Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 325]
[p. 325]

Het vierde bedryf.

WOUTER. VELLEEDE. VRERICK. ADELAERT. VOLCKAERT.
Wouter:
1305[regelnummer]
Ghy lotgebroeders, die de lotbus elck by 't oorGa naar voetnootvs. 1305
 
Gevat hebt, Adelaert en Hartman, ick ga voor,
 
Dies volght: de Heemraet volge; en, na den Heemraet, beideGa naar voetnoot1307
 
De Heerschappen, ter steê, daer 't bittre lot u scheide.Ga naar voetnoot1308
 
Nu staet gelijck, en zet de goude lotbus zachtGa naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Op dezen drievoet neêr, voor ons kappelle, en wacht
 
Op uwe knien de komst van Priesterin Velleede,Ga naar voetnoot1311
 
Die altijt spreeckt met Pan: hy waert in deze stede.Ga naar voetnoot1312
 
Als zy de derde reis den offerhoren hoort,
 
Zult ghy haer zien in 't wit verschijnen in de poort,
1315[regelnummer]
En flukcs, na d'uitspraeck, stil en stom naer binnen deizen.Ga naar voetnoot1315
 
Verbeitze een' oogenblick met zuivere gepeizen,Ga naar voetnoot1316
 
En steurt d'orakels niet door woorden, of gebaer:
 
Zy neemt niet slof en traegh het out kappelampt waer,Ga naar voetnoot1318
 
En zal, gelijckze plagh, verschenen, ons ontdeckenGa naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Des Veegodts wil en eisch, en 't lot rechtvaerdigh trecken.
Velleede:
 
Het lot eischt Adelaert: men offre hem aen Pan.
Vrerick:
 
Vertreck niet, Lantskroon, blijf: vertreck niet, Heereman.
 
Gehoorzaemt 't heiligh lot: verdraeght het lot geduldigh.
 
Waer looptghe zoo verbaest? O jongeling, beschuldigh,Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Bezwaer geen sterflijck mensch: de Godtheit kiest u uit,
 
En wil datghe op uw borst dit jaerlijcks onweêr stuit.Ga naar voetnoot1326
 
Rijs op: ontschuldigh ons: het lot heeft u gekoren.Ga naar voetnoot1327
Adelaert:
 
Ick achtme heden eerst te goeder tijt geboren,Ga naar voetnoot1328
 
En schatte zulck een doot wel duizent dooden waert.Ga naar voetnoot1329
[pagina 326]
[p. 326]
1330[regelnummer]
Wie in de bloem der jeught aldus ten grave vaert,
 
Bestulpt met geenen zerck al t'effens zijn gebeente,Ga naar voetnoot1331
 
En naem, die op de tong des lants, by zijn gemeente,Ga naar voetnoot1332
 
Gedurigh leeft en zweeft, ja t'elckens weder groent,Ga naar voetnoot1333
 
Gelijck een jonge telgh. Wat wacht men dan? verzoent
1335[regelnummer]
Den hemel door mijn bloet, dat keere uw ongelucken.Ga naar voetnoot1335
 
Zoo zal ick zelf mijn borst en boezem openrucken,
 
En pal staen, als een pael; mijn aengezicht geen verf,Ga naar voetnoot1337
 
De lindeboom zijn kleur verschieten, daer ick sterf.
Volckaert:
 
Van twintigh daelde geen zoo welgemoedt ter zielen.Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
De Doot joegh andren voor: ghy volght haer op de hielen,Ga naar voetnoot1340
 
Zoo vrolijck, ofze u leidde op eene bruiloftsfeest.Ga naar voetnoot1341
 
Men twijfelt wie van bey het meeste schrickt en vreest.
 
De Doot is stout, en trots: ghy tartze, en zijt noch stouter.Ga naar voetnoot1343
Vrerick:
 
Welaen dan, volgh, 't is tijt, het spoor van blinde Wouter,
1345[regelnummer]
En voegh u tusschen beide, als 't immers wezen moet.Ga naar voetnoot1345
 
Hoe raeckt onze offerwijze op eenen betren voet?Ga naar voetnoot1346
HEEREMAN. LANTSKROON.
Heereman:
 
Helaes! wat ongeluck, wat rampspoet komt u over?Ga naar voetnoot1347
Lantskroon:
 
Zoo treft de blixemstrael de leste telgh en lover
 
Van onzen lauwerboom, den stercken Waerandier,
1350[regelnummer]
Uit 's Woutgodts struick geteelt, gesproten. Nu is hierGa naar voetnoot1350
 
Geen tack noch telgh van Wout- en Veegodt meer voorhanden,
 
By alle ons wetenschap: want geen der ommelandenGa naar voetnoot1352
 
Oit tael of teken broght, waer Duinrijcks weduw bleef,
 
Die zwanger van een vrucht, haer huis met hope steef,Ga naar voetnoot1354
[pagina 327]
[p. 327]
1355[regelnummer]
Dat 's Veegodts afkomst noch in hare vrucht zou bloeien,Ga naar voetnoot1355
 
Gelijck een willigh plagh aen onze beeck te groeien.
 
Zoo gaet in 't endt de boom met zijnen wortel uit.Ga naar voetnoot1357
 
Wat raet? dees loting is geen menschelijck besluit.
 
Wie durf zich tegens Godt en zijn kappelampt zetten?Ga naar voetnoot1359
Heereman:
1360[regelnummer]
Het ga zoo 't wil, zoo 't kan: ghy moet dien scheut beletten.Ga naar voetnoot1360
Lantskroon:
 
Wat middel om dien ree gespannen boog t'ontgaen?Ga naar voetnoot1361
Heereman:
 
Ick hoop ons Zuidtzy zal tot uitstel noch verstaen.Ga naar voetnoot1362
Lantskroon:
 
De Noortzy nimmermeer: oock heeft de Godt der wouden,
 
Noch Pan, noch Wildeman noit boete quijtgeschouden.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Al stilde men het dorp, ghy stilt den Wilden niet.
Heereman:
 
Ghy weet wel hoe hy lacht, wanneer hy maeghden ziet.
Lantskroon:
 
Wat vordert dit? hier heeft geen dochter in te zeggen.Ga naar voetnoot1367
 
Die schutter zal den boogh en knodts niet nederleggen,
 
Om 't loncken van een maeght: hy is te woest en wilt.
Heereman:
1370[regelnummer]
Hy zal 't verzeker doen.Ga naar voetnoot1370
Lantskroon:
 
Ghy spreeckt te rijck en milt.
Heereman:
 
Ay Heerschap, laet my slechts al heimelijck betyen.Ga naar voetnoot1371
Lantskroon:
 
Ga hene, neem een proef. Het schijnen razeryen.
 
Mijn hoop verdwijnt in roock. O edelaerdigh bloet,Ga naar voetnoot1373
 
Heb ick u voor een pijl zorghvuldigh opgevoedt,
1375[regelnummer]
Gelijck mijn' eigen zoon? Wat baten al mijn zorgen?
 
Ontzincktghe 's avonds my in 't schoonste van uw' morgen?Ga naar voetnoot1376
[pagina 328]
[p. 328]
HAGEROOS. HEEREMAN.
Hageroos:
 
Ellendige Adelaert, hoe treft het lot uw hooft!Ga naar voetnoot1377
 
Beschermer van mijn eer, wat avontuur berooftGa naar voetnoot1378
 
My heden van uw hulpe, en trouwe, versch gebleken?Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Het lot schelt suffers quijt. De deughden en gebrekenGa naar voetnoot1380
 
Zijn even waert by Pan, die geene kennis draeght:Ga naar voetnoot1381
 
Al roept men dat de deught den Goden zoo behaeght.
 
O vryers, houdt uw rust, al hoortghe maeghden schreien,Ga naar voetnoot1383
 
In duin, op 't eenzaem velt, of wilde woeste heien;
1385[regelnummer]
En werpt u om geen maeght in 't uiterste gevaer:
 
Men loont u averechts. Nu zult ghy op een baerGa naar voetnoot1386
 
Den dooden Adelaert, te jammerlijck doorschoten,Ga naar voetnoot1387
 
Zien dragen naer zijn huis, en alle lijckgenootenGa naar voetnoot1388
 
Zien kermen, zonder maet, op dat ontijdigh lijck,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Daer Lantskroon zit en treurt, bemorst van stof en slijck.Ga naar voetnoot1390
 
Zoo treft een Noortsche buy den roem van alle hoven,Ga naar voetnoot1391
 
Den bloessem, die den boom een' rijckdom dorst beloven:
 
Zoo bijt een ongedierte een wijnranck, datze quijnt:Ga naar voetnoot1393
 
Zoo stickt de mist een bloem, dat al haer geur verdwijnt.Ga naar voetnoot1394
Heereman:
1395[regelnummer]
O Hageroos, 't is waer, ghy toont uw gunst met klagen,Ga naar voetnoot1395
 
Maer ydel. Had men 't hart een schoone kans te wagen,Ga naar voetnoot1396
 
Ick zaegh hem ongequetst en scheutvry voor dat punt.Ga naar voetnoot1397
 
Genees den vromen helt: beproef eens wat ghy kunt.Ga naar voetnoot1398
Hageroos:
 
Ghy raest: hoe kan ick hem in zulck een' schijn genezen?Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
My dunckt ghy schimpt met my: ook schijnt het aen uw wezen:Ga naar voetnoot1400
 
Doch 't is geen schimpens tijt: men neem' geen tijtverdrijf
 
Uit 's anders ongeluck: dit nootlot eischt zijn lijf.Ga naar voetnoot1402
Heereman:
 
Geloofme zonder schimp, ick wenschte hem t'ontzetten.Ga naar voetnoot1403
[pagina 329]
[p. 329]
Hageroos:
 
Al quaem hier Herkules, hy kost dit niet beletten.Ga naar voetnoot1404
Heereman:
1405[regelnummer]
Hier hoeft geen Herkules, maer eer een Circe toe.Ga naar voetnoot1405
Hageroos:
 
De Wildeman is schalck: hoe zou dit toegaen? hoe?Ga naar voetnoot1406
Heereman:
 
De schoonheit nam wel eer een schalcker gast gevangen.Ga naar voetnoot1407
Hageroos:
 
Ay Heemraet, zwijg: ghy zoeckt my slechts met roode wangen
 
Van hier te jagen: zwijgh: ick hoor u met verdriet.
Heereman:
1410[regelnummer]
Ick bidde u luister eerst: ghy vat mijn meining niet.Ga naar voetnoot1410
 
Men wil uw eerbaerheit bevlecken, noch beschamen
 
Met zaecken, die noch maeght noch eerbre vrouw betamen:
 
Betrouw ons beter toe, en neem den voorslagh in:Ga naar voetnoot1413
 
Mishaeght het u, zoo volgh dan vry uw' eigen zin.
Hageroos:
1415[regelnummer]
Laet hooren hoe ghy meent een' wolf in slaep te wiegen.
Heereman:
 
Ulysses kost wel eer den Grieckschen Reus bedriegen,Ga naar voetnoot1416
 
En aen den ramsbuick vast, ontsloop dat bloedigh hol.
 
De blinde taste slechts den rugge, ruigh van wol,
 
En docht niet om den gast, die hangende aen de vlockenGa naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Uit 's menschevreters muil behendigh wert getrocken.
Hageroos:
 
Gelijck den Wildeman by geenen blindeman.Ga naar voetnoot1421
Heereman:
 
Te loozer is de vont, die hem beguighlen kan,Ga naar voetnoot1422
 
Die scherp en helder ziet uit alle bey zijn oogen.
 
De boschgalm heeft zelf Pan met haer geluit bedrogen.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Ga hene, ga verschalck dien onbesuisden gast.Ga naar voetnoot1425
[pagina 330]
[p. 330]
Hageroos:
 
Indien het mooghlijck zy, vooral oock buiten last
 
Van eere en zuiverheit, my waerder dan mijn leven.Ga naar voetnoot1426-27
 
Zegh op, 'k verlang wat list ghy listigh weet te wevenGa naar voetnoot1428
 
In dees verlegenheit.Ga naar voetnoot1429
Heereman:
 
De list gaet boven maght.
1430[regelnummer]
Het vrouwvolck ringeloort en knevelt mannekracht.Ga naar voetnoot1430
 
Een schoonheit, opgepronckt met aengename treken,Ga naar voetnoot1431
 
Bleef zelden in 't begin van haren aenslagh steecken.
 
Verzuim niet, zeven sterck, zoo daetlijck heen te gaen,Ga naar voetnoot1433
 
En treck uw builoftskleet en beste rocken aen,
1435[regelnummer]
D'een geel, en d'ander root, of goutgeel, als de doiers,
 
Of blaeuw, als korenblaeuw, of paers, of nog wat moiers.
 
Dan bint de vlechten op met lint, dat gout verdooft.Ga naar voetnoot1437
 
Een zilvre riem om 't lijf: een roozekrans om 't hooft:
 
De kralen om den hals: een verschgepluckte ruicker
1440[regelnummer]
Van bloemen in de hant: een doos met lecker suickerGa naar voetnoot1440
 
Beveel een andre maeght: een flesch met Rijnschen wijn,Ga naar voetnoot1441
 
Een' korf met glazen, rein en klaer van kristalijn,
 
Een lietboeck en een fluit aen anderen te dragen.Ga naar voetnoot1443
 
Gemoet hem dus in 't bosch. Ghij zoudt een' Godt behagen,Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Bekooren onverziens, in 't heetste van zijn jaght.Ga naar voetnoot1445
 
My dunckt ick zie hem staen: hij huilt van pijne, en lacht.
 
De knods, de boogh, de pijl begint den Reus t'ontzijgen.
 
Hy noodight u in 't groen. Ghy zult hem binnen krijgen,Ga naar voetnoot1448
 
Rontom belegeren, verovren met een' lonck,
1450[regelnummer]
En brengen glas op glas; daer zoete dronck op dronck,Ga naar voetnoot1450
 
En fluit en boschgezang zijn zinnen zoo betover',
 
Dat hy in uwen schoot, of slaeprigh achter over,
 
Zich zelf in 't gras vergete, en zijn gety verslaep'.Ga naar voetnoot1453
 
Hy rijze 's morgens vry, en rispe, en geeuwe, en gaep',Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Maer verge ons niemants bloet, als 't zoenfeest zy verstreken,Ga naar voetnoot1455
 
En d'eischer van dien eisch het gantsche jaer versteken.Ga naar voetnoot1456
 
Zoo berght ghy Adelaert, dat Lantskroon zelf u verght.Ga naar voetnoot1457
[pagina 331]
[p. 331]
 
Ay, bergh den helt zijn lijf: hy heeft uw eer geberght:Ga naar voetnoot1458
 
Zoo zal het groene woudt, de vogel in de hagen,
1460[regelnummer]
Gansch Leeuwendael, en elck van uwe deught gewagen.
Hageroos:
 
Ick kocht dien jongen helt zijn leven met mijn doot.Ga naar voetnoot1461
 
Maer wacht u, zoo my dit, gelijck het kost, ontschoot:Ga naar voetnoot1462
 
De helt bleef ongeredt, en ick, in smaet, en schande,
 
Zou ongeacht by elck, geschonden achter landeGa naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Gaen dolen: neen, ick ben den schender pas ontgaen,
 
En wil zoo reuckeloos my zelve niet verraên.Ga naar voetnoot1466
 
Die raet is vol gevaers: ick zie geen' troost voorhanden.Ga naar voetnoot1467
Heereman:
 
Zy belght zich des: ick bijt van boosheit op mijn tanden.Ga naar voetnoot1468
 
De vryers zijn te heet: de vrysters veel te koel.
1470[regelnummer]
Hy liep zich doot, en zy blijft zitten op haer' stoel.
VOLCKAERT. VRERICK.
Volckaert:
 
Wat raet met Lantskroon nu? dat Heerschap valt ons tegen.
Vrerick:
 
Wy zijn gewisselijck om zijn fortuin verlegen.Ga naar voetnoot1472
 
Indien ons Hageroos dit lot te beurte viel,
 
My dunckt de wilde boogh zou eer mijn eige zielGa naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Doorschieten, en mijn hart dat scherpe punt gevoelen.
Volckaert:
 
De mensch is stock noch block; maer kan dit tegenwoelenGa naar voetnoot1476
 
Iet vorderen? ghy weet het vonnis leit gevelt.Ga naar voetnoot1477
Vrerick:
 
Zy weten 't oock, en best de vader, wien het gelt.Ga naar voetnoot1478
Volckaert:
 
Geen vader, maer een vooght, en slechts een voestervader.
Vrerick:
1480[regelnummer]
Geloofme vry, geen kint ging oit zijn oudren nader
[pagina 332]
[p. 332]
 
Aen 't hart, als my dees spruit, mijn lieve Hageroos.
 
Het opvoên wortelt diep van langer hant. Ick koosGa naar voetnoot1482
 
Geen eigen kint voor dit: zoo treft my 't mededoogen.
 
Ick houze ruim zoo waert als d'appels van mijn oogen,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
En voel by my hoe 't hart van Lantskroon zy gestelt;Ga naar voetnoot1485
 
Het hart, een naeuw begrijp, en al te klein een veltGa naar voetnoot1486
 
Voor zulcke vyanden; de noot aen d'eene zijde,Ga naar voetnoot1487
 
De liefde aen d'andre zy. Hier gaet een sterck getijde.Ga naar voetnoot1488
Volckaert:
 
De liefde moet in 't endt toch luistren naer den noot.
Vrerick:
1490[regelnummer]
Zoo licht niet: neen zy lijdt en waeght eerst stoot op stoot.Ga naar voetnoot1490
Volckaert:
 
Dan hobbelt het gemoet te langer hene en weder.Ga naar voetnoot1491
Vrerick:
 
Een boom valt nimmermeer met eenen slagh ter neder.
Volckaert:
 
Hoe gaet men hem dan best met klem van woorden aen?Ga naar voetnoot1493
Vrerick:
 
Men moet hem minnelijck met reden ondergaen.Ga naar voetnoot1494
Volckaert:
1495[regelnummer]
Heeft reden oock de maght hem over stach te werpen?Ga naar voetnoot1495
Vrerick:
 
Zoo dra niet: neen, men dientze allengs wat meer te scherpen.Ga naar voetnoot1496
Volckaert:
 
Hy voert zijn tegenreên, het loop' dan hoogh of leegh.Ga naar voetnoot1497
Vrerick:
 
Men wicke in redens schael wiens reden zwaerder weegh'.Ga naar voetnoot1498
Volckaert:
 
Indien hy, als de tong van deze schael, wou luisteren.Ga naar voetnoot1499
[pagina 333]
[p. 333]
Vrerick:
1500[regelnummer]
Hoe zou, hoe kan hy 't recht van 't billijck lot verduisteren?Ga naar voetnoot1500
Volckaert:
 
Maer een benevelt brein en luistert nergens na.Ga naar voetnoot1501
Vrerick:
 
In 't eerste niet: het hoort nochtans, al hoort het spa.Ga naar voetnoot1502
Volckaert:
 
Wel Heerschap, het wort tijt; wy dienen werck te spoeden.Ga naar voetnoot1503
Vrerick:
 
Laet my begaen, en schuw hardtneckigheit te voedenGa naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Door eenigh dreigement, of scheltwoort, fel en bits.
 
Wie zacht een duin beklimt, genaeckt allengs het spits.Ga naar voetnoot1506
VRERICK. LANTSKROON. VOLKAERT. HEEREMAN.
Vrerick:
 
Velleedes uitspraeck klonck zoo luidt, gelijck een donder
 
In d'ooren van het volck: het geef dan niemant wonder,Ga naar voetnoot1508
 
Dat ghy verslagen zit om uwen Adelaert:
1510[regelnummer]
Want voesterkinders zijn den voestervadren waert;
 
Te meer, zoo deught en geest en gunst, hun aengeborenGa naar voetnoot1511
 
En ingeschapen, oogh en hart en zin bekooren:
 
Dit leert d'ervarenheit den mensch, van hant tot hant.Ga naar voetnoot1513
 
De huisman mint veel meer zijn opgequeeckte plant,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
En die hy meste en snoeide om weeligh op te komen,
 
Dan aengekochten gront, bezet met oude boomen;
 
Byzonder als zy tiere en voortbreng' zulck een ooft,
 
Dat alle boomgaerts tart, en strijckt de kroon van 't hooft.Ga naar voetnoot1518
 
Zoo hangen wy ons hart aen 't geen wy zellefs bouwen.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
En zou een woeste bijl dien stam ter neder houwen;
 
Zy ging eerst door ons hart dan door dien jongen stam.Ga naar voetnoot1521
Lantskroon:
 
Indien uw Hageroos dit onheil overquam,
 
Ghy zoudt dit hartewee wel levendigh gevoelen.
 
't Valt mackelijck zijn vlack in 's anders bloet te spoelen.Ga naar voetnoot1524
[pagina 334]
[p. 334]
1525[regelnummer]
Men voelt zijn eigen eerst, een anders weedom lest.Ga naar voetnoot1525
 
Een vreemden oordeelt vreemt, een vader allerbest.Ga naar voetnoot1526
Vrerick:
 
Wy strijden niet: ick heb mijn sterckheit niet te roemen.Ga naar voetnoot1527
 
Mijn dochter en uw zoon zijn uitgeleze bloemen;
 
Hoewel men zijn geslacht, en niet haer ouders, kent,
1530[regelnummer]
Al schijntze ons ongemeen. Ick hoopte uw abele entGa naar voetnoot1530
 
Te zetten op mijn hout: nu schijnt my dit t'ontschieten.Ga naar voetnoot1531
 
Zoo loopt ons hoop in 't riet: en wy, ocharm, genietenGa naar voetnoot1532
 
Den bloessem, niet de vrucht, van 't lang gehoopte goet.
Lantskroon:
 
Ick vat dit vonnis niet: dees bloedige uitspraeck moet
1535[regelnummer]
Wat anders in den zin dan in den klanck beduiden.
Volckaert:
 
Wel Heerschap, vat ghy niet de woorden zoo die luiden?Ga naar voetnoot1536
Heereman:
 
Leert ghy het Heerschap dan der Goden spraeck verstaen?
Vrerick:
 
Nu Heemraên, luistert toe, en hoort ons reden aen.
Volckaert:
 
Zal Heereman my nu der Goden spraeck vertolcken?
Vrerick:
1540[regelnummer]
De Godtheit schuilt in bosch, in wateren, en wolcken:
 
Indien het anders waer', men had geen tolck van doen.Ga naar voetnoot1541
 
Velleede weet en leert hoe iemant Godt verzoen'.
Lantskroon:
 
Velleede leert het ons, indienwe dit begrijpen.Ga naar voetnoot1543
Vrerick:
 
Men hoeft, daer klaerheit is, de herssens niet te slijpen.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
De woorden brengen 't meê: de woorden leggen klaer.Ga naar voetnoot1545
 
Doch zoo ghy middel ziet hem (zonder lantgevaer
 
En plagen op den hals van 't arme volck te halen)
 
Te redden; wijs het aen. Men kan maer eens verdwalenGa naar voetnoot1548
 
In zulck een wightigh stuck. Ghy hoort den eisch van 't lot.
[pagina 335]
[p. 335]
Lantskroon:
1550[regelnummer]
Ick hoor den eisch of niet. Is Godt nu tegens Godt?Ga naar voetnoot1550
Vrerick:
 
Geensins: geen Godtheit sprack noch oit zich zelve tegen.
Lantskroon:
 
't Is dan noodzaeckelijck hier anders meê gelegen.
Vrerick:
 
Geef reden van dat woort, indien ick 't vatten zal.Ga naar voetnoot1553
Lantskroon:
 
Eischt Pan een' ram of bock, of stier uit onzen stal?
Vrerick:
1555[regelnummer]
Hy eischt ons Adelaert, dat bitter valt te zwelgen.Ga naar voetnoot1555
Lantskroon:
 
Hy eischt dan 't bloet van Helt, die schoot geen andre telgen.Ga naar voetnoot1556
Vrerick:
 
Wat raet? wie verreght Pan een andere offerboet?Ga naar voetnoot1557
Lantskroon:
 
Hy eischt dan 's Woudtgodts neef, ten zoen van 's vaders bloet?Ga naar voetnoot1558
Vrerick:
 
Wat sterflijck mensch kan Gode of durf hem wetten stellen?
Lantskroon:
1560[regelnummer]
Een ongevoelijck mensch kan licht een oordeel vellen.Ga naar voetnoot1560
Vrerick:
 
Ick oordeel niet, maer spreeck Velleedes oordeel na.
Lantskroon:
 
Zoo schut men met mijn ramp een algemeene scha.Ga naar voetnoot1562
Vrerick:
 
't Gemeen heeft deze scha nu twintigh jaer gedragen.Ga naar voetnoot1563
Lantskroon:
 
De bloessem van ons zijde is zevenmael geslagen.Ga naar voetnoot1564
Vrerick:
1565[regelnummer]
Het lot viel twalefmael de Noordtzy fel te beurt.Ga naar voetnoot1565
Lantskroon:
 
Dit achtste weeght veel meer dan al wat ghy betreurt.
[pagina 336]
[p. 336]
Vrerick:
 
Men houde ons buiten schuit: dat lot was hem beschoren.Ga naar voetnoot1567
Lantskroon:
 
Ick heb hem hierom niet tot mijnen zoon verkoren.
Vrerick:
 
Al sneuvelt hy, wy staen in tal noch ongelijck.Ga naar voetnoot1569
Lantskroon:
1570[regelnummer]
Het scheelt slechts vier: uw zijde is ruim zoo volleckrijck.
 
Dees eenige overtreft alle anderen in waerde.
Vrerick:
 
Hier gelt geen waerde of bloet, of wie hem won, en baerde.
Lantskroon:
 
Hervat de keur noch eens.
Vrerick:
 
Beschimp het recht van Godt.Ga naar voetnoot1573
 
Dat lijdt de Noortzy niet: zy houdt zich vast aen 't lot.Ga naar voetnoot1574
Heereman:
1575[regelnummer]
Het dient haer nu: zy dorst het eertijts tegenstreven.Ga naar voetnoot1575
Volckaert:
 
Toen viel het ongelijck: zy most het nochtans geven.Ga naar voetnoot1576
Heereman:
 
Zy keek oock bang genoegh.Ga naar voetnoot1577
Volckaert:
 
Maer banger niet dan ghy.
Vrerick:
 
Nu Heemraet, houdt gemack, en rust van wederzy.Ga naar voetnoot1578
Lantskroon:
 
Men zal de Godtheit eer door zulck een offer tergen.Ga naar voetnoot1579
Vrerick:
1580[regelnummer]
Zoo most de Godtheit zelf ons niet dit offer vergen.Ga naar voetnoot1580
Lantskroon:
 
Zoo most men godlijck bloet niet hangen aen de keur.Ga naar voetnoot1581
Vrerick:
 
Uit keurkrackeel ontstont dan licht een erger scheur.Ga naar voetnoot1582
Lantskroon:
 
Het ga zoo 't kan, zoo 't wil: men moet zich noch beraden.
[pagina 337]
[p. 337]
Vrerick:
 
Hoe lang beraên: men moet het offer niet verspaden.Ga naar voetnoot1584
Lantskroon:
1585[regelnummer]
Men stelle een' onverlaet of booswicht in zijn steê.Ga naar voetnoot1585
Vrerick:
 
Dat brengt het lantgebruick noch zoenrecht geensins meê.
Lantskroon:
 
Verander het gebruick: de noot verkeert de zeden.Ga naar voetnoot1587
Vrerick:
 
Men is uit hoogen noot tot dit altaer getreden.
Lantskroon:
 
Wanneer geneest ons Pan van zulck een lange smert?
Vrerick:
1590[regelnummer]
Zoo dra de wilde boogh hem micke naer zijn hart.
Lantskroon:
 
Velleede spelde dit vergeefs een ry van jaren.Ga naar voetnoot1591
Vrerick:
 
Te zijner tijt zal Pan verzachten, en bedaren.
Lantskroon:
 
En ondertusschen komt dees lantplaegh om mijn' zoon.
Vrerick:
 
En om meer anderen. Zoo wort men ramp gewoon.
Volckaert:
1595[regelnummer]
Ja Heerschap recht, zoo leert een lantheer meê gevoelen
 
Hoe dit een lantman smert.Ga naar voetnoot1596
Heereman:
 
Ghy zoeckt uw moet te koelen
 
Met schimpen op den Heer. Wat quelt ons Volckert nu!Ga naar voetnoot1597
Volckaert:
 
Wat quelt ons Heereman! Hoe na zal 't recht, om uGa naar voetnoot1598
 
Of 't Heerschap hier van daegh zijn' gang niet konnen krijgen?
Vrerick:
1600[regelnummer]
Terwijl men handelt, laet, ay laet den Heemraet zwijgen,Ga naar voetnoot1600
 
Of spreken met bescheit: men geef de reden plaets.Ga naar voetnoot1601
 
Ghy waert, voor 't lantgeschil, van outs getrouwe maets.
[pagina 338]
[p. 338]
 
Al gingh de vreê van honck, zy kan noch weder komen:Ga naar voetnoot1603
 
Zy groeit wel weder aen, als afgehouwe boomen.
1605[regelnummer]
Wat my belangt, ick zie de vruchten van den twist,Ga naar voetnoot1605
 
En hoe men in den twist van weêrzy zich vergist,Ga naar voetnoot1606
 
En door 't vergissen elck om eige schult moet bloeden.
 
Nu dient men noch by tijts het quaetste te verhoeden,
 
Op dat geen boozer lucht zich in dees pleitkoorts meng',Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
En Zuidt-en-Noortzy beide om hals en have breng';Ga naar voetnoot1610
 
Dies laet ons elck met raet en daet den oirbaer ramen.Ga naar voetnoot1611
Lantskroon:
 
Verschoont mijn' zoon, en brengt van wederzy te zamen
 
Wat voort tot pais, en vrede, en rust gedyen kan.Ga naar voetnoot1613
 
Ick geef mijn stem aen u.Ga naar voetnoot1614
Vrerick:
 
Gehoorzaem vader Pan:
1615[regelnummer]
Wy zullen morgen vroegh van 't ander gaen beginnen.
 
Wie andren winnen wil, moet eerst zich zelf verwinnen.
 
De kudde volght den ram gewilligh op zijn spoor.
 
Getroost u Adelaert, en geef het recht gehoor.Ga naar voetnoot1618
Lantskroon:
 
Wat baet nu al mijn zorgh, zoo menigh jaer gedragen?
1620[regelnummer]
Ick rechte een' winthont af, en worgh hem voor het jagen.Ga naar voetnoot1620
 
Ick vockte een veulen aen, en jaegh het in zijn doot.Ga naar voetnoot1621
 
Ick leerde een' schoonen valck, en drenck hem in de sloot.Ga naar voetnoot1622
 
Neen Adelaert, mijn zoon, ick geef u zoo niet over.
 
Ick ly niet, dat men my beguighele, en betover'.Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Hack beucken af tot brant: legh rijsbosch op het vier:Ga naar voetnoot1625
 
Hou eick en elzen om: verschoon den lauwerier:Ga naar voetnoot1626
 
Verschoon het eeuwigh groen: laet ander loof verwelcken.Ga naar voetnoot1627
 
Ick voedde hem niet op om koe of schaep te melcken;
 
Een kudde of ossendrift te drijven langs den wegh;Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Of braem en bes om loon te lezen op een hegh;Ga naar voetnoot1630
 
Maer naer den eisch des struicks, waeruit hy is gesproten;Ga naar voetnoot1631
 
Geensins om zulck een' schat te hangen aen dit loten.Ga naar voetnoot1632
[pagina 339]
[p. 339]
 
Indien de boogh hem trof, wie heelde oit zulk een smert?
 
My dunckt die droefheit viel my, als een steen, op 't hart.
1635[regelnummer]
Men sla wat anders voor: men kreuck' dit bloedigh oordeel.Ga naar voetnoot1635
 
Geen vonnis leit zoo vlack, of godlijck bloet heeft voordeel.Ga naar voetnoot1636
WOUTER. LANTSKROON. VRERICK.
Wouter:
 
Och Heerschappen, staet by: och Heemraet, staet ons by:Ga naar voetnoot1637
 
De Zuidtzijde is in roer, en al de Noorder zy.Ga naar voetnoot1638
 
Men graeft de paden op: de huisman raept vast steenen.Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De meester en de knecht, het dorp is op de beenen.
 
De wijven huilen vast. De koe, het kalf, al 't vee
 
Dat bulckt en blaetze na. Ick huil mijn hart in twee.
 
De jongers komen voort met vorcken, schup en haecken,Ga naar voetnoot1643
 
Met zeissen, stock en tang: een ieder past te raecken.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De zonnewagen hangt en helt al steil en schuinGa naar voetnoot1645
 
Voor over in de zee, geen hantbreet boven duin.
Lantskroon:
 
Wat vraeght ghy naer de zon? laet ros en wagen rollen.
Wouter:
 
Och Heerschap, zinkt de zon, zoo raekt het lant aen 't hollen.Ga naar voetnoot1648
 
Men wacht den Wildeman: hy stapt al brullende aen:
1650[regelnummer]
Hy weet van dit krackeel. Wie kan hem tegenstaen?
 
Hy ruckt de boomen uit met aerde, en stronck, en wortel.
 
Verrascht hy Leeuwendael, hy trapt het vleck te mortel,Ga naar voetnoot1652
 
Of zet het al in brant wat heint is of ontrent.Ga naar voetnoot1653
 
Och, komt de Wildeman, zoo loopt het op een endt.
1655[regelnummer]
De maeghden staen gereet om Adelaert te leien,
 
Te wasschen in de beeck, te kranssen, te beschreien:Ga naar voetnoot1656
 
Zy wachten slechts op 't woort: och mannen, geef het woort.Ga naar voetnoot1657
Vrerick:
 
Nu Heerschap, kort beraet: men wil ons fel aan boort.Ga naar voetnoot1658
 
Ay, geef u zelven toch, om beters wil, gevangen.Ga naar voetnoot1659
Lantskroon:
1660[regelnummer]
Och Adelaert, mijn zoon. Zoo ga het lot zijn gangen.
[pagina 340]
[p. 340]
REY VAN LEEUWENDALERS.
Keer:
 
Nu volgh ons volgens 't lantgebruick,
 
Helaes! een hardt gelagh:Ga naar voetnoot1662
 
Wy gaen met becken, krans en kruick
 
U naer de zuiverplaets geleien,Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
En zuivren, kranssen en beschreien.
 
Toen OostweyGa naar margenoot*, ouder dan de daghGa naar voetnoot1666
 
Gestarrent zon en maen,
 
De zon zagh ondergaen,Ga naar voetnoot1668
 
En d'eerste reis voorover rollen,Ga naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Geraeckte al 't lantschap aen het hollen:
 
Het klonck met schup en tangGa naar voetnoot1671
 
Op beckens, en keeck bang:Ga naar voetnoot1672
 
Het huilde en kermde: o smart,
 
O keer dien gouden kloot.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Hoe valt ons d'oude nacht op 't hartGa naar voetnoot1675
 
Voor eeuwigh! schut den noot.Ga naar voetnoot1676
 
Die lamp te derven, is een doot.
Tegenkeer:
 
Out Oostwey, droef in slaep geschreit,
 
Ontwaeckte 's morgens vroegh
1680[regelnummer]
Met vreught uit zijn onnozelheit;Ga naar voetnoot1680
 
Toen d'uchtend, voor den zonnewagen,Ga naar voetnoot1681
 
Die nare grijnzen quam verjagen,Ga naar voetnoot1682
 
De lucht allengs wat blijder loegh,Ga naar voetnoot1683
 
En 't volleck uit de wey,
1685[regelnummer]
Den doier van het ey
 
Der weerelt, of de schijf der schijvenGa naar voetnoot1685-86
 
Zoo schoon vergult zagh boven drijven,Ga naar voetnoot1687
 
Gelijckze 's avonts zonck.
[pagina 341]
[p. 341]
 
Maar och, dees heldre vonckGa naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Voor eeuwigh uitgedooft,
 
Met eenen kouden steen,Ga naar voetnoot1691
 
Ons van die hope en troost berooft.
 
Het graf verwacht het been:Ga naar voetnoot1693
 
De geest zal waeren hier beneên.Ga naar voetnoot1694

voetnootvs. 1305
lotgebroeders: lotgenoten.
voetnoot1307
Dies: daarom.
voetnoot1308
u scheide: tussen u zal beslissen.
voetnoot1309
staet gelijck: blijft tegelijk staan.
voetnoot1311
knien (éénlettergr.).
voetnoot1312
waert: zwerft rond, bevindt zich in de buurt.
voetnoot1315
deizen: zich terugtrekken.
voetnoot1316
zuivere: reine, vrome; gepeizen: overpeinzingen (vgl. Vlaams peizen).
voetnoot1318
niet slof: (niet nalatig) zeer ijverig; kappelampt: de dienst, aan deze kapel verbonden.
voetnoot1319
ontdecken: openbaren.
voetnoot1324
verbaest: ontsteld, verbijsterd.
voetnoot1326
dit jaerlijcks onweêr: deze jaarliks terugkerende ramp.
voetnoot1327
ontschuldigh ons: geef ons niet de schuld.
voetnoot1328
te goeder tyt: op een gezegend ogenblik.
voetnoot1329
schatte: acht. De bedoeling is: deze dood weegt op tegen duizend doden, zou ik boven duizend andere wijzen van sterven verkiezen.
voetnoot1331
Bestulpt: bedekt; met geenen zerck: niet met een(zelfde) zerck; al t'effens: tegelijkertijd. Zijn naam, zijn roem daalt niet met zijn gebeente ten grave. Vgl.: ‘geen graf bestulpt zijn faem’ (Dl. 2, 418).
voetnoot1332
gemeente: volk.
voetnoot1333
Gedurigh: voortdurend, duurzaam.
voetnoot1335
keere: wende af.
voetnoot1337
geen verf: geen kleur. Aan dit geen is ook de ontkennende betekenis van het volgende vers te ontlenen: evenmin zal de lindeboom bleek worden. Zinspeling op een of ander volksgeloof? De linde, de heilige boom der dorpgemeenschap, werd misschien geacht te delen in haar lot.
voetnoot1339
daelde ter zielen: ging de dood tegemoet (oorspr. naar de onderwereld; vgl. Stoett: Spreekw.).
voetnoot1340
joegh voor: joeg voor zich uit (omdat ze onwillig waren om te volgen); volght op de hielen: volgt onmiddellik, zonder aarzeling en vrijwillig.
voetnoot1341
bruiloftsfeest (in Vondel's taal vrouwelik).
voetnoot1343
stout: vermetel; tart: trotseert.
voetnoot1345
tusschen beide: tussen ons beiden (Vrerick en Volckaert); als 't immers wezen moet: als het dan onvermijdelik is (immers: in elk geval).
voetnoot1346
Hoe komen wij ooit tot een andere offerwijze, nl. zonder een mensenoffer!
voetnoot1347
komt u over: overkomt u.
voetnoot1350
struick: stam.
voetnoot1352
By alle ons wetenschap: voorzover wij weten.
voetnoot1354
steef: versterkte. Gegronde hoop gaf, dat haar geslacht in stand bleef.
voetnoot1355
afkomst: nakomelingen.
voetnoot1357
gaet uit: sterft.
voetnoot1359
durf: durft; kappelampt (vgl. 1318): goddelike instelling van zijn heiligdom.
voetnoot1360
dien scheut: dit schot.
voetnoot1361
ree: alrede, reeds.
voetnoot1362
verstaen tot: te bewegen zijn tot, te vinden zijn voor (Mnl. Wdb. IX, 5).
voetnoot1364
noch... noit: dubbele ontkenning, ter versterking; quijtgeschouden: kwijtgescholden.
voetnoot1367
vordert: baat; dochter: maagd.
voetnoot1370
verzeker: voorzeker, stellig; te rijck en milt: te royaal met uw verzekering.
voetnoot1371
al: heel; betyen: mijn gang gaan.
voetnoot1373
edelaerdigh: van edele afkomst.
voetnoot1376
morgen: jeugd.
voetnoot1377
Ellendige: ongelukkige.
voetnoot1378
avontuur: noodlot.
voetnoot1379
versch: nog onlangs.
voetnoot1380
schelt suffers quijt: laat lafhartigen ongedeerd.
voetnoot1381
waert: lief; geene kennis draeght: geen onderscheidingvermogen heeft.
voetnoot1383
houdt uw rust: trek u er niets van aan; al: indien (Ned. Wdb. II, 88).
voetnoot1386
averechts: verkeerd, d.w.z. ge krijgt geen beloning.
voetnoot1387
te: zeer.
voetnoot1388
lijckgenooten: deelnemers aan de uitvaart; lijck betekent in het Z.-Nederlands nog: begrafenis (b.v. bij De Bo, 556: te lijke beên: ter begrafenis nodigen). Vondel gebruikt dit woord ook in de Vergilius-vertaling, waar het Ned. Wdb. (IV, 1575) een andere verklaring geeft (die weldra een lijk zal wezen), die hier m.i. niet past.
voetnoot1389
zonder maet: hartstochtelik; dat ontijdigh lijck: de te vroeg gestorvene.
voetnoot1390
bemorst van: bezoedeld met.
voetnoot1391
hoven: tuinen.
voetnoot1393
een ongedierte (eigenaardig enkelv.): een insekt.
voetnoot1394
stickt: verstikt.
voetnoot1395
gunst: genegenheid.
voetnoot1396
ydel: tevergeefs; 't hart: de moed.
voetnoot1397
scheutvry: beveiligd voor het schot; voor dat punt: voor de pijl van de Wildeman.
voetnoot1398
Genees: behoud, red; vromen: dappere.
voetnoot1399
schijn: toestand.
voetnoot1400
schimpt: spot, schertst; schijnt het aen uw wezen: blijkt het uit het gezicht.
voetnoot1402
lijf: leven.
voetnoot1403
zonder schimp: in ernst.
voetnoot1404
kost: kon.
voetnoot1405
Circe, die Odysseus trachtte te verleiden door haar schoonheid.
voetnoot1406
schalck: kwaadaardig.
voetnoot1407
gast: kerel, man.
voetnoot1410
meining: Brabants voor mening, bedoeling.
voetnoot1413
Betrouw ons beter toe: heb een betere gedachte van ons (beter: iets beters); neem in: neem in overweging.
voetnoot1416
den Grieckschen Reus: Polyphemus (Odyssee 9, 430), die Odysseus (Ulysses) in zijn hol gevangen hield en aan wie hij door de list ontkwam, die in vs. 1417-20 naverteld wordt.
voetnoot1419
docht: dacht; gast: hier nog in de oudere betekenis: vreemdeling; vlocken: schapevacht.
voetnoot1421
Gelijck by: vergelijk met.
voetnoot1422
vont: vondst, list; beguighlen: voor de gek houden, misleiden.
voetnoot1424
boschgalm: echo. Pan, verliefd op de nymf Echo, trachtte haar vergeefs te vangen; zelf: zelfs.
voetnoot1425
onbesuisd: ruw, woest (Ned. Wdb. X, 1082).
voetnoot1426-27
buiten last van: zonder te schenden; zuiverheit: kuisheid.
voetnoot1428
'k verlang: ik ben benieuwd.
voetnoot1429
verlegenheit: moeielike omstandigheden (sterker dan in hedendaagse taal).
voetnoot1430
ringeloort: bedwingt (oorspr.: een dier in bedwang houden met een ring door het oor).
voetnoot1431
treken: listen.
voetnoot1433
zeven sterck: met u zevenen.
voetnoot1437
verdooft: dof doet schijnen, overschittert.
voetnoot1440
suicker: suikergebak.
voetnoot1441
Beveel: vertrouw toe aan, geef aan.
voetnoot1443
Aan te vullen met Beveel (1441).
voetnoot1444
Gemoet hem: ga hem tegemoet.
voetnoot1445
onverziens: onverwacht, plotseling; 't heetste: het vurigst. Als hij hartstochtelik aan 't jagen is.
voetnoot1448
binnen krijgen: in uw macht krijgen.
voetnoot1450
brengen: toebrengen, toedrinken met.
voetnoot1453
zijn gety: de tijd waarop hij aanwezig dient te zijn voor het schot.
voetnoot1454
rispe: oprispe, door de drank.
voetnoot1455
verge: vrage, eise.
voetnoot1456
versteken (oud part.): verstoken.
voetnoot1457
berght: beveiligt, redt; u verght: van u vraagt, verlangt.
voetnoot1458
geberght: in Vondel's taal zowel zwak als sterk.
voetnoot1461
Ick kocht: ik zou willen kopen.
voetnoot1462
wacht u: pas op, denk er aan; gelijck het kost: gelijk mogelik was; ontschoot: mislukte (Ned. Wdb. X, 1956).
voetnoot1464
ongeacht by: geminacht door; achter lande: door het land.
voetnoot1466
verraên: in 't ongeluk storten.
voetnoot1467
voorhanden: op dit ogenblik. Na deze woorden gaat Hageroos heen.
voetnoot1468
Zy belght zich des: zij wordt er boos om; ick bijt op mijn tanden: vgl. zich verbijten.
voetnoot1472
om zijn fortuin verlegen: met zijn lot begaan.
voetnoot1474
de wilde boogh: de boog van de Wildeman.
voetnoot1476
stock noch block: niet gevoelloos (vergelijk block noch steen in in vs. 535). Mnl. bloc: stam, stronk.
tegenwoelen: stil verzet.
voetnoot1477
vorderen: baten; leit: ligt, is.
voetnoot1478
best: het best.
voetnoot1482
wortelt diep: veroorzaakt een diep gewortelde gehechtheid; van langer hant: langzamerhand, geleidelik.
voetnoot1484
houze waert: heb ze lief.
voetnoot1485
voel by my: besef door mijn eigen gevoel voor Hageroos.
voetnoot1486
een naeuw begrijp: een beperkte ruimte (Mnl. begripen: samenvatten).
voetnoot1487
vyanden: tegenstrijdige machten, beweegredenen; de noot: het besef van de noodzakelikheid van het offer.
voetnoot1488
Hier gaet een sterck getijde: beeld aan de zee ontleend: een machtige vloedgolf, dus: een hevige innerlike strijd.
voetnoot1490
lijdt: ondergaat, verdraagt.
voetnoot1491
hobbelt: dobbert, wordt geslingerd.
voetnoot1493
gaet aen: tast aan; klem van woorden: krachtige argumenten.
voetnoot1494
ondergaen: met beleid toespreken, trachten over te halen (Ned. Wdb. X, 1306).
voetnoot1495
over stach te werpen: van streek te brengen. De uitdrukking is aan het schip ontleend: de stag is het staande touw, dat dient om de mast te steunen.
voetnoot1496
dientze: nl. de reden, de argumenten die steeds klemmender moeten worden.
voetnoot1497
Hij zal tegenargumenten aanvoeren; het loop' dan hoogh of leegh (laag): wat er ook gebeure(?) dus: dat staat vast.
voetnoot1498
wicke: wege.
voetnoot1499
Als hij maar even gevoelig wilde zijn voor de overwegende argumenten als de tong van deze weegschaal.
voetnoot1500
Een uitspraak die op recht berust, kan hij toch niet weerleggen?
voetnoot1501
en: in Vondel's latere taal wordt deze ontkenning stelselmatig vermeden, maar een enkele maal kan hij het woordje niet missen; nergens na: volstrekt niet, in 't geheel niet (Ned. Wdb. IX, 1311 en 1843). De moderne betekenis: naar niets, zou hier ook passen.
voetnoot1502
In 't eerste niet: niet onmiddellik.
voetnoot1503
werck te spoeden: ons te haasten.
voetnoot1504
schuw: wacht u er voor.
voetnoot1506
het spits: de top.
voetnoot1508
het geef niemant wonder: niemant verwondere zich.
voetnoot1511
gunst: vriendelikheid, welwillendheid.
voetnoot1513
van hant tot hant: van geslacht tot geslacht (Ned. Wdb. V, 1846).
voetnoot1514
huisman: boer.
voetnoot1518
tart: trotseer; strijckt de kroon van 't hooft: overtreft.
voetnoot1519
zellefs: zelf.
voetnoot1521
eerst.... dan: bijgedachte aan de comparatief eer; anders zou achter dan een komma moeten staan.
voetnoot1524
vlack: smet, gebrek; anderen voor eigen zonden te laten boeten met hun bloed.
voetnoot1525
weedom: smart.
voetnoot1526
Een vreemden: deze toevoeging van n voor een volgende klinker is in Vondel's latere taal ongewoon; oordeelt vreemt: kan daar niet over mee spreken, staat er buiten.
voetnoot1527
Wij zijn het eens; ik beroem mij niet op meerderheid (boven u).
voetnoot1530
abele: voorname, edele; ent: takje om te enten: uw hooggeboren zoon met mijn dochter te verbinden.
voetnoot1531
ontschieten: mislukken.
voetnoot1532
loopt in 't riet: gaat verloren.
voetnoot1536
zoo die: gelijk ze.
voetnoot1541
van doen: nodig.
voetnoot1543
dit: namelik hoe wij het aanleggen moeten.
voetnoot1544
de herssens te slijpen: het verstand te scherpen (vgl. vs. 456).
voetnoot1545
leggen (liggen) klaer: zijn duidelik.
voetnoot1548
maer eens: wel eens (in 't Ned. Wdb. niet vermeld), het is licht mogelik dat men dwaalt.
voetnoot1550
of niet: of eigenlik niet, d.w.z.: ik begrijp niet wat ik hoor; tegens Godt: tegen zich zelf, omdat hij een godenzoon als slachtoffer eist.
voetnoot1553
Geef reden van: verduidelik.
voetnoot1555
dat: wat; bitter valt te zwelgen: moeielik te verkroppen is.
voetnoot1556
schoot geen andre telgen: geen andere nakomelingen kreeg.
voetnoot1557
Wie durft van Pan eisen dat hij een ander zoenoffer aanvaardt? offerboet (vgl. 1978): offer om vroeger vergrijp te boeten.
voetnoot1558
neef: afstammeling, kleinzoon.
voetnoot1560
ongevoelijck: ongevoelig.
voetnoot1562
schut: keert, weert af.
voetnoot1563
't Gemeen: het volk.
voetnoot1564
bloessem: jeugd; geslagen: gedood.
voetnoot1565
viel te beurt: trof; fel: hevig.
voetnoot1567
beschoren: toebedeeld (van bescheren: beschikken).
voetnoot1569
sneuvelt: valt.
voetnoot1573
Beschimp: minacht.
voetnoot1574
lijdt: duldt; 't lot: de loting.
voetnoot1575
Het dient haer nu: het komt haar nu goed te pas.
voetnoot1576
viel het ongelijck: was het onbillik; het geven: het gewonnen geven.
voetnoot1577
bang: benauwd.
voetnoot1578
rust: te verbinden met houdt.
voetnoot1579
eer: veeleer.
voetnoot1580
ons vergen: van ons eisen.
voetnoot1581
hangen aen: doen afhangen van, blootstellen aan.
voetnoot1582
keurkrackeel: twisten over de keuze (nl. als het lot niet besliste).
voetnoot1584
verspaden: verlaten, uitstellen.
voetnoot1585
onverlaet: misdadiger (vgl. vs. 931).
voetnoot1587
verkeert: wijzigt.
voetnoot1591
spelde: voorspelde.
voetnoot1596
lantman: tegenover lantheer: de onderdaan; uw moet te koelen: uw toorn te luchten.
voetnoot1597
Wat quelt ons: wat maakt hij ons weer kwaad! quellen: plagen, hinderen.
voetnoot1598
Hoe na zal: zal dan soms (vgl. bij vs. 1213).
voetnoot1600
handelt: onderhandelt, onderling overlegt.
voetnoot1601
met bescheit: verstandig, bezadigd; men geef de reden plaets: laten we eens redelik overleggen.
voetnoot1603
van honck: van huis, heen.
voetnoot1605
belangt: betreft.
voetnoot1606
zich vergist: zich te buiten gaat.
voetnoot1609
pleitkoorts: het hartstochtelik bepleiten van eigen belangen.
voetnoot1610
om hals en have breng': leven en bezittingen doe verliezen.
voetnoot1611
Dies: daarom; den oirbaer ramen: ons voordeel beramen, maatregelen nemen tot ons eigen heil.
voetnoot1613
voort: dadelik.
voetnoot1614
Dan kunt ge op mijn steun rekenen.
voetnoot1618
Berust in het verlies van Adelaert.
voetnoot1620
rechte af: richtte af, dresseerde; voor het jagen: voordat hij aan de jacht kan deelnemen.
voetnoot1621
vockte aen: kweekte op (Ned. Wdb. I, 128: aanfokken).
voetnoot1622
drenck: verdrink (drencken is causatief van drinken). Vgl. Ned. Wdb. III, 3289.
voetnoot1624
ly: duld; beguighele: beetneemt (vgl. vs. 1422).
voetnoot1625
brant: brandhout.
voetnoot1626
verschoon den lauwerier: maar spaar de laurierboom, die daarvoor te edel is; hierbij vergelijkt hij Adelaert, vgl. vs. 1349.
voetnoot1627
laet ander loof verwelcken: offer een minder edel jongeling.
voetnoot1629
ossendrift: troep ossen.
voetnoot1630
lezen: zoeken, plukken.
voetnoot1631
struick: stam.
voetnoot1632
te hangen aen dit loten: afhankelik te maken van, bloot te stellen aan een loting.
voetnoot1635
kreuck': knakken, breken, vernietigen (Ned. Wdb. VIII, 174).
voetnoot1636
leit vlack: is geveld. Geen vonnis is zo onherroepelik, of een afstammeling van goden moet iets vóór hebben (boven gewone stervelingen).
voetnoot1637
staet by: helpt.
voetnoot1638
in roer: in beroering, in opstand.
voetnoot1639
vast: voortdurend (ook in vs. 1641).
voetnoot1643
jongers: jongelingen; voort; te voorschijn.
voetnoot1644
zeissen (enkelv.): zeis; past: is er op uit.
voetnoot1645
Mythologies uitgedrukt: de avond is nabij.
voetnoot1648
aen 't hollen: in oproer.
voetnoot1652
te mortel: in puin (vgl. vs. 92).
voetnoot1653
heint: dichtbij (vgl. van heinde en ver).
voetnoot1656
kranssen: vgl. bij vs. 1275.
voetnoot1657
't woort: de toestemming van de Heerschappen, vooral van Lantskroon.
voetnoot1658
men wil ons fel aan boort: men zal ons heftig aanvallen, als wij geen verlof geven.
voetnoot1659
geef u gevangen: geef u gewonnen, geef toe.
voetnoot1662
een hardt gelagh: een treurige noodzakelikheid.
voetnoot1664
zuiverplaets: plaats voor de reiniging bestemd.
margenoot*
[Randschrift:] Arkadie
voetnoot1666
Oostwey: volgens de oude kanttekening Arcadië, het herderland in het verre Oosten, in vs. 1053 Oostlant genoemd, geschapen vòòr de schepping der hemellichamen; zij noemden zich in het Grieks ‘ouder dan de maen’ (Ovidius' Fasti II, 289).
voetnoot1668
Zij zagen dus de eerste zonsondergang.
voetnoot1669
voorover rollen: hier is weer aan de zonnewagen gedacht (vergelijk 1645).
voetnoot1671
klonck: sloeg hard.
voetnoot1672
bang: benauwd.
voetnoot1674
keer: houd tegen; dien gouden kloot: de gouden bal, de zon.
voetnoot1675
d'oude nacht: de duisternis waarin zij tot dusver geleefd hadden.
voetnoot1676
schut: weer af.
voetnoot1680
onnozelheit: hier naderend tot de moderne betekenis: naïeveteit.
voetnoot1681
voor: uitgaande vóór.
voetnoot1682
nare grijnzen: angstwekkende schimmen, spoken (grijns oorspr. gelaatsvertrekking, lelik gezicht); vgl. Adam in Ball., 121: bleecke schimmen.
voetnoot1683
loegh: oude sterke verl. tijd van lachen.
voetnoot1685-86
Den doier van het ey der weerelt: omschrijving van de zon. Wellicht een herinnering aan het ‘wereldei’ van de Orphiese leer; de schijf der schijven: de schijf bij uitnemendheid (Hebraïsme).
voetnoot1687
boven drijven: naar boven komen, opkomen.
voetnoot1689
dees heldre vonck: het levenslicht van Adelaert.
voetnoot1691
eenen kouden steen: de grafzerk.
voetnoot1693
het been: het gebeente.
voetnoot1694
waeren: rondzwerven, blijven zweven; hier beneên: in de onderwereld, volgens de mythologie der Ouden, de verblijfplaats der zielen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank