Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 261]
[p. 261]

I.V. Vondels
Leeuwendalers. Lantspel.aant.aant.

PAX OPTIMA RERUM.

t'Amsterdam, Gedruckt by Jacob Lescaille.

Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Middeldam, in 't nieuwe Testament, in 't jaer M.D.C. XLVII.



illustratie

[pagina 262]
[p. 262]

VAN 1647. AFGEDRUKT NAAR DE TEKST VAN DE eerste uitgave (t'Amsterdam, Gedruckt by Jacob Lescaille. Voor Abraham de Wees, Boeckverkooper op den Middeldam, in 't nieuwe Testament, in 't jaer 1647), waarvan het titelblad hiervoor typografies is nagevolgd. Unger: Bibliographie, nr. 444.

Het Latijnse titel-motto betekent: Vrede is het hoogste goed.

[pagina 263]
[p. 263]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Den Heere Michiel le Blon, Agent der Kroone en Koninginne van Zweden,
By de doorluchtighste Majesteit van Groot Britanje.Ga naar voetnoot*

MYN HEER,

1 Dichters zijn niet deurgaens zulcke ongeluckige Waerzeggers, of menGa naar voetnootr. 1 2 ziet zomtijts, oock buiten alle hope, gebeuren het geen zy een goede wijl te 3 vore spelden. Dat getuight ons de profecy des Stroomgodts van de Maze,Ga naar voetnoot3 4 die, eenige jaren geleden, den Hollanderen dit voorzong:

5[regelnummer]
Zoo wort met vier het eeuwigh vier gebluscht:
 
Zoo vreet de vlam des hemels taeie roe:
 
En HENRICK houdt de heirbaen van August,
 
En sluit de poort van 't gruwlijck oorloogh toe.

9 Dees vrolijcke dagh, dees gouden dagh is ten lange leste eens opgegaen. 10 Wy hooren de zilvere vredetrompet den VREDE inblazen. Wy beleven hetGa naar voetnoot10 11 geenwe naulix gelooven, namelijck het gewenschte einde des eeuwigen 12 oorlooghs, die den ganschen weereltkloot met zich omtrock, en in eenGa naar voetnoot12 13 gedurige bloetkoortse en onruste hielt. Prins VREDERYCK HENRICK heeftGa naar voetnoot13 14 zijnen naem met de daet, en alle zijne oorlooghstriomfen, en laurieren metGa naar voetnoot14 15 eenen eenigen Vredetriomf, en den gezegenden olijftack gekroont, en ons 16 den Vrede, zijnen lesten adem, tot een geluckigh testament nagelaten. Hier-Ga naar voetnoot16 17 om magh de Hollantsche Melcker, in de schaduwe des beukebooms gedoken,Ga naar voetnoot17 18 den hemel en hem wel ter eere zingen:

[pagina 264]
[p. 264]
 
O Maetelief, ick hou gewis een Godt,
20[regelnummer]
Een Godtheit, holp ons aen dit vreedzaem lot.Ga naar voetnoot20
 
Ick wil hem oock opoffren mijn gedachten,Ga naar voetnoot21
 
En lam en vaers, het puick der kudde, slaghten;
 
Dewijl hy my laet weiden zoo gerust,
 
En spelen wat mijn hart begeert, en lust.Ga naar voetnoot19-24Ga naar voetnoot24

25 Wy mosten dan mede op het spoor van Virgilius (die in 't geruste bezit van 26 zijn hoeve en lantgoet herstelt, Augustus aldus met Herderszangen eerde)Ga naar voetnoot26 27 den Hoogen mogenden Heeren Staten, d'assche van den NassauschenGa naar voetnoot27 28 Vredehelt, uit Keizerlijcken stamme, WILLEM, zijnen eenigen zone, Prince 29 van Oranje, en onze Burgemeesteren, die getrouwe Vredevaderen, dit 30 Lantspel toespelen, het welck wy uwe E. opdragen, die een rechtschapenGa naar voetnoot30-31 31 Neêrlanders aert, uit den bloeienden welstant der Nederlanderen niet dan 32 blyschap kunt scheppen, en wiens onbloedigh ampt eigentlijck bestaet inGa naar voetnoot32 33 Vrede tusschen drie en vier Kroonen aen te voeden en t'onderhouden, enGa naar voetnoot33 34 Koningkrijcken door zachte zijde banden van vrientschap en eendraght 35 onderling te verbinden. Heerlijcke pallaizen zijn zelfs Koningen en hunGa naar voetnoot35 36 Gezanten en Agenten zoo aengenaem niet, of het lust hun zomtijts, tenGa naar voetnoot36 37 platten lande, by simpele herders en ackerluiden, zich te vermeiden, enGa naar voetnoot37 38 hoffelijcke grootsheit en pracht voor kleenheit en eenvouwigheit te ver-Ga naar voetnoot38 39 wisselen. Ghy naemt, om u zomtijts van gewightige bekommeringen wat 40 t'ontlasten, altijt geenen lust in historischilderyen van Vorsten, VorstelijckeGa naar voetnoot40 41 personaedjen, en trotse hofgebouwen, maer oock dickwils in kunstige 42 lantschappen, dorpen, en gehuchten, van boeren en herderen bewoont; 43 en zaeght 'er met genoegen zelfs de Goden uit den hemel, in de gedaente 44 van sterflijcke menschen, den stockouden Filemon en Baucis, onder hun 45 rieten dack vergasten, hun schamele hut in eenen rijcken tempel, hen beideGa naar voetnoot45 46 in boomen veranderen. Hierom durven wy den Heer Agent te vrypostigerGa naar voetnoot46 47 ditmael aen den boerendisch noodigen, op natuurlijck veltgewas, in teene 48 korfkens, houte nappen, en aerdewerck aengerecht. Uwe goetrontheit enGa naar voetnoot48 49 rustigheit zal ons open hart aenzien, dat zich en anderen, op dit gezegendeGa naar voetnoot49 50 vredefeest wenscht, uit danckbaerheit voor zulck een onuitsprekelijcke

[pagina 265]
[p. 265]

51 deught en hemelsche weldaet, te verquicken, en in het groen spelen te voeren,Ga naar voetnoot51 52 zonder gal, zonder erghwaen, zonder de helderheit van dien schoonen zomer-Ga naar voetnoot52 53 schen zonneschijn, en dat zuivere hemelblaeuw met een allerminste neveltje 54 te rimpelen en misverwen. Honighbyen zullen uit deze bloemen niet danGa naar voetnoot54 55 honigh en nekter zuigen. Indien by ongeval een spinnekop hier venijn uitGa naar voetnoot55 56 trecke; het komt by haren aert, niet by de bloem toe. De Voorredenaer zal hetGa naar voetnoot56 57 wit van dit werck ontvouwen. Wie hier te diep in verzinckt, en neuswijs, inGa naar voetnoot57 58 alle personaedjen vaerzen en woorden, geheimenissen zoeckt, zalze 'r nietGa naar voetnoot58 59 visschen. Wy hebben slechts eenige verwen en geuren, die ons voornemen 60 dienen konden, uitgezocht, en onder een gemengt, en het beloop van oorloge 61 en vredehandel aldus in het klein ten ruighsten ontworpen, om alle hatelijck-Ga naar voetnoot61-62 62 heit te schuwen; anders had men de bloem van deze verzieringe netter op de 63 zaeck zelf konnen passen. D'aeloutheit getuight nergens dat de HeidenenGa naar voetnoot63 64 Pan, maerwel Diane, menschen opofferden. Evenwel brengen wy Pan op het 65 tooneel; eensdeels dewijl de veerijckheit der Nederlanden een Veegodtheit 66 vereischt; anderdeels om iet grooters aen te wijzen, 't welk van het Heiden-Ga naar voetnoot66 67 dom door dien zeltzamen afgodt uitgebeelt wert. Want die vervloeckte af-Ga naar voetnoot67 68 godery, en het menighvouwdigh verdeelen van het enckele en eenige Wezen 69 der Godtheit in ontelbare bygoden, ter zijde gestelt, zoo schilderde Pan haerGa naar voetnoot69 70 wat groots en waerachtighs voor d'oogen. Pan is in het Grieksch AL gezeit,Ga naar voetnoot70 71 en de natuurwijze Heidenen wouden door zijn beelt de geheele Natuur, ofGa naar voetnoot71 72 liever de Godtheit, die zich in alle schepselen uitstort, uitbeelden. Zijn boven- 73 ste deel vertoont den hemel; zijn onderlijf en ruige bocksvoeten, het aert- 74 rijck met zijn ruighte, en bosschaedjen, en boomen, en steenklippen. DeGa naar voetnoot74 75 roode troni betekent het vier, dat om hooge zweeft: de horens op hetGa naar voetnoot75 76 voorhooft, de maen: de lange baert, de zon met hare stralen: de gespickelde 77 huit om het lijf geslagen, de starren: de gekringkelde wichelstock in d'eeneGa naar voetnoot77 78 hant, het ronde jaer, 't welck zijn begin aen het einde knoopt: het speel- 79 tuigh van zeven ongelijke fluiten aen een gekleeft, de zeven dwaelstarrenGa naar voetnoot79

[pagina 266]
[p. 266]

80 en het goddelijck muzijck der overeenstemmende hemelklooten. Zy woudenGa naar voetnoot80 81 met Pan het zelve zeggen, dat Anchises geest tegens Eneas zeide:Ga naar voetnoot81

 
Een innevloeiend Geest voedt hemel, aerde en zee,
 
De klare zon en maen, en alle sterren meê.
 
Een eenigh Geest, gestort door 's weerelts lijf en leden,
85[regelnummer]
Beweeght dit groot gevaert, van boven tot beneden.Ga naar voetnoot82-85

86 In zulck eenen zin, en niet anders moet men vatten deze woorden van 87 eenen anderen Poeet:Ga naar voetnoot87

 
Al wat ghy ziet, in 't lang en breê,
 
Is Godt, het zy dan lucht, of zee.

90 D'allerootmoedighste en wijste Filosoof, die in den derden hemel, ja inGa naar voetnoot90 91 den Paradijze, ter schole voer, pooghde zelf den bygeloovigen AthenerenGa naar voetnoot91 92 den waerachtigen Godt, in wien wy leven en zweven, levendigh in teGa naar voetnoot92-93 93 boezemen door het opschrift van hun eigen altaer, DEN ONBEKENDENGa naar voetnoot93 94 GODT toegewijdt. Het zal den Agent gelieven onze onnozele tooneelschil-Ga naar voetnoot94 95 dery aldus of andersins een luttel te helpen ontschuldigen, nu wy, naer denGa naar voetnoot95 96 aert der weelige Poëzye en hare vryheit, onder de schors van een ver-Ga naar voetnoot96-97 97 ziersel, toeleggen, om jeught en burgery by deze gelegenheit vermakelijck 98 te stichten, niemant t'ontstichten, met dit Lantspel, dat niet te plat enGa naar voetnoot98 99 plomp van toon moet vallen, nochte hooger dan zijn behoorlijcke maetGa naar voetnoot99 100 rijzen, en welcks onbebloet tooneel doorgaens vast en stil staet: gelijckGa naar voetnoot100 101 het Spel oock niet bloot behoorde te wezen van gezonde leeringen enGa naar voetnoot101 102 zeden, en die beide van outs her gepreze eigendommen, de HerkennisseGa naar voetnoot102 103 en den Overgangk, hier van zwaricheit en verlegenheit in blyschap en 104 geluck, het welck uwe E. in zijn doorluchtigh Agentschap toegewenscht 105 wort van

106 Uwe E. dienstschuldige

107 JOOST VAN DEN VONDEL.

[pagina 267]
[p. 267]

Inhoudt.

1 Toen de Leeuwendalers, door vrede en voorspoet verwaent en baldadigGa naar voetnootr. 1 2 geworden, op de feestspelen van vee-en-jaghtgod Pan de groote lant- 3 maeltijt hielden, gebeurde het datze, al beschoncken, en droncken, vanGa naar voetnoot3 4 woorden tot vuisten, en messen quamen. Waerandier, Helt genoemt, omGa naar voetnoot4 5 zijn sterckheit, en vromicheit, een zoon des Woudtgodts; en Duinrijck,Ga naar voetnoot5 6 een zoon van Pan, zich midden onder het gevecht werpende, om onheil 7 te verhoeden, en hevigen te scheiden, lieten 'er onnozelijck hun leven.Ga naar voetnoot7 8 Woudt- en Veegoden hierom gestoort, plaegden het lantschap, dat sedertGa naar voetnoot8 9 noit rust hadde: want Zuidtzy en Noortzy bleven door haet en nijt ge- 10 deelt, en beschadighden, en quetsten elckandere dagelijcks; de ZuidtzijdeGa naar voetnoot10 11 onder Lantskroon; de Noortzijde onder Volckaert, en zijn Medeheem- 12 raden. Godelieve, Waerandiers weduwe, was op haer mans lijck overleden, 13 en had eenen zoon nagelaten, Adelaert genoemt, dien Lantskroon aen- 14 nam, en opvoedde. Vredegunt, Duinrijcks zwangere weduwe, wert ge- 15 dwongen met Kommerijn, wiens man onnozelijck neergeleit was, in duinGa naar voetnoot15 16 te vluchten, gelijck meer andere vrouwen; daerze van een schoone dochter 17 beviel, en op haer verscheiden leggende, Kommerijn, wiens borsten zyGa naar voetnoot17 18 gezogen hadde, haren merckring gaf, en belofte van haer nam, dat zeGa naar voetnoot18 19 het kint, alzoo zy voor vergift vreesde [want men uit boosheit Duinrijcks 20 bloet zocht te vernielen] zoude onbekent op Heemraet Volckaerts werfGa naar voetnoot20 21 te vondeling leggen, en des zelfs herkomste twintigh jaren verbergen. 22 Aldus wert dit kint, met een bloetroos op den arm geboren, in de hageGa naar voetnoot22 23 gevonden, Hageroos hier naer geheeten, en Grooten Vrerick overgelevert,Ga naar voetnoot23 24 die het zorghvuldigh opvoedde. Kommerijn uit haer armoetje geschupt,Ga naar voetnoot24 25 en hier langer geen heil te gemoet ziende, vertrock naer een vreemt ge-Ga naar voetnoot25-26 26 west, daerze zich armelijck en eerlijck beholp. Verscheide voorspoken 27 van aenstaende zwaricheden, en een vreesselijcke staertstar voor haer 28 vertreck opkomende, en de lantzaten dreigende, beweegden hen raet teGa naar voetnoot28 29 vragen by Velleede, Priesterin en Waerzeghster van Pan, die jaerlijcks 30 eenen jongeling, ten gezetten dage wettigh by keur en lot getrocken,Ga naar voetnoot30

[pagina 268]
[p. 268]

31 eischte, om tot een zoenoffer der gequetste Godtheit gestelt te werden 32 ten doele des Wildemans, hun van Pan opgezonden: en hoewel men onder-Ga naar voetnoot32 33 tusschen dickwils by Velleede om een uitkomst aenhielt; zy troostezeGa naar voetnoot33 34 niet dan met dubbelzinnigh antwoort. Na twintigh jaren keerde Kommerijn, 35 oudt en arm, weder, op het verschijnen van Vredegunt, haer radende denGa naar voetnoot35 36 schuilhoeck der ballingschappe, oock door tweedracht en oproer gesteurt,Ga naar voetnoot36 37 te verlaten, en het vaderlant en d'oude buurt te bezoecken, daerze heur 38 geluck zou vinden. Zy quam 'er dan juist ten zelven dage, dat het bloedigh 39 lot op Adelaert viel, en hy na vele moeite ten doele des Wildemans gestelt 40 wert. Hageroos uit minne, en door Adelaerts langdurige gedienstigheit 41 bewogen [te meer, alzoo hy haer, effen te voren op de jaght, des schoffeer-Ga naar voetnoot41-42 42 ders handen ontweldighde] boodt zich aen voor hem te sterven; maer 43 Pan verschenen, schutte dien scheut, en schortte het offer, niet zonder eenGa naar voetnoot43 44 duistre uitspraeck, waer over d'omstanders verbaest stonden. Kommerijn,Ga naar voetnoot44 45 op dit gerucht aenkomende, en hoorende den naem van Vredegunt noemen, 46 geraeckte in gespreck met hun, broght de gelegenheit der geboorte vanGa naar voetnoot46 47 Hageroos aen den dagh, en wert voor haer getrouwicheit beloont. Toen 48 zagh men den dagh door het orakel, sloot het huwelijck van Adelaert enGa naar voetnoot48 49 Hageroos, beide uit Ackergoden gesproten; en vereenighde en verzoende 50 in dit paer Zuidtzijde en Noortzijde. Lantskroon kende de Noortzijde vanGa naar voetnoot50-51 51 Leeuwendael voor een VRYHEIT op zich zelve. Men verwelkomde en om- 52 helsde malkandere van wederzijde, en hier op ging de bruiloft in.Ga naar voetnoot52

53Het tooneel vertoont Leeuwendael. De Rey bestaet uit Leeuwendalers.

[pagina 269]
[p. 269]

Personaedjen.

KOMMERYN. Vredegunts minnemoeder.Ga naar voetnootr. 1

BLINDE WOUTER. Roeper, en bode.Ga naar voetnoot2

ADELAERT. Lantskroons voesterkint.

HAGEROOS. Groote Vrericks voesterkint.

REY VAN LEEUWENDALERS.

HEEREMAN. Heemraet van de Zuidtzijde.Ga naar voetnoot6

VOLCKAERT. Heemraet van de Noortzijde.

LANTSKROON. Heerschappen.

VRERICK. Heerschappen.

WARNER. Huismans.Ga naar voetnoot10-11

GOVAERT. Huismans.

VELLEEDE. Priesterin en Waerzeggerin van Pan.Ga naar voetnoot12

DE WILDEMAN.

PAN. Vee-en-jaghtgodt.

[pagina 270]
[p. 270]

J.V. Vondels
Leeuwendalers. Lantspel.

Voorredenaer.
 
Schoon nu alle personaedjenGa naar voetnootvs. 1
 
Ree staen, om op dees stellaedjen,Ga naar voetnoot2
 
Op dit groene speeltooneel,
 
In dit boere lantprieel,
5[regelnummer]
Uit te komen, en uw ooren
 
Haere rol te laten hooren;
 
Noch zent my Taelleie hierGa naar voetnoot7
 
Eerst vooruit ('t is haer manier)Ga naar voetnoot8
 
Om onze Aemstelnymf te groeten,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En met reden te gemoeten;Ga naar voetnoot10
 
Want zy niet begrijpt, noch weet
 
Hoe Melpomens Treurpoëet,Ga naar voetnoot12
 
In Taelleies dienst getreden,
 
Dorpen kiest voor groote steden;
15[regelnummer]
Mangelt al de pracht van 't hofGa naar voetnoot15
 
Voor een stulp, en ackerstof;Ga naar voetnoot16
 
Leiendack voor riete daken;
 
Tabberts, die van purper blaecken,Ga naar voetnoot18
 
Voor een ruwe huismans py;Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Koningklijcke leckerny
 
Voor wat melcks, en rogge korsten;
 
Koningen en rijcke Vorsten
 
Voor een' lantman, slecht genoegh;Ga naar voetnoot23
 
Scepters voor een schup en ploegh;
[pagina 271]
[p. 271]
25[regelnummer]
Kroonen, trots om op te roemen,
 
Voor een krans van boterbloemen;
 
Treurzang voor een boereliet
 
Op een fluit, of herdersriet.
 
Goelijke Aemsteljoffer, luister,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Zaeghtghe Apollo niet zoo duisterGa naar voetnoot30
 
Schuilen in een' herdersrock,
 
Met een' hazelaeren stock,
 
En een' staf de schapen drijven?
 
Lees dan wat al d'Ouden schrijven.
35[regelnummer]
Zaeghtghe Paris, en Adoon,Ga naar voetnoot35
 
Elck een Koningskint en zoon,
 
Niet op 't velt de harten winnen
 
Van hun Nymfen en Godinnen?
 
'k Gaef den Dichter ongelijck.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer de stadt is nu te rijckGa naar voetnoot40
 
Om een Lantspel te begapen,Ga naar voetnoot41
 
En een dorp, vol herdersknapen.
 
Herdersspelen, het is nacht,Ga naar voetnoot43
 
Roept de Heere- en Keizersgracht.
45[regelnummer]
Wegh met herderinne, en boeren.
 
Legh ons marmersteene vloeren.
 
Treck de gevels hemelhoogh:
 
Trots van buiten in het oogh.
 
Bouw de zalen trots van binnen,
50[regelnummer]
Dat een storremleêr de spinnen
 
Daer bestorme, reis op reis.Ga naar voetnoot50-51
 
Kleet den wandt van 't graftpallaisGa naar voetnoot52
 
In tapijt: ontzie geen kosten.
 
Dat de schoorsteen met haer postenGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Vry van louter marmer glimm'.
 
Dat de stoep by trappen klimm',Ga naar voetnoot56
 
Als een troon, en kunst van leunenGa naar voetnoot57
 
Onzen Adel ondersteunen.Ga naar voetnoot58
[pagina 272]
[p. 272]
 
Dat de rijckdom, vol ontzagh,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Door een ysre trali lach',Ga naar voetnoot60
 
En beschimpe een' kermiskinckel,Ga naar voetnoot61
 
Die hier kraem en poppewinckelGa naar voetnoot62
 
Komt bekijcken uit het groen;Ga naar voetnoot63
 
En verbaest om 't nieuw fatsoen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Stockstijf staet en gaept daer buiten,
 
En vergeet zijn' mont te sluiten.
 
Zacht Mejoffer, niet te prat:Ga naar voetnoot67
 
Amsterdam is tot een stadt
 
Uit de groene zo gewassen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Uit haer veen, en visschersplassen.
 
Laeck den huisman niet te veel.
 
Rome roept met luider keel:Ga naar voetnoot72
 
'k Haelde voortijts met genoegen
 
Burgemeesters van de ploegen:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die in dorp en acker school,
 
Klom op 't gouden Kapitool.
 
Hooptghe, als Rome, noch wat verders?Ga naar voetnoot77
 
Danck den hemel: danck uw Herders,
 
GROOTEN VRERICK, Vooght van 't lant:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Danck der landen rechte hant,Ga naar voetnoot80
 
Ons Stadthuis met al zijn Heeren,
 
Die het zwijn des oorlooghs keeren,Ga naar voetnoot82
 
Dat de weerelt ommewroet,
 
Zat en dol van menschenbloet.
85[regelnummer]
Maer wie zal de paiskroon spannenGa naar voetnoot85
 
Onder ons doorluchte mannen,
 
Vredevaders, nimmer moe?
 
Zingze prijs en eere toe.
 
Noem nu elck een' lantbeschermer,
90[regelnummer]
Waert een beelt van gout, of marmer,Ga naar voetnoot89-90
[pagina 273]
[p. 273]
 
By 't gekroonde wapenkruis,Ga naar voetnoot91
 
Midden voor ons nieuw stadthuis;Ga naar voetnoot92
 
Dat gebouwt op die pylaren,Ga naar voetnoot93
 
D'eeuwigheit, ontelbre jaren,
95[regelnummer]
Kan verduren, zonder last,
 
Schoon de Nijt hier tegens bast.Ga naar voetnoot96
 
Laet den Dichter dan geleiden
 
Door de Nederlantsche weiden
 
Met een Lantspel deze vreught;Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Dat u toone, hoe de Deught
 
Zoo van hooge als lage Heeren
 
Haere rol in boerekleeren
 
Uitvoer' met een boeretael;
 
Hoe dit kleine Leeuwendael
105[regelnummer]
Durf heel Neerlant overschreeuwen,Ga naar voetnoot105
 
Dat met wapenen, vol leeuwen,Ga naar voetnoot106
 
(Nu getoomt, en mack, en tam)
 
Brullende te velde quam.
 
LANTSKROON houde 't woort van Spanje.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
VRERICK ga hier voor Oranje;
 
Heereman van genen kant,
 
Volckaert hier, voor Staet van 't lant,Ga naar voetnoot112
 
Dat gereten aen twee deelen,
 
Zuidt- en Noortzy hoort krackeelen.
115[regelnummer]
Zie eens hoe een Wildeman
 
U wat groots verbeelden kan,Ga naar voetnoot116
 
En den oorloogh weet te schilderen,
 
Daer de menschen door verwilderen,
 
En alle ackers, wilt en woest,
120[regelnummer]
Maejen eenen jammeroegst.Ga naar voetnoot120
 
Zie wat Wildaert u kan dwingen,Ga naar voetnoot121
 
Die de bloem der Jongelingen
 
Jaerlicks eischt, en helt op helt
 
Deerlijck schiet, en nedervelt,Ga naar voetnoot124
[pagina 274]
[p. 274]
125[regelnummer]
Eer in 't loof van Haegsche lindenGa naar voetnoot125
 
Wy door Godt een uitkomst vinden,
 
Die partyen, korts zoo schuw,Ga naar voetnoot127
 
In een paer te gader huw'.
 
Leen dan leerzaem ons uw zinnen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Want men gaet de rol beginnen:Ga naar voetnoot130
 
Looptze op uw genoegen af,
 
Danck den Dichter, dieze gaf.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: r. 16 Testament hebben de volgende uitgaven; alleen de oudste heeft testement.

voetnoot*
Michiel Le Blon: zie over hem Dl. 3, blz. 486 en Dl. 4, blz. 587.
voetnootr. 1
niet deurgaens: niet altijd.
voetnoot3
spelden: voorspelden, verkondigden. De stroomgod van de Maas is aan het woord in de Stedekroon van Frederik Hendrik, Vondel's gedicht van 1632 (Dl. 3, blz. 384-386: daar vindt men de aangehaalde regels, met de verklaring, op blz. 386). Daar werd dus de toekomstige vrede reeds voorspeld.
voetnoot10
inblazen: met trompetgeschal het begin verkondigen.
voetnoot12
den ganschen weereltkloot: de strijd werd ook met Spanjaarden en Portugezen gevoerd in de Indiese en Amerikaanse wateren.
voetnoot13
bloetkoortse: deze samenstelling, die in het Ned. Wdb. ontbreekt, moet blijkens het verband met ‘oorlog’ betekenen: een bloeddorstige opwinding.
voetnoot14
naem: nl. Vrederyck: rijk aan vrede.
voetnoot16
zijnen lesten adem: als daad van zijn laatste levensdagen.
voetnoot17
Melcker: in herderspoëzie de veeboer, als verpersoonliking van het Hollandse arbeidende volk (zie ook Dl. 2, blz. 764, vs. 47 en 792, vs. 648).
voetnoot20
holp: hielp.
voetnoot21
opoffren: wijden.
voetnoot19-24
Vertaling van Vergilius' ‘herderskout’ (Bucolica, Ecl. 1, vs. 6-10), waar de herder Tityrus deze woorden zegt.
voetnoot24
spelen: in de latere prozavertaling: op de herderspijp spelen.
voetnoot26
hoeve: synoniem van lantgoet (zie blz. 160).
voetnoot27
Hoogen mogenden (machtige): opzettelike ontbinding van de gewone titel: Hoogmogende.
voetnoot30-31
toespelen: voorspelen, voor hen bestemmen; een rechtschapen Neêrlanders aert: als rechtgeaard Nederlander.
voetnoot32
onbloedigh ampt: als Agent van Zweden te Londen.
voetnoot33
drie en vier Kroonen: Zweden, Noorwegen en Denemarken tegenover de Engelse, Schotse, Ierse en Franse van de Engelse koningen (vgl. Dl. 4, blz. 587); aen te voeden: te kweken, te bevorderen.
voetnoot35
Heerlijcke: vorstelike; pallaizen: deze vorm ook in Voorrede, vs. 52.
voetnoot36
Agenten: vertegenwoordigers bij een vreemde regering. Die titel droeg Le Blon.
voetnoot37
simpele: eenvoudige; zich vermeiden (met hypercorrecte d): zich vermaken, zich ontspannen.
voetnoot38
hoffelijcke: aan het hof eigen; grootsheit: voornaamheid.
voetnoot40
altijt geenen: niet altijd.
voetnoot45
vergasten: als gasten bezoeken. Het verhaal van Zeus en Hermes, die het oude echtpaar Philemon en Baucis bezochten, komt voor bij Ovidius: Metamorphosen VIII, 621-vlg.
voetnoot46
vrypostiger: vrijmoediger.
voetnoot48
aengerecht: opgedist; goetrontheit: openhartige vriendelikheid.
voetnoot49
rustigheit: flinkheid, doortastendheid; ons open hart: ongeveinsdheid, argeloosheid. Vergelijk r. 52 zonder gal, zonder erghwaen; (Ned. Wdb. XI, 523); aenzien: oog hebben voor, in aanmerking nemen.
voetnoot51
deught: synoniem van weldaet; te verquicken: te verbinden met wenscht (50); in het groen: in een landelike omgeving; spelen te voeren (causatief van spelen varen): te doen genieten.
voetnoot52
gal: boosaardigheid; erghwaen: verkeerde bedoeling.
voetnoot54
misverwen: een onaangename, hate-like kleur te geven.
voetnoot55
Spreekwoord, berustend op een oud volksgeloof, dat de spin gif zoog uit de bloemen, door Maerlant aldus uitgedrukt: ‘Die bie trect honech uter brame, dats der coppen onbequame’. Vondel doelt hier op beoordelaars, die zouden menen dat hij als Katholiek eigenlik meer sympathie moest tonen voor de Zuidzijde en Spanje, dan voor de Noordzijde.
voetnoot56
by: door; komt toe: wordt veroorzaakt.
voetnoot57
wit: doel, bedoeling; neuswijs: eigenwijs.
voetnoot58
geheimenissen: geheime bedoelingen.
voetnoot61-62
ten ruighsten ontworpen: in het ruw, slechts in het algemeen geschetst; hatelijckheit: aanstotelikheid; de bloem van deze verzieringe: deze dichterlike verbeelding; netter: nauwkeuriger.
voetnoot63
passen op: laten slaan op, toepasselik maken op; D'aeloutheit: de klassieke Oudheid.
voetnoot66
iet: iets; aen: door.
voetnoot67
zeltzamen: biezondere.
voetnoot69
ter zijde gestelt: daargelaten (absolute constructie).
voetnoot70
is gezeit: betekent. Wat hier over Pan gezegd wordt, is ontleend aan de Iconologia van Cesare Ripa, vertaald door D.P. Pers (Amsterdam 1644), blz. 600 (zie de Aant. achterin dit deel).
voetnoot71
natuurwijze: die zich in de studie van de natuur verdiept hadden, de filosofen.
voetnoot74
ruighte: struikgewas; steenklippen: rotsen.
voetnoot75
troni: gelaat (niet in ongunstige zin).
voetnoot77
gekringkelde: kromme, gebogen.
voetnoot79
fluiten: rieten pijpjes, van ongelijke lengte.
voetnoot80
het goddelijck muzijck der hemelklooten: de harmonie der sferen, de geluiden die volgens de Pythagoreïese leer voortgebracht werden door de bewegende hemelbollen (hemelklooten).
voetnoot81
het zelve: het zelfde; Anchises is de vader van Eneas, die hem als geest verschijnt (Aeneïs VI, vs. 724-727, waarvan Vondel later een andere vertaling gaf).
voetnoot82-85
In Vondel's prozavertaling luidt deze plaats: ‘voor eerst voedt een invloeiende Geest hemel, aerde en zee, en zon en maen en starren; en een eenige Geest, den leden ingestort, beweeght het geheele gevaert der weerelt, en mengt zich in dat groote lichaem’.
voetnoot87
eenen anderen Poeet: Lucanus: Phars. IX, vs. 652: ‘Juppiter est quodcunque vides, quodcunque moveris’.
voetnoot90
Paulus. Vgl. II Corinth. XII, vs. 3-4.
voetnoot91
zelf: zelfs.
voetnoot92-93
levendigh in te boezemen: een levend besef te geven (van de ware God).
voetnoot93
Zie dit verhaal in Handelingen, XVII, 23.
voetnoot94
den Agent: de aangesproken persoon; onnozele: eenvoudige, onschadelike.
voetnoot95
andersins: op andere wijze; ontschuldigen: verontschuldigen.
voetnoot96-97
weelige: fantasierijke; onder de schors van een verziersel: onder de bedekking van een verdichte geschiedenis; toeleggen: ons er op toeleggen, de bedoeling hebben; vermakelijck: door een aantrekkelike stof.
voetnoot98
plat: alledaags.
voetnoot99
plomp: ruw, onbeschaafd.
voetnoot100
onbebloet: niet bloedig; doorgaens: voortdurend.
voetnoot101
bloot: ontbloot.
voetnoot102
eigendommen: eigenschappen (van het drama, volgens de leer der Ouden); Herkennisse: (Lat. agnitio), die hier in 't slottoneel voorkomt, en de Overgangk (peripetia). Vgl. hiervoor het Berecht van Vondel's Jeptha.
voetnootr. 1
Leeuwendalers: Noord- en Zuid-Nederlanders, aldus genoemd naar de leeuw in het wapen (Ned. Wdb. VIII, 1372); verwaent: overmoedig.
voetnoot3
al: geheel.
voetnoot4
Waerandier: genoemd naar de vele waranden d.i. bosrijke streken, in Zuid-Nederland, is de vertegenwoordiger van de Spaanse Nederlanden, gelijk Duinrijck die van het Noorden.
voetnoot5
vromicheit: dapperheid.
voetnoot7
hevigen: verwoede strijders; onnozelijck: buiten hun schuld.
voetnoot8
gestoort: verstoord.
voetnoot10
beschadighden: brachten schade toe.
voetnoot15
wiens: bij Vondel ook vrouwelik gebruikt; ook in r. 17; neergeleit: gedood.
voetnoot17
op haer verscheiden leggende: op sterven liggende.
voetnoot18
merckring: zegelring met wapen (een konijn, vgl. vs. 1973).
voetnoot20
bloet: geslacht.
voetnoot22
bloetroos: een soort moedervlek (Hd. Blutrose, vgl. Ned. Wdb. II, 2873).
voetnoot23
overgelevert: overgedragen.
voetnoot24
uit haer armoetje geschupt: uit haar armoedige, schamele inboedel verdreven.
voetnoot25-26
een vreemt gewest: Duitsland: zie vs. 112 en 1900; daer: waar: zich beholp: in haar levensonderhoud voorzag; voorspoken: (noodlottige) voortekenen.
voetnoot28
opkomende: aan de hemel verrijzende; beweegden: in Vondel's taal ook zwak gebruikt.
voetnoot30
gezetten: vastgestelde; by keur en lot getrocken: door loting uitgekozen (vgl. vs. 55).
voetnoot32
ten doele: als doel, mikpunt; hun opgezonden: op hen afgezonden.
voetnoot33
aenhielt: aandrong.
voetnoot35
op het verschijnen van: na een (geest)verschijning van; zie vs. 1903.
voetnoot36
oock door tweedracht en oproer gesteurt: in beroering gebracht. Dit kan slaan op de dertigjarige oorlog.
voetnoot41-42
effen: even, juist; schoffeerder: onteerder; ontweldighde: met geweld ontrukte.
voetnoot43
schutte dien scheut: hield dat schot tegen; schortte: belette.
voetnoot44
verbaest: ontsteld.
voetnoot46
gelegenheit: omstandigheden.
voetnoot48
den dagh door het orakel: licht, klaarheid in de orakelspreuk.
voetnoot50-51
kende voor: erkende als; Vryheit: vrije staat.
voetnoot52
ging in: begon.
voetnootr. 1
Kommeryn: deze naam herinnert zowel aan het Mnl. commeere (Fr. commère): doopmoeder, als aan kommer (vgl. vs. 130-131).
voetnoot2
Roeper: omroeper, afroeper (Mnl. Wdb. VI, 1532).
voetnoot6
Heemraet: lid van de dorpsraad (vgl. vs. 462).
voetnoot10-11
Huismans: boeren.
voetnoot12
Velleede: deze naam ontleende Vondel aan Tacitus (Historiae 4, 61, 65; 5, 22, 24 en Germania, 8). Zie over de andere personen de aantekeningen achter in dit deel.
voetnootvs. 1
personaedjen: de dj in dit woord had in Vondel's tijd waarschijnlik reeds de klankwaarde van de Franse g.
voetnoot2
stellaedjen: de dichter stelt het voor alsof zijn Lantspel gespeeld wordt op een geïmproviseerd toneel op het platte land; vgl. groene in vs. 3 en lantprieel (prieel: lusthof) in vs. 4.
voetnoot7
Taelleie: Thalia, de Muze van het blijspel en het herdersdicht.
voetnoot8
't is haer manier: in de 17e eeuw werden, in navolging van de rederijkersgewoonte, de spelen vaak van een proloog voorzien, b.v. de spelen van Coster. Men denke ook aan Hooft's Warenar, die een klassiek voorbeeld daarin volgt.
voetnoot9
Aemstelnymf: de Stedemaagd, die de Amsterdamse burgerij vertegenwoordigt.
voetnoot10
met reden te gemoeten: met een toespraak tegemoet te treden; in dit verband: om ons te verantwoorden.
voetnoot12
Melpomens Treurpoëet: Vondel, die tot nu toe slechts treurspelen schreef (Melpomene is de Muze van het treurspel).
voetnoot15
Mangelt: ruilt.
voetnoot16
ackerstof: onderwerp aan het landleven ontleend.
voetnoot18
blaecken: schitteren.
voetnoot19
huismans py: boerekiel.
voetnoot23
slecht genoegh: zeer eenvoudig.
voetnoot29
Goelijke: bekoorlike.
voetnoot30
duister: onherkenbaar vermomd als herder. Bij Homerus (Ilias II) weidt hij als herder de kudden van Admetos en Laomedon.
voetnoot35
Paris beminde als herder de veldnimf Oenone (vgl. Deel 4, 344); Adoon: Adonis werd bemind door de godin Aphrodite.
voetnoot39
Als ook de dichters van de Oudheid niet dergelijke stof gekozen hadden, dan zou ik de dichter (Vondel), die dit onderwerp gaat behandelen, ongelijk geven.
voetnoot40
De volgende woorden geven de tegenwerping van de Amsteljoffer, die op de deftige grachten woont (vs. 44).
voetnoot41
begapen: met open mond, met naieve verbazing aan te zien (vgl. vs. 65-66).
voetnoot43
het is nacht: daarmee is het voorgoed gedaan, die zijn uit de mode (vgl. Lucifer, vs. 360).
voetnoot50-51
Zodat een hoge ladder nodig is om het spinrag weg te vegen.
voetnoot52
't graftpallais: het herehuis aan de voorname grachten.
voetnoot54
posten: steunzuilen.
voetnoot56
by trappen klimm': met trappen omhoog ga (nl. de toegang tot de hoofddeur) als naar een troon.
voetnoot57
kunst van leunen: kunstig gesmede leuningen.
voetnoot58
Adel: de koopmansaristokratie van de regenten.
voetnoot59
de rijckdom: de rijken; vol ontzagh: ontzag inboezemend.
voetnoot60
een ysre trali: de tralies van de benedenvensters.
voetnoot61
kermiskinckel: boerelummel, die in de stad kermis komt houden.
voetnoot62
poppewinckel: snuisterijen.
voetnoot63
uit het groen: uit zijn landelik dorp.
voetnoot64
't nieuw fatsoen: die nieuwmodiese produkten.
voetnoot67
prat: hooghartig.
voetnoot69
zo: zode, nl. van het weiland.
voetnoot72
luider: Datief-vorm na met.
voetnoot74
Burgemeesters: consuls. Zinspeling op het bekende verhaal van L. Quintus Cincinnatus, de oud-consul, die in 458 v. Chr. van de ploeg weggeroepen werd tot het dictatorschap op het Capitool.
voetnoot77
wat verders: een grote toekomst voor uw stad.
voetnoot79
Grooten Vrerick: Frederik Hendrik, die overleden was, toen Vondel de Opdracht schreef, leefde waarschijnlik nog, toen V. dit vers schreef; Vooght: bestuurder.
voetnoot80
rechte hant: rechterhand.
voetnoot82
het zwijn des oorlooghs (klassieke beeldspraak), Lat. sus belli: de verwoestende oorlog. De Amsterdamse regenten drongen sterk aan op het sluiten van de vrede.
voetnoot85
de paiskroon spannen: letterlik: de vredeskrans ombinden, d.w.z. de vrede tot stand brengen.
voetnoot89-90
beschermer en marmer staan in Vondel's taal als rijmklanken dichter bij elkaar dan nu beelt: standbeeld.
voetnoot91
't gekroonde wapenkruis: het wapen van A. met de drie kruisen en de keizerskroon.
voetnoot92
ons nieuw stadthuis: V. zag dat in zijn verbeelding al verrezen. In Jan. 1648 werden de eerste heipalen geslagen.
voetnoot93
die pylaren: E. Verwijs dacht hierbij aan de heipalen, maar Vondel doelt op de Vredevaders (87); anders zou het geaccentueerde die misplaatst zijn.
voetnoot96
de Nijt: allen die Amsterdam zijn roem misgunnen.
voetnoot99
deze vreught (geleiden): leiding, uiting geven aan deze vreugde.
voetnoot105
Durf: durft; overschreeuwen: zich luide laten horen, zodat het overal weerklinkt.
voetnoot106
vol leeuwen: verschillende provincies hadden een leeuw in hun wapen; vandaar Leeuwendaal. Tegelijk zinspeling op hun dapperheid.
voetnoot109
houde 't woort van: voere het woord voor, vertegenwoordige; synoniem met ga hier voor (110).
voetnoot112
Staet: de (Generale) Staten.
voetnoot116
verbeelden: afbeelden, vertonen.
voetnoot120
Brengen, in plaats van vruchten, slechts ellende voort; oegst (zonder g gesproken) rijmt dus op woest.
voetnoot121
Wildaert: de Wildeman (115) als verpersoonliking van de oorlog.
voetnoot124
Deerlijck: jammerlik.
voetnoot125
Haegsche linden: (woordspeling met haag: heg, dus: landelike en) de linden van 't Haagse Voorhout, d.w.z. de zetel van het stadhouderlik hof.
voetnoot127
korts: onlangs; schuw: van elkaar afkerig.
voetnoot129
leerzaem: leergraag; uw zinnen: uw aandacht.
voetnoot130
de rol: het spel (eigenlik: de tekst van het spel).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius