Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 726]
[p. 726]

Het tweede bedryf.

DIODOOR. THEOFRASTUS. REY VAN PRIESTEREN.
Diodoor:
 
Trouwanten, zet dit beelt wat neder op den drempelGa naar voetnootvs. 221
 
Van Donderkerck. nu toeft een luttel voor den tempel:Ga naar voetnoot222
 
d'Aertspriester Theofrast met al het Priesterdom
 
Komt bevende uit het koor, zoo grijs hy is, en kromGa naar voetnoot224
225[regelnummer]
Geboogen door den last der opgehoopte jaeren,
 
Gesleeten op de wacht voor kercken en altaeren:
 
Al is het lichaem zwack, noch flaeut zijn yver niet.
Theofrastus:
 
Wat of dit marmerbeelt in 't kerckpoortael bediet?Ga naar voetnoot228
 
Dit schijnt Salmoneus zelf, of naer Jupijn te zweemen.
Diodoor:
230[regelnummer]
De Vorst belast u dit in 't heilighdom te neemen,Ga naar voetnoot230
 
Te planten op 't altaer, in 't allerhooghste koor,
 
Met alle pleghtigheên.
Theofrastus:
 
Wat zeghtge, Diodoor?
 
Aenvaertge dezen last?
Diodoor:
 
d'Aertspriester houme onschuldig:
 
Ik spreek in 's Konings naem.
Theofrastus:
 
Wie kan dien trots geduldig?Ga naar voetnoot234
Diodoor:
235[regelnummer]
Getroost d'Aertspriester zich des Konings ongena
 
Te laden op den hals, zoo kan men my de scha
 
Den krack des Priesterdoms in eeuwigheit niet wijten.Ga naar voetnoot237
Theofrastus:
 
O Priesters, het is tijt u voor Jupijn te quijten.Ga naar voetnoot238
Diodoor:
 
Eerwaertste vader, hou gemack. gy Priesters houdt
240[regelnummer]
Uw handen van dit beelt, mijn zorge toebetrouwt.
 
De Koning gaf geen' last my tegens u te kanten
[pagina 727]
[p. 727]
 
Met openbaer gewelt; dus keert, gy hoftrouwanten,
 
Ten hove, en zeght hoe ick den wil en last van 't hof
 
De Kerck hebbe aengedient.Ga naar voetnoot244
Theofrastus:
 
Wat wort de Kercke al stof
245[regelnummer]
Gegeven om met maght hier tegens aen te wercken!Ga naar voetnoot245
 
O schennis! ô Jupijn! ô gruwel voor Godts kercken!
 
Geeft nu een sterflijck mensch zich uit voor eenen Godt?
 
d'Aeloude godtsdienst wort den ongrieck tot een' spotGa naar voetnoot248
 
Door zulcke vreemdicheên, te godtloos, en verwaten
250[regelnummer]
Ten toon gestelt. hoe nu, godtvruchtige onderzaeten
 
Van Elis, kuntge dit met lijdtzaeme oogen zien?
 
De Juno van dit hof wil 't Priesterdom gebiên:Ga naar voetnoot252
 
Zy heerscht door haeren heer, en durf ons wetten stellen.
 
Nu zietge eerst klaer wat quaet onze offervinders spellenGa naar voetnoot254
255[regelnummer]
Uit vezelen van vee en offeringewant.
 
Hier draeit dit nachtfeest op. dit wort door HierofantGa naar voetnoot256
 
Beyvert, om zijn' klaeu te slaen in al 't gewijde,
 
En hierom weifelt hy, en trouwt des Konings zijde:Ga naar voetnoot258
 
Maer niemant onder u zal zoo lichtvaerdigh zijn
260[regelnummer]
Dat hy om aertsch genot den godtsdienst van Jupijn
 
Verzaecke. ick zweere by mijn heilige offerbanden
 
En hooft, geen' witten stier noch smoockende offerhanden
 
Te wijden aen dit beelt, noch geur noch wieroockvat
 
Te zwaejen voor 't altaer, al zouden hof en stadt
265[regelnummer]
Met koningkrijck met al in vier en bloet verzincken.Ga naar voetnoot265
Rey van Priesteren:
 
Eerwaertste vader, zacht.
Theofrastus:
 
Ick meen mijn bloet te drinkenGa naar voetnoot266-67
 
Om dees verwatenheên.
Rey van Priesteren:
 
Gewis uw Heiligheit
 
Wort op de proef gestelt door zulck een onbescheit.Ga naar voetnoot268
 
Het hof, dat in de kerck noch spreecken magh, noch stemmen,
270[regelnummer]
Belaeght de myterkroon, en waent haer maght te temmen:Ga naar voetnoot270
 
Maer 't Priesterdom, dat u tot hooft heeft ingewijt,
 
Zal 't heiligh tempelrecht, aen eeuwen noch aen tijtGa naar voetnoot272
[pagina 728]
[p. 728]
 
Noch weereltsch hooftgezagh gebonden, kloeck verweeren,
 
Al zou de weerelt in haer' ouden baiert keeren:
275[regelnummer]
Maer aengezien dees storm, zoo snel, en onverwacht,
 
Dus opsteeckt, en het hof zijn opzet dezen nacht
 
Voltrecken wil, en zich om hoogh noch laegh laet hinderen,Ga naar voetnoot277
 
Valt dit bedencken, of ghy met wat zeils te minderenGa naar voetnoot278
 
Niet veiliger door zee zult vaeren, voor een poos,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Dan laeten volstaen, en den godtsdienst reuckeloosGa naar voetnoot280
 
Beveelen aen 't gevaer van gijpen of van stranden,Ga naar voetnoot281
 
In zulck een dwarrelinge en buy van misverstanden.
 
Men ga met overlegh: het hangt aen uw besluit.Ga naar voetnoot283
Theofrastus:
 
Hier valt geen middelen: hier heeft de godtsdienst uit,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Indien wy weifelen, en 't hof naer 't aenzicht doecken.Ga naar voetnoot285
Rey van Priesteren:
 
Men kon behendiger de schalckheit dus verkloeckenGa naar voetnoot286
 
Om beters wil. de scha gaet zomtijts voor de baet.Ga naar voetnoot287
Theofrastus:
 
Ick prijze uw ooghmerck, maer 't gevollegh is te quaet.Ga naar voetnoot288
 
Het hof, doortrapt en loos, verleert niet licht zijn luimen.
290[regelnummer]
Begintme om beters wil dien afgodt in te ruimen,Ga naar voetnoot290
 
Zoo wort de voet geleght tot ongebondenheên.Ga naar voetnoot291
Rey van Priesteren:
 
Men ruimt, met eenen voet of twee te rugh te treên,
 
Het velt niet, maer verliest wat velts om 't velt te winnen.Ga naar voetnoot293
Theofrastus:
 
Zoo wint het hof op ons. waertoe den vyant binnen
295[regelnummer]
Gelaeten, die zoo licht gekeert wort voor de poort?Ga naar voetnoot295
Rey van Priesteren:
 
Niet licht, maer met gevaer. het hof vaert echter voort.Ga naar voetnoot296
Diodoor:
 
De Vorst heeft by zijn hooft en kroon te hoogh gezworen.
[pagina 729]
[p. 729]
Theofrastus:
 
En ick by Jupiter. geen afgodt zal zijn kooren
 
Ontheiligen; geen maght van Vorsten onze maght
300[regelnummer]
Verdrucken: liever hier gestorven op de wacht
 
Des tempels dan den toom van 't kerckgezagh te missen.Ga naar voetnoot301
 
Wie zou dees lastervleck uit onze altaerkleên wissen?Ga naar voetnoot302
Rey van Priesteren:
 
Salmoneus heeft de maght der hofbende op zijn hant.
Theofrastus:
 
De kerck onteeren zet een Rijck in lichten brant.
Rey van Priesteren:
305[regelnummer]
Hy acht zich sterk genoegh dien brant des Rijcks te blussen.
Theofrastus:
 
Gansch Grieken stemt met ons in godsdienst.Ga naar voetnoot306
Rey van Priesteren:
 
ondertussen
 
Verliezen wy 't genot des godtsdiensts, en zijn vrucht.
 
Wy bouwen, zonder 't zwaert, kasteelen in de lucht,
 
Indien we ons op den arm van 't Priesterdom verlaeten.
310[regelnummer]
Hy kan de maghtigen en hoofden der soldaetenGa naar voetnoot310
 
Betaelen met uw erf, en zettenze in 't bezit.Ga naar voetnoot311
Theofrastus:
 
Wie hoorde oit onbescheit wanschapener dan dit,
 
Der geestelijcken erf aen 't weereltsdom te brengen!
Rey van Priesteren:
 
Gehengt het Jupiter, wy moeten het gehengen.
Theofrastus:
315[regelnummer]
Ick stel mijn toeverlaet op Bazilides trou.
Rey van Priesteren:
 
Een' hoveling? helaes, een zwack en kranck gebou.
Theofrastus:
 
Geen hoveling zoo kleen, hy vlamt op hooger Staeten.
Rey van Priesteren:
 
Gy mooght het hoopen, doch de hoop zal luttel baeten.Ga naar voetnoot318
Theofrastus:
 
Wat brouwt de hoovaerdy van eenen Vorst al ramps!
320[regelnummer]
Een vrouw, vol ydelheên, vol spoocks, vol roocks, vol damps,Ga naar voetnoot320
[pagina 730]
[p. 730]
 
Kan zijn verstant zoo wijdt misleiden, en vervoeren,Ga naar voetnoot321
 
Dat hy zich niet ontzie zijn Rijcken te beroeren,
 
Te stellen in gevaer: men laete 't beelt hier staen.Ga naar voetnoot323
Diodoor:
 
Gy moet u op dit stuck al daetelijck beraên.Ga naar voetnoot324
BAZILIDES.
325[regelnummer]
Het schijnt of deze tijt de weerelt om wil wroeten,Ga naar voetnoot325
 
Die uit haer assen rolt. hoe raecktze eens op haer voeten?
 
Zy twijfelt ofze dwers of achter gaet, of voor;
 
Zoo zwindelt haer het hooft: zy houdt noch streeck, noch spoor.Ga naar voetnoot328
 
De Koning, zonder zoon en manlijcke erfgenaemen,
330[regelnummer]
Wort van de spil beheerscht, die rockent 't werck te zamen,Ga naar voetnoot330
 
Rust nimmer nacht noch dagh, en spint het werck zoo grof
 
Dat zy den Staet verwert, en terght; de kerck en 't hof
 
Als in slaghorden zet, door 't broên van vyantschappen,
 
Verhit om onderling elckanders hart te trappen.
335[regelnummer]
Mijn zwaert, aen 's Konings eedt gebonden, suft en dut
 
Wat zy te kiezen sta, het eerlijck, of het nut.Ga naar voetnoot336
 
De weereltwijsheit raedme op eige nut te letten,
 
En my en mijn geslacht en afkomst hoogh te zetten,
 
By dees gelegenheit: want uit den burgertwist
340[regelnummer]
En kerckkrackeelen weet de loffelijcke list,Ga naar voetnoot340
 
In schijn van heelzaemheit, als 't evel is aen 't rijpen,Ga naar voetnoot341
 
Met glimp een sluierkroon en purpren rock te grijpen,Ga naar voetnoot342
 
Die Bazilides past, des Rijcks vertrouweling,
 
En opperveltheer. ick verlaetme op deze kling,
345[regelnummer]
Daer mijn geluck aen hangt, en wilze aen weêrzy leenen,Ga naar voetnoot345
 
En kunstigh weifelen, doch geen party vereenen.Ga naar voetnoot346
 
Zoo stuurt men best 't gezagh des Konings naer 't bederf
 
Te bersten op de rots van tweedraght. heeft de verf
 
Van een verniste grijns oit iemants oogh bedrogen,
350[regelnummer]
Zy dienme nu: zoo wort een' vos in 't net getogen,Ga naar voetnoot350
 
En valt de loosheit van den jaeger tot een' buit:Ga naar voetnoot351
[pagina 731]
[p. 731]
 
Want gaet de Konings Stam met 's levens uurglas uit;Ga naar voetnoot352
 
Dit Koningkrijck is mijn, al had een nader voordeel.Ga naar voetnoot353
 
De scepter hangt aen 't zwaert: de stomme spreeckt het oordeel,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
In spijt van Hierofant, hofpriester van mijn' heer.
 
De Koningin misbruickt zijn wulpsheit, om haer eerGa naar voetnoot356
 
Oock boven Junoos troon op spinneweb te bouwen.Ga naar voetnoot357
 
Zy zet den aert ten toon, en ydelheit der vrouwen,Ga naar voetnoot358
 
Die spieglen 't aenschijn; en mistrouwen zelf den schijn,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Uit dwaeze hoovaerdy. zy willen grooter zijn
 
Dan haer Vulkanus eerst bootseerde om stof te spaeren.Ga naar voetnoot361
 
De deught is slecht bewaert, daer zy de doos bewaeren,Ga naar voetnoot362
 
Vol deught en ondeught, haer nieusgierigheit betrout,
 
En opgeblazenheit, die 't Rijck dien nevel brout,Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Waer uit alree mijn zon en glorie is aen 't rijzen.
 
Maer zie hoe Hierofant (ick zal zijn' yver prijzen,
 
En aenvoên,) zich vergramt met mijnen, en gelaet,Ga naar voetnoot367
 
Om 't beelt, dat noch ten schimp voor onze hooftkerck staet.
HIEROFANT. BAZILIDES.
Hierofant:
 
Daer pronckt het marmerbeelt des Konings, voor den drempel
370[regelnummer]
Van Donderkerck. ô trots! men weigert het den tempel,Ga naar voetnoot370
 
De schaduw van 't gewelf en godtgewijde dack.
 
Magh dit bestaen, zoo heeft het hofgezagh een' krack;Ga naar voetnoot372
 
Zoo leght ons eerste ontwerp van godtsdienst plat in d'assen.Ga naar voetnoot373
 
Magh dit bestaen; wie zal op 's Vorsten kerckwet passen?Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Wy moeten hier met maght en yver in verzien.Ga naar voetnoot375
Bazilides:
 
Dat staet alleen aen hem, die magh en moet gebiên,
Hierofant:
 
Die last was u betrout: wat had gy hun geboden?
[pagina 732]
[p. 732]
Bazilides:
 
Zy zouden, in den naem des Konings van de Goden,Ga naar voetnoot378
 
Dit heiligh beelt in 't koor verheffen op 't altaer,
380[regelnummer]
Met Priesterlijck geleide, en kerckelijck gebaer.
 
Heeft Diodoor, die flus den last heeft aengenomen,Ga naar voetnoot381
 
Dit aengedient, en is 't bevel niet nagekomen,
 
Zoo loopt de Kerck gevaer van 's Vorsten ongena.
 
De tijt verloopt, en lijt geen uitstel.
Hierofant:
 
ick versta
385[regelnummer]
De zaeck als gy. men magh op zulck een stuck niet slaepen.
 
Schoon Theofrastus trots en hoogh is in zijn wapen,
 
Hy moet 'er echter aen, hoe stout men dit belett'.
 
Een grijs gerimpelt hooft, als hy, wort traegh verzet.
 
Het afgesleeten kleet verleert niet licht zijn plojen.
390[regelnummer]
Wat hoorenwe onder 't volck al lasteringen strojen!
 
Hoe wort het hof betight van wetteloozen dwang!Ga naar voetnoot391
 
Dit kan niet langer staen, en stilstaen spoet geen' gang.Ga naar voetnoot392
Bazilides:
 
Hoe 't ga of niet, ick sta beknelt van wederzijden.
 
De Koning dringtme hier, en daer de Kerckgewijden.
395[regelnummer]
Ick volghde 's Vorsten last, zoo ras ick dien ontfing;
 
Noch roept men: dit 's de drift van zijn' vertrouweling,
 
En Bazilides wort gelastert voor vermeeten,
 
Voor kerreckschender en loftuiter uitgekreeten,Ga naar voetnoot398
 
Die 't hof naer d'oogen ziet, en Godt noch afgodt acht;
400[regelnummer]
Doch 't moet 'er eens op staen. ick heb het hof met wacht
 
By tijts bezorght: al sloegh de stadt en 't volck aen 't muiten,Ga naar voetnoot401
 
Men vreeze geen gevaer, van binnen, noch van buiten:
 
En schieten wy te kort in deze razerny,Ga naar voetnoot403
 
Zoo schen ick den soldaet op stadt, en burgery,Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
En d'oude Priesters aen. zy paejen dan die tanden,
 
Dat yzeren gebit met loeiende offerhanden.Ga naar voetnoot405-6
 
Ick ken geen Godtheit dan den Koning, en Mevrou:
 
Laet weifelen wie wil; ick blijf de kroon getrou,
 
En hanthaef 't hoogh bevel.
Hierofant:
 
Zoo spreecken al de braven,
410[regelnummer]
Die op een' zelven draf en heirbaen heenedraeven,
[pagina 733]
[p. 733]
 
Hoe steil zy opwaert rijs'. de deught is niet gewoon
 
Te streven op een bed van roozen naer de kroon,
 
Maer langs een' steilen wegh. zy wil op 's volcks behaegen
 
Den prijs niet zoecken, noch den helm en 't harnas draegen
415[regelnummer]
Den meesten hoop ten dienst. zy weeght waerdeert en schatGa naar voetnoot415
 
De dingen op hun waerde, en toetst voorzichtigh wat
 
Haer voorgestelt wort, dan besluitze, en wraeckt ten leste,
 
En kiest, en voert het uit, en geeft zich zelf ten beste
 
Voor vaderlant, en vorst, en tempel, en altaer.
420[regelnummer]
Dus vallen haer, hoe 't loop', geen zwaericheên te zwaer.
Bazilides:
 
Geheilighde, gy spreeckt niet wulpsch, maer wel ervaeren,Ga naar voetnoot421
 
En uw godtvruchtigheit en wijsheit zijn uw jaeren
 
Gansch ongelijck, en treên het grijze hair voorby.Ga naar voetnoot423
 
De Koning, zonder u, laegh onder en in ly.
425[regelnummer]
d'Aertspriester Theofrast, een onverzetbaer drijver,
 
Staet stom voor uw vernuft, verschrickt voor uwen yver,
 
En openbaeringen. gy rieckt in kerckgeschil
 
Geheimenisse en droom den goddelijcken wil,
 
Als had gy mont aen mont de Goden zelfs gesproken.
Hierofant:
430[regelnummer]
Het heeft ons noit aen moedt noch aen den lust ontbroken,
 
Om diep te gronden waer de wijsheit in bestaet,
 
En wat de godtsdienst eischt te reeglen op zijn maet.
 
Ick weet de vlecken van de dwaeling uit te schuuren,
 
Te vaegen van den roest. ick raegh de tempelmuuren
435[regelnummer]
Van spinnewebbe, en ragh, en kleeze in zuiver wit.Ga naar voetnoot433-35
 
Ick kies geen' dop of bast voor kerne en voedzaem pit.Ga naar voetnoot436
 
Wat overtolligh is besnoei ick van zijn telgen.
 
Geen Wijze, die mijn wit kan vatten, zal zich belgen
 
Dat ick den ouden stijl des tempeliers verzet.Ga naar voetnoot439
Bazilides:
440[regelnummer]
Zie Theofrastus schijnt met yverigen tredt
 
Te naecken: spreeck hem aen: de tijt is nu geboren.
 
Wy willen uw gespreck van wederzijde hooren.
[pagina 734]
[p. 734]
THEOFRASTUS. HIEROFANT. BAZILIDES.
Theofrastus:
 
Wat brengt ons Hierofant al weder uit het hof?
 
Is 't vrede, en eenigheit, of moeite, en twistens stof?Ga naar voetnoot444
Hierofant:
445[regelnummer]
Wie met den Koning stemt, bestelt geen stof tot twisten,
 
Als Theofrasten.
Theofrastus:
 
zegh, gelijck de Salmonisten.
 
De Hierofanten, die het hof naer d'oogen zien,Ga naar voetnoot446-47
 
En traegh beseffen wat de Goden ons gebiên.
Hierofant:
 
Gy meent de Koningen? verstaetge zulcke Goden,Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Ick stel my onder hen, en eere hun geboden.
Theofrastus:
 
Gy eertze, wyliên me, doch boven al Jupijn.Ga naar voetnoot451
Hierofant:
 
Gy eert de Koningen, als 't pas geeft, met een' schijn
 
Van eere, en andersins onteertze in hunne wetten;
 
Wanneerge, in ste van 't beelt op 't hoogh altaer te zetten,
455[regelnummer]
Zijn Godtheit voor de kerck en al het volck onteert.
Theofrastus:
 
De Godtsdienst heeft van oudts dit Elis noit geleert,Ga naar voetnoot456
 
Dat d'eens van hant tot hant ontfange kerckbevelenGa naar voetnoot457
 
Gevolght heeft, en Jupijn met goddelijcke spelen,
 
Altaeren, tempelen, en tempelwoudt geviert.
460[regelnummer]
De wijde weerelt wort van Jupiter bestiert.Ga naar voetnoot459-60
 
Hy is de lucht, en 't vier. hy leeft in alle dingen.
 
Zijn wezen kan alleen door alle wezens dringen.
 
Zijn Godtheit is de geest, die 't al vervult in al,Ga naar voetnoot463
 
Wat uit den mengelklomp; niet by een wilt geval,Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Maer naer heur vast besluit zijn' leest en vorm ontleende.Ga naar voetnoot460-65
 
Wie deze Godtheit oit ontheilighde of verkleende,
 
Ontsloop niet straffeloos zoo reuckeloos een daet.Ga naar voetnoot467
 
Die Majesteit verschoont veel boosheit, doch geen smaet,
 
Noch outerschendery, noch geen godtslasteringen.
470[regelnummer]
Hy is verwaent, die Godt den blixem waent t'ontwringen.
[pagina 735]
[p. 735]
Hierofant:
 
Hoe nu? heeft Krete niet uw Godtheit uitgebroet?
 
De Koribas dat kint met geitemelck gevoedt?
 
Geborgen in een hol voor 's vaders haet en toren?Ga naar voetnoot471-73
 
Heeft Jupiter dat Rijck, waerin hy was geboren,
475[regelnummer]
Als Koning, niet beheerscht met zijnen grooten staf?
 
Gewaeght al 't eilant niet noch heden van zijn graf?Ga naar voetnoot474-76
 
Of is 't een bloote naem, waer van zich elck verwondert?
 
Aenbidtge slechts den naem? ick reken wel driehondert
 
Jupijns, de weerelt door gedient, gevreest, geducht.
Theofrastus:
480[regelnummer]
Hoort Jupiter dit aen, en straft hy uit de lucht
 
Die lastermonden niet? waer ickme wende, of draeie,
 
Men dient dien Godt in Krete, op Ide, en in Achaie.Ga naar voetnoot482
 
Pyrreüs, Homole, en ons Piza dienen hem.Ga naar voetnoot483
 
Gansch Libye is gewoon naer zijne orakelstemGa naar voetnoot484
485[regelnummer]
En raet te luisteren. wat wil ons hier gebeuren!Ga naar voetnoot480-85Ga naar voetnoot485
Hierofant:
 
Gy moght u liever om gedroomde fablen steuren,
 
En dolle poëzy, gespeelt op snaer, en lier;Ga naar voetnoot486-87
 
Hoe hy zich zelven kan vermommen, als een stier,
 
Om schoone Europe, in spijt van Sidons kroon, te schaecken;
490[regelnummer]
Hoe hy om Danaë door hof en koopre dakenGa naar voetnoot488-90
 
Aen goude druppels smolt in haeren zuivren schoot;
 
Of Ledaes minne in schijn van eene zwaen genoot;Ga naar voetnoot490-92
 
Of Semele in den gloet des blixemstraels verteerde;Ga naar voetnoot493
 
Of Ganimedes met het schenckersdom vereerde,
495[regelnummer]
Hem kuste en wederkuste, als hy met eenen lonck
 
Hem aenloegh, en de schael vol klaeren nektar schonck.Ga naar voetnoot494-96
 
Zit deze Godtheit noch vooraen, in 's hemels orden,
 
Wat deert Salmoneus, dat hy geen Jupijn zou worden?Ga naar voetnoot497-98
[pagina 736]
[p. 736]
Theofrastus:
 
O Salmonist, die Godt zijn wettige eer ontsteelt!
Hierofant:
500[regelnummer]
Indien Lykaon lang uw Godtheit had gekeelt,Ga naar voetnoot500
 
Men moght, tot 's anders nut, veel zouts en wieroock spaeren.Ga naar voetnoot501
 
De geur is niet besteet, dien wy voor haer bewaeren.
 
Men had veel offervees verschoont, dat hemelhoogh
 
En wijdt vergeefs in roock en smoock en asch vervloogh.
505[regelnummer]
De hondertvoudigheit van entlooze offerstierenGa naar voetnoot505
 
Is jammerlijck besteet met zulck een' droom te vieren.
Theofrastus:
 
Zo smeedtghe, ons hof ten dienst, een' nieuwen Dondergodt.Ga naar voetnoot507
Hierofant:
 
Gy stut den ouden, slechts om 't aenzien en genot.Ga naar voetnoot508
Theofrastus:
 
Het wettige gebruick, bevestight door de tijden,
510[regelnummer]
En alle Rijcken, kan ons decken en bevrijden
 
Voor zoo veel lasterschuts. zal elck wat hy verdichtGa naar voetnoot511
 
Verbloemen met den naem van godtsdienst, en zoo licht
 
Een erfgewoonte, lang geviert, en aengebeden,
 
Gesterckt met wonderen, van outs, in alle steden
515[regelnummer]
En koningkrijcken, oock zoo wijt men menschen vint,
 
Verandren naer zijn brein, dan dus dan zoo gezint?
 
Zoo moet de godtsdienst flux ten schimp des volcks gedijen,
 
Gelijck een weêrhaen zich naer 's vollecks razernijen
 
En driften draeien: ja de wispeltuurigheit,
520[regelnummer]
Aen geen gezagh verknocht, noch wet, noch regel, leit
 
Een' voet, en baent den wegh tot alle godeloosheit,Ga naar voetnoot520-21
 
En ongebondenheên. ga heene, en vier de boosheit
 
Der weerelt vry dien toom, en toon ons eenen man,
 
Die zonder 't out gebit de weerelt mennen kan.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Wat volght hier op? wy staen aen God noch kerck gebonden.Ga naar voetnoot509-25Ga naar voetnoot525
 
Schept Goden by de mijl. elck wieroocke aen zijn vonden.Ga naar voetnoot526
 
Helaes, ick schricke en ys: mijn haeren staen te bergh.
[pagina 737]
[p. 737]
 
Indien men dezen poel, vol razernijen, tergh',Ga naar voetnoot528
 
Ick zie den weereltkloot gedrongen uit zijne assen,
530[regelnummer]
Een' Oceaen van bloet tot aen de starren wassen,
 
Om zulck een lastersmet, die niemant zuivren kon,Ga naar voetnoot531
 
Te wassen, al in d'eeuw van een' Deukalion.Ga naar voetnoot532
Bazilides:
 
Gy Heeren, matight u, en spreeckt met koele zinnen.Ga naar voetnoot533
 
Men kan met ondergaen elckandre beter winnen.Ga naar voetnoot534
Hierofant:
535[regelnummer]
Een schrander vogel schrickt zoo licht niet voor den schijn
 
En molock van uw kerck, den slaependen Jupijn,Ga naar voetnoot536
 
Misschien in d'armen van zijn boel, met kracht gedwongen,Ga naar voetnoot537
 
Daer Juno vast om pruilt. wat dultze al geile sprongen!Ga naar voetnoot538
 
En zietze om laegh 't gewelf des heldren hemels aen,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Zy ziet zijn bastert zoons en schoone boelen staen,
 
(Quansuis een eeuwige eer,) in 't heir der starren prijcken,Ga naar voetnoot540-41
 
En in den hemel zelf Godt Bacchus hem gelijcken,
 
Gelijck zijn eigen kroost. zy ziet Alkmenes zoon,Ga naar voetnoot542-43Ga naar voetnoot543
 
En kropt haer stiefmoerschap en onverzoenbren hoon.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ick zwijgh zijn snoepen en ontelbre zijdegangen,
 
Van geen' Vulkaen betrapt, noch in zijn net gevangen.Ga naar voetnoot546
 
Dit is uw Jupiter, die zulcke rollen speelt:
 
Dies yver dat gy zweet, en keer Salmoneus beelt:
 
Ick ga ten hove, en wil den Koning zoo belezen,
550[regelnummer]
Salmoneus zal 'er staen, of Godt noch Koning wezen.Ga naar voetnoot550
BAZILIDES. THEOFRASTUS.
Bazilides:
 
Aertspriester, kan men dit aenhooren, zonder schult?
 
Jupijn verschoonme: ick ben ten ende van gedult.
 
Mijn eedt verplicht dit zwaert voor 't hofgezagh te bucken;
[pagina 738]
[p. 738]
 
Maer zonder dat, het hieuw hem 't beckeneel in stucken,Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
En schonck de stucken van dat godtverwaten lidtGa naar voetnoot555
 
Den disch van mijnen Heer, die nu ter tafel zit,Ga naar voetnoot556
 
En bancketeert, en drinckt den wijn uit nektarschaelen,
 
Om in zijn majesteit, gelijck een Godt, te praelen
 
Met al den Adeldom, een' trots vermomden stoetGa naar voetnoot559
560[regelnummer]
Van Goden. moet men 't hof ten dienst staen op dien voet;
 
Wy waren nutter, och veel nutter, ongeboren.
 
Al heeft de hofbende ons, haer' Overste, gezworen,
 
Wy staen gereet dit ampt te weigren, en deze eer.
 
Behaeght het u, in ernst, daer leght de degen neêr,Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Om geenen valschen dienst van Godtheên te beschutten.
Theofrastus:
 
Heer Overste, om de kerck en Godtsdienst t'onderstutten,
 
Bewaer uw ampt, en waeck ten minste dezen nacht,
 
Ten dienst van Jupiter, en 't Priesterlijck geslacht.
Bazilides:
 
Hoe kan ick Jupiter en 's Konings gruwel eeren?Ga naar voetnoot569
Theofrastus:
570[regelnummer]
Met dezen dollen slagh van onzen hals te keeren.Ga naar voetnoot570
Bazilides:
 
Twee Godtheên dienen, d'een waerachtigh, d'andre valsch?
Theofrastus:
 
Ontzietge 's Konings vloeck te haelen op den hals?Ga naar voetnoot572
Bazilides:
 
Geensins. ick sta bereit voor Godts altaer te sterven.
Theofrastus:
 
Volhardt: gy zult de gunst van Godt en ons niet derven.
Bazilides:
575[regelnummer]
Wie kan een sterflijck mensch verheffen, als een' Godt?Ga naar voetnoot575
Theofrastus:
 
Beveel dien last aen ons.Ga naar voetnoot576
Bazilides:
 
Het koningklijck gebodt
 
Niet uit te voeren stelt ons voort in ongenade.Ga naar voetnoot577
[pagina 739]
[p. 739]
Theofrastus:
 
Wy zwichten niet: wy gaen met Jupiter te rade.
Bazilides:
 
Oock zwicht Salmoneus niet. het hof braveert de kerck.Ga naar voetnoot579
Theofrastus:
580[regelnummer]
Geen weereltlijcke maght valt 's hemels maght te sterck.Ga naar voetnoot580
Bazilides:
 
De Koning eigent zich het opperste vermogen.
Theofrastus:
 
Der Goden Koning ziet dit schouspel uit den hoogen.
Bazilides:
 
Hy ziet het, maer de straf komt overlangsaem by.Ga naar voetnoot583
Theofrastus:
 
De hemel weet zijn' tijt, en ruim zoo wel als wy.
Bazilides:
585[regelnummer]
De nadruck van de straf leert wetten onderhouden.Ga naar voetnoot585
Theofrastus:
 
Door uitstel van den eisch geen schult wort quijt geschouden.Ga naar voetnoot586
Bazilides:
 
Hoe draeght zich midlerwijl een amptenaer van 't hof?Ga naar voetnoot587
Theofrastus:
 
Vermomt.Ga naar voetnoot588
Bazilides:
 
Hoe magh dit deur?
Theofrastus:
 
Wy geven u verlof.
Bazilides:
 
Terwijl verloopt de kans om dit schandael te stooren.Ga naar voetnoot589
Theofrastus:
590[regelnummer]
Zoo dra niet. toom u in: de tijt is niet geboren.
Bazilides:
 
En stuit gy dit; ick zie uw' kercker al bereit.Ga naar voetnoot591
Theofrastus:
 
En vangtge my, dat dient tot mijn verzekerheit.Ga naar voetnoot592
Bazilides:
 
Ick schen mijn handen niet aen 't hooft der godtgewijden.
[pagina 740]
[p. 740]
Theofrastus:
 
Om beters wil: die wil zal met Jupijn niet strijden.
Bazilides:
595[regelnummer]
De Koningin verruckt den Koning: is 't geen scha?Ga naar voetnoot595
Theofrastus:
 
Der vrouwen hooghmoedt sleipt een' staert van rampen na.
Bazilides:
 
Der vrouwen hovaerdy heeft menigh heer bedorven.
Theofrastus:
 
Die buiten 't vaderlant in ballingschappen storven.
Bazilides:
 
Geen zorgelijcker punt dan dat op godtsdienst slaet.Ga naar voetnoot599
Theofrastus:
600[regelnummer]
De kercktwist baert doorgaens de scheuring in den staet;
Bazilides:
 
En staetbederf, niet licht te beetren, noch te boeten.Ga naar voetnoot601
Theofrastus:
 
De rechte godtsdienst stelt een' staet op vaste voeten.
Bazilides:
 
De Koningin misbruickt dien wulpschen Hierofant:Ga naar voetnoot603
Theofrastus:
 
Die brout dees nieuwicheên, en broeit een pest in 't lant.
Bazilides:
605[regelnummer]
Zijn wulpscheit waent den wegh te baenen naer de starren.
Theofrastus:
 
Dat brein is recht gespitst op Staeten te verwarren
 
Door dubbelzinnicheên. zoo breit de spin haer net.Ga naar voetnoot607
 
Zoo weeftze een spinneweb, daer vint zich 't aes bezet.
 
Zoo raeckt de simple vliegh, oock eer zy 't merckt, gevangen:
610[regelnummer]
Een vogel streeft'er door, en zal zich niet verhangen
 
Aen zulck een' strick.
Bazilides:
 
De Vorst blijft evenwel verstrickt.
Theofrastus:
 
De Vorst is wijzer, maer zijn overdwaelsheit mickt
 
Op 't onbeschietbaer, van zijn bedtgenoot gesteven,
 
Die weet door Hierofant dien droom een' glimp te geven.Ga naar voetnoot612-14Ga naar voetnoot614
[pagina 741]
[p. 741]
Bazilides:
615[regelnummer]
Zijn aenhang is noch kleen, waer op hy zich betrout.
Theofrastus:
 
Is d'aenhang kleen, hy is wel loos, en boos, en stout,Ga naar voetnoot615-16
Bazilides:
 
Om wat te dorven?Ga naar voetnoot617
Theofrastus:
 
dat heel Griecken door zou donderen,
 
Den tempel van Jupijn, altaer, en beelt te plonderen;
 
Het grijze Priesterdom te zetten uit zijn erf,
620[regelnummer]
En voort al 't overschot te deelen by versterf.Ga naar voetnoot620
Bazilides:
 
Men eischt alleen dit beelt ten tempel in te voeren.
Theofrastus:
 
Al 't ander smoortmen, om dat hooftpunt niet te roeren:
 
Het luidt te haetelijck. waer eerst de gront geleit,
 
Gy zoudt den nadruck zien van deze nieuwicheit:Ga naar voetnoot622-24
Bazilides:
625[regelnummer]
Misschien hoe Hierofant bekleede uw kerckgestoelte.Ga naar voetnoot625
Theofrastus:
 
Met reden, daer geen zon op 't hooft steeckt in de koelteGa naar voetnoot626
 
En schaduw van 't gewelf. hy vlamt op 't kerckgenot.Ga naar voetnoot627
 
Wie zou Salmoneus beelt voor dien beroockten GodtGa naar voetnoot628
 
Jupijn niet kiezen, en met offerhanden paeien?
630[regelnummer]
Het voorspoock van dien storm wort ree gehoort aen 't kraeienGa naar voetnoot630
 
Des weêrhaens van dit hof, die zijnen trotsen kamGa naar voetnoot631
 
Vast opsteeckt tegens ons.
Bazilides:
 
Met welck een trotsheit nam
 
Hy afscheit, en beloofde u weder op te komen!Ga naar voetnoot632-33
Theofrastus:
 
Laet suffers, zonder hart, voor dreigementen schroomen:
635[regelnummer]
Ick wijck niet eenen voet voor doot, noch dreigement.
[pagina 742]
[p. 742]
Bazilides:
 
Wie twijfelt, die den moedt van Theofrastus kent?
 
Ick ga ten hove om hun geen achterdocht te geven.Ga naar voetnoot637
 
Eerwaerdighste, volhardt. mijn staet en eer en leven
 
Te waegen, is niet veel, indien het u behoe.
640[regelnummer]
Ick blijf mijn' Vorst getrou, maer tot het outer toe.Ga naar voetnoot640
Theofrastus:
 
Ga heene: hier op moet gy Jupiter behaegen,Ga naar voetnoot641
 
Die waerdigh zijt om 't hooft een sluierkroon te draegen.Ga naar voetnoot642
 
Een weiflaer houdt ten hove alleen zijn' heer te vrientGa naar voetnoot643
 
Om 't voordeel, en zoo lang 't geluck den meester dient;
645[regelnummer]
Doch Bazilides ooght op Godtsdienst meer dan Staeten.
 
Op zulck een kerckhelt magh Godts volck zich vast verlaten.
REY VAN PRIESTEREN.
Zang:
 
Geluckigh is de heer,
 
Die wel begrijpt hoe teêr
 
d'Aeloude godtsdienst en Godts wetten
650[regelnummer]
Uit hun natuure zijn;Ga naar voetnoot650
 
Zoo datze oock zelfs geen' schijn
 
Geen lucht noch glimpen van verzettenGa naar voetnoot652
 
Verdraegen, min verwatenheitGa naar voetnoot653
 
Van laster, dat de majesteitGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Des Dondergodts geheel verduistert.Ga naar voetnoot655
 
De louterheid des godtsdiensts luistertGa naar voetnoot656
 
Noch scherper dan de fixte tongGa naar voetnoot657
 
Van Themis weeghschael, die rechtvaerdigh,Ga naar voetnoot658
 
Terwijl 't geschil in twijfel hong,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Het vonnis velde, en scheide 't waerdigh
 
En minder waerdigh juist en net.
 
Oprechte godtsdienst lijdt geen smet.
Tegenzang:
 
Den Priestren is de wacht
 
Des godtsdiensts dagh en nacht
665[regelnummer]
Op 't hooghst bevolen te bewaeren.
[pagina 743]
[p. 743]
 
De tempel rust alleen
 
Op geenen marmersteen,Ga naar voetnoot666-67
 
Maer meer op levende pylaeren,
 
Op 't onbeweeghbre Priesterdom,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
Dat met zijn schouderen alom
 
De feesten stut, en pleghtigheden,
 
Zoo wijdt de zon komt aengereden,Ga naar voetnoot672
 
Van d'ooster- naar de westerkim.
 
Jupijn, de Koning van de Goden,
675[regelnummer]
Munt uit, als 't licht by eene schim.Ga naar voetnoot675
 
Wy staen getrou voor zijn geboden.
 
Wie boven hem een Godtheit stell',Ga naar voetnoot677
 
Wy houden Jupiters bevel.
Slotzang:
 
Wanneer de tempels en de hovenGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
Verwarren hun gezagh,
 
Dan gaet het niet als 't plagh,
 
Dan wort de deught verschoven,Ga naar voetnoot682
 
De schaduw schijnt het licht
 
Te steuren in zijn' plicht.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Een ieder moet zijn beurt bekleeden.Ga naar voetnoot685
 
d'Eenstemmigheit van beyGa naar voetnoot686
 
Gaet lieflijck, als een rey
 
Van zang en dans, op maet van reden.Ga naar voetnoot688
 
Zy onderhoudt den Staet,
690[regelnummer]
Als 't zout der burgerijen,
 
En stelt het volck een maet.Ga naar voetnoot691
 
Geluckigh zijn die tijen.Ga naar voetnoot692

voetnootvs. 221
dit beelt: nl. van Salmoneus met de attributen van Jupiter, zie vs. 229.
voetnoot222
Donderkerck: vgl. vs. 56.
voetnoot224
uit het koor: hier en doorloopend bedient Vondel zich van christelijke termen voor heidensche begrippen; een omgekeerd humanisme, dat intusschen zijn bijbedoelingen des te duidelijker maakt.
voetnoot228
't kerckpoortael: het atrium van den tempel.
voetnoot230
belast: gelast.
voetnoot234
Wie kan dien trots geduldig: vul in: lijden? Diodoor valt hem in de rede.
voetnoot237
Den krack: de vernietiging.
voetnoot238
Versta: O Priesters, het is nu de tijd om uw plicht tegenover Jupiter te doen, door nl. Salmoneus niet te gehoorzamen. Misschien bedoelt Theofrastus ook, dat de priesters het beeld omver moeten werpen of wegdragen, zooals (vs. 239-40) te denken geeft.
voetnoot244
De Kerck hebbe aengedient: aan Theofrastus en de zijnen heb overgebracht.
voetnoot245
tegens aen te wercken: zich te verzetten.
voetnoot248
ongrieck: barbaar, vgl. vs. 147.
voetnoot252
De Juno van dit hof: koningin Filotimie, die over den koning baast, zooals Juno over Jupiter, vgl. vs. 60 en 66-71.
voetnoot254
offervinders: augures et haruspices, die uit de ingewanden der offerdieren de toekomst voorspelden.
voetnoot256
op: op uit.
voetnoot258
trouwt: houdt.
voetnoot265
met al: en al.
voetnoot266-67
Ick meen enz.: Versta: het is of ik door die schandalen mijn eigen bloed drink: ik word in mijn intiemste en heiligste gevoelens gekrenkt.
voetnoot268
onbescheit: dwaas schandaal.
voetnoot270
de myterkroon: weer een christelijk woord voor een heidensch begrip.
voetnoot272
't heiligh tempelrecht enz.: Vondel, die voor hij katholiek was, zich o.a. in Palamedes heftig tegen alle heerschzucht van de predikanten over den Staat had verzet en die zelfs met den ouden C.P. Hoofd en Oldenbarneveld gemeend had, dat de Kerk aan den Staat onderworpen is, geeft hier als bekeerling de o.a. door Bellarminus' De Romano Pontifice uiteengezette katholieke leer, dat het goddelijk kerkrecht ook voor den Staat onaantastbaar is.
voetnoot277
om: door.
voetnoot278
Valt dit bedencken: valt dit te overwegen.
voetnoot279
voor een poos: voorloopig.
voetnoot280
laeten volstaen: lees vòlstaan, nl. het zeil, dus met alle kracht doorzetten, vgl. vs. 1519; reuckeloos: roekeloos.
voetnoot281
gijpen: plotseling omslaan.
voetnoot283
ga: ga voort.
voetnoot284
middelen: w.w.: middenweg kiezen, transigeeren.
voetnoot285
naer 't aenzicht doecken: een doek omdoen die past, voorloopig toegeven.
voetnoot286
de schalckheit dus verkloecken: de slimheid van het hof te slim af zijn door voorloopig en alleen schijnbaar toegeven.
voetnoot287
de scha enz.: Versta: de schade gaat soms aan het voordeel vooraf, vgl. ‘Schaebaet’, de hond van R. Visscher.
voetnoot288
't gevollegh: de gevolgen van dat schipperen.
voetnoot290
Begintme: begint men; in te ruimen: plaats in te ruimen.
voetnoot291
de voet: de grondslag.
voetnoot293
‘Reculer pour mieux sauter’, vgl. Geboortklock, vs. 72.
voetnoot295
licht: gemakkelijk.
voetnoot296
vaert echter voort: zet in weerwil van uw tegenkanting door.
voetnoot301
missen: loslaten.
voetnoot302
lastervleck: schandvlek.
voetnoot306
Grieken: Griekenland.
voetnoot310
Hy: de koning.
voetnoot311
erf: eigendom.
voetnoot318
Versta: Niet zoo'n bekrompen hoveling, maar een die hooger idealen heeft.
voetnoot320
vol roocks, vol damps: vol booze opwellingen; v. Lennep herinnert aan de vapeurs van de XVIIIe eeuw.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: De 1e uitgave heeft in vs. 328: zoo zwindelt haer 't hooft.
voetnoot321
wijdt: ver.
voetnoot323
men laete 't beelt hier staen: dus voorloopig in den voorhof van den tempel, niet op het altaar.
voetnoot324
al daetelijck: nu terstond. Na dit vs. allen af.
voetnoot325
Bazilides komt alleen op en verraadt in dezen monoloog zijn geheime egoïstische bedoelingen.
voetnoot328
zwindelt: duizelt.
voetnoot330
de spil: het rokken van het spinnewiel als ironisch beeld van de vrouw; die rockent 't werck te zamen: die windt het vlas op, is de oorzaak van alles.
voetnoot336
Wat zy: welke zijde; het eerlijck, of het nut: het lofwaardige, of het voor mij voordeeligste.
voetnoot340
loffelijcke list: de door de wereld toegejuichte list.
voetnoot341
heelzaemheit: verzoening; 't evel: het euvel.
voetnoot342
glimp: met een mooien schijn, onder voorwendsels; sluierkroon en purpren rock: de koninklijke waardigheid.
voetnoot345
weêrzy: beide partijen.
voetnoot346
doch enz.: mij met geen enz.
voetnoot350
getogen: getrokken, gelokt.
voetnoot351
de loosheit: de sluwheid, 3de nvl.
voetnoot352
Versta: Als dit koninklijk huis met den dood van Salmoneus uit sterft.
voetnoot353
mijn: het mijne; al had een nader voordeel: al zou iemand, die den koning nader bestaat, den voorrang hebben.
voetnoot354
de stomme: namelijk het zwaard.
voetnoot356
wulpsheit: onbezonnenheid.
voetnoot357
op spinneweb: op een hersenschim, een dwaze inbeelding.
voetnoot358
zet: stelt.
voetnoot359
schijn: weerschijn, spiegelbeeld.
voetnoot361
Dan haer Vulkanus eerst bootseerde: Vulcanus (of Prometheus zijn dubbelganger) heeft de eerste vrouw gevormd, die door de andere goden met allerlei gaven werd geëerd, vandaar Pandóra, de albegaafde. (In Joannes de Boetgezant V, 425 heet de verleidelijke Salome een Pandore). Dat Vulkanus haar echter klein vormde (kleiner dan de man) om stof te spaeren, vind ik nergens vermeld.
voetnoot362
de doos: de doos van Pandora vol ellenden, die zij nieuwsgierig opende, zoodat de ellenden over de wereld kwamen; alleen de hoop hield zij over.
voetnoot364
dien nevel brout: deze moeilijkheden berokkent.
voetnoot367
mijnen, en gelaet: vgl. vs. 206.
voetnoot370
Donderkerck: vgl. vs. 56, 222.
voetnoot372
zoo heeft het hofgezagh een' krack: dan is het gezag van den koning geknakt.
voetnoot373
ons eerste ontwerp van godtsdienst: onze eerste poging tot het stichten van een nieuwen godsdienst; plat in d'assen: geheel in de asch, in het vuur.
voetnoot374
passen: letten.
voetnoot375
verzien: voorzien.
voetnoot378
des Konings van de Goden: van den nieuwen Jupiter Salmoneus.
voetnoot381
flus: zoo juist.
voetnoot391
wetteloozen dwang: dwang buiten de wet om, onwettigen dwang.
voetnoot392
staen: vertraagd worden; stilstaen spoet geen' gang: stilstand is achteruitgang.
voetnoot398
loftuiter: vleier van den koning.
voetnoot401
bezorght: voorzien.
voetnoot403
deze razerny: nl. van het muiten.
voetnoot404
schen: hits.
voetnoot405-6
paejen: verzadigen; die tanden enz.: van het militair geweld.
voetnoot415
meesten: grootsten; waerdeert: keurt.
voetnoot421
Geheilighde: vgl. Kerckgewijden van vs. 394, priester; wulpsch: onbezonnen; Hierofant wordt als een jongeling voorgesteld, waarschijnlijk om de nieuwheid van zijn verzonnen godsdienst te accentueeren. Overigens is Bazilides' vleizoete taal één sarkasme van Vondel tegenover de predikanten, vgl. Calches in Palamedes, vs. 973-78.
voetnoot423
treên: streven.
voetnoot433-35
Nieuwe spot op de witgekalkte kerken der Hervorming!; kleeze: kleed ze.
voetnoot436
Versta: het innerlijk gaat mij boven het uiterlijk, en vergelijk Vondels typeering van Erasmus: ‘Syn siele walght van 't werren, Se kiest geen' dop voor kerren’, Dl. 2, blz. 416, vs. 33-34.
voetnoot439
den ouden stijl des tempeliers: den ouden godsdienst; tempelier: tempeldienaar, priester; verzet: verander, hervorm.
voetnoot444
moeite: moeilijkheid.
voetnoot446-47
Theofrasten, Salmonisten, Hierofanten: zooveel partijnamen.
voetnoot449
Ook in Vondels taal heeten de koningen dikwijls goden.
voetnoot451
me: mede, ook.
voetnoot456
dit: nl. den koning in Jupiters plaats te zetten.
voetnoot457
De kerkelijke overlevering.
voetnoot459-60
Zinspeling op de kath. lit.; tempelwoudt: heilige bosschen rondom den tempel.
voetnoot463
de geest: de νοῦς van Plato.
voetnoot464
den mengelklomp: de chaos; geval: toeval.
voetnoot460-65
Vondels omschrijving van de overalheid en algemeene oorzakelijkheid der Godheid is deels pantheïstisch (vgl. Leeuwendalers, vss. 998-1001), deels christelijk.
voetnoot467
reuckeloos: roekeloos.
voetnoot471-73
Jupiter heet op Kreta (Krete) te zijn geboren in een hol van den berg Dikte, waar hij met den melk van de geit Amaltheia werd gevoed. Om te voorkomen dat Jupiters vader, Kronos of Saturnus, den kleinen jongen zou hooren schreeuwen, voerden de Korybanthen (Koribas, Gr. Κόρυβας) met groot wapengekletter allerlei dansen uit; toren: toorn.
voetnoot474-76
Op Kreta bleef Jupiter als stier vereerd; hij werd daar begraven en ieder jaar waren er spelen op zijn graf.
voetnoot482
Ide: het Ida-gebergte in 't land van Troje; Achaie: Griekenland.
voetnoot483
Pyrreüs: Piriaeeus, haven van Athene; Homole: berg in Thessalië.
voetnoot484
Libye: Libië in Afrika.
voetnoot480-85
Op Hierofants opmerking, dat er zooveel Jupiters zijn, en dat dus Salmoneus er wel bij kan (vs. 498), antwoordt Theofrastus, dat er maar één Jupiter is, maar dat hij op vele plaatsen geëerd wordt.
voetnoot485
wil: zal.
voetnoot486-87
Weer de aan poëzie vijandige predikanten; steuren: verstoren.
voetnoot488-90
Jupiter schaakte vermomd als een witte stier de maagd Europa en voerde haar over zee naar Kreta. Europa was de dochter van Agenor, koning van Phenicië met de hoofdstad Sidon.
voetnoot490-92
Jupiter vermengde zich als een gouden regen met de Argivische prinses Danaë.
voetnoot493
Als een zwaan nadert hij de Spartaansche koningin Leda; de Thebaansche prinses Semele zag op haar verzoek Jupiter in zijn vollen luister, maar verbrandde door zijn bliksemgloed.
voetnoot494-96
De jongen Ganymedes, het schoonste menschenkind, werd, door Jupiters adelaar geroofd; hij is de schenker der goden op den Olymp.
voetnoot497-98
Hierofant bedoelt, dat Jupiter blijft die hij is.
voetnoot500
Versta: Als Lykaon indertijd uw Jupiter had gedood. Lykaon, koning van Arkadië, noodigde Jupiter op een maaltijd van menschen vleesch, en werd in een wolf veranderd.
voetnoot501
zouts en wieroock: van de heidensche offers.
voetnoot505
De hondertvoudigheit enz.: de hekatomben, vgl. vss. 1006, 1222.
voetnoot507
Versta: De nieuwe Jupiter, dien ge nu fabriceert, en nogwel uit winzucht (ons hof ten dienst), is niets beter dan de oude.
voetnoot508
Hierofants tegenverwijt, dat ook de aanhangers van den ouden godsdienst uit hebzucht handelen, houdt wellicht den weerklank in van een protestantsche beschuldiging.
voetnoot511
lasterschuts: schoten of pijlen van den laster.
voetnoot520-21
leit een' voet: krijgt vasten voet.
voetnoot524
't out gebit: den toom van den ouden godsdienst.
voetnoot509-25
Vondels beschouwing van het Katholicisme en het Protestantisme.
voetnoot525
op: uit.
voetnoot526
by de mijl: bij de vleet; vonden: uitvindsels.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: De 1e uitgave heeft achter vs. 540 een punt.
voetnoot528
tergh': nl. door er in te roeren.
voetnoot531
lastersmet: schandvlek.
voetnoot532
d'eeuw van Deukalion: het tijdperk van diep zedelijk verval, ten gevolge waarvan Jupiter de wereld door een verschrikkelijken regen teisterde; alleen de rechtschapen Deukalion bleef met zijn vrouw Pyrrha gespaard.
voetnoot533
koele: niet zoo opgewonden.
voetnoot534
ondergaen: tegemoetkoming.
voetnoot536
molock: vogelverschrikker.
voetnoot537
zijn boel, met kracht gedwongen: een van de in vss. 489-92 genoemde, door Jupiter verkrachte vrouwen.
voetnoot538
Juno: de moeilijke vrouw van Jupiter; dultze: moet ze dulden.
voetnoot539
om laegh: van den Olymp uit; 't gewelf des heldren hemels: de sterrenhemel.
voetnoot540-41
De bastert zoons: van Jupiter en Leda, nl. de Dioskuren werden sterrenbeelden, evenzoo zijn boelen: Venus, de morgen- en avondster, was Jupiters dochter; Quansuis: zoogenaamd, quasi.
voetnoot542-43
Zooals herhaaldelijk voorkomt in de godenleer heeft Bacchus veel trekken van overeenkomst met Jupiter; alsof Bacchus Jupiters zoon was,
voetnoot543
Herkules was de zoon van Jupiter uit de Argivische koningin Alkmene.
voetnoot544
Juno gold als de stiefmoeder over de verdere kinderen van haar man Jupiter.
voetnoot546
Vulkanus kwam meermalen voor zijn moeder Juno (Hera) op, wanneer vader Zeus haar beleedigde.
voetnoot550
Wanneer Salmoneus niet als Jupiter in het beeld aanbeden mag worden, zal hij ook geen koning meer zijn.
voetnoot554
zonder dat: zonder die eed; hem: Salmoneus.
voetnoot555
dat.... lidt: minachtend voor: Salmoneus.
voetnoot556
Den disch van mijnen Heer: aan de gasten van Salmoneus; Bazilides bedoelt zooals Lykaon (vs. 500) Jupiter eens op menschenvleesch onthaalde.
voetnoot559
Versta: Met den heelen adel, trotsch als goden rondom Jupiter-Salmoneus verkleed.
voetnoot564
leght: ligt. Bazilides werpt zijn degen op den grond.
voetnoot569
's Konings gruwel: de gruweldaad van Salmoneus.
voetnoot570
Versta: Met Salmoneus' krankzinnigen greep naar de goddelijke macht te verijdelen.
voetnoot572
Ontzietge: ben je bang om.
voetnoot575
Bazilides' dubbelhartigheid komt tot allerlei twijfel. Hij bedoelt: wie kan, alsof hij God was, een sterveling Gods gunst beloven?
voetnoot576
Beveel dien last aen ons: laat dat aan mij over.
voetnoot577
voort: terstond.
voetnoot579
braveert: tart.
voetnoot580
Versta: Geen wereldlijke macht is sterker dan die van den hemel.
voetnoot583
komt.... by: nadert.
voetnoot585
De nadruck: de indruk, het indrukwekkende.
voetnoot586
geschouden: gescholden.
voetnoot587
Versta: Hoe moet een hofbeambte zich intusschen gedragen!
voetnoot588
Vermomt: zijn meening verbergend; Hoe magh dit deur?: hoe is dat geoorloofd?
voetnoot589
Terwijl: ondertusschen, nl. als ik mijn meening verberg.
voetnoot591
En stuit gy dit: en als ge het schandaal wilt voorkomen.
voetnoot592
Versta: En als gij mij gevangen moet zetten, zal het schandaal zeker niet doorgaan.
voetnoot595
verruckt: maakt gek; is 't geen scha?: is 't niet jammer?
voetnoot599
zorgelijcker: teerder.
voetnoot601
boeten: herstellen.
voetnoot603
wulpschen: onbezonnen.
voetnoot607
dubbelzinnicheên: den koning in de plaats van Jupiter zetten veroorzaakt dubbelzinnigheid en verwarring.
voetnoot612-14
Versta: Op zich zelf is de vorst verstandig, maar zijn vrouw dwingt hem dwaas het onbereikbare te willen, terwijl Hierofant dat met mooie praatjes in de hand werkt.
voetnoot614
dien droom: om Jupiter te worden.
voetnoot615-16
Hier wordt over Hierofant gesproken.
voetnoot617
dorven: durven; dat heel enz.: Iets wat in heel Griekenland opzien zal baren.
voetnoot620
Versta: En al hun goederen als bij hun sterven te verdeelen.
voetnoot622-24
Versta: Men verdoezelt alles, om dat hoofdpunt niet te verraden, dat immers te hatelijk klinkt. Doch als de grondslag maar gelegd is, dan zult ge beteekenis en gevolgen (nadruck) van deze nieuwigheid zien.
voetnoot625
Versta: Misschien zou men ook zien, hoe gij door Hierofant verdrongen werdt.
voetnoot626
Met reden: ja juist!; daer: waar enz. nl. in den tempel.
voetnoot627
't kerckgenot: 't voordeel van het priesterambt.
voetnoot628
Wie zou enz.: waarom zou Hierofant; beroockten: ouden.
voetnoot630
voorspoock: voorteeken.
voetnoot631
Des weêrhaens van dit hof: Hierofant.
voetnoot632-33
Met welck een trotsheit enz.: nl. in vs. 549-50; op te komen: tegen te treden.
voetnoot637
hun: Hierofant en zijn aanhang.
voetnoot640
tot het outer toe: zonder den ouden godsdienst prijs te geven.
voetnoot641
hier op: op dit woord.
voetnoot642
sluierkroon: koningskroon.
voetnoot643
weiflaer: zwakkeling.
voetnoot650
Uit hun natuure: van nature.
voetnoot652
verzetten: veranderen.
voetnoot653
min: nog minder.
voetnoot654
laster: godslastering.
voetnoot655
Des Dondergodts: van Jupiter.
voetnoot656
louterheid: ongereptheid.
voetnoot657
scherper: nauwer; fixte: meest fiksche, vaste.
voetnoot658
Themis weeghschael: de godin der Gerechtigheid, die wordt afgebeeld met een weegschaal.
voetnoot659
hong: hing.
voetnoot666-67
rust alleen op geenen marmersteen: niet alleen op marmeren zuilen.
voetnoot669
onbeweeghbre: onverzettelijke, beginselvaste.
voetnoot672
wijdt: ver.
voetnoot675
Munt uit: schittert uit; schim: schaduw.
voetnoot677
Wie: met klemtoon, wie ook.
voetnoot679
de tempels en de hoven: Kerk en Staat.
voetnoot682
Versta: Dan wordt de deugd op zij gezet, dan komen allerlei hartstochten los.
voetnoot684
steuren: hinderen.
voetnoot685
Versta: Zoowel de Kerk als de Staat moet op eigen terrein blijven.
voetnoot686
d'Eenstemmigheit: eensgezindheid.
voetnoot688
op maet van reden: naar de voorschriften van 't gezond verstand.
voetnoot691
stelt het volck een maet: beteugelt het volk.
voetnoot692
die tijen: de tijd waarin die eensgezindheid bestond, vgl. als 't plagh van vs. 681.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank