrijck door mijn pen.Ga naar voetnoot1252
 
Indien ick het gemoedt van Koningk Henrick ken,
 
Hy zal om mijnent wil u alle gunst betoonen,
1255[regelnummer]
Met zoo veel gunstigen als aen de Seine woonen;Ga naar voetnoot1255
 
Daer ick, zoo veel mijn woort by mijnen Heer vermoght,Ga naar voetnoot1256
 
Een ieder heb verplicht, en aen mijn trouw verknocht.Ga naar voetnoot1257
 
Genoeght u met het geen ick ieder heb besproken:Ga naar voetnoot1258
 
Het heeft my niet aen wil, maer aen de maght ontbroken.
1260[regelnummer]
De tijdt verloopt: men wacht ons komste daer beneên;
 
Dies knielt, en onderstut mijn uiterste gebeên.Ga naar voetnoot1261
 
Myn Hartekenner, die daer boven
 
Uw' stoel met Cherubijnen schraeght,Ga naar voetnoot1263
 
En aller sceptren scepter draeght,
1265[regelnummer]
Daer d'Engelen u eeuwigh loven,
 
En Eendraght en Rechtvaerdigheit
 
En liefde en Trouw met blyschap kroonen,
 
Op nimmer wanckelende troonen;
 
Aenbiddelijcke Majesteit,
1270[regelnummer]
Ontfarm u mijner: sla uw oogen,
 
Uw alziende oogen, uit gena
 
Op my, uw dienstmaeght, die nu ga
 
Veroordeelt, zonder mededoogen,
 
Gelijck een Offerhande, daer
[pagina 220]
[p. 220]
1275[regelnummer]
Ick, na veel smaets, mijn bloet ten leste
 
En al mijn aders geef ten beste,Ga naar voetnoot1276
 
Ter eere van het Roomsche altaer,
 
En uwen grooten naem ter eere.
 
Ontfarm u myner, die mijn RijckGa naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
En staf en purper acht als slijck,Ga naar voetnoot1280
 
En voor uw kroon mijn kroon verneêre.
 
Versterckme tegens dezen slagh,
 
Den slagh, die lijf en ziel zal scheiden:
 
Dat my uw Engelen geleiden,
1285[regelnummer]
Daer ick uw' naem betuigen magh:Ga naar voetnoot1285
 
Gelijck ick, vroom en zonder smette,
 
Betuighde uw Waerheit in den nacht
 
Der ketteryen, schoon haer maghtGa naar voetnoot1288
 
My hierom uit den erftroon zette.
1290[regelnummer]
Alwetende, aldoorstralend Licht,
 
Ghy kent al wie van 't licht verbastert,Ga naar voetnoot1291
 
Verblint door staetzucht, brult en lastert,Ga naar voetnoot1292
 
En mijn onnozel bloet betight.
 
Indien ick uwen naem belye,
1295[regelnummer]
En eere Vader, Zoon en Geest;
 
Is immermeer my waert geweestGa naar voetnoot1296
 
De Naem van JESUS en MARYE;
 
Zoo reken niemants ziel tot schultGa naar voetnoot1298
 
Haer onrechtvaerdigheit en boosheit.
1300[regelnummer]
Vergeef, vergeef het 's menschen broosheit:Ga naar voetnoot1300
 
Versterck mijn zwackheit met gedult:
 
En magh ick mijnen wensch verwerven,
 
De Godsdienst leve door mijn sterven.Ga naar voetnoot1303
Rey:
 
Zy kloppen voor de deur: een voorbo van de doot.
1305[regelnummer]
Waer bergen wy Mevrouw, in 't nijpen van den noot?
 
Men komt ons onzen troost en toeverlaet ontrucken.
 
Wat raet? wat gaet ons aen? Mevrouw zal moeten bucken.Ga naar voetnoot1307
 
Marie, bidt voor ons: Marie, bergh Mevrouw.Ga naar voetnoot1308
 
Och! berght de Koningin: waer blijven wy van rouw!Ga naar voetnoot1309
[pagina 221]
[p. 221]
Maria:
1310[regelnummer]
Mijn dochters, zijt getroost: ghy kunt met al dit kermenGa naar voetnoot1310
 
En jammeren ons niet beschutten, noch beschermen:
 
De tranen baten niet, en zijn een kranck geweer.Ga naar voetnoot1312
 
Vergeefs omhelst ghy ons: uw armen zijn te teêr,
 
De vyanden te sterck, en zonder mededoogen.
1315[regelnummer]
Genoeght u aen Godts wil: hy roept my uit den hoogen:Ga naar voetnoot1315
 
My dunckt ick hoor zijn stem. Nu sus, mijn kinders, sus:Ga naar voetnoot1316
 
Ontfangt den lesten groet, Maries lesten kus.
 
Mijn kinders, matight u: ghy zult in droefheit sticken:
 
't Is wijsheit zich naer tijts gelegenheit te schicken,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Te kunnen sterven, als men immers sterven moet.Ga naar voetnoot1320
 
Volhardt in 't out geloof, het welck ick met mijn bloet
 
Bezegel, en zoo wijdt gehoorzaemt d'overheden.Ga naar voetnoot1322
 
Schept moedt: gedenckt mijn ziel voor Godt in uw gebeden.
DE GRAVEN. MARIA. MELVIN.
De Graven:
 
Mevrouw, op hope dat ghy heden zijt bereit
1325[regelnummer]
Den last der Koninginne, u gistren aengezeit,
 
Te volgen, komen wy ('t behage u) dien vertoogen.Ga naar voetnoot1326
 
Daer ziet ghy d'eige hant, bezegelt voor uw oogen.
 
Ontschuldigh ons: het is de wil der Majesteit.Ga naar voetnoot1328
 
De hemel, zoo het schijnt, heeft u dit opgeleit.
Maria:
1330[regelnummer]
Ick heb my onder Godt en zijnen wil gegeven,Ga naar voetnoot1330
 
En vindt meer zoetigheits in sterven dan in leven.
 
Ick ben gereet de doot, oock zonder ongedult,Ga naar voetnoot1332
 
t'Ontmoeten op het spoor, daer ghy my leiden zult.
Melvin:
 
Bedruckte Koningin, ô steun der vrome zielen,Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Ghy ziet op 't uiterst hier onwaerdigh voor u knielen
 
Een' dienaer, wien het druckt u heden in dien schijnGa naar voetnoot1336
 
t'Aenschouwen, en verplicht door uw gena te zijn
 
De tijding van uw eindt naer Edenburgh te brengen.
[pagina 222]
[p. 222]
 
Helaes, wat moeten wy, nu Godt dit lijdt, gehengen!Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Hoe durven wy, helaes! bewust van uwen noot,
 
Ververschen by den zoon zijn moeders droeve doot.Ga naar voetnoot1341
Maria:
 
Mijn waerde Melvin, ô mijn willige en getrouwe,
 
Wat weent ghy te vergeefs, en mat u af van rouwe?
 
't Is ydel dat ghy om Marie tranen schreit:
1345[regelnummer]
Ghy zult haer heden zien van alle zwaericheit
 
En jammeren geslaeckt, van hartewee ontslagen.Ga naar voetnoot1346
 
'k Bezweer u heen te gaen, mijn' zoon de tijding dragen,
 
Hoe ick stantvastigh leefde, en sterve wel gerust
 
In 't Katholijck Geloof, van geen verraet bewust.
1350[regelnummer]
'k Vermaen hem, over wien my 't hart zoo heeft gehangen,
 
Het zelve Roomsch Geloof, van hant tot hant ontfangen,Ga naar voetnoot1351
 
Uit zijner vadren mont, t'omhelzen, voor te staen,
 
En in gerechtigheit en pais den onderdaen
 
Te stieren, zonder zich in 't minst te stellen tegenGa naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Elizabeth, waer op hem d'allerhooghste zegen'.
 
Ick heb ons errefrecht bewaert in zijnen glans,Ga naar voetnoot1356
 
En trouw aen 't Schotsche Rijck, getrouw volhart by 't Fransch.Ga naar voetnoot1357
 
O Godt! vergeef het hun, die my het licht misgonnen,
 
En hijgen naer mijn bloet, als 't hart naer versche bronnen.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Mijn Hartekenner, die de zon der waerheit zijt,
 
En ziet my door en door, en meet een ieders tijt,
 
Ghy weet het, kan het niet by al mijn daden blijcken,Ga naar voetnoot1362
 
Hoe zeer ick d'eendraght zocht der beide Koningkrijcken;
 
Hoe garen ick het vier van tweedraght zagh gedooft,
1365[regelnummer]
En 't lichaem van dit lant verknocht aen 't eenigh hooft.Ga naar voetnoot1365
 
Mijn moedt loopt over: kan ick, zonder traen te laten,Ga naar voetnoot1366
 
Verkroppen al 't verdriet, by d'oprechtste onderzatenGa naar voetnoot1367
 
Voor Godts altaer en eere en Kristus zaeck geleên,
 
En mijn onnozelheit, door rampen afgestreên.Ga naar voetnoot1369
Melvin:
1370[regelnummer]
Doorluchtighste Princes, hy haele uw' geest in vrede,
 
Die alle harten kent. Ick wil uw afscheitrede
[pagina 223]
[p. 223]
 
En uiterste oorlof trouw verhalen uwen zoon.Ga naar voetnoot1372
 
De hemel roept uw ziel tot een volmaeckter kroon
 
Dan deze, kort van duur, en zorgelijckst te heffen,Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Daer 's weerelts buien eerst gekroonde hoofden treffen.
 
Ick kus eerbiedighlijck (als 't wezen moet) dees hant,Ga naar voetnoot1376
 
Den scepter toegewijt, en neem door zulck een pant
 
Van onverdiende gunst verlof, ter droevige ure,Ga naar voetnoot1378
 
En wensch, dat d'allersterckste uw gangen stercke en sture.
Maria:
1380[regelnummer]
Ghy Heeren, magh het zijn, bezorght dat mijnen stoetGa naar voetnoot1380
 
En arrem hofgezin niet anders werde ontmoetGa naar voetnoot1381
 
Dan eerlijck en beleeft; en zy, voor veel verdrieten,Ga naar voetnoot1382
 
Geproeft in mijnen dienst, de slechte vrucht genieten,Ga naar voetnoot1383
 
Uit Stuarts armoe noch hun nootdruft toegeleit.Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Vergunt my, daer ick sterf, hun tegenwoordigheit,Ga naar voetnoot1385
 
En mijnen Biechtvaer mede, om my ten steun te strecken.
 
Verguntze, na mijn doot, in vryheit te vertrecken,
 
Ter plaetse, daer de noot hen voere, op Godts geley.Ga naar voetnoot1388
De Graven:
 
Men staet u 't eerste toe: maer 't leste moght geschrey
1390[regelnummer]
En kermen en misbaer en bygeloof verwecken.
 
Onnutte sleep kan slechts d'ellende langer recken,Ga naar voetnoot1391
 
Ontstichten al de zael, en stooren het Gerecht.
Maria:
 
Ontzeit men ons, helaes! een be zoo kleen en slecht?Ga naar voetnoot1393
 
Dat zou Elizabeth de Zuster niet ontzeggen.
1395[regelnummer]
Wat hoeft men veel bewijs, om dit te wederleggen?
 
Dees droeve Joffers, dit rampzaligh hofgezin
 
Verzoecken slechts verlof van hare Koningin
 
Te nemen: oock vereischt de staet en eer der vrouwen
 
Dat kamenieren noch haer vrouw gezelschap houwen.
1400[regelnummer]
'k Verbinde my, beloof en stel my in voor haer,Ga naar voetnoot1400
 
Dat geen van allen u zal stooren door misbaerGa naar voetnoot1401
 
In 't uiterste. Ick bezweer u by dien eeuwigh levenden,Ga naar voetnoot1402
[pagina 224]
[p. 224]
 
Ontzeght toch nu de nicht van Henderick den Zevenden,Ga naar voetnoot1403
 
Elizabeths verwante en maeghschap voor altoos,
1405[regelnummer]
Een boedelhoudtster van gansch Vranckrijck en Valois,Ga naar voetnoot1405
 
En dit gezalfde hooft der Schotten niet een bede,
 
Een nootbe, van geen Turck, noch Tarter, woest van zede,Ga naar voetnoot1407
 
Oit Kristensch mensche ontzeit: of gelt hier stam noch bloet;
 
Zoo laet de tederheit van 't vrouwelijck gemoedt,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Van een verweze weeuw zoo veel by u vermogen:Ga naar voetnoot1410
 
Geen steenrots is zoo hardt, of wort noch wel bewogen.
De Graven:
 
Mevrouw, verkies dan zelf hier zes of zeven uit.
 
Belieft het u, wy gaen u voor op dit besluit.Ga naar voetnoot1413
REY VAN STAETJOFFEREN.
Zangk:
 
Ontfangt dees bron der marteladren,Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Ghy Engelen, nu treet
 
Haer tegen: zy vergeetGa naar voetnoot1416
 
Haer volck en vaders huis,
 
Gesproten uit Ferguis,Ga naar voetnoot1418
 
Dien ouden stam, en hondert vadren;
1420[regelnummer]
Al Koningen, van Godt geschapen
 
Ten scepter, ingewijtGa naar voetnoot1421
 
In 't aenzicht van den Nijt;Ga naar voetnoot1422
 
Gezalft van eeuw tot eeuw.
 
O roode Koningsleeuw
1425[regelnummer]
In 't gouden velt van 't Schotsche wapen,Ga naar voetnoot1424-25
 
Hoe durvenze uw Leeuwin benaeuwen!
 
Hoe ziet men haer zoo tam
 
Verandren in een lam,
 
Sneeuwit van vacht en vlock,
1430[regelnummer]
Verscheuren door den wrock
 
Der Luipaerdinne, scherp van klaeuwen!
[pagina 225]
[p. 225]
Tegenzangk:
 
Men kon den gront der KetterdommenGa naar voetnoot1432
 
Niet leggen dan verwoet
 
In dier tieras van 't bloetGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
En vleesch der STUARDIN,
 
Die Fenixkoningin,Ga naar voetnoot1436
 
In top van glori opgeklommen;
 
Gesteigert na twee duizent jarenGa naar voetnoot1438
 
Door d'ongesteurde ry
1440[regelnummer]
Van d'opperheerschappy,Ga naar voetnoot1439-40
 
Wiens ongedwongen stafGa naar voetnoot1441
 
Noit Cezars schatting gaf,
 
En eeuwigh flickerde op de baren.Ga naar voetnoot1442-43
 
Waer toe vervallen de geslachten,
1445[regelnummer]
Die d'eerste van EuroopGa naar voetnoot1445
 
Hun hoofden in den Doop
 
Begaven onder dit,Ga naar voetnoot1447
 
Dat Kristus plaets bezit,
 
En Rome gout en wieroock braghten!Ga naar voetnoot1449
Toezangk:
1450[regelnummer]
Wat baet het dat Palladius,Ga naar voetnoot1450
 
Van Celestijn gezonden,
 
Pelagiaensche voncken blusch',Ga naar voetnoot1452
 
En zalve Kristus wonden?
 
Indien, na duizent jaren rust,
1455[regelnummer]
Dit uitgepuurt gebroetselGa naar voetnoot1455
 
Een pest van boosheit langs dees kust,
 
Een Hydra helpe aen voetsel,Ga naar voetnoot1457
 
Dat STUART, twintigh jaer bemuurt,
 
Te deerlijck met den hals bezuurt.Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Dit treurspel aen te zien moght geen van ons gebeuren:Ga naar voetnoot1460
 
Ten minste laet ons gaen het warme lijck betreuren,

voetnootvs. 1214
afgesolt: afgemat door de slingering; ongestuime: onstuimige.
voetnoot1219
t'onthalen: te ontvangen, te aanschouwen.
voetnoot1222
vrydom: vrijheid.
voetnoot1223
onbenijde: dat niet aan nijd blootstaat, waarin men zich veilig voelt.
voetnoot1224
gemoedt: de ziel, die volgens de oude opvatting zetelde in het bloed.
voetnoot1225
rennen (beeld van de wedloop).
voetnoot1227
wroegen: beschuldigen.
voetnoot1228
geen vatten vinden aen: geen vat kunnen krijgen op, geen macht over.
voetnoot1233
vloeckt.... toe: zendt, verwensend.... naar; afkomst: kinderen; zelf: zelfs.
voetnoot1235
bruiloftstaetsi: huweliksplechtigheid.
voetnoot1236
drang: dichte menigte.
voetnoot1239
onthaelde: inhaalde.
voetnoot1240
ontloken: opengegaan (voor de hemelvreugde).
voetnoot1241
honck: tehuis, waar ik van mijn smart bekomen kan.
voetnoot1244
Iet: iets; een hantvol tijt: een korte spanne tijds.
voetnoot1246
schutten: af te weren.
voetnoot1248
gaen quijt: vgl. vs. 1209; noothulp: helpster in de nood.
voetnoot1252
Ik gaf u een schriftelike aanbeveling voor de Franse koning (Hendrik III).
voetnoot1255
gunstigen: mij gunstig gezinden.
voetnoot1256
Daer: waar; mijnen Heer: mijn jonge gemaal Frans II.
voetnoot1257
heb verplicht: aan mij heb verbonden.
voetnoot1258
Genoeght: vergenoegt; besproken: toegedacht.
voetnoot1261
uiterste: laatste.
voetnoot1263
stoel: troon.
voetnoot1276
geef ten beste: opoffer.
voetnoot1279
die heeft betrekking op my, te ontlenen aan het voorafgaande myner.
voetnoot1280
staf: scepter.
voetnoot1285
betuigen (ook in vs. 1287): belijden (Ned. Wdb. II, 2258); vgl. vs. 1294.
voetnoot1288
haer heeft betrekking op ketteryen: het ketterse Engelse hof.
voetnoot1291
't licht: de waarheid; verbastert van (vgl. het vroegere veraert van): vervreemd van.
voetnoot1292
staetzucht: heerszucht.
voetnoot1296
waert: dierbaar.
voetnoot1298
reken.... tot schult: reken aan als schuld.
voetnoot1300
's menschen broosheit: de mens, die immers zwak is.
voetnoot1303
Godsdienst: het Katholicisme.
voetnoot1307
wat gaet ons aen: wat zal ons overkomen.
voetnoot1308
bergh: red.
voetnoot1309
rouw: smart.
voetnoot1310
zijt getroost: schik u in uw lot.
voetnoot1312
een kranck geweer: een zwak wapen, een onvoldoende redmiddel.
voetnoot1315
Genoeght u aen: schik u naar.
voetnoot1316
sus (interjektie): wees stil.
voetnoot1319
naer tijts gelegenheit: naar de omstandigheden.
voetnoot1320
immers: in elk geval.
voetnoot1322
zoo wijdt: zo ver (als ge kunt)?
voetnoot1326
vertoogen: vertonen.
voetnoot1328
Ontschuldigh: verontschuldig.
voetnoot1330
my gegeven: mij begeven, mij gevoegd.
voetnoot1332
zonder ongedult: berustend (ongedult heeft hier de oudere betekenis: het zich niet kunnen schikken in zijn ongeluk (Ned. Wdb. X, 1588).
voetnoot1334
Bedruckte: in verdrukking levende, bedroefde (sterker dan in hedendaagse taal).
voetnoot1336
schijn: toestand.
voetnoot1339
gehengen: dulden (synoniem van lijden).
voetnoot1341
Ververschen: vernieuwen, nl. de smart over haar dood. De bedoeling zal zijn, dat zij voor hem eigenlik reeds gestorven was.
voetnoot1346
geslaeckt: verlost.
voetnoot1351
Het zelve: dat zelfde.
voetnoot1354
stieren: besturen.
voetnoot1356
bewaert: gehandhaafd.
voetnoot1357
by 't Fransch: aan het Franse hof, tijdens haar eerste huwelik.
voetnoot1359
hart: hert; versche bronnen: frisse wateren (zinspeling op het bekende psalmvers).
voetnoot1362
kan het: al kan het; by: door.
voetnoot1365
't lichaem van dit lant: het gehele land.
voetnoot1366
moedt: gemoed.
voetnoot1367
by: door; oprechtste: accent op de eerste lettergreep.
voetnoot1369
En mijn onnozelheit: en voor mijn onschuld; afgestreên: afgemat, uitgeput ten gevolge van de strijd.
voetnoot1372
oorlof: afscheid.
voetnoot1374
zorgelijckst te heffen: slechts met zorgen te dragen.
voetnoot1376
als 't wezen moet: gelijk het mij past.
voetnoot1378
verlof: evenals oorlof: (vgl. vs. 1397) afscheid.
voetnoot1380
bezorght: draagt zorg; mijnen stoet: mijn gevolg; door Vondel blijkbaar als Datief by een onpers. ww: opgevat. Inderdaad is het onderwerp bij werde ontmoet: moge worden bejegend.
voetnoot1381
hofgezin: personeel van het hof.
voetnoot1382
eerlijck en beleeft: met eer en vriendelikheid.
voetnoot1383
Geproeft: ondervonden; slechte: sobere.
voetnoot1384
hun nootdruft toegeleit: geschonken om hen in hun armoedig bestaan te steunen.
voetnoot1385
daer: waar.
voetnoot1388
op Godts geley: onder Gods hoede.
voetnoot1391
sleep: gevolg van dienaren.
voetnoot1393
Ontzeit: weigert (vgl. vs. 1403, 1408); slecht: eenvoudig.
voetnoot1400
stel my in: stel mij borg.
voetnoot1401
misbaer: rouwklachten.
voetnoot1402
In 't uiterste: bij mijn sterven.
voetnoot1403
de nicht: vgl. Inhout, r. 2.
voetnoot1405
boedelhoudtster: langst levende echtgenoot (die in 't bezit van de boedel blijft). (Ned. Wdb. III, 63). Zo noemt Maria zich als weduwe van Frans II.
voetnoot1407
nootbe: bede in de uiterste nood; van: door.
voetnoot1409
tederheit: zwakheid.
voetnoot1410
verweze: veroordeelde.
voetnoot1413
op dit besluit: na deze beslissing begeleiden wij u naar de terechtstelling.
voetnoot1414
dees bron der marteladren: het vloeiende bloed van deze martelaresse(?) (Ned. Wdb. IX, 276). De uitdrukking is vreemd en gezocht; wellicht onder invloed van het woord bronader (Ned. Wdb. III, 1524), dat ook wel op personen toegepast is.
voetnoot1416
tegen: tegemoet.
voetnoot1418
Ferguis: volgens de legende was Fergus, in de vierde eeuw, de eerste koning van Schotland.
voetnoot1421
ingewijt: gekroond.
voetnoot1422
Terwijl de Nijd (vergeefs) toezag.
voetnoot1424-25
In verband met dit Schotse wapen wordt Maria Stuart een Leeuwin genoemd (vs. 1426), evenals Elisabeth, naar het Engelse wapen (drie gouden luipaarden op een rood veld), vergeleken wordt met een Luipaerdinne (vs. 1431).
voetnoot1432
den gront der Ketterdommen: de grondslag van het Protestantisme in Engeland.
voetnoot1434
dier tieras: kostbaar cement (nu samengetrokken tot tras).
voetnoot1436
Fenixkoningin: als de wondervogel Fenix verrezen.
voetnoot1438
Gesteigert: omhoog geklommen.
voetnoot1439-40
Door de onafgebroken reeks van Schotse vorsten.
voetnoot1441
ongedwongen staf: nooit bedwongen scepter.
voetnoot1442-43
Dezelfde gedachte als in de vorige Rei, vs. 1171-75.
voetnoot1445
d'eerste: als eerste, het eerst.
voetnoot1447
dit moet het antecedent zijn van het volgende vers, en dus betekenen: dit gezag, nl. van het Pauselike Rome.
voetnoot1449
gout en wieroock: als weleer de Drie Koningen uit het Oosten.
voetnoot1450
Palladius, een diaken, in 430 door Paus Celestinus naar Schotland gezonden om het Pelagianisme te bestrijden.
voetnoot1452
voncken: de door deze ketterij gestichte brand, die Christus verwondde.
voetnoot1455
Dit uitgepuurt gebroetsel: vgl. vs. 1162: uitgepuurde rotten.
voetnoot1457
Hydra: het monster van de burgeroorlog.
voetnoot1459
Te deerlijck: zeer jammerlik; bezuurt: moet bekopen.
voetnoot1460
treurspel: droevige gebeurtenis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank