Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.15 MB)

ebook (6.98 MB)

XML (3.07 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragikomedie
pastorale


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 5. 1645-1656

(1931)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Spreeckende personaedjen.Ga naar voetnoot*

PIZANERS. Nagebuuren van Elis.

DIODOOR. Kerckwachter.

REY van PRIESTEREN.

THEOFRASTUS. Aertspriester van Jupijn in Elis.

BAZILIDES. Veltheer, en hooft der hofbenden.

HIEROFANT. 's Konings Hofpriester.

SALMONEUS. Koning van Elis.

FILOTIMIE. Koningin van Elis.Ga naar voetnoot+

[pagina 719]
[p. 719]

Salmoneus. Treurspel.
Het eerste bedryf.

PIZANERS. DIODOOR.
Pizaners:
 
De volle maen komt op, en volleght d'Avontstar.
 
Wy hebben Pize, daer de mont van JupiterGa naar voetnootvs. 2
 
Den vraeger antwoort geeft, ter goeder tijt verlaeten,
 
Om Elis, en het hof, en kerck, en merckt, en straeten
5[regelnummer]
t'Aenschouwen op 't gerucht, dit lantschap door gespreit,
 
Dat deze stadt te nacht al Pizaes majesteit
 
En glans verdoven zal, en Herkles feest en spelen,Ga naar voetnoot7
 
Door toestel van wat groots, en hemelsche tooneelen:Ga naar voetnoot8
 
En zeker 't geen wy zien vermindert niet de Faem,
10[regelnummer]
Die doorgaens is gewoon op eenen hollen naem
 
Te stoffen, en met klanck van ydele trompettenGa naar voetnoot11
 
De kleene dingen breet en heerlijck uit te zetten:
 
Want wat Pizaner oit verkeerde hier omtrent,
 
Niet een heeft Elis oit in dezen schijn gekent.
15[regelnummer]
Zelf d'ingezeten dwaelt, en gaept, als opgetoogen.
 
De Goden schijnen hier in starrelichte boogen
 
Te drijven, of te treên op wolcken door de lucht,
 
Langs d'aerde in lucht verkeert. geen loopende geruchtGa naar voetnoot18
 
Bedroogh ons, nu wy hier verbaest, als ziende blinden,
20[regelnummer]
Noch twijflen waer wy staen, en om den wegh te vinden
 
Een leitsman hoeven, die den nabuur met bescheit
 
Berechte, en wijze en toone al stadts gelegenheit.Ga naar voetnoot21-22
 
Hier komen twee gewijde in witte koorgewaeden,Ga naar voetnoot23
 
d'Een met een offerkruick, en d'ander overladen
25[regelnummer]
Met eicke kranssen. wat of dit bedieden wil?
 
Zy hebben ons in 't oogh, en staen nu beide stil.
[pagina 720]
[p. 720]
Diodoor:
 
Wat mannen komen hier van buiten opgedondertGa naar voetnoot27
 
By avont naer dit feest? ay zie, zy staan verwondert
 
Om dees verandering, en heel verbaest, en stom.
Pizaners:
30[regelnummer]
Het zy gy Priester zijt, of een, die 't Priesterdom
 
De hant reickt, laet u niet verdrieten, noch mishaegenGa naar voetnoot31
 
Dat wy Pizaners u een luttel ondervraegen
 
Naer deze nieuwigheên, voorheene noit gezien.
 
Wat wil de toestel van dees staetsi toch bediên?Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En dat dees stadt, de merckt der omgelege volcken,Ga naar voetnoot35
 
Een lucht vol starren schijnt, en met tapijt van wolcken
 
Behangen om en om, waer door een uitheemsch man,
 
Of lantzaet naulix kerck en hofstraet kennen kan,Ga naar voetnoot38
 
Noch 't hof, hoewel hy hier gewoon is alle jaeren
40[regelnummer]
Te trecken om gewin, te wisselen zijn waerenGa naar voetnoot40
 
Aen munt of koopmanschap? hoe scherp men haer beziet,
 
De hooftstadt Elis schijnt noch lijckt zich zelve niet,
 
Maer lucht en hemel, daer Jupijn de hemelraedenGa naar voetnoot43
 
Verdaghvaert door de lucht en starrelichte paden.
45[regelnummer]
Zoo dit een schouburgh is; Athene, Pallas stadt,
 
Heeft zulck een speeltooneel noch glori noit gehadt.
 
Ay, staet een poos: gy zult den Goden niet mishaegenGa naar voetnoot47
 
Dat gy verdwaelden dient, en antwoort op hun vraegen.
Diodoor:
 
Mijn kerckgenoot, ay breng dees offerkruick der GoônGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
In 't offerkoor: gy weet, ick ben ten hove ontboôn,
 
En kan, al loopt de tijt, niet laeten ons gebuurenGa naar voetnoot51
 
Te dienen op hun vraegh, en wat te recht te stuuren.Ga naar voetnoot52
 
Mijn naem is Diodoor, aen d'oostzy van de kerck
 
Mijn wooning, nu vermomt met dit geschildert zwerck,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Daer duizent kunstenaers en geesten over zweetten.
 
Dees kerck, recht voor u, wort nu Donderkerck geheeten,Ga naar voetnoot56
 
Dees ruimte Godtsvelt, als geheilight aen Godts zorgh;Ga naar voetnoot57
 
En ginder rijst het slot, men heet het Godenborgh:
 
Daer houdt Salmoneus hof met onze Koninginne
[pagina 721]
[p. 721]
60[regelnummer]
Filotimie, zijn bekoorende Godinne,
 
Die meer op hem vermagh dan Juno by Jupijn.
Pizaners:
 
Wat heeft Salmoneus voor? hy mickt in allen schijn
 
Op een byzonder wit: want hoe men 't keere of wende,Ga naar voetnoot63
 
Zoo groot een toestel ooght op een doorluchtigh ende.Ga naar voetnoot64
Diodoor:
65[regelnummer]
Hy heeft verandering van godtsdienst in den zin.
Pizaners:
 
Een aenslagh vol gevaers.Ga naar voetnoot65-66
Diodoor:
 
Indien de Koningin
 
Hier zwaerigheit in vont, hy zou dees snaer niet roeren.Ga naar voetnoot67
 
Zy pooght den Koning, als een' Godt, in top te voeren,
 
Gelijck Godt Jupiter te heffen op 't altaer,
70[regelnummer]
Door offerhande, en tiende, en kerckelijck gebaer,
 
En wieroock, en triomf, en beelden, en gezangen;
 
Als eenen, uit wiens schoot en boezem wy ontfangen
 
De zegeningen, daer dit Rijck van overvloeit.
 
Dat d'aerde vruchten draeght, geboomte en acker bloeit;
75[regelnummer]
De hemel beemden laeft met dau en vruchtbren regen;
 
De zon 't gewas beschijnt, bestraelt met vollen zegen;
 
Dat lucht en aerde, en zee, van wiltzang, tiereliert,
 
Van visschen krielt, en vee, en tam, en wilt gediert;
 
De man en vrou, in d'echt gezegent, kinders teelen;
80[regelnummer]
Het gansche Rijck in rust, voor bloedige krackeelen,
 
Gewelt, en overlast, en sterfte, en zwaerigheên
 
Beschut zit, eigent hy zijn wijsheit toe alleen,
 
Geen' anderen Jupijn, noch mindre Godtgenooten.
Pizaners:
 
d'Aeloude godtsdienst wort te schendigh dus verstooten,
85[regelnummer]
En in zijn plaets een nieuw gedichtsel aengebeên.Ga naar voetnoot84-85
 
Zich Godt te noemen is een laster, daer voorheenGa naar voetnoot86
 
Zoo menige eeuwen, noch onze ouders oit van hoorden.
Diodoor:
 
Gebruick bescheidenheit in yver, en in woorden.Ga naar voetnoot88
Pizaners:
 
Wat roept men van zijn beelt, en trotse wagenprael?Ga naar voetnoot89
[pagina 722]
[p. 722]
Diodoor:
90[regelnummer]
Zoo gy Penejus brugh gezien had, uit metaelGa naar voetnoot90
 
Gegooten, en met een den goddelijcken wagen
 
Op goude raders, en vier paerden, hecht beslagen
 
Met blinckend stael, gereet langs 't brommende gewelfGa naar voetnoot93
 
Der brugge, en over stroom te rennen; gy zoudt zelf
95[regelnummer]
Gelooven dat Jupijn dees toestel best zou passen.
Pizaners:
 
De trotsheit kent geen peil: zy wil al hooger wassen:
 
Zoo wort door overdaet 's Rijcks schatkist uitgeput,
 
De zenuw van den Staet. geen burgers trecken nut
 
Uit lasterlijcke pracht, gewoon de lucht te tergen,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
Gelijck weleer de rot der Reuzen, niet dan dwergenGa naar voetnoot100
 
Gerekent by de maght der Godtheit, die het al
 
Wat zich te trots verheft verwezen heeft ten val,
 
En elcke maght haer peil, van niemant t'overschrijden,
 
Door nootlot toegekeurt, heel stip, voor alle tijden.
Diodoor:
105[regelnummer]
Het is niet veiligh hier te waeren dezen nacht,Ga naar voetnoot105
 
Omtrent het hof, ten zy men geen gevaeren acht;
 
Eene oirzaeck dat dees wijck, nu dootsch, en schier verlaeten,
 
Niet grimmelt van een' drang, gevloeit uit alle straeten,
 
Nieusgierigh om te zien wat onweêr van geschil
110[regelnummer]
Hier tusschen hof en kerck misschien oprijzen wil.
 
Men heeft, om min het volck t'ontrusten, en te stooren,
 
De nacht en duisternis voor dees triomf gekooren:
 
Want wat zich schaemt by daegh, en draeit op veel gevaers,Ga naar voetnoot113
 
Wort liever 's nachts gezien, als schooner by de kaers.Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
De burgery gedeelt, en al een wijl aen 't mompelen,
 
Wort naulijx ingetoomt. men vreest voor overrompelen.
 
d'Een droomt van nieuwigheên, door eige baet gestijft,
 
En d'ander eert al wat den ouden godtsdienst drijft.Ga naar voetnoot117-18
 
De hemel blussch' by tijts dit smeulend vier, dees voncken;
120[regelnummer]
Zoo niet, wy zien den Staet in asch en puin verzoncken.
 
Wat zeght'er Pize toe?Ga naar voetnoot121
Pizaners:
 
Die Godtstadt houdt de zy
[pagina 723]
[p. 723]
 
Van Jupiter, en viert 't Olympisch jaergety,
 
Om 't vijfde jaer, heel stip, en zonder t'overtreden.Ga naar voetnoot123
 
Pizaners volgen 't oude, en haeten nieuwicheden.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Gansch Elis loopt gevaer van Staet- en kerckkrackeel.
 
Dees stadt gelijckt bykans een schouburgh, en tooneel.
 
De Goden treden hier te voorschijn met hun rollen.
 
Zoo raeckt Jupijn ten schimp, en zijn gemeente aen 't hollen.
 
Godtslasterlijcke vont! de godtsdienst raest en suft,
130[regelnummer]
Wanneerze dient tot spel van menschelijck vernuft.
 
Men moet de weeligheit der herssenen besnoejen.
 
Het brein verdicht niet goets. de Staet vergeet te bloejen,
 
Daer nevels van misbruick en ongetoomde drift
 
De telgen van de jeught besmetten met vergift
135[regelnummer]
Van eigenzinnigheit, en dertle hoovaerdyen.
 
De Goden hoeden ons voor zulcke guighleryen;Ga naar voetnoot136
 
Een ongebondenheit, te Pize lang getemt,
 
Dat stemt geen spelen, als de Kerck het tegenstemt.Ga naar voetnoot129-38Ga naar voetnoot138
Diodoor:
 
Wy willen ons gespreck bespaeren tegens morgen:
140[regelnummer]
Ick ben ten hove ontboôn, en ga, niet zonder zorgen,
 
Naer Bazilides, om te spreecken met dien heer,
 
Te hooren 's Konings wil. der Goden Koning keer'
 
d'Oneenigheden van den Staet ten goeden ende:
 
Want tweedraght is de bron en springaêr van ellende.
Pizaners:
145[regelnummer]
De vader Jupiter bestraele ons met gena,
 
Dat niet dees tempelvlam in zijnen tempel sla
 
Te Pize: want die slagh kon Grieck en ongrieck treffen,Ga naar voetnoot147
 
Indien de Koningen zich tegens Godt verheffen,
 
En 't grijze hooftgezagh van 't eeuwigh priesterdomGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Verdrucken ongestraft. wy zien d'orakels stom
 
En elck den vorsten naer den mont zien, en gelooven,Ga naar voetnoot151
 
Geraeckt Salmoneus en het hof dien hoeck te boven.Ga naar voetnoot152
 
Hier hangen wieroockvat en kroon in eene schael.Ga naar voetnoot153
 
Maer gaenwe naer de brugh en trotse wagenprael,
155[regelnummer]
Bezien waer 't veiligst is voor oploop ons te bergen.
 
Men magh 't gevaer wel zien, maer wacht u dat te tergen.
[pagina 724]
[p. 724]
REY VAN PRIESTEREN.
Zang:
 
Jupijn, die alles naer uw' wensch
 
Beschickt, waerom is toch den mensch
 
Door 's hemels wijsheit in dit leven
160[regelnummer]
Den nabootseerlust ingegeven,Ga naar voetnoot160
 
Naerdien hy dezen treck misbruickt,
 
En niet alleen al wat'er duickt
 
Beneden u wil nabootseeren;
 
Maer hooger vliegen op de veêren
165[regelnummer]
Van zijn vernuft, en al den schat,
 
Dien d'endlooze eeuwigheit bevat
 
In haeren schoot, in 't licht durf brengen;
 
Al zou hy oock zijn vleugels zengen
 
In 't eeuwigh vier, dat boven hangt,
170[regelnummer]
En 't hof der starren ommevangt.Ga naar voetnoot169-70
 
d'Ondanckbre staet naer hooger waerde.Ga naar voetnoot171
 
De mensch was gaerne een Godt op d'aerde.
Tegenzang:
 
De redenloosheit zoo genoemt,Ga naar voetnoot173
 
Oock 't allerminste dier verdoemtGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
Dees reuckeloosheit in het dwaelenGa naar voetnoot175
 
En overspringen van haer paelen.
 
De dieren volgen het bestuur
 
Van hunne leitsvrou, vrou Natuur,
 
Onnozel, zonder kreuck en rimpel,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Oprecht, en slecht, en stil, en simpel,Ga naar voetnoot180
 
Genoeght aen 't lot, dat op hun viel;Ga naar voetnoot181
 
Oock 't onbezielde en met een ziel
 
Van groeizaemheit alleen gezegent.Ga naar voetnoot182-83
 
Al wat des menschen oogh bejegent
185[regelnummer]
Dat roept hem toe: wy zijn verzaet,
 
Gerust, vernoeght met onzen staet.
 
Natuur verneemt noch klaght, noch bede.
 
Het mindre als 't meerder rust in vrede.
Zang:
 
De Hooghmoedt schept voor ons gezicht
[pagina 725]
[p. 725]
190[regelnummer]
Een' hemel uit een stadt; het licht
 
Uit duisternisse, en nacht, en dampen;
 
Het aerdtrijck tot een lucht, vol lampen,
 
Gestarnte, en glans, die 't oogh verblint.
 
Men durf hier regen, hagel, wint,
195[regelnummer]
En weêrlicht, blixems, vier en donder,
 
Oock zelf den Godt Jupijn, van onder,
 
Braveeren op zijn' hoogen stoel.
 
Zoo schijnt de kickvorsch, uit een' poel
 
Vol modder, 's Konings rol te speelen.
200[regelnummer]
De tempel moet voor speeltooneelen
 
Den vinger leggen op den mont,
 
Om zulck een' godeloozen vont
 
Van mommerye op haer stellaedje.Ga naar voetnoot203
 
Een worrem speelt Godts personaedje.Ga naar voetnoot200-4
Tegenzang:
205[regelnummer]
De Hoovaerdy houdt streeck noch maet.
 
Men kentze aen mijnen en gelaet,Ga naar voetnoot206
 
De tong en tekens der gepeinzen;
 
Al wouze een poos haer wit ontveinzen,
 
Vernissen met wat glimps en schijns;
210[regelnummer]
De Wijze zietze door de grijns.
 
De Priesters speelen nu voor stommen,Ga naar voetnoot211
 
En zien dit lofgetuit, dit mommen,Ga naar voetnoot212
 
Met hun weemoedige oogen aen.Ga naar voetnoot213
 
De huichlaers poogen wel te staenGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
Ten hove, en oogen slechts op voordeel.
 
De glimp van staet verblint het oordeelGa naar voetnoot216
 
Der Hovelingen, en dien staert.Ga naar voetnoot217
 
Een Godtsdienst, daer men wel by vaert,
 
Wort van de menighte aengebeden.
220[regelnummer]
Hier duickt de Waerheit en de Reden.Ga naar voetnoot220

voetnoot*
Bazilides: Vondel accentueert in zijn versmetrum Bazi-li-des, hoewel van het Grieksche achtervoegsel ides de eerste lettergreep kort is; hof benden: paleiswacht.
voetnoot+
Filotimie: spr. uit: Filoti-mi-ë (zie vs. 60, 1938).

voetnootvs. 2
daer de mont enz.: in Pisa was de beroemde tempel van Jupiter, één der zeven wereldwonderen, vgl. vs. 1466.
voetnoot7
Herkles feest en spelen: de feestelijke spelen te Olympia in de landstreek Elis, ter eere van Jupiter ingevoerd door Herkules, vgl. vss. 122-23, 1467-71.
voetnoot8
toestel: ensceneering.
voetnoot11
stoffen: bluffen.
voetnoot18
loopende gerucht: loopend praatje.
voetnoot21-22
hoeven: behoeven; met bescheit berechte: oordeelkundig onderrichte; al stadts gelegenheit: den heelen toestand der stad.
voetnoot23
gewijde: gewijden, priesters.
voetnoot27
opgedondert: onverwacht te voorschijn.
voetnoot31
De hant reickt: helpt, bijstaat.
voetnoot34
toestel: inrichting.
voetnoot35
de merckt enz.: waar de heele omtrek ter markt komt.
voetnoot38
lantzaet: ingezetene.
voetnoot40
Te trecken: heen te trekken.
voetnoot43
de hemelraeden: zijn olympische mede-goden.
voetnoot47
staet een poos: blijft eens even staan.
voetnoot49
kerckgenoot: mede-priester; Diodoor zegt vss. 49-52 tot dezen tempeldienaar.
voetnoot51
loopt: verloopt; laeten: nalaten.
voetnoot52
stuuren: wijzen.
voetnoot54
vermomt: verscholen.
voetnoot56
Donderkerck: nl. de tempel van den nieuwen Jupiter tonans, Salmoneus; vgl. vs. 222.
voetnoot57
Godtsvelt: tempelplein; vgl. Inhoudt, r. 45.
voetnoot63
wit: doelwit.
voetnoot64
Versta: met zoo'n ensceneering moet een buitengewoon doel beoogd worden.
voetnoot65-66
De katholieke Vondel aan het woord!
voetnoot67
hy zou enz.: dan zou hij daar niet aan beginnen.
voetnoot84-85
Weer tegen de Hervorming; gedichtsel: verzinsel.
voetnoot86
laster: misdaad.
voetnoot88
Versta: matig je wat.
voetnoot89
roept: vertelt men hardop.
voetnoot90
Penejus brugh: de brug over den Peneus.
voetnoot93
brommende: pronkende.
voetnoot99
lasterlijcke: ergernis gevende; de lucht: den Olymp.
voetnoot100
de rot: het rot, vgl. vss. 775-78, 1427.
voetnoot105
waeren: rond te dwalen.
voetnoot113
draeit op veel gevaers: met veel gevaar gepaard gaat.
voetnoot114
als schooner by de kaers: minder gevaarlijk wanneer het in 't geheim bij een kaars wordt beraamd.
voetnoot117-18
Protestant en Katholiek!
voetnoot121
Wat zeght'er Pize toe: wat zegt gij, Pizaners, ervan; Godtstadt: stad van Jupiter.
voetnoot123
Om 't vijfde jaer: om de vier jaren, vgl. vss. 1467-71.
voetnoot124
Als de Katholieken!
voetnoot136
guighleryen: begoochelingen.
voetnoot129-38
Anti-reformatorische uitingen!
voetnoot138
stemt geen: stemt niet in met.
voetnoot147
ongrieck: vreemdeling, barbaar, vgl. vs. 248.
voetnoot149
Met bijgedachte aan het Pausdom.
voetnoot151
‘Cujus regio illius et religio’.
voetnoot152
dien hoeck: die moeilijkheid.
voetnoot153
wieroockvat en kroon: Kerk en Staat; schael: weegschaal, vgl. Op de Ionghste Hollantsche Transformatie, vss. 3-4 (Dl. 1, blz. 790).
voetnoot160
nabootseerlust: imitatiezucht.
voetnoot169-70
't eeuwigh vier enz.: de vuurhemel (caelum empyreum) die zich buiten den sterrenhemel uitstrekt.
voetnoot171
naer hooger waerde: naar altijd hooger waardigheid.
voetnoot173
Versta: de zgn. redelooze dieren.
voetnoot174
Oock: ja zelfs; verdoemt: veroordeelt.
voetnoot175
reuckeloosheit: roekeloosheid.
voetnoot179
Onnozel, enz.: zonder schuld en fout.
voetnoot180
slecht: eenvoudig.
voetnoot181
Genoeght aen: tevreden met.
voetnoot182-83
De anorganische en de plantenwereld.
voetnoot203
mommerye: vermomming.
voetnoot200-4
Deze vss. schijnen een spottende weerklank op de klacht van Ds. P. Leupenius' Naaberecht over Vondels zgn. preferentie van zijn drama's boven preeken; ook heet het daar, dat ‘een snoode aerdworm sik vermeet den helderen Hemel.... in synen donkeren Schouwburg te vertoonen’ en dat de H. Drievuldigheid door ‘lichtvaerdige Kaamerspeelders’ wordt afgebeeld (Unger, 1654-55, blz. 371-72). Het spel brengt mee, dat Vondel dezen weerklank den goeden priesters van Jupiter in den mond moet leggen.
voetnoot206
mijnen: gelaatstrekken (het Fr. mine), vgl. vs. 367.
voetnoot211
Dit verwijten de priesters van den Tegenzang aan die van den Zang, die immers juist beleden hadden, dat ze noodgedwongen moesten zwijgen, vs. 200-201.
voetnoot212
mommen: verkleeden.
voetnoot213
weemoedige: huilende.
voetnoot214
De huichlaers: dat schijnt op de laffe houding van die priesters (predikanten) te slaan, die zich uit angst voor nadeel niet tegen het tooneel verzetten; wel: wèl, goed.
voetnoot216
glimp van staet: uitwendige schittering.
voetnoot217
dien staert: dat aanhangsel der priesters.
voetnoot220
duickt: verdwijnt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank