Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 390]
[p. 390]

Het tweede bedryf.

HOFJOFFERS. ITHOBAL. SIDONIA.
Hofjoffers:
 
Nu zingt Astarte lof
 
In 's wijzen Konings hof.
 
Dit wijfeest geeft ons rijcke stofGa naar voetnootvs. 349
350[regelnummer]
Haer kerck te cieren op dien trant,Ga naar voetnoot350
 
In 't midden van 't Hebreeusche lant.
 
Behangt met mirtegroen,
 
En bloemkrans, en festoen
 
Poortael, en pyler, ons ten zoen.Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Vereert die schoonste Majesteit
 
Uit yver, en godtvruchtigheit.Ga naar voetnoot356
 
Zy zal voor zulck een deughtGa naar voetnoot357
 
Beschencken onze jeught
 
Uit haren schoot met volle vreught
360[regelnummer]
Van wellust, die genoten wort
 
Waer zy haer' milden zegen stort.
Ithobal:
 
Ghy jeught van Sidon komt ter goeder tijt, geladenGa naar voetnoot362
 
Met uw gevlochten loof, en heilige cieraden,
 
Bekleên het nieuw gebouw, dat in te wijden staet.Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Nu pas in 't yveren op niemants schimp of haet:Ga naar voetnoot365
 
Dewijl ghy dus op 't hooghste ons Godtheit zult behagen.
 
Nu yver naer de kunst. Ay zie, de pijlers dragenGa naar voetnoot367
 
Hun bogen, en gewelf, ter eere van dit feest,
 
Gewilligh, zonder last: zy stercken uwen geest
370[regelnummer]
In dit godtvruchtigh werck, en schijnen zelfs te blaecken.Ga naar voetnoot370
 
Ick zie Sidonia, de Koningin, genaecken,
 
Om met de stralen van haer tegenwoordigheit
 
U aen te prickelen, en door haer Majesteit
 
Te toomen de Hebreen, die ons geluck benijden.Ga naar voetnoot374
Sidonia:
375[regelnummer]
Mijn dochters, dat gaet wel. Wie moet zich niet verblijden,
[pagina 391]
[p. 391]
 
Die uwen yver ziet? Mijn kinders, vaert zoo voort.
 
Verheerlijckt vry uw best den ingangk, en de poortGa naar voetnoot377
 
Des tempels, en gebruickt, vrymoedigh zonder treuren,
 
De vryheit, die die dus lang geen vreemden moght gebeuren.Ga naar voetnoot379
Ithobal:
380[regelnummer]
Doorluchtste Koningin, ghy hebt door uw beleit
 
De zaeck dus verr' gebroght, en voor uw volck bepleit
 
Ten hove, by den Vorst, gelijckwe nu aenschouwen.
 
Hy liet uit zijnen schat dees groote kerck volbouwen,Ga naar voetnoot383
 
Zijn Koningin ten dienst, onaengezien de klaght,
385[regelnummer]
Geschrey, en tegenweer van al 't Hebreeusch geslacht,
 
Het welck hem 't gantsche jaer geweldigh liep om d'ooren,Ga naar voetnoot386
 
En nacht noch dagh verschoonde, om onzen bouw te stooren;Ga naar voetnoot387
 
Doch ydel, en vergeefs. Hy hielt zich even trots,
 
En moedigh in dien storm, gelijck een steile rots,
390[regelnummer]
Die op haer' boezem stuit en breeckt de kracht en 't bruischen
 
Der baren, slagh op slagh, terwijl de winden ruischen
 
Uit d'openbare zee, en bulderen op strant.Ga naar voetnoot392
 
Nu hoop ick zultghe zelf, en met uw eige hant
 
Den Koning ten altaer geleiden, aen zijn zijde,
395[regelnummer]
Op dat hy ons Godin zijn offergaven wijde.
 
Zoo krijght de godtsdienst hier een' vasten voet in 't Rijck,
 
En ghy een eer, waer voor het al de vlagge strijck'.Ga naar voetnoot397
Sidonia:
 
O vader, wien de zorgh des offers blijft bevolen,Ga naar voetnoot398
 
Ghy weet hoe heimelijck, bekommert en gestolenGa naar voetnoot399
400[regelnummer]
Wy hier ten hove in 't eerst ten offer mosten gaen,
 
Nu is ons openbaer de vrydom toegestaen,Ga naar voetnoot401
 
En na veel moeite en smert dit groote goet verworven.
 
Maer hoe? het werck is versch, de gront noch onbestorven.Ga naar voetnoot403
 
Den Koning zelf ter feest te nooden, schijnt te vroegh,
405[regelnummer]
En heeft zijn zwaricheit. Men lijdt het schaers genoegh,Ga naar voetnoot405
 
Dat zijne Koningin by doncker henetrede:
 
En noch heeft zij ter noot besteken door haer bedeGa naar voetnoot407
[pagina 392]
[p. 392]
 
Dat, onder schijn van spel en Koningklijck vermaeck,
 
De hofwacht u beschutte, en hier ter ste bewaeck',
410[regelnummer]
Om onheil te verhoên, en teffens niet te wagenGa naar voetnoot410
 
Ons zelve, en 't hoogh gezagh. Men moet zich zedigh dragen.Ga naar voetnoot411
 
Wie al te strenge spant, die breeckt of pees, of boogh.Ga naar voetnoot412
 
De godtsdienst lijdt geen' schimp, en is zoo teêr als 't oogh.Ga naar voetnoot413
Ithobal:
 
Uw zorgen zien te verr'.
Sidonia:
 
Men moet geen oproer tergen.Ga naar voetnoot414
Ithobal:
415[regelnummer]
Ontzietghe 't volk?Ga naar voetnoot415
Sidonia:
 
Met recht.
Ithobal:
 
Men zal 't den Koning vergen:
 
Wat leit ons aen het volck? Hier gelt des Vorsten stem.Ga naar voetnoot416
Sidonia:
 
En of zich dees gemeente eens opwierp tegens hem?Ga naar voetnoot417
Ithobal:
 
Wie durf zich, als een hooft, dien aenslagh onderwinden?Ga naar voetnoot418
Sidonia:
 
In zoo veel duizenden is licht een hooft te vinden.
420[regelnummer]
Zagh David Absolon niet steken naer de kroon?
 
En wie kan Salomon verzekren van zijn' zoon?Ga naar voetnoot421
Ithobal:
 
Van Roboam? hem zou noch zwaert, noch harnas passen.Ga naar voetnoot422
 
Hy is te dom, en niet ten oorloge opgewassen.
Sidonia:
 
Een domme dient zich van een' kloecke, die 't verstaet.Ga naar voetnoot424
Ithobal:
425[regelnummer]
Daer glimp noch stof ontbreeckt tot oproer, en verraet.Ga naar voetnoot425
Sidonia:
 
Ontbreeckt hier glimp, en stof, zoo zich de Vorst laet nooden
[pagina 393]
[p. 393]
 
Aen ons gehaete altaer, den aenstoot van de Joden?
 
Men roept alree dat hy de Wet verandren wil.Ga naar voetnoot428
Ithobal:
 
Zy roepen 't niet zoo luidt, maer mompelen 't al stil.
Sidonia:
430[regelnummer]
En al dit mompelen geeft menigh achterdencken.Ga naar voetnoot430
Ithobal:
 
Wie kan den grooten Vorst, den Leeuw van Juda, krencken?Ga naar voetnoot431
Sidonia:
 
De zoon van Jesse temde een' leeuw, der dieren Heer.Ga naar voetnoot432
Ithobal:
 
Men schrickt, als Juda brult: zijn klaeuwen reicken veer.
Sidonia:
 
Wat is ontzagh, uit schrick, en niet uit gunst geboren?Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Dit kitteloorigh volck ontziet gebit, noch sporen.Ga naar voetnoot435
 
Genade en weldoen treckt de menschen, zonder last.
 
Zoo zet een Prins den stoel van zijn regeering vast.Ga naar voetnoot437
Ithobal:
 
De godtsdienst is een toom om staten te regeeren.
Sidonia:
 
Zoo hoede zich de Vorst den godtsdienst te verkeeren.Ga naar voetnoot439
Ithobal:
440[regelnummer]
Het volleck volght het spoor en voorbeelt van zijn Heer.
Sidonia:
 
Niet zonder scheuring: het geweten is te teêr.
Ithobal:
 
Het Vorstelijck gezagh kan 't oproer overwegen.Ga naar voetnoot442
Sidonia:
 
Als 't oproer overweeght dan zit de Vorst verlegen:Ga naar voetnoot443
 
Dan schudt het gansche Rijck, en wat 'er is ontrent.
Ithobal:
445[regelnummer]
't Is een onnozel Vorst, die zijne maght niet kent,Ga naar voetnoot445
[pagina 394]
[p. 394]
 
Noch weet hoe wijt zijn staf gebieden magh, en bannen.Ga naar voetnoot446
 
Ontbreeckt het Salomon aen middelen, en mannen,
 
En wetenschap, om elck te houden in zijn' plicht?Ga naar voetnoot448
 
De weerelt ziet altijt den Heer naer 't aengezicht,
450[regelnummer]
En slaght de zonnebloem. Wil hy zich openbaren,Ga naar voetnoot450
 
Ick zie de gansche stadt en endelooze scharen
 
Ons beelt en Heilighdom aenbidden, hier ter ste:
 
Een Majesteit sleept hof en alle staten me,Ga naar voetnoot453
 
En ampten, om genot, en eere. Wat de slechtenGa naar voetnoot454
455[regelnummer]
Belangt, die laten zich gemacklijck onderrechtenGa naar voetnoot455
 
Van weereltschen, die meer op eigen voordeel zien,
 
Dan om het Heilighdom den Goden wieroock biên.Ga naar voetnoot457
Sidonia:
 
Ons dunckt in zulck een zaeck is langsaemheit van noode.
Ithobal:
 
Princes, uw yver flaeuwt. Hoe valtghe nu dus bloode?Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Schep moedt, en drijf de zaeck met lust en yver door.Ga naar voetnoot460
Sidonia:
 
En raeckt de wagen eens aen 't hollen, buiten 't spoor?
Ithobal:
 
Het voorspoock spelt wat goets: dit zal u wel gedyen.Ga naar voetnoot462
 
Vertsaegh niet: tre vry toe op onze wichleryen.Ga naar voetnoot463
Sidonia:
 
Laet hooren wat geluck, wat uitkomst het voorzeit.
Ithobal:
465[regelnummer]
Eer ghy den eersten steen des tempels had geleit,
 
Vernam ick, 's morgens vroegh, in 't naeste dal gezeten,
 
Van verre een schoone wolck; doch kon terstont niet weten
 
Wat uit de bergen quam aenwemelen, zoo schoon,
 
Als noit geen wolck verscheen, aen 's hemels hoogen troon;Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Tot dat men endelijck, aen 't roeren van de vlogelen,
 
Bekende dat het was een heele vlught van vogelen,Ga naar voetnoot471
 
Van allerhande slagh en pluimen onder een;
[pagina 395]
[p. 395]
 
Gelijck een regenboogh. De braefste vloogh voorheen,Ga naar voetnoot473
 
En voerde al d'andren aen: gelijck in d'Oosterlanden
475[regelnummer]
Hun Veltheer gaet te velde, om heiren aen te randen.
 
Behoudens dat men hier geen' vogel vliegen zagh,
 
Die zijnen beck en klaeuw op roof te spitsen plagh.
 
Men zagh 'er sperwer, valck, noch arent onder zweven,
 
Noch havick, nochte Wou, gewoon op roof te leven.
480[regelnummer]
Zoo naecktenze dien bergh. Hoe mael ik best den Vorst,
 
En Koning van de vlught. Zijn geschakeerde borst
 
Geleeck een hoftapijt, daer schat en kunst verzamen.Ga naar voetnoot482
 
De staert zou met zijn pracht een' paeuwestaert beschamen.
 
Natuur hing om den hals een pluimjuweel. Wie zaghGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
Om Koninklijcken hals oit kostelijcker bagh?Ga naar voetnoot485
 
Een lange en heldre streeck van goude en roode strepen
 
En sprengkelen verciert den rugh, gelijck geslepenGa naar voetnoot487
 
Robijn, en hyäcinth. Een kroon, die 't licht verdooft,Ga naar voetnoot488
 
Een zon, geen kuif gelijck, vergult zijn purpren hooft.Ga naar voetnoot489
490[regelnummer]
Zoo daelt hy met een' geur van kruiden, uit den hoogen,
 
En strijckt, als hy den bergh heeft driemael omgevlogen,Ga naar voetnoot491
 
Eerbiedigh, daer ghy nu dien tempel ziet gesticht.
 
Het geurigh kruit wert flucks verslonden van het lichtGa naar voetnoot493
 
Der zonne, en haren gloet, tot groot vermaeck der genen,
495[regelnummer]
Die hem geleidden, en terstont met hem verdwenen.
Sidonia:
 
Och, of men uit dees vlught iet zekers sluiten kon.Ga naar voetnoot496
Ithobal:
 
De Vorst der vogelen betekent Salomon,
 
Den Fenix, 't eenigh licht der Koningklijcke hoven,
 
En ingewijt om al wat kroon draeght te verdoven.Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Wat om hem zweeft, verbeelt dit heerlijck duizenttal,
 
Waer onder ghy, Mevrouw, de kroon spant, boven al
 
Wat 's Vorsten oogh behaeght, of namaels zal behagen,
 
En waerdigh zy den naem van Koningin te dragen.
 
Dit voorspel noodight u, dat ghy de MajesteitGa naar voetnoot504
505[regelnummer]
Met zijn Princessen bly ten offerbergh geleit,
[pagina 396]
[p. 396]
 
En helpt Fenicie dien krans van eere winnen,
 
Dat ghy den voordans hebt van al de Koninginnen.Ga naar voetnoot507
 
De spruit van Faro roept: ghy moet het stuck bestaen.Ga naar voetnoot508
 
De bloem van Ammon port u tot dien aenslagh aen.
510[regelnummer]
Het bloet van Edom treckt, en verght dit met gebeden.Ga naar voetnoot510
 
De roos van Moab staet gereet u na te treden.
 
De lelistruick van Heth verwelckt, om dat men toeft.Ga naar voetnoot509-12
 
Al d'andren prickelen, zoo ghy een' prickel hoeft.
 
Ghy Nimfen rust, en gaet: ghy hebt u wel gequeten,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
En geen cieraet noch kunst aen dit poortael vergeten.
Sidonia:
 
O vader, was mijn maght en yver even groot,
 
Ick voerde u in de stadt op 't outer van den Joodt.
 
Hoe veel een vrouwetong vermagh op Koningsbedden;Ga naar voetnoot518
 
Wy zien ons kommerlijck door dit gevaer te redden.Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Vertreck een wijl, en roep Astarte om bystant aen.
 
Daer komt de Koning zelf: het moet ons wel vergaen.Ga naar voetnoot521
Ithobal:
 
De Goden zegenen ons heiligh wit ten leste,Ga naar voetnoot522
 
En keeren 't geenghe vreest, naer uwen wensch, ten beste.
SIDONIA. SALOMON.
Sidonia:
 
Astarte zegene en behoede Salomon,
525[regelnummer]
Wiens glans en eere straelt gelijck de morgenzon.
Salomon:
 
En ghy kunt met uw' glans het helder licht verdooven,Ga naar voetnoot526
 
O wellust van mijn bedde, o bloessem van mijn hoven,
 
Mijn licht, mijn morgenzon, mijn frissche dageraet,
 
Verkoeling, leschvier, brant. O hoe verquickt, hoe gaetGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
Mijn hart op, als een roos, wanneer ick u aenschouwe!Ga naar voetnoot530
 
Ick zweere u by mijn kroon, en Koningklijcke trouwe,
 
Ghy zult voor uwe trouw niet blijven onbeloont.
[pagina 397]
[p. 397]
 
Uw schoonheit, waert gezalft, en met een kroon gekroont,
 
Moet eeuwigh in den troon van mijne ziel regeeren,Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Zoo lang dees rechte hant geen' scepter zal ontbeeren.Ga naar voetnoot535
Sidonia:
 
O Davids zoon, ghy zet ons hooger dan 't betaemt
 
Te zitten. Het gemoedt kan nimmer zonder schaemt
 
't Genot van zoo veel deught en weldaên overwegen.Ga naar voetnoot538
 
Daer staet der Goden kerck tot aen de lucht gestegen,
540[regelnummer]
En heerelijck volbouwt, in 't aenzicht van den Nijt,
 
Ons bede te gevalle; en wacht om ingewijtGa naar voetnoot541
 
Te werden. Kan een tong uw Majesteit voldancken,Ga naar voetnoot542
 
En prijzen naer den eisch? O Vorst, laet duizent klancken
 
Van Koninginnen vry, een ieder in haer tael,
545[regelnummer]
Uw' naem verheffen. Dat de gansche hemel dael',
 
Om uwe Majesteit op 't wy-feest uit te nooden.
 
Hoe wenschte ick nu dat ghy, ter eere van de Goden,
 
De staetsi vieren holpt, en me ten offer gingt,Ga naar voetnoot548
 
Daer Sidon in het koor hun lof verheft, en zingt,
550[regelnummer]
En speelt met schuiftrompet, kornet, en harp, en snaren!Ga naar voetnoot550
 
Hoe zou mijn hart van vreught dan dobbren op de baren
 
Van al de toonen, die malkandren ondergaen,Ga naar voetnoot552
 
En volgen op hun maet, of zonder quetsen slaen!Ga naar voetnoot553
 
Moght uwe gemaelin dit eenige op u winnen,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Zy wisselde haer lot met Goden, noch Godinnen.
Salomon:
 
Ghy Schoone zijt ons meer dan eenen tempel waert.
 
Het gouden wieroockvat, wiens smoock ten hemel vaert,
 
Behoort men billijck u eerbiedigh toe te zwaeien.Ga naar voetnoot558
 
Het voeght ons u met roock en offergeur te paeien.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Ghy zijt gewisselijck de Godtheit van 't altaer,
 
Waer voor mijn ziel zich buight. Ga hene met een schaer
 
Van Koninginnen: ga, bewieroock uw Astarte:
 
Wy wijden u alleen het wieroock van ons harte.
 
Wat Godtheên Tyrus eert, en hoogh zet in het gout;Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Uw deught verdient dat elck haer viert, en kercken bouwt.
[pagina 398]
[p. 398]
Sidonia;
 
Verdiende ick iet, zoo laet mijn bede u toch behagen.Ga naar voetnoot566
Salomon:
 
Zoo veel als Salomons en Arons kroon kan dragen.Ga naar voetnoot567
Sidonia:
 
Gelijcke godtsdienst paert gelieven allerbest.
Salomon:
 
Wat ongelijckheit heeft ons minnevier gelescht?Ga naar voetnoot569
Sidonia:
570[regelnummer]
Door eensgezintheit zou dat vier nog heeter gloeien.
Salomon:
 
Nu smilt mijn hart van gloet.Ga naar voetnoot571
Sidonia:
 
Zoo zou de liefde bloeien,
 
En groeien, schooner dan uw lusthof in de lent.
Salomon:
 
Dat elck van beide leef, gelyck hy is gewent.
 
Het valt bezwaerlijck Wet en godtsdienst te veranderen.
Sidonia:
575[regelnummer]
't Is mackelijck een lijn te trecken met malkanderen.
Salomon:
 
Wy zijn elckanderen in wet al t'ongelijck.
Sidonia:
 
Tot noch.
Salomon:
 
De godtsdienst is de hooftwet in dit Rijck.
Sidonia:
 
Uw wil verstrecke een wet: ghy moogt hier wetten stellen.Ga naar voetnoot578
Salomon:
 
Zoo wijdt het Godt geheng'.Ga naar voetnoot579
Sidonia:
 
De schael des Rijcks zal hellen
580[regelnummer]
Naer zulck een zijde, als ghy vrywilligh kiest, en trouwt.Ga naar voetnoot580
Salomon:
 
Ick koos en trouwde uw zijde, en niemants liefde houdt
 
My vaster dan uw min. Dat lief noch leedt ons scheide.
Sidonia:
 
En eenerhande altaer de bant zy van ons beide.
[pagina 399]
[p. 399]
Salomon:
 
Des Konings liefde ziet geen ongelijckheit aen,
585[regelnummer]
Maer volght haer zinlijckheit. Zy wenscht zich te verzaênGa naar voetnoot585
 
Met allerhande schoon van Blancken en Moorinnen.
 
Wat Rijcken offren ons geen keur van Koninginnen?
 
Maer Sidon trof ons hart met eenen minnepijl,
 
Noch minnelijcker dan de Dochter van den Nijl.
590[regelnummer]
Laet Ammon, Edom, Heth, en Moab schoonheên scheppen,Ga naar voetnoot590
 
Zoo zuiver als de zon; mij lustze niet te reppen.Ga naar voetnoot591
 
Sidonia gevalt onze oogen meer dan 't licht
 
Den Perssiaen behaeght. Waer went ghy uw gezicht,Ga naar voetnoot592-93
 
O eedle Koningsbruit? Keer herwaert aen uw oogen,Ga naar voetnoot594
595[regelnummer]
Uw duivenoogen, die te krachtigh van vermogen,
 
Betuigen dat noch schilt, noch harnas van een' heltGa naar voetnoot596
 
Den goddelijcken strael, het aengenaem geweltGa naar voetnoot597
 
Der liefste schepselen kan keeren. O hoe blaecken,Ga naar voetnoot598
 
De bloemen op uw wang, de roozen op uw kaecken!
600[regelnummer]
Wat byen wenschen niet den verschen morgenstont
 
Van manne en honighdauw te zuigen uit uw' mont!Ga naar voetnoot600-601
 
Wat melck en honigh vloeit en druipt van uwe lippen,
 
En tonge! Welck een lucht bedaeuwt haer rooze tippen!Ga naar voetnoot603
 
Wat geest doorzweeft dat bloet, die ziel, dat levend root!Ga naar voetnoot604
605[regelnummer]
Hoe krachtigh is de Min, ja stercker dan de Doot!
 
Geen water kan mijn' gloet, en vier, en vlammen blussen.
Sidonia:
 
De liefde raemt geen maet in 't prijzen: ondertusschenGa naar voetnoot607
 
Ontfangt mijn hart noch troost, noch antwoort op zijn be.
Salomon:
 
Verzoeck vry 't halve Rijck, ja kroon en scepter me,
610[regelnummer]
En Ofir, tot een' klomp van gout op een gekloncken:Ga naar voetnoot610
 
Wat Salomon vermagh, het wort u al geschoncken.
 
Verschoon den Koning slechts in dezen zwaren eisch,
 
O perle van mijn kroone! kroon van mijn palais!
[pagina 400]
[p. 400]
Sidonia:
 
Geluckigh zijnze, die naer lijf en ziel vergaren,
615[regelnummer]
En niet, gedeelt van zin, door tweedraght van altarenGa naar voetnoot615
 
En Goden, elck zijns weeghs afkeerigh henegaen.
 
Daer vint de liefde gront: daer kan de vrientschap staen,Ga naar voetnoot617
 
In wederwil van Nijt, Naeryver, Achterdencken,Ga naar voetnoot618
 
En Belghzucht. Lief noch leedt kan zulck een liefde krencken.Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Daer smaeckt men eerst de vrucht des echts, al even jong,Ga naar voetnoot620
 
Oock zonder datze walge, of wrang valle op de tong.Ga naar voetnoot621
 
Daer zoet de blyschap aen, die noit een' Godt verveelde.Ga naar voetnoot622
 
Ick noode u tot geen slang, maer een Godin van weelde,Ga naar voetnoot623
 
Een blijde Godtheit, die niet wijt gezocht, nog vremt,
625[regelnummer]
Van d'allerwijsten en Nature wort bestemt.Ga naar voetnoot625
 
Wie kan ons Heilighdom aenschouwen onbewogen?
 
Hadt steenrots, woudt, en beeck, als wy, gezicht, en oogen,
 
De Cederbeeck stont stil; de steenrots smolt, als wasch;Ga naar voetnoot628
 
Het kerckwoudt boogh zijn kruin ter aerde toe, zoo rasGa naar voetnoot629
630[regelnummer]
Astarte haer belonckte: schroomtghe noch, in 't midden
 
Van 't vrouwetimmer, zulck een' Wellust aen te bidden?Ga naar voetnoot631
Salomon:
 
Wy bidden dagh en nacht uw beelt en schoonheit aen.Ga naar voetnoot632
Sidonia:
 
Wat heeft de Koning niet zijn Bruiden toegestaen?
Salomon:
 
Zeer veel, doch volghde noit haer uitheemsche offerhanden.
Sidonia:
635[regelnummer]
Zoo laet nu d'eerste reis 't gewijde reuckwerck branden,
 
Tot blijck van uwe trouw. Mijn Bruidegom, mijn Heer,
 
Beny Sidonia (bemintghe haer) dees eer,
 
En roem niet, dat haer' wensch werde ingevolght dus verre,Ga naar voetnoot638
 
En uw doorluchtste kroon zich voor onze AvontstarreGa naar voetnoot639
640[regelnummer]
Eerbiedigh nederbuigh', niet meer dan eene reis.
[pagina 401]
[p. 401]
 
't Verzoeck is redelijck: ontzeit men ons dien eisch?Ga naar voetnoot641
Salomon:
 
Ghy rekent dit tot eere, en roem: maer hier te lande
 
Gedijt het u tot haet, verlasteringe, en schande.Ga naar voetnoot643
Sidonia:
 
Mijn lof zal wijder gaen dan 't licht des hemels straelt.
645[regelnummer]
Al 't omgelegen volck, dat aen uw rijcken paelt,Ga naar voetnoot645
 
Zal juichen: lange leef de Prins, en zijn Princesse.
 
Sidonia, leef lang: leef lang, o spruit van Jesse.Ga naar voetnoot647
Salomon:
 
Hoe dunckt u zal dit volck ons groeten te gelijck?
 
Hoe draeght zich deze stadt? Hoe luidt de roep van 't Rijck?Ga naar voetnoot649
Sidonia:
650[regelnummer]
De groet van al het hof zal aen de starren stijgen.
 
Het minste deel des volcks misnoegende moet zwijgen.Ga naar voetnoot651
Salomon:
 
Wy zien dit verder in. Ghy overschoone laetGa naar voetnoot652
 
Dit rusten. Zulck een werck eischt tijdiger beraet.Ga naar voetnoot653
 
De spiegelstrijt gaet aen. Ghy moogt het flus gedencken.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Wy volgen menighmael daer ons uw oogen wencken.
 
Zijt wel gemoedt: wy gaen, o Koningklijcke Bruit.
Sidonia:
 
Hy luisterde, zoo 't scheen, maer quam tot geen besluit.
 
Nu dient my Ithobal zijn toelegh in te scherpen,Ga naar voetnoot658
 
Om onder ons bancket hem over stach te werpen.Ga naar voetnoot659
REY VAN JERUSALEMMERS.
Keer:
660[regelnummer]
Zaegh David uit zijn tombe eens op,
 
En zijnen grijzen zoonGa naar voetnoot661
 
Beschamen 's Vaders kroon;Ga naar voetnoot662
 
Daer hy, gelijck een hoofsche pop,Ga naar voetnoot663
 
In 't buitenlantsche feestgewaet,
[pagina 402]
[p. 402]
665[regelnummer]
Met gout de locken poêrt,Ga naar voetnoot665
 
Verydelt, en vervoert,Ga naar voetnoot666
 
Zijn rijck en godtsdienst drijven laet;Ga naar voetnoot667
 
In 't midden van d'onkuische jeught
 
Der Koninginnen duickt,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Naer mirre en amber ruickt,
 
Den Wellust inhaelt, als een deught,
 
Met mirten 't wufte hooft bekranst,
 
Den wijn met sappen mengt,Ga naar voetnoot673
 
Met wijn den rey besprengt,
675[regelnummer]
Die schimpende om zijn grijsheit danst;Ga naar voetnoot675
 
Hy riep van groot verdriet:
 
Ick ken dien nazaet niet.
Tegenkeer:
 
De vrucht veraert zoo van den boom,Ga naar voetnoot678
 
De telgh van haren stam,
680[regelnummer]
Den grooten Abraham.
 
Zoo dwaelt een klepper zonder toom.
 
Een wagen zonder karrossierGa naar voetnoot682
 
Aldus aen 't hollen raeckt,
 
En neerstort, dat het kraeckt.
685[regelnummer]
Zoo zet een hofvonck 't Rijck in vier.Ga naar voetnoot685
 
Wat vordert 's vaders oorloghsfaem,Ga naar voetnoot686
 
Godtvruchtigheit, en zorgh?
 
Waer vint zijn hoop een borghGa naar voetnoot688
 
Voor eenen dwazen erfgenaem?
690[regelnummer]
De Heiden hou zich vry gerust,Ga naar voetnoot690
 
En 't zwaert in zijne schee;
 
Een ongesteurde vre,
 
Een Vredekonings vrouwelustGa naar voetnoot693
 
Vernielt op eenen dagh
695[regelnummer]
Ons diergekocht gezagh.
Keer:
 
Maer toef, nu zultghe onze oorloghsmaght,
 
Voor 't jonge mirtewoudt,
 
Gelijck een bergh van gout,
[pagina 403]
[p. 403]
 
Zien flickren in haer volle kracht;
700[regelnummer]
De goude schilden in de zon
 
Zien schitteren, zoo schoon
 
Als starren aen Gods troon;Ga naar voetnoot702
 
Daer Davids Helden Salomon,Ga naar voetnoot703
 
Om zijn geluck bemint, benijt,
705[regelnummer]
Vereeren in het velt,
 
In hun gelidt gestelt,
 
Met eenen trotsen spiegelstrijt.
 
Dat eene stofwolck, onder 't slaen,Ga naar voetnoot708
 
De heiren overdeckt,
710[regelnummer]
Terwijl men vliege, en treckt
 
Op 's vyants heirspits af en aen:
 
Dan roep eens uit de borst:
 
Zoo vecht de Vredevorst.
Tegenkeer:
 
Helaes, wie is op wapens stout,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Op yzer, en op stael,
 
Op kinderspel, en prael
 
Van purper zilver en fijn gout,
 
Borduurssel, parlen, en gesteent,
 
't Welck eer den roover sart?Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
De krijghsdeught leeft in 't hart,
 
Dat zich van bleecken Wellust speent.Ga naar voetnoot721
 
Dees hofpracht, al dit poppenheir,Ga naar voetnoot722
 
Dit weerloos schijngewelt
 
Op 's Vorsten voorbeelt smelt
725[regelnummer]
Allengs, en leit van zelf 't geweirGa naar voetnoot725
 
Ter liefde van zijn Schoonste neêr,
 
En treet in haren dienst.
 
Zoo krijght op 't ongezienstGa naar voetnoot728
 
Het lant een' onbesneden Heer.Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Och, eertijts vroom geslacht,Ga naar voetnoot730
 
Hoe slaept ghy op uw wacht!Ga naar voetnoot731
Toezang:
 
Alle dingen door en weder
 
T'onderzoecken, te verstaenGa naar voetnoot733
[pagina 404]
[p. 404]
 
Wat men ziet beneên de maen;Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Al wat d'aerde, ons moeder, baert:
 
Van den yzoop tot den ceder,Ga naar voetnoot736
 
Alle planten, en den aert
 
Van een ieder dier te kennen;
 
't Zy het hier op aerde leef',
740[regelnummer]
Of de dunne lucht doorzweef,
 
En doorvliegh' met vlugge pennen,
 
Of de wateren bezwemt:
 
Alle kennis is verloren;Ga naar voetnoot743
 
Kan de Min den Vorst bekooren,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Dat hy van zijn' plicht vervremdt.
 
Dan regeert geen man den Staet,
 
Maer een vrouw in mans gewaet.

voetnootvs. 349
wijfeest: ter inwijding van de tempel.
voetnoot350
op dien trant: op die (gebruikelike) wijze.
voetnoot354
ons ten zoen: om de godin voor ons gunstig te stemmen.
voetnoot356
yver: geloofsijver.
voetnoot357
deught: weldaad.
voetnoot362
te goeder tijt: op het juiste ogenblik.
voetnoot364
Bekleên: bezoeken (bekleden: een ruimte bezetten, zich daar bevinden; Ned. Wdb. II, 1596).
voetnoot365
pas op: bekommer u om.
voetnoot367
naer de kunst: naar de eisen van de kunst, d.i. zoals het behoort.
voetnoot370
zelfs: zelf.
voetnoot374
benijden: niet gunnen.
voetnoot377
uw best: zo goed als gij kunt.
voetnoot379
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot383
volbouwen: de bouw voltooien.
voetnoot386
liep om d'ooren: met hun praatjes lastig viel.
voetnoot387
stooren: verhinderen.
voetnoot392
openbare: volle.
voetnoot397
het al: alles, iedereen.
voetnoot398
bevolen: toevertrouwd.
voetnoot399
gestolen: synoniem van heimelijck (in 't West-Vlaams nog: gestolinge; Ned. Wdb. IV, 1820).
voetnoot401
vrydom: vryheid.
voetnoot403
de gront: de fundamenten; onbestorven: week (gezegd van metselwerk dat nog niet droog en hard geworden is: Ned. Wdb. X, 1079).
voetnoot405
Men lijdt het schaers genoegh: men duldt het nog maar nauweliks (genoegh is versterkend).
voetnoot407
ter noot: voor het geval van nood, als het nodig mocht zijn; besteken (oud deelw. van besteken): bepaald, het zo geregeld (Ned. Wdb. II, 2, 127).
voetnoot410
teffens: tegelijk.
voetnoot411
zedigh: bescheiden, niet aanmatigend; zich dragen: zich gedragen.
voetnoot412
strenge: strak.
voetnoot413
teêr: gevoelig.
voetnoot414
tergen: door te prikkelen uitlokken.
voetnoot415
Ontziet: vreest; vergen: eisen van.
voetnoot416
leit ons: is ons gelegen, wat kan ons schelen.
voetnoot417
zich opwierp: in verzet kwam.
voetnoot418
hooft: leider; zich onderwinden: ondernemen.
voetnoot421
verzekren van: zekerheid verschaffen omtrent de houding van.
voetnoot422
Roboam: Rehabeam.
voetnoot424
dient zich: bedient zich; kloecke: verstandige; 't verstaet: er verstand van heeft (nl. van de oorlog).
voetnoot425
glimp: voorwendsel. In het verband zou men verwachten: glimp en stof; of: daar nog glimp en stof ontbreekt.
voetnoot428
de Wet: het geloof.
voetnoot430
achterdencken: bezorgdheid, vrees voor de toekomst (Ned. Wdb. I, 651).
voetnoot431
den Leeuw van Juda: Salomon; de leeuw is bij alle oude volken het zinnebeeld van heldenmoed.
voetnoot432
De zoon van Jesse: Jesse was de vader van David.
voetnoot434
gunst: genegenheid, liefde.
voetnoot435
kitteloorigh: prikkelbaar.
voetnoot437
Prins: vorst; stoel: troon.
voetnoot439
verkeeren: veranderen.
voetnoot442
overwegen: zwaarder wegen dan. Het vorstelik gezag kan het oproer meester worden.
voetnoot443
Als het oproerige volk het wint; zit verlegen: is rampzalig.
voetnoot445
onnozel: hier reeds in de moderne betekenis.
voetnoot446
staf: heerschappij; magh: kan; bannen: rechtsmacht uitoefenen (Ned. Wdb. II, 1000).
voetnoot448
te houden in zijn' plicht: tot gehoorzaamheid te verplichten.
voetnoot450
slaght de zonnebloem: gelijkt de zonnebloem (die zich ook steeds naar de zon keert); zich openbaren: zich openlik uitspreken.
voetnoot453
staten: standen.
voetnoot454
ampten: waardigheidsbekleders; de slechten: de eenvoudige burgers.
voetnoot455
Belangt: aangaat.
voetnoot457
Dan dat zij om het Heiligdom de Goden wierook bieden.
voetnoot459
flaeuwt: bezwijkt; valt: zijt.
voetnoot460
drijf door: zet voort.
voetnoot462
voorspoock: voorteken; u wel gedijen: goed voor u aflopen.
voetnoot463
op onze wichleryen: om onze voorspellingen te horen.
voetnoot469
noit geen: versterkende dubbele ontkenning.
voetnoot471
Bekende: bemerkte.
voetnoot473
braefste: krachtigste; voorheen: vooraan.
voetnoot482
schat en kunst verzamen: kostbaarheid en kunstvaardigheid gepaard gaan.
voetnoot484
pluimjuweel: kostbare vederkrans.
voetnoot485
bagh (verkort uit bagge): edelsteen of sieraad van edelstenen (Ned. Wdb. II, 862).
voetnoot487
sprengkelen: spikkels.
voetnoot488
hyäcinth: edelsteen van rode of gele kleur (Ned. Wdb. VI, 1350); verdooft: overstraalt.
voetnoot489
geen kuif gelijck: die niet meer op een kuif gelijkt.
voetnoot491
strijckt: daalt neer.
voetnoot493
verslonden: vernietigd, verschroeid; van: door.
voetnoot496
sluiten: besluiten, opmaken.
voetnoot499
ingewijt: tot koning gewijd; verdoven (vgl. 488).
voetnoot504
Dit voorspel: deze voorbeduiding; noodight u: is voor u een uitnodiging, een wenk.
voetnoot507
den voordans hebt: de voorrang bekleedt.
voetnoot508
De spruit van Faro: de Egyptiese koningsdochter. Salomon had tot vrouw de dochter van de regerende Pharao (1 Kon. 3, 1); het stuck bestaen: deze daad ondernemen.
voetnoot510
verght: vraagt, verlangt.
voetnoot509-12
Hier worden gemalinnen uit andere landen genoemd: De bloem van Ammon is ook een Egyptiese (Ammon: de zonnegod); Het bloet van Edom: een Edomietiese, uit een land ten Zuiden van Palestina; De roos van Moab: uit Noord-Arabië; De lelistruick van Heth: een Hethietiese; de Hethieten woonden ten Noorden van Bethel, toen Salomon ze onderwierp.
voetnoot514
Nimfen: (jonge) vrouwen.
voetnoot518
op Koningsbedden: in het huwelik met een koning.
voetnoot519
Wij maken ons bezorgd, hoe wij ons uit dit gevaar zouden kunnen redden, d.w.z. wij zien nauweliks kans.
voetnoot521
moet: moge.
voetnoot522
wit: doel.
voetnoot526
verdooven: vgl. 488.
voetnoot529
leschvier: die het (minne)vuur blust, d,w.z. de liefde bevredigt. In opzettelike tegenstelling daarmee brant: die doet ontvlammen in liefde.
voetnoot530
op: open.
voetnoot534
Mijn ziel beheersen.
voetnoot535
rechte hant: rechterhand.
voetnoot538
deught: synoniem van weldaad.
voetnoot541
Ons bede te gevalle: om te voldoen aan ons verzoek.
voetnoot542
voldancken: ten volle danken (vgl. volprijzen e.d.).
voetnoot548
staetsi: plechtigheid.
voetnoot550
kornet: een blaasinstrument, oorspr. een kleine hoorn.
voetnoot552
ondergaen: afwisselen (oorspr. de pas afsnijden, snel elkaar vervangen; Ned. Wdb. X, 1390).
voetnoot553
zonder quetsen slaen: zonder dissonanten opvolgen, liefelik vloeien.
voetnoot554
op u winnen: van u verkrijgen.
voetnoot558
billijck: billikerwijze, volgens recht.
voetnoot559
paeien: tevreden stellen.
voetnoot564
Wat Godtheên: welke goden ook.
voetnoot566
Verdiende ick iet: als ik enige verdienste heb.
voetnoot567
kan dragen: verenigbaar is met de waardigheid van mij als koning en opperpriester; Aäron was de erfelike hogepriester.
voetnoot569
gelescht: geblust. Heeft de bestaande ongelijkheid dan soms onze liefde geschaad?
voetnoot571
Nu: nu reeds.
voetnoot578
Uw wil verstrecke: laat uw wil zijn.
voetnoot579
wijdt: ver.
voetnoot580
trouwt: trouw belooft.
voetnoot585
zinlijckheit: lust.
voetnoot590
Vgl. de aantekening bij vs. 509.
voetnoot591
reppen: aanraken (vgl. Mnl. Wdb. VI, 1294 en ongerept).
voetnoot592-93
De Perzen vereerden als hoogste god Ormoesd, de god van het licht.
voetnoot594
herwaert aen: hierheen.
voetnoot596
Betuigen: het bewijs leveren (Ned. Wdb. II, 2258).
voetnoot597
gewelt: kracht.
voetnoot598
blaecken: gloeien (door de frisse kleur).
voetnoot600-601
den verschen morgenstont van manne en honighdauw: een heerlike hemelse spijs, zo fris als de morgen; manne: manna, de uit de hemel gevallen spijs; honighdauw: een zoet vocht dat zich op de bladeren van sommige planten vertoont, naar de ouden meenden, 's nachts uit de lucht gevallen. Op deze plaats is het synonien van manna (vgl. Exodus 16, 4-vgl. en Ned. Wdb. VI, 933).
voetnoot603
haer slaat terug op lippen en tonge.
voetnoot604
Volgens oude opvatting zetelden de levensgeesten, de ziel van de mens in het bloed.
voetnoot607
raemt geen maet: is onmatig (raemt: berekent).
voetnoot610
Ofir (vgl. 2 Kron. 8. 18), de streek vanwaar Salomon met schepen het goud voor zijn bouwwerken liet komen; op een: op elkaar, samen.
voetnoot615
gedeelt van zin: van verschillende gezindheid.
voetnoot617
gront: vaste bodem, een grondslag; staen: stand houden, bestendig zijn.
voetnoot618
Nijt: afgunst; Naeryver: jaloezie; Achterdencken: achterdocht.
voetnoot619
Belghzucht: lichtgeraaktheid (syn. van belgziekte; Ned. Wdb. II, 1723); krencken: verzwakken.
voetnoot620
al even jong: die steeds jong, nieuw blijft.
voetnoot621
valle: zij.
voetnoot622
zoet aen: wordt steeds zoeter, aangenamer (Ned. Wdb. I, 524).
voetnoot623
geen slang: geen godheid, in de afzichtelike gedaante van een slang.
voetnoot625
Van: door; bestemt: als vererenswaardig erkend, aangewezen (bestemmen: zich voor iets verklaren; Ned. Wdb. II, 2140).
voetnoot628
De Cederbeeck: de Kedron, die Jerusalem scheidde van de Olijfberg.
voetnoot629
kerckwoudt: tempelwoud (Ned. Wdb. VII, 2297).
voetnoot631
't vrouwetimmer: de vrouwenschaar (oorspr. het vrouwenvertrek, een germanisme; vgl. ook vs. 753, 928, 1001, 1350, 1573): zulck een' Wellust: Astarte, als verpersoonliking van de Wellust, de zinnelike liefde.
voetnoot632
uw beelt en schoonheit: uw schone gestalte.
voetnoot638
En roem: te verbinden met eer; ingevolght: ingewilligd, toegestaan.
voetnoot639
onze Avontstarre: onze Venus, d.i. Astarte.
voetnoot641
ontzeit: weigert.
voetnoot643
Gedijt: wordt; verlastering: oorzaak van beschimping (verlasteren: uitschelden).
voetnoot645
paelt: grenst.
voetnoot647
spruit van Jesse: vgl. vs. 432.
voetnoot649
draeght zich: gedraagt zich, houdt zich; de roep: de openbare mening.
voetnoot651
misnoegende: dat zijn misnoegen toont.
voetnoot652
Wij zien dit verder in: wij letten op de verdere gevolgen.
voetnoot653
tijdiger beraet: rijper overleg (Mnd. tidich: rijp; Mnl. Wdb. VIII, 307).
voetnoot654
gaet aen: gaat beginnen; Ghy mooght het flus gedencken: gij kunt er mij straks nog eens aan herinneren.
voetnoot658
zijn toelegh in te scherpen: zijn plan nog eens nadrukkelik voor ogen te houden (Ned. Wdb. VI, 1880).
voetnoot659
over stach te werpen: tot andere gedachten te brengen, een andere koers te doen houden (oorspr. van het schip gezegd: schielik wenden en tegen de wind in houden).
voetnoot661
En (zag hij).
voetnoot662
Beschamen: te schande maken.
voetnoot663
een hoofsche pop: een verwijfde hoveling.
voetnoot665
Het haar met goudpoeder bestrooit.
voetnoot666
Verydelt: dwaas geworden (oorspr. ledig van hoofd; vgl. Mnl. Wdb. VIII, 1872); vervoert: verleid.
voetnoot667
drijven laet: laat varen, verwaarloost.
voetnoot669
duickt: zich schuil houdt.
voetnoot673
met sappen mengt: om de smaak te verhogen? Met sappen zijn wellicht geurige stoffen bedoeld.
voetnoot675
schimpende: (hem) bespottende.
voetnoot678
veraert van: verliest de aard van.
voetnoot682
karrossier: wagenbestuurder.
voetnoot685
hofvonck: een vonk van het hof afkomstig.
voetnoot686
vordert: baat.
voetnoot688
Wie staat hem borg, als hij hoopvol naar de toekomst van zijn geslacht ziet.
voetnoot690
hou zich vry gerust: kan zich veilig voelen.
voetnoot693
vrouwelust: behagen in vrouwen.
voetnoot702
troon: hemel.
voetnoot703
Davids Helden: de dappere strijders van David.
voetnoot708
Dat: als; 't slaen: het gevecht.
voetnoot714
stout: fier.
voetnoot719
sart: prikkelt, verlokt.
voetnoot721
speent van: onttrekt aan.
voetnoot722
dit poppenheir: deze troep van modieuse hovelingen.
voetnoot725
't geweir: de wapens.
voetnoot728
op 't ongezienst: op het onverwachtst.
voetnoot729
onbesneden: niet-Joodse, heidense.
voetnoot730
vroom: dapper.
voetnoot731
op uw wacht: op uw wachtpost, terwijl gij moest waken(?).
voetnoot733
verslaen: mee te delen, uit te leggen.
voetnoot734
beneên de maen: in dit ondermaanse, op aarde. De volgende opsomming van Salomon 's wijsheid is ontleend aan 1 Kon. 4, 33.
voetnoot736
yzoop: hysop, een nederige klimplant die op muren en daken groeit; den ceder: als de edelste vertegenwoordiger van het plantenrijk: ‘hij sprak van den cederboom af, die op den Libanon is, tot op den hysop, die aan den wand uitwast’.
voetnoot743
verloren: vergeefs.
voetnoot744
Indien de liefde de vorst zozeer kan verleiden, dat....

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank