Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 19]
[p. 19]

Vondels werken
Achtste deel

[pagina 21]
[p. 21]

De boeken XIII, XIV en XV van ‘Publius Ovidius Nazoos Herscheppinge, vertaelt door J. V. Vondel.’ toegelicht door L.C. Michels.

[pagina 23]
[p. 23]

P. Ovidius Nazoos Herscheppinge.
Het dertiende boek.aant.Ga naar voetnoot*



illustratie

Inhout.

1 Ajax en Ulisses pleiten om Achilles wapens. Ajax doorsteekt zich, wiens bloet in 2 eene bloem verkeert. Hekuba verandert, na Troies ondergang, in eenen hont. Alle 3 goden beklaegen haer ongeluk. Aurore betreurde alleen Memnon, alreede in eenen 4 vogel hervormt. Eneas trok in zijne bannelingschap naer Anius, wiens dochters in 5 duiven verkeerden, en bezocht sedert meer andere gewesten, door herscheppingen be-Ga naar voetnootr. 5 6 faemt. Endelijk in Latium belant, geraekte met Turnus in oorloge.
[pagina 24]
[p. 24]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
De vorsten zetten zich te zaemen neêr in 't ront,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1-vlg.
 
Daer het gemeene volk verlangende om hen stont,Ga naar voetnoot2
 
En Ajax, heer des schilts, van huiden overtoogenGa naar voetnoot3
 
Wel zevenwerf, rees op, en zagh met donkere oogenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
't Sigeesche zeestrant, en de kryghsvloot op de kust,Ga naar voetnoot5
 
En ommestanders aen, en heffende ongerustGa naar voetnoot6
 
De handen opwaert, sprak: wy pleiten en verweeren,Ga naar margenoot+
 
By godt Jupyn, ons recht voor alle deze heeren,Ga naar voetnoot8
 
In 't aenzien van de vloot en schepen op een ry,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
En men gelykt in deught Ulisses noch by my,Ga naar voetnoot10
 
Een' die noch Hektor noch zyn fakkel durf verbeiden,Ga naar voetnoot11
 
Wiens maght ik stuite en sloegh, als hy zoo breet ging weiden,Ga naar voetnoot12
 
De schepen pooghde in brant te steeken op een' sprong.
 
Het is dan veiliger te vechten met de tongGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dan met de hant. maer ik ben ongereet met woorden,Ga naar voetnoot15
 
En hy met daeden: en zoo veel ik in slaghoorden
 
Vermagh met wapenen, zoo veel vermagh dees man
 
Met zyne tong. ik acht, o Grieksche heeren, dan
 
Onnoodigh u myn deught en daeden te vertoogen,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Die gy zoo dikwyl zelfs aenschoude met uwe oogen.Ga naar voetnoot20
 
Laet nu Ulisses u verhaelen zyn gevecht,Ga naar voetnoot21
 
En dappre stukken, 's nachts by duister aengerecht,
 
En zonder tuigen. ik beken met recht te steeken
 
Naer een doorluchte kroon: maer dees beneemt door treken
25[regelnummer]
Uit afgunste Ajax al zyn eer, door 't zwaert behaelt,Ga naar voetnoot23-25
 
En lang verdient. een' prys, die schoon in d'oogen straelt,
 
Waerop Ulisses vlamt, te stryken na verdrieten,
 
Is geen volkomene eer behaelen, en genieten.
[pagina 25]
[p. 25]
 
Ulisses streek ten deel dien prys in dit gerecht:Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En zoo de kryghsraet hem den vollen eisch ontzegt,
 
Men zal noch roemen dat hy Ajax heeft bestreden.Ga naar voetnoot31
 
Indien men twyflen zoude aen myne dapperheden,
 
Noch koome ik afgedaelt uit een' doorluchten stam,Ga naar voetnoot33
 
Den grooten Telamon, die onder Herkles quam
35[regelnummer]
Te velde, en Troie holp verovren, en verbranden,Ga naar voetnoot34-35
 
En om het gulden vlies in Kolchis dorst belanden.Ga naar voetnoot36
 
De vader Eakus bekleet het zielrecht me,Ga naar voetnoot37
 
Daer Sisif, Eols zoon, geduurigh van zyn steGa naar voetnoot38
 
Den steen moet wentelen. Jupyn, zoo hoogh ten troone,
40[regelnummer]
Kent Eakus met recht voor zynen eigen zoone.
 
Aldus is Ajax dan de derde van Jupyn.Ga naar voetnoot41
 
Maer Grieksche heeren, laet myn' stam in geenen schynGa naar voetnoot42
 
My dienen in dit pleit, zoo 'k van Achilles wegen
 
En bloet geen erfrecht hebbe aen dezen prys gekreegen.Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
Hy was myn broeder, en ik eisch myn broeders goet.Ga naar voetnoot45
 
Wat wil een, schandelyk uit Sisifus gebroet,
 
En hem, in diefte, en in bedrogh, en schelmsche streeken,Ga naar voetnoot47
 
Gelyk, nu dryven, dat men hem gelyke en rekenGa naar voetnoot48
 
By 't bloet van Eakus? en weigert men my nu
50[regelnummer]
De wapens, die van zelf, van geenen optoght schuw,Ga naar voetnoot50
 
Onachterhaelt verscheen, met allen kryghsgenooten?Ga naar voetnoot51
 
Zal een, die 't harrenas zoo spa heeft aengeschooten,
 
Meer rechts zich eigenen; een suffer, die niet trouGa naar voetnoot53
 
Zich razend veinsde, en loos den toght ontschuilen wou,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Toen Palamedes[schoon het hem tot nadeel strekte,Ga naar voetnoot55
 
Als hy Ulisses veel te kloek op strant ontdekte,Ga naar voetnoot56
 
En zyn bloohartigheit ontmomde al t'onverwacht]
 
Hem mesleepte op den toght, dien hy te schuwen dacht?
 
Zal hy de wapens nu aenvaerden en genieten,Ga naar voetnoot59
[pagina 26]
[p. 26]
60[regelnummer]
Die 't vechten weigerde, en geen harnas aen wou schieten?
 
En zullen wy, gereet voorbarigste op den toght,Ga naar voetnoot61
 
Van 't nagelaeten goet des helts, die voor u vocht,
 
En ons in bloet bestaet, dus snoot versteeken blyven?
 
Och waer Ulisses, die den oorelogh liet dryven,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Een loos berokkenaer van allerhande quaet,
 
Voort dol en razende gebleven in der daet,Ga naar voetnoot66
 
Of dol gerekent, en noit met de vloot gevaerenGa naar voetnoot67
 
Naer Troie! o Filokteet, gy waert niet door de baren
 
Gevoert, en ons ter schade aen Lemnos opgezet,Ga naar voetnoot68-69
70[regelnummer]
Die nu geschoolen, zoo men zegt, daer wort verletGa naar voetnoot70
 
In struik en boschspelonk, en met gekerm en weenen
 
Het wilde woudt beweeght, en wildernis, en steenen,
 
Ulisses vloekt, en wenscht dat hem de donder sla,Ga naar voetnoot73
 
Gelyk hy wel verdient, het wellek d'ongena
75[regelnummer]
Der goôn dien boozen schelm vergunnen op myn beden.Ga naar voetnoot75
 
Hy, met ons allen in den oorloghseet getreden,Ga naar voetnoot76
 
En die, een lidt des kryghs, Alcides pylen erft,Ga naar voetnoot77
 
Lydt honger, kommer, noot, en ongemak, bederftGa naar voetnoot78
 
In zyn nootdruftigheit, verschoven, en verstooten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Wort van de vogelen, met zyn geweer geschooten,
 
Gekleet, gevoedt, en spilt daer zyne pylen, langGa naar voetnoot81
 
Beschoren en geschikt tot Troies ondergang.
 
Hy leeft nochtans, die naer Ulisses niet wou hooren.Ga naar voetnoot83
 
De zoon van Nauplius, tot ongeluk geboren,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Moght wenschen dat hy ook van hem verlaeten waer.
 
De helt zou leven, of gestorven, niet zoo zwaer
 
Betight zyn van verraet des staets, hem aengewreven;Ga naar voetnoot86-87
[pagina 27]
[p. 27]
 
Een schendigh lasterstuk, met zulk een glimp gedreven,Ga naar voetnoot88
 
Door 't opgegraven gout, waerme hy wert bekladt,
90[regelnummer]
Het welk de booswicht zelf eerst daer begraven hadtGa naar voetnoot90
 
Uit wraek, waerom hy dien onschuldigen bevlekte,
 
Die zyn' geveinsden aert en razerny ontdekte.
 
Hy heeft den Grieken dan van alle hulpe ontblootGa naar voetnoot93
 
Door ballingschap, of moort. zoo vecht hy wreet en snoot.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Zoo schrikkenze al voor hem, die schoon hy met schoon spreeken
 
Den trouwen Nestor zelf voorby zeilt, vol van treken,
 
Noch zal Ulis my niet misleiden dat myn trouGa naar voetnoot95-97
 
't Verlaeten van dien helt, den gryzen Nestor, hou
 
Voor geen boos lasterstuk, die [toen hy uit de troepenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Ulisses hulp verzocht, en hem te hulp most roepen,
 
Van ouderdom zich niet kon redden, en zyn paert
 
Gewont was] van hem wiert verraeden, en bezwaert.Ga naar voetnoot102
 
Helt Diomedes, die hem menighmael bestrafte,Ga naar voetnoot103
 
En by zyn' naem riep, daer hy geene hulp beschafte,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Weet dat ik niet, gelyk een laster, dit verzier,Ga naar voetnoot105
 
En hy zyn' vrient de vlugt met recht verweet, die hier
 
Van schande sidderde. och wie moet hem niet verwenschen!Ga naar voetnoot106-07
 
De goden letten op den handel van de menschen,
 
En oordeelen naer recht. beziet hem eens, ay ziet.Ga naar voetnoot108-109a
110[regelnummer]
Nu hoeft hy bystant, die alle anderen verliet:Ga naar voetnoot109b-110a
 
En recht gelyk hyze al zoo trouloos heeft begeven,
 
Behoort men hem in noot te laeten van zyn leven.
 
Hy velt zyn vonnis zelf. hy roept zyn makkers alGa naar voetnoot113
 
Te hoop, en ik verschyn, en zieze in dit geschal
115[regelnummer]
Gedootverft, bleek van schrik, en sidderen en schroomen.Ga naar voetnoot115
 
'k Beschut hem met myn' schilt, daer hy, schier omgekoomen,Ga naar voetnoot116
[pagina 28]
[p. 28]
 
Ter aerde neêrlagh. ik bescherme, en stel hem vry,
 
En bergh dien suffer 't lyf, een magere eer voor my.
 
Indienge voortvaert met dit pleiten voor deze allen,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Laet ons ter stede gaen, daer dit is voorgevallen.Ga naar voetnoot120
 
Laet ons den vyant weêr aenranden, zoo gewontGa naar voetnoot121
 
En angstigh als gy plaght, en schuil met my terstontGa naar voetnoot122
 
In schaduw van myn' schilt. maer toen ik hem ontzette
 
Bleek hoe geen wonde daer de snelle vlugt belette,
125[regelnummer]
Als hy niet langer om zyn wonden hier kon staen.Ga naar voetnoot125
 
De dappre Hektor komt met hulp der goden aen.Ga naar voetnoot126
 
Waer hy opdondert staet Ulisses voor zyn' degen
 
Alleen niet, maer ook al de dapperen verlegen.Ga naar voetnoot128
 
Zoo byster eenen schrik brogt hy in man voor man.
130[regelnummer]
'k Verleerde Hektor, die op 't nederhouwen vanGa naar voetnoot130-vlg.
 
De Grieken juichende, volharden bleef met stoffen,
 
En trof hem dat hy los ter aerde neêr quam ploffen.
 
Ik hiel den trotsen, die een' tegenvechter zocht,
 
Waer tegens hy voor 's hants zich braef verzetten moght,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Alleen groothartigh staen: en gy, o Grieksche braven,
 
Holpt gunstigh myn geluk met uw gebeên hanthaven:Ga naar voetnoot135-36
 
En vraegtge naer het endt van dezen zwaeren slagh;
 
Weet dat ik niet bezweek, en geensins onder lagh.
 
De Troischen dorsten stout de Grieksche vloot aenranden
140[regelnummer]
En dreighdenze met zwaert en fakkelen te branden.Ga naar voetnoot139-40
 
Waer bleef Ulisses tong in zulk een' hoogen noot?
 
Ik schutte zulk een' brant. verdaedighde eene vlootGa naar voetnoot142
 
Van duizent schepen, al uw hoop om t'huis te keeren,Ga naar voetnoot143
 
Alleen op deze borst. nu staet dan, o gy heeren,
145[regelnummer]
Den heilant van uw vloot de wapens billyk toe,
 
Zoo waerheit by u gelt. ik, die al 't heir behoe,Ga naar voetnoot146a
[pagina 29]
[p. 29]
 
Geniete een' kleinen prys voor zoo veel hondert kielen.Ga naar voetnoot146b-47
 
Zoo paeren wy onze eer, die t'zaemen 't velt behielen.Ga naar voetnoot148
 
Dees wapens pleiten zelfs voor Ajax: Ajax pleitGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Niet om de wapens. laet met oordeel en bescheitGa naar voetnoot144b-50
 
Ulisses, Resus, en den blooden Dolon mede,Ga naar voetnoot151
 
En Helenus, den zoon van Priam, in zyn stede
 
Gevangen, met den buit van Pallas heilighdom,Ga naar voetnoot152-53
 
Gelyken by al 't geen ik onversaeght alom
155[regelnummer]
Hebbe uitgevoert. by daegh is nimmer iet bedreven,Ga naar voetnoot155
 
En Diomedes heeft den aenslagh staêgh gesteven.Ga naar voetnoot156
 
Hy vocht noit zonder hem. indienge met bescheitGa naar voetnoot157
 
Voor een gering belang dus groot een eer bereit,
 
Zoo deeltze, en geeft de helft of 't grootste deel met redenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Helt Diomedes, die zoo dapper heeft gestreden.
 
Maer om wat reden zoude Ulisses in dit pleit
 
Dien prys genieten, die in ooreloghsbeleit
 
Ter sluik, en wapenloos, en onverhoets uit schroomen
 
Den vyanden alom is op den hals gekoomen?
165[regelnummer]
De heldre luister van den gulden storremhoetGa naar voetnoot165
 
Ontdekt de laegen, en verraet, by nacht gebroet.
 
Ulisses hooft kan toch Achilles helm niet draegen,Ga naar voetnoot167
 
Die van Vulkaen gesmeet, ruim opmagh tegens slaegen:Ga naar voetnoot168
 
Ook valt Ulisses hals en arrem veel te teêrGa naar voetnoot169
170[regelnummer]
In 't handelen van helt Achilles zwaere speer.
 
Een beukelaer, waerin 't Heelal staet uitgedreven,Ga naar voetnoot171
 
Voeght geenen blooden, slechts door sluipery verheven.
 
O schaemtelooze mensch, hoe eischtge nu zoo stout
 
Een lastigh kryghsgeschenk, waervoor gy zwichten zoudt?
175[regelnummer]
Indien de Grieksche raet hiermede u wil vereeren,Ga naar voetnoot175
 
Zoo zal de vyant u haest stroopen, en braveeren,
 
En niet ontzien, en in het midden van de vlugt,Ga naar voetnoot177
[pagina 30]
[p. 30]
 
Waerin gy bloodaert elk versnelt, voor noot beducht,Ga naar voetnoot178
 
Wil u de zwaerte van de wapenen verdrieten.Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ook is uw beukelaer noch ongeblutst van 't schieten,Ga naar voetnoot180
 
En hiel zich buiten scheuts. myn schilt, zoo ryk vereert
 
Met duizent pylen, en door 't zwaert ontrampeneert,Ga naar voetnoot182
 
Vereischt een' anderen. ten leste om eens te sluiten,
 
Waertoe veel woorden? laet de daet het vonnis uiten.
185[regelnummer]
Men worp' de wapens in des vyants benden heen.
 
Beveeltze ons uit den brant te haelen, daerwe streên,
 
En kroont hem, die met buit koom' heerlyk aengestreeken.
 
De zoon van Telamon hiel hiermede op van spreeken,Ga naar margenoot+
 
En 't mompelen des volx ging aen, tot dat in 't endtGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Ulisses opstont, zuchte, en zonder dreigementGa naar voetnoot190
 
't Gezicht eerst nedersloegh. hy keerde naer behoorenGa naar voetnoot191
 
Zich naer de vorsten, die tot rechters uitgekoren
 
Toeluisterden, en sprak met een bevalligheit:
 
O Grieken, ging het naer myn wenschen in dit pleit,
195[regelnummer]
En uwen wensch, men zoude om 't erfrecht hier niet stryden.
 
Gy o Achilles, zoudt noch levende ons verblyden,Ga naar voetnoot196-vlg.
 
Wy u genieten: maer dewyl het noodlot nu
 
Rampzaligh my van hem verstak, met eenen u
 
Dien kryghshelt weigerde en ontzey [hy wischt bewogen
200[regelnummer]
Tot schreien, en ontstelt dit spreekende, zyne oogen]Ga naar voetnoot199-200
 
Wie zal met grooter recht de wapens van dien helt
 
Achilles, Tetis zoon, zoo recht en reden gelt,
 
Zich eigenen dan hy, een spiegel van de vroomen,
 
Door wiens beleit Achil in 't leger is gekomen?Ga naar voetnoot201-04
205[regelnummer]
Men rekene Ajax niet tot voordeel, neen gewis,
 
Dat hy een plompaert schynt, en grovaert, als hy is,
 
Gelyk de daet melt. laet my myn verstant niet deeren,Ga naar voetnoot207
 
't Welk Grieken altyt diende, en trou was aen zyn heeren.Ga naar voetnoot208
 
Laet myn welspreekenheit, hoedaenigh z'is van styl,
210[regelnummer]
Nu hem, die voor zyne eer moet pleiten, en dikwylGa naar voetnoot210
 
Uw recht verdaedighde, uit afgunstigheit niet drukken,
[pagina 31]
[p. 31]
 
En niemant smoor' den glans van zyne heldenstukken:Ga naar voetnoot212
 
Want stam, voorouders, en al wat wy in der daet
 
Niet zelfs bedreven, noeme ik naulyx, 't welk bestaet
215[regelnummer]
In reên, ons eigen: maer nu Ajax op durf geven,Ga naar voetnoot214-15
 
Dat Jupiter hem kent voor eenen van zyn neven,Ga naar voetnoot216
 
Zoo moet hy weeten dat Jupyn ons grootvaêr is,Ga naar voetnoot217
 
En wy hem even na bestaen. dit blyft gewis:Ga naar voetnoot218
 
Want zelf Laërtes is de vader van myn leven,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Arcees myn grootvaêr, en Jupyn, in top verheven,Ga naar voetnoot220
 
Myn outgrootvader. geen van allen, hier genoemtGa naar voetnoot221
 
Met naeme, wert voorheene in ballingschap gedoemt.Ga naar voetnoot222
 
Merkuur verheerlykt my zoo hoogh van moeders wegen.Ga naar voetnoot223
 
Van weêrzy spruite ik dan, een ongemeene zegen,
225[regelnummer]
Uit goddelyken stam. de wapens, die gy ziet,Ga naar voetnoot225
 
Waerom wy pleiten voor den kryghsraet, eische ik niet,
 
Als een die eedler ben van wegen myne moeder,
 
Noch mits myn vader niet met bloet van zynen broederGa naar voetnoot228
 
Zich zelven smette. strykt het vonnis als het past
230[regelnummer]
Naer elx verdiensten, en houdt dit gewis en vast
 
Hoe 't Ajax geensins baet op Peleus hoogh te roemen,
 
Mits dees en Telamon elkandre broeders noemen.Ga naar voetnoot232
 
Men zie geen bloet, maer eer en deught aen om 't bezit
 
Van deze wapenen. of wil men enkel ditGa naar voetnoot234
235[regelnummer]
Den rechten erfgenaem toewyzen, niemant nader;
 
De brave Peleus is Achilles rechte vader,
 
En Pirrus is de zoon van helt Achilles. waer
 
Blyft Ajax nu? ay zent Achilles wapens naer
 
Out Ftie, of Scirus heen. lust Ajax hier te rennenGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Om eer, Achilles zelf zal Teucer rustigh kennen
 
Voor neef: en ziet die wel naer deze wapens om,Ga naar voetnoot239b-41
 
Of hoopt hy om dien prys? dewyl dan 't eigendom
 
Der wapenen naer elx verdiensten, zonder voordeel
 
Van gunst, wort toegekent met een rechtvaerdigh oordeel:
245[regelnummer]
Ik heb meer uitgerecht, den staet ten beste, dan
[pagina 32]
[p. 32]
 
Myn mont, noch ongereet, voor 's hants u toonen kan,Ga naar voetnoot246
 
En wilze u evenwel op eene rye melden.Ga naar voetnoot247
 
De moeder, Nereus kroost, bewust hoe in de veldenGa naar voetnoot248
 
Voor Troie Achilles in den oorlogh sneuvlen zou,
250[regelnummer]
Kleet hem in 't joffrenkleet uit moederlyke trou,
 
Bedrooghze altzaemen, en ook Ajax. ik behendigh
 
Om 't mannelyk gemoedt en oorloghshart inwendigh
 
t' Ontvonken, veile hem met allerhande stof
 
En joffrengadingen in Likomedes hof,
255[regelnummer]
Ook wapens aen. de helt, door 't kryghsgeweer bewogen,Ga naar voetnoot253-55
 
Had noch het maeghdelyk gewaet niet uitgetoogen,
 
Toen ik hem, die den schilt en speer aentaste, zey:
 
O Tetis zoon, de val van Troie, en 't lantgeschreyGa naar voetnoot258
 
Wacht op uw komste alleen. wat draeltge om vroom te vechten,
260[regelnummer]
En 't hooge Pergamum ter aerde toe te slechten?Ga naar voetnoot260
 
Ik gryp den dapperen en sterken jongling aen,
 
Om groote dingen uit te voeren en bestaen.Ga naar voetnoot261-62
 
Wat hy uitvoerde wort myn wysheit toegeschreven.Ga naar voetnoot263
 
'k Heb Telef, met de speer gewapent, neêrgedreven,Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
En overwonnen, en genas zyn wonde, en dwong
 
Den kryghsman, die in noot noch kryghsgenade zong.Ga naar voetnoot265-66
 
De muur van Teben is door myne hant gevallen,
 
En Lesbos, Tenedos, en Cille, Apolloos wallen.
 
'k Won Scirus, smeet Lirnes ter aerde op eene ry,Ga naar voetnoot267-69
270[regelnummer]
En veel verzwygende, zette u Achilles by,Ga naar voetnoot270
 
Die wreeden Hektor velde. ik velde zoo gevaerlykGa naar voetnoot271
 
Een' helt, en eische nu zyn wapentuigh: want waerlyk
 
Ik hebbe Achil ontdekt door wapens in den noot,
 
En schonkze in 't leven hem, hereisch die na zyn doot.
275[regelnummer]
Toen een mans droefheit al de Grieken trof en drukte,Ga naar voetnoot275
 
En duizent schepen, eer de heenevaert gelukte,
[pagina 33]
[p. 33]
 
De ree van Aulis in Eubea langen tyt
 
Besloegen, waeide, daer de vloot op anker rydt,Ga naar voetnoot278
 
En marren blyft, geen wint dan die de maght verlette.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Apols gestrenge mont eischte entlyk d'onbesmetteGa naar voetnoot280
 
Ifigeny, het bloet van Atreus zoon, ten zoenGa naar voetnoot281
 
Der jaghtgodin' Diaen, om 't offervier te voên.
 
De vader weigert dit, en vloekt de goôn uit smarte:
 
Want schoon hy koning was, de vader bleef in 't harte
285[regelnummer]
Geplant. ik wende dit medoogen en dien rou
 
Van Atreus zoon ten dienst des staets uit liefde en trou,
 
En nu bekenne ik ront [de koning neem' het echter
 
Niet euvel] ik verweer die staetzaek voor een' rechter Geheel eenzydigh. 't Heil des volx, de broeder, 't witGa naar voetnoot288-89
290[regelnummer]
Van zyne ontfange maght beweeght hem, daer elk bidt,Ga naar voetnoot290
 
's Lants welvaert tegens 't bloet der dochter op te weegen.
 
Men stuurtme heene naer de moeder, al verlegen,Ga naar voetnoot292
 
Geensins op dat men 't hart van Klitemnestre zoek'Ga naar voetnoot293
 
Te kneden, maer door list misleidende verkloek'.
295[regelnummer]
Waer Ajax uitgestuurt, de vloot zou leggen blyven,Ga naar voetnoot295
 
En wachten op den wint. ik ga, en laetme dryvenGa naar voetnoot296
 
Naer Troie, als afgezant, bezie het hof, hoe 't woelt,Ga naar voetnoot297
 
En hoe 't gestelt zy, daer 't van duizenden krioelt.Ga naar voetnoot298
 
Ik voer den last uit, my vertrout van alle grooten,
300[regelnummer]
Beschuldigh Paris, eische uit last der bontgenooten
 
Helene met den schat geschaekt uit Griekenlant,
 
En smyte Priam, en Antenor, hem verwant,Ga naar voetnoot302
 
Met reden over stach: maer Paris met zyn bravenGa naar voetnoot303
 
En trotse broedren, die de schaekery hanthaven,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Onthielden naeuwelyx [o Menelaüs, gy
[pagina 34]
[p. 34]
 
Draeght kennis hoe het ging] hun handen af van my.Ga naar voetnoot305-06
 
Wy stonden d'eerste dagh met u in dit bezwaeren.Ga naar voetnoot307
 
Het valt te lang u op een ry myn wedervaeren,
 
En myn verdiensten in den oorlogh van tien jaerGa naar voetnoot308-309
310[regelnummer]
t'Ontvouwen. 's vyants maght hiel zich uit kryghsgevaer,
 
Na onzen eersten slagh, en binnen Troies muuren,
 
Om zonder veltslagh ons te matten, en verduuren.Ga naar voetnoot312
 
Ten leste vechtenze eerst na negen jaer om stryt.
 
Wat rechtge midlerwyl toch uit in al dien tyt,Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Die in kryghskennis roemt geene anderen te wyken?Ga naar voetnoot315
 
Maer wat bedreeftge? en vraeght gy weder van gelyken
 
Wat ik bedreef. 'k belaegh den vyant. ik bewalGa naar voetnoot316-17
 
De graften, of vertroost het kryghsvolk, om 't gevalGa naar voetnoot318
 
En 's kryghslangduurigheit, en moeielyke elende,
320[regelnummer]
Stantvastigh met gedult te harden tot het ende.Ga naar voetnoot320
 
Ik rade dat men 't heir versterke, en onze vlootGa naar voetnoot321
 
Voorzie van wapenen en voorraet. waer de noot
 
My daghvaert spoede ik heen. de veltheer legt bezweeken
 
Bedrogen in den droom, gebiet ons op te breeken,
325[regelnummer]
Uit last van Jupiter, en kan hiermé de zaek
 
Verweeren. Ajax dryf dat elk den aftoght staek',Ga naar voetnoot323b-26
 
En Pergamum verdelgh'. hy vechte nu zyn beste.
 
Waerom belet hy niet den aftoght voor de veste,
 
En schiet, voor andren ree, het blanke harnas aen,
330[regelnummer]
En trede al 't kryghsvolk voor, en hou de blooden staen,
 
Om met de vorsten, die den val van Troie zwoeren,
 
Den aengevangen krygh groothartigh uit te voeren?Ga naar voetnoot329-32
 
Waer dit zoo groot een zaek voor eenen, die altyt
 
Dus snorkt en opgeeft wat hy uitrecht in den stryt?
[pagina 35]
[p. 35]
335[regelnummer]
Maer dat noch slechter luit, o ooreloghsbefaemde,
 
Gy koost het hazepadt. ik zagh het zelf, en schaemde
 
My uwent halve, toen gy hem den rugge boodt,Ga naar voetnoot337
 
En woudt voor wint voor stroom afloopen met de vloot.Ga naar voetnoot338
 
Ik riep: gezellen, staet. wat wiltge nu beginnen?
340[regelnummer]
Hoe raestge dus? is dit de stadt van Troie winnen?Ga naar voetnoot340
 
Verlaetge Pergamum, alreede in uwe hant?Ga naar voetnoot341
 
Wat brengtge in Grieken na tien jaeren? niet dan schant,
 
En laster. met dees reên van spyt my ingegeven,Ga naar voetnoot343
 
Voere ik d'onwilligen, verbaest ter vlugt gedreven,Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
En vliênde vloot weêr aen. de veltheer houdtze staen,Ga naar voetnoot345
 
En voert de makkers, die vast siddren, weder aen,
 
Daer Ajax niet een woort durf kikken: maer van toren,Ga naar voetnoot347
 
Verwyt Terzyt de zoons, uit Atreus stam geboren,Ga naar voetnoot348
 
Al wat hem inschiet, 't welk ik straffe, en houze staen,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
En dryf de schroomenden op onzen vyant aen,
 
Met eenen verschen moedt, en maenze zich te draegen
 
Zoo dapper als voorheene. al wat'er in dees dagenGa naar voetnoot352
 
Schynt by dien man verrecht, dat is alleen myn werk,
 
Die hem, met al den hoop voorvlugtig, stutte en sterk',
355[regelnummer]
En weder aenvoer': maer wilt gy het enkel winnen;Ga naar voetnoot354-55
 
Wat Grieken zyn'er, die u loven, of beminnen?Ga naar voetnoot356
 
Helt Diomedes gaet doorgaens met my te ra,Ga naar voetnoot357
 
Steunt op zyn' kryghsgenoot Ulisses voor en na.
 
Het is een groote zaek dat dees uit veele zielen
360[regelnummer]
My uitpikte: en hoewel geen loten op my vielen,Ga naar voetnoot360
 
Noch holp ik, zonder doot en dootsgevaer en nacht
 
Te schroomen, Dolon, die, als ik op eene jaght
 
En aenslagh uitging, voort, met uitgetogen zwaerde;Ga naar voetnoot361-63
[pagina 36]
[p. 36]
 
Doch toen hy door bedwang den handel openbaerde,
365[regelnummer]
En ik wat Troie broeide eerst hoorde uit zynen mont.Ga naar voetnoot364-65
 
'k Was van den aenslagh gansch verzekert, en my stont
 
Niet meer te vraegen, en kon veiligh wederkeerenGa naar voetnoot366-67
 
Met vollen prys, my vast belooft van alle heeren.Ga naar voetnoot368
 
Hiermede niet vernoeght, rukte ik naer Resus tent,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Holp hem met alle zyne aenhangren aen hun endt
 
In 't heir, en keerde met den dooden op den wagen,Ga naar voetnoot371
 
Die helt Achils gespan u eischte, om ons te plaegen.Ga naar voetnoot372
 
Ontzegtme nu in 't recht den wapenprys, zoo blykt
 
Dat Ajax grooter prys dan uw voorstander strykt.Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
Wat voere ik Licischen Sarpedons maght u tegen,Ga naar voetnoot375
 
Hoe zyn slaghorden legt gevelt met mynen degen,
 
Die Chromius, Ifyt, Alkander trots genoegh,
 
Alastor, Charope, en ook Halius versloegh,
 
Helt Toön, Pritanis, Ceranon holp om 't leven,Ga naar voetnoot377-79
380[regelnummer]
Feridam, Ennomon, Noëmon, die hier bleven,Ga naar voetnoot380
 
Van 't strenge nootlot in een wisse doot gejaeght,
 
Ook zoo veele andren, min befaemt en uitgedaeght
 
Voor Troie, en met myn hant zoo bloedigh neêrgehouwen?Ga naar voetnoot382-83
 
O burgers, lust het u myne oorloghsdeught t'aenschouwen;
385[regelnummer]
Ik draegh lidttekens in de borst als diamant.Ga naar voetnoot385
 
Gelooft geen' ydlen roem. hy rukte met de hantGa naar voetnoot386a
 
Den boezem open, zegt: beziet eens hoeze bloedden:
 
Dees borst stont altyt schrap, om uwen staet te hoeden.Ga naar voetnoot388a
 
Maer Ajax stort geen bloet, in zulk een' langen tyt,
390[regelnummer]
Voor zynen kryghsgenoot, en bleef doorgaens bevryt
[pagina 37]
[p. 37]
 
Voor wonden. wat magh hy dan stoffende uit gaen stroienGa naar voetnoot390-91
 
Dat hy de Grieksche vloot, in 't harnas tegens Troien,
 
En Jupiter, behoede! ik weet wel dat hy street.Ga naar voetnoot392-93
 
Een anders deught uit haet en nyt met onbescheetGa naar voetnoot394
395[regelnummer]
t'Ontluistren is geensins myn aert. hy laete blyven
 
Gemeenen lof zich in 't byzonder toe te schryven,
 
En gunne u ook een deel. Patroklus, met een' glimp
 
Van helt Achil vermomt, keert, Frigie ten schimp,Ga naar voetnoot397-98
 
Met zyn' verdaediger de Troischen van ons kielen,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Gereet haer op het strant te branden en vernielen.
 
Hy rekent mede dat geen ander schrap dorst staen,
 
En tegens Hektor lyf om lyf in 't vechtperk slaen.Ga naar voetnoot402
 
Men wraektme, en vorsten, en de koning staen vergeeten,Ga naar voetnoot403
 
Als hy de negende, by lot gekeurt, vermeetenGa naar voetnoot404
405[regelnummer]
In 't perk te voorschyn quam. maer zegme, o dappre man,
 
Hoe voer het lyfgevecht? helt Hektor quam'er van
 
Noch ongewont. och wy rampzaligen gedenkenGa naar voetnoot407
 
Met droefheit aen dien dagh, alswe al in rou verdrenken,Ga naar voetnoot408
 
En helt Achil, de muur van Grieken, nederploft.
410[regelnummer]
Geen traenen, druk, noch angst belettenme op dees schoftGa naar voetnoot410
 
Achilles lyk te rugge in zyne tent te draegen;
 
Ik zegge Achilles lyk, in 't harrenas verslagen,Ga naar voetnoot412
 
Het welk wy wenschen aen te schieten, als het past,
 
Ten prys van hem. ik ken my sterk om dezen last
415[regelnummer]
Te draegen. 'k zal u d'eer dank weeten t'allen tyden.
 
Was Tetis, moeder van Achilles, voor het stryden
 
Zoo keurigh op geweer en wapens van den zoon,Ga naar voetnoot417
 
Om eenen dommen, kunst en leeringe ongewoon,
 
Met een doorwrocht geschenk en beukelaer te dekken,Ga naar voetnoot419
[pagina 38]
[p. 38]
420[regelnummer]
En Ajax eenen schilt zoo kunstryk aen te trekken?Ga naar voetnoot420
 
Want hy begreep niet wat hierin gedreven stont,Ga naar voetnoot421
 
Den oceaen, en aerde en hemel, groot en ront,
 
De hemeltekens, en Zeilstarren, Regenstarren,Ga naar voetnoot423
 
De noortsche Beeren, die in zee niet zinken darren,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Den Reus hier neffens, met zyn slaghzwaert toegerust.Ga naar voetnoot422-25Ga naar voetnoot425
 
Hy eischt de wapens, vol cieraet, hem onbewust.Ga naar voetnoot426
 
Maer hoe? verwytme dees dat ik begon te schroomen,Ga naar voetnoot427
 
En spa quam, toen de krygh alree was aengenomen?Ga naar voetnoot428
 
Kan Ajax niet bevroên dat hy, die ons bevlekt,
430[regelnummer]
Met een Achilles ook in deze schult betrekt?
 
Indien met veinzen iet verbeurt wort, hy moet weetenGa naar voetnoot431
 
Wy veinsden alle bey, en waeren liefst vergeeten.Ga naar voetnoot432
 
Is draelen misdaet, ik quam eer op 's legers stem.Ga naar voetnoot433
 
Gelyk myn ega my, verlet zyn moeder hem.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Wy zuimden luttel tyts om moeder en om vrouwe,
 
En dienden menigh jaer u vroom uit liefde en trouwe.
 
Ik ben niet eens beducht, indien 't aen my ontbreekt,
 
Dewyl zoo groot een helt ook in dees misdaet steekt.
 
Ulisses evenwel betrapte hem door vonden:Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Maer Ajax vont betrapte, als zy verlegen stonden,
 
Ulisses geenerwyze, en wy behoeven nietGa naar voetnoot440-41
 
Eens vreemt te houden dat hy uitvaert, raest, en schietGa naar voetnoot442
 
En schimpt met zyne tong: want afgerecht op nukken,Ga naar voetnoot443
 
Verwyt zyn gramschap u ook schandelyke stukken.
445[regelnummer]
Is 't schant dat ik den zoon van Nauplius betight,
 
En is het eere dat gy streng hem in 't gericht
 
Ter doot hierop verweest? maer Palameed, beledightGa naar voetnoot447
 
Door blyk van 't lasterstuk, blyft steeken onverdedightGa naar voetnoot448
 
In zyne misdaet: want gy hoorde niet alleen,
450[regelnummer]
Maer zaeght de lastersmet, die bleek door 't gout, voorheen
 
Ter sluik genooten. dat nu Filokteet bekreetenGa naar voetnoot451
[pagina 39]
[p. 39]
 
In Lemnos treurt, en blyft in ballingschap gezeten,
 
Is buiten myne schult, het welkge ook zoo verstont.Ga naar voetnoot453b
 
Verantwoort dit. ik wil geensins met mynen mont
455[regelnummer]
Verlochenen dat ik hem riet zich daer t'onthouwen,Ga naar voetnoot455
 
Om zyne droefheit en de ween, die 't hart benouwen,Ga naar voetnoot456
 
Te lenigen, ontlast van optoght en van wacht.Ga naar voetnoot457
 
Hy was te vrede, en leeft gerust en stil en zacht.Ga naar voetnoot458
 
Dees raet was heilzaem en getrou, schoon trouwe raedenGa naar voetnoot459
460[regelnummer]
Alleen genoegh volstaen. doch nu gy zyt beladen
 
Om Filoktetes, en waerzeggers eischen datGa naar voetnoot461
 
Men dezen haelen zal, om koning Priams stadt
 
In d'asch te leggen, zent my niet om hem te haelen:
 
Want Ajax zal dit wel beschikken, en niet faelenGa naar voetnoot464
465[regelnummer]
Om met welspreekenheit een gram krankzinnigh hooftGa naar voetnoot465
 
Te stillen, of door list, zoo dra hy wort gelooft,
 
In 't heir te brengen. eer zal Simoïs verkeerenGa naar voetnoot467
 
Van aert, en zynen stroom te rugge dryven leeren,
 
En Ida bladeloos en zonder groente staen,
470[regelnummer]
Achaie, Troie zelf de hant biênde, ons verraên,
 
Dan my verdrieten wil met myn verstant en raeden
 
Den Griekschen staet te hoên voor ongeval en schaden,
 
En Ajax dwaes vernuft het heir te stade koom'.Ga naar voetnoot471-73
 
Gestoorde Filokteet, hoewelge, los van toom,
475[regelnummer]
Op Agamemnon, my, en zoo veele andre heeren
 
Gestoort zyt; schoonge my vervloekt, en dreight te deeren,
 
En alle rampen wenscht, en met een' grammen moedt
 
Ulis ontmoeten wilt, om eens uw ziedend bloet
 
Te koelen met zyn doot, noch, willen 't goôn gehengen,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Zal ik u haelen, en in 't leger herwaert brengen,Ga naar voetnoot480
 
En uwe pylen [het geluk begunstigh' my]
 
Gebruiken, even als ik met waerzeggery
 
Van Helenus my diende, en hoorde uit Godts kapellenGa naar voetnoot481-83aGa naar voetnoot483b
[pagina 40]
[p. 40]
 
Al wat d'orakels ons van Troies nootlot spellen:
485[regelnummer]
Gelyk ik 't heilighdom van Pallas schaeken derf,Ga naar voetnoot485
 
En voeren midden door den vyant op ons werf.Ga naar voetnoot486
 
Durf Ajax echter by Ulisses zich gelyken?Ga naar voetnoot487
 
Want zonder Pallas beelt kan Grieken Priams ryken
 
Geensins veroveren. dit lot staet pal en vast.
490[regelnummer]
Waer blyft nu Ajax, die zoo sterk op niemant past?Ga naar voetnoot490
 
Waer blyft de stoffery en roem van dezen grooten?Ga naar voetnoot491
 
Wat schroomt gy? waerom komt Ulis niet opgeschooten,
 
En sluipen door de wacht, en vreest zich in gevaerGa naar voetnoot493
 
By nacht te geven, en door spits en zwaerden naerGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
De stadt te gaen, ja zelf op Pallas burgh te stygen,Ga naar voetnoot495
 
Om in 't gewyde koor het heilighdom te krygen,Ga naar voetnoot496
 
Te voeren midden door den vyant? zonder datGa naar voetnoot497
 
Zoude Ajax vruchteloos met zynen schilt, zoo pratGa naar voetnoot498
 
Wel zeven huiden dik gevoedert, elk braveeren.
500[regelnummer]
Die nacht kreegh Grieken hoop om eens te triomfeeren.Ga naar voetnoot500
 
Toen won ik Ilium: al stoftge op uw bestaen.Ga naar voetnoot501
 
Zie Diomedes niet zoo wars en donker aen,Ga naar voetnoot502
 
Die zoo hy niet verstont dat een uitneemend vechter
 
Den wyzen raetsman d'eer moet toestaen voor den rechter,
505[regelnummer]
Voorwaer hy zoude zelf naer deze wapens staen;Ga naar voetnoot503-505
 
Ook Ajax, zyn genan, veel zediger beraên,
 
Zou hier naer dingen, en Euripilus, en mede
 
Doorluchte Andremons zoon, ten oorlogh altyt reede,
 
En helt Idomeneus, een lantsman, trots te paert,
510[regelnummer]
Van helt Merion, en Menlaüs schat dit waert.Ga naar voetnoot506-10
[pagina 41]
[p. 41]
 
Gy ziet de kloeken, die in oorlogh u niet wyken
 
Voor myn raetslagen gaerne en ongeweigert stryken.Ga naar voetnoot512
 
In storm en veltslagh gelt uw moedt en dapperheit:
 
Maer uw verstant behoeft ons brein en kloek beleit.
515[regelnummer]
Gy zyt een kryghsman, maer geen raetsman. ik voorzichtigh
 
Ontrade reukeloos wat zwaer is en gewightigh
 
Te waegen zonder noot. gy weet den vyant aenGa naar voetnoot516-17
 
Te grypen. Atreus zoon komt zich met my beraên,
 
Wanneer men vechten zal. gy vecht om t'overwinnenGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
Met uwen arm, maer ik met overleg en zinnen.
 
Gelyk de stuurman den maetroos te boven gaet,
 
De veltheer grooter is dan een gemein soldaet,Ga naar voetnoot522
 
Zoo verre ga ik u door myn verstant te boven.
 
Verstant regeert de hant. het meeste is meest te loven.Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Hier komt het al op aen. hierom, o kryghsraên, eert
 
Den trouwen wachter [die uw heerschappy vermeert,
 
Zoo veele jaeren heeft in uwen dienst gesleeten,
 
En zich door kommeren en rampen heengebeeten]
 
Met dezen wapenprys, den vroomsten toegeleit.Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Ten leste zienwe eens 't endt van onze zwaericheit.
 
'k Holp hinderpaelen en beletsels schoon uitroien,Ga naar voetnoot531
 
Won Pergamum, en brogt te weege dat men TroienGa naar voetnoot532
 
Kon overwinnen. nu verzoeke ik om den staet
 
Der Grieken, en de stadt, die reede aen 't wanklen slaet;Ga naar voetnoot533-34
535[regelnummer]
Om godt en 't heilighdom van Pallas, schoon van luister,Ga naar voetnoot535
 
Met myne hant geschaekt, en hier gestelt by duister;
 
En om al 't geene noch met wysheit en beleit
 
Staet uit te voeren: en indien men werk bereitGa naar voetnoot538b
 
En eischt iet met gevaer van 't leven noch te haelen;
540[regelnummer]
Of achtge dat'er iet ontbreeken moght en faelenGa naar voetnoot540
 
Om Troies ondergang te vorderen; gaet my,Ga naar voetnoot541
 
Noit ondienstvaerdigh, noch weêrbarstigh, niet voorby,Ga naar voetnoot542
[pagina 42]
[p. 42]
 
En staetme rustigh toe de wapens, daerwe om dongen,Ga naar voetnoot543
 
Of schenktze aen 't heilighdom, van ons by nacht besprongen.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Hy wyst zoo spreekende op het kerkbeelt, dat'er staet.
 
De vorsten zaten al bewogen. in der daet
 
Bleek wat een tong vermagh met voeghelyk te spreeken.Ga naar voetnoot547
 
De wapens van Achil, die trots heeft uitgesteeken
 
In oorlogh, vallen nu een gladde tong ten deel:
550[regelnummer]
En Ajax, die alleen in bloedigh kryghskrakkeel
 
Zoo dikwyl Hektor, zwaert, en vier, en ongevallen,Ga naar voetnoot551
 
Door zyne vroomheit schutte, en staen hiel voor de wallen,
 
Verhit, als een die zich geensins betoomen kan.Ga naar voetnoot553
 
De spyt en hoon verwon dien onverwonnen man.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Hy greep het zwaert, en sprak: voorwaer dit is myn eigen.Ga naar voetnoot555
 
Of zoude Ulisses, die niet opmagh tegens dreigen,Ga naar voetnoot556
 
Zich dit ook eigenen. dit zwaert, zegt hy, myn hoop,
 
Het welk zoo menighmael van 't bloet der Frygen droop,
 
Zal van zyn meesters bloet bedroopen tuigen konnen
560[regelnummer]
Dat Ajax hant alleen helt Ajax heeft verwonnen.
 
Aldus sloot Ajax 't pleit, en duwde 't zwaert op 't lest
 
Door d'onversaeghde borst in 't hart tot aen 't gevest.Ga naar voetnoot562
 
Zyn handen konden 't zwaert niet uit den boezem haelen:Ga naar voetnoot563
 
Een bloetstroom dreef het uit met borrelende straelen;
565[regelnummer]
En d'aerde, root geverft, teelde eenen purpren gloet,Ga naar margenoot+
 
Een bloem, gelyk voorheene uit Hiacintus bloet
 
Een bloem quam spruiten: en de blaên van beide mellen
 
De letters, die de klaght des eenen konnen spellen,
 
Den naem des anderen, ten oorlogh streng en fier.Ga naar voetnoot566-69
570[regelnummer]
Ulisses zeilde in 't ent zeeghaftigh voort van hierGa naar voetnoot570
 
Naer Lemnos, 't vaderlant van Toas, en zyn gade
 
Hipsipile, berucht alom door d'ongenade
 
En manslaght van 't geslacht der vrouwen daer begaen.Ga naar voetnoot571-73
[pagina 43]
[p. 43]
 
Hy reisde om Herkules pylkoker derwaert aen,
575[regelnummer]
En keerende in het heir der Grieken en hun bende
 
Met Filokteet, besloot dien langen krygh in 't ende.Ga naar voetnoot574-76
 
Priaem geraekt ten val. gansch Ilium stort in,
 
En Hekuba, helaes, des konings gemaelin,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot578
 
Loopt uitheemsch bassen, na verlies van bloet en staeten,Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Verandert in een' hont. de stadt met d'onderzaeten
 
Geploft in d'assche, smookt uit puin in Helles straet.Ga naar voetnoot581
 
Jupyns altaer in 't hof wort endelyk verzaet
 
Met zoo veel bloets [daer bloet als water wert vergooten]
 
Als van dien ouden heer noch over was geschooten.Ga naar voetnoot582-84
585[regelnummer]
Kassandre, Apolloos non en zuivre priesterin,Ga naar voetnoot585
 
Gesleept by 't hangend haer ten drempel uit en in,Ga naar voetnoot586
 
Haere armen vruchteloos ten hoogen hemel strekte.
 
Het heir der Grieken sleurt baldaedigh d'onbevlekte
 
Troiaensche joffers, een' benyden vrybuit, voort,Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
Die noch de beelden van 's lants goden, en de poort
 
En posten der gebrande en halfgebrande kerkenGa naar voetnoot590-91
 
Omhelzen. Hektors oir stort neder uit den sterkenGa naar voetnoot592
 
En hoogen toren, daer Andromache voorheen
 
Den erfgenaem liet zien, zoo dikwyl achtereen,
595[regelnummer]
Hoe Hektor hem en 't ryk der vaderen bevryde.Ga naar voetnoot595
 
De noortwint en maetroos vermaent hen op 't getyde
 
Te passen, en voorwint te zeilen zeewaert aen.Ga naar voetnoot596-97
 
Zy roepen: Troie ocharm, men sleept ons voort: wy gaen:
 
Wy neemen oorelof. Troiaensche vrouwen kussen
600[regelnummer]
De kust, en scheiden van 's lants boôm, die ondertussenGa naar voetnoot599-600
 
Noch opsmookt. Hekuba, de droeve koningin,
[pagina 44]
[p. 44]
 
Gevonden midden by der kindren graven, in
 
Het uiterste benaeut [het valt bedrukt t'aenschouwen]Ga naar voetnoot603
 
Gaet d'allerleste scheep. Ulisses spaert geen vrouwen,
605[regelnummer]
En sleept haer mede, die zich aen de graven hiel,
 
De beenders kuste, ook d'asch des mans, hoe zwaer het viel,Ga naar voetnoot606
 
Noch berghde in haeren schoot. zy liet ten lange leste
 
In Hektors graf een gaef, het arme lyk ten beste,Ga naar voetnoot608Ga naar voetnoot607-608
 
De gryze haervlecht, uit het hooft gerukt, en nat
610[regelnummer]
Besprengt van traenen. recht in 't oogh van Priams stadt,Ga naar voetnoot610
 
Dien puinhoop, legt een lant, bezeten van Bistonen.Ga naar voetnoot611
 
Hier stont het prachtigh hof, met Polimnestors troonen,Ga naar voetnoot612
 
Wien Priaem Polidoor zyn' zoon beval te voênGa naar voetnoot613
 
Heel stil, uit voordacht om den jongen knaep te hoên
615[regelnummer]
Voor 't naekende gevaer der Frigiaensche elenden,Ga naar voetnoot615
 
Geen onwys overleg: kon gierigheit van schenden
 
De hant onthouden, die door blinkend gout bekoort,Ga naar voetnoot616-17
 
Den blinden Trax verrukt tot zulk een' vuilen moort.Ga naar voetnoot618
 
Het was met Priaems staet zoo dra niet omgekomen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Of dees verwaten schelm heeft eenen dolk genomen,
 
En holp het voesterkint afgrysselyk van kant:Ga naar voetnoot621
 
En recht als of men, met dit doode lyk van strant
 
Te schuppen, en voort wech uit d'oogen heen te smyten,
 
Zich zelven, en de ziel van wroegen en van wryten
625[regelnummer]
Ontlasten konde, plompt het lichaem los in zee
 
Van eene hooge rots. heer Agamemnon reeGa naar voetnoot622-26
 
Te vaeren, vont geraên, eer 't onweêr hem moght deeren,Ga naar voetnoot627
[pagina 45]
[p. 45]
 
De kryghsvloot aen de kust van Tracie te meeren,
 
Tot dat de storremwint en 't holle water zwicht.
630[regelnummer]
Hier quam Achilles schim uit 's aertryx kloove in 't lichtGa naar voetnoot630
 
Opdonderen, zoo groot gelyk hy was in 't leven,
 
En scheen der Grieken hooft, van gramschap aengedreven,
 
Van ver te dreigen met zyn schitterende zwaert.Ga naar voetnoot632-33
 
O Grieken, zegt hy, zultge ondankbaer en veraertGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
Vertrekken, zonder aen myn dapperheên te peizen?
 
Is myne deught met my begraven? zultge reizen?Ga naar voetnoot636
 
Vergeltge my aldus? trekt geenerwys zoo heen.
 
Verzoent Achilles geest met bloet van Polixeen,
 
Myn graf ter eere. zoo sprak d'overleên. de heerenGa naar voetnoot639
640[regelnummer]
Gehoorzaemen dees stem, en zulk een streng begeeren,Ga naar voetnoot640
 
En d'ongelukkige en grootmoedige vorstin,Ga naar voetnoot641
 
Gerukt uit moeders schoot, die uit getrouwe minGa naar margenoot+
 
Alleen haer noch omhelst, geleit men naer de zodenGa naar voetnoot642-43
 
Van 't grafaltaer, en wort, naer 's kryghsraets hooftgeboden,Ga naar voetnoot644b
645[regelnummer]
Op 's helts gebeente en zyn bloetgierigh graf geslaght.
 
Dees, die aen haeren stam en adel noch gedacht,
 
Zagh, staende voor 't altaer, hoe Pirrus zich bereide
 
Ten offer, op dat hy de ziel en 't lichaem scheide,Ga naar voetnoot648
 
En met de bloote kling gegreepen in de hant
650[regelnummer]
Haer wraekziek aenkeek, en zy sprak in zulk een' stant:Ga naar voetnoot650
 
Vertoef niet: lesch uw' dorst met bloet, en laet het leken.Ga naar voetnoot651
 
Wat schroomtge? schroom geensins myn hartaêr af te steeken.Ga naar voetnoot652
 
Zoo spreekende geeft zy den strot en boezem bloot,
 
En zegt: gewis myn moedt gedooght niet arm en snootGa naar voetnoot654
655[regelnummer]
Voor een slavin te gaen. gy zult een bloem afmaeien,Ga naar voetnoot655
 
Maer geene godtheit met deze offerhande paeien.
 
Het eenigh 't welk ik wensch is dat vrouw moeders hart
 
Dien grooten rou verzette, en haere dochters smert.Ga naar voetnoot658
[pagina 46]
[p. 46]
 
Vrou moeders rou alleen beletme bly te sterven;
660[regelnummer]
Hoewel myn doot niet, maer heur deerlyk ommezwerven
 
En leven billyker beweent waer en beklaeght.Ga naar voetnoot661
 
Nu wykt altzaemen af van my, verweze maeght,Ga naar voetnoot662
 
Op datze rustiger en vry ter zielen vaere,Ga naar voetnoot663
 
Zoo 't godtheên meer behaegh' dat ik myn eer bewaere,Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Geen mans myn zuiverheit genaeken met hun hant.Ga naar voetnoot665
 
Een bloet vrywilligh niet door dwang gestort in 't zant,Ga naar voetnoot666
 
Zal hem, wie 't is, dien gy met myne doot wilt sussen,Ga naar voetnoot667
 
Veel aengenaemer zyn in 't sterven. ondertussen
 
Bidt Priaems dochter, nu slavin, ten offer ree,
670[regelnummer]
Zoo iemant wort beweeght door myne jongste be,Ga naar voetnoot668-70
 
Dat niemant moeder 't lyk ter uitvaert toch verkoope
 
Om gout, maer traenen. toen zy grooter was van hoopeGa naar voetnoot672
 
En 't uit kon voeren, kochtze ook Hektors lyk om gout.Ga naar voetnoot673b
 
Zoo spreektze, daer niet een van traenen zich onthoudt,Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Behalve zy alleen. zelf d'offeraer most weenen,Ga naar voetnoot675
 
En dreef onwilligh 't zwaert door borst en boezem heenen,
 
Daer zy hem schoon stont. eer de beenen met de zielGa naar voetnoot677
 
Bezweeken, en de maeght ter aerde nederviel
 
En storte, hielze noch, ook zonder 't zwaert te vreezen,Ga naar voetnoot677b-79
680[regelnummer]
Een zelve fier gelaet, en onbeteutert wezen.Ga naar voetnoot680
 
In 't vallen draeghtze zorgh dat zy de leden dekt,
 
Haer kuischeit schaemroot noch bewaere, en onbevlektGa naar voetnoot682
 
Behoude in 't sterven rein en zedigh. TroiaeninnenGa naar voetnoot683
 
Staen reede, en draegenze van hier, bedroeft van zinnen,
685[regelnummer]
En overweegen hoe erbarmelyk het zaetGa naar voetnoot685
[pagina 47]
[p. 47]
 
Van koning Priamus en Hekuba vergaet,
 
En wat al bloets een huis rampzaligh stort. zy weenenGa naar voetnoot687
 
Om haer, en Hekuba, flus Priaems ga, met eenenGa naar voetnoot688
 
De moeder van zyn kroost en kindren, en een beelt
690[regelnummer]
Van 't bloeiende Azien, dat zulk een afkomst teelt,Ga naar voetnoot690
 
Maer nu een vrybuit van Ulisses is, getrokken
 
By lot ter dienstbaerheit, hem tegens 't hart, vol wrokken,
 
Hoewelze Hektor heeft in 't licht gebragt weleer.Ga naar voetnoot691-93
 
Och Hektors moeder vint nu naulyx eenen heer.
695[regelnummer]
Zy, 's dochters lichaem, van die dappre ziel versteeken,
 
Omhelzende, beschreit het dat haer traenen leken
 
Langs 't aengezicht; gelyk zy menighmael voorheen
 
Haer vaderlant, gemael, en kinders, en de steên
 
Beschreide, en d'oude stort noch traenen in de wonden,
700[regelnummer]
En kust den dooden mont, van weedom ongebonden,Ga naar voetnoot700
 
Slaet haere borst, gelyk zy doorgaens was gewoon,Ga naar voetnoot701
 
Wischt al 't geronnen bloet met gryze vlechten schoon
 
En net, krabt aengezicht en borst en kaeken open,
 
En klaeght weemoedigh dus: o kint, wat kan ik hoopen!Ga naar voetnoot702-704Ga naar voetnoot704b
705[regelnummer]
Gy moeders leste vrucht, en die ik jongst betreur:Ga naar voetnoot705
 
Want zoons en dochters, zoo veele andren, gingen veur,Ga naar voetnoot706
 
Och legtge neêrgevelt, en zie ik uw quetsuure,
 
Die mynen boezem quetst! zien wy ter quaeder uure
 
U ook vermoort, op dat helaes ik geene derf
710[regelnummer]
Van al myn vruchten, die den moortsteek niet besterf!Ga naar voetnoot708-10
 
Ik waende dat geen zwaert uw lichaem zoude wonden,
 
Dewylge een vroumensch waert. nu heeft u 't zwaert verslonden.
 
De deerlyke ondergang van eene zelve ste
 
Sleepte u en op een ry alle uw gebroeders me.
715[regelnummer]
Achilles daghvaert u, de pest van stam en neven:Ga naar voetnoot713-15Ga naar voetnoot715
[pagina 48]
[p. 48]
 
Maer toen Achilles quam te vallen en te sneven
 
Door Paris en Apols geweer, geensins t'ontvliên,Ga naar voetnoot716-17
 
Sprak ik: nu staet Achil u langer niet t'ontzien,
 
Ook geensins my. maer d'asch en stof van dien begravenGa naar voetnoot718-19
720[regelnummer]
Beoorloght noch den stam: en wy, gedoemde slaven,Ga naar voetnoot720
 
Gevoelen heden noch zyn vyantschap te straf,
 
Die ons wraekgierigh ook beoorloght uit zyn graf.Ga naar voetnoot722
 
'k Was kinderzaligh voor de moortzucht en het woedenGa naar voetnoot723
 
Des zoons van Eakus. myn stadt, van 't hooft der vloeden
725[regelnummer]
En wateren zoo trots gebout op Priams erf,Ga naar voetnoot724-25
 
Verzonk in assche en puin, en 't algemeen bederf
 
Des Frigiaenschen staets liep endelyk ten ende,
 
Indien men 't noemen magh het endt van 's ryx elende:
 
Ik ben het overschot van Pergamum alleen,Ga naar voetnoot728-29
730[regelnummer]
En zie noch 't ende niet van myn bedroeft gesteen.
 
Ik flus d'ontzaghlykste van allen, trots op zoonen,Ga naar voetnoot731
 
Op man, en schoonzoons, en schoondochters, ga nu woonenGa naar voetnoot732
 
In Grieken, worde fors dus arm gesleurt door 't slyk,
 
Als een gebannen, ver van myner kindren lyk,
735[regelnummer]
Voor Peneloops slavin, die my myn taek leert spinnen,Ga naar voetnoot735
 
Vertoontme in Itaka by haere nabuurinnen,Ga naar voetnoot736
 
En zegt: dit's Hekuba, de moeder van den helt,
 
Vorst Hektor: dit's de weeu van Priaem, lang gevelt:
 
En gy, o dochter, die alleen, na'et overlyden
740[regelnummer]
Van zoo veel kinderen, uw moeder zoudt verblyden,
 
En troosten in dien rou, verzoent uw vyants asch.
 
Ik baerde een' zielzoen voor een' die myn vyant was.Ga naar voetnoot742
 
Waer blyve ik langer, die verstokt volharde in klaegen!
 
Wat leve ik langer! o verdrietige oude dagen!
745[regelnummer]
O waerom spaertge my? o wreede goôn, waerom
 
Rekt gy myn leven, in dien hoogen ouderdom
 
Zoo lang, om moort op moort en jammeren t'aenschouwen?
 
Wie zou gelooven, wie zoude immermeer betrouwen
[pagina 49]
[p. 49]
 
Dat, na'et verwoesten van Neptunus stedebou,
750[regelnummer]
Men koning Priam noch gelukkigh noemen zou?
 
Och dochter, vader is gelukkigh omgekoomen,Ga naar voetnoot751
 
En heeft uw droevigh ende en neêrslagh niet vernomen.Ga naar voetnoot752
 
Hy scheide teffens van het leven en het ryk.Ga naar voetnoot753
 
Maer zultge, o koningskint, hier met uw bloedigh lyk
755[regelnummer]
En sterven uitbesteet, belanden in de havenGa naar voetnoot755
 
Van stille rust, in 't graf der vaderen begraven?
 
Dit lot magh ons geslacht niet erven. och gy wortGa naar voetnoot757
 
Met moeders traenen op uitheemschen gront bestort,Ga naar voetnoot758
 
En met een hantvol zants begraven in dees streeken:
760[regelnummer]
Wy zitten arm van have en goet en bloet versteeken.
 
Een telgh, ten hoogste van de moeder trou bemint,
 
Schiet eenigh over, dat is Polidoor, myn kint,Ga naar voetnoot761-62
 
Om 't welk ik wensche noch een korte wyl te leven.
 
Hy was de jongste, en is nu 't eenigh oir gebleven,
765[regelnummer]
Besteet in Tracie, en het koningklyke hof.Ga naar voetnoot765
 
Wat toeve ik midlerwyl de wonden en het stof,
 
En 't bloedigh aenzicht af te wasschen en te vaegen?Ga naar voetnoot766-67
 
Zoo sprakze, en ging aen strant, helaes met eenen traegen
 
En strammen gang, en trok het gryze haer van 't hooft.Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
De droeve sprak: o schaer van Troien, afgeslooftGa naar voetnoot770
 
Van rou, nu geeftme flux den eemer, wilt u reppen,Ga naar voetnoot771
 
Op dat ik water uit de zoute zee magh scheppen.
 
Daer zietze Polidoor op 't water ongerustGa naar voetnoot773
 
Van verre met den vloet aendryven op de kust,
775[regelnummer]
En schrikkelyk gewont van Tracisch stael doorreegen.
 
De vrouwen jammeren. zy stont verstomt, verslegen
 
Van hartewee. de rou belette haer de spraek,
 
En 't schreien, daerze stont stokstyf, gelyk een staek,Ga naar voetnoot778
 
Verstomt en onbeweeght. geen traen bedaut de wangen.
780[regelnummer]
Zy laet het aengezicht bedrukt ter aerde hangen.
 
Nu zietze 't hemelsche gewelfzel grimmigh aen,
 
Dan aenzicht en quetsuur des zoons, een wreet bestaen,Ga naar voetnoot782
[pagina 50]
[p. 50]
 
Voor haere voeten neêr, en boven al de wonden.Ga naar voetnoot783
 
De wraekzucht wapent haer, die wilt en ongebonden
785[regelnummer]
En razende opsteekt, en besluit, geperst van druk,Ga naar voetnoot785
 
Als zatze noch op stoel, te wreeken zulk een stuk.Ga naar voetnoot786
 
Gelyk een boschleeuwin, geplondert van haer jongen,Ga naar voetnoot787
 
Den vyant volght op 't spoor, uit haer gezicht gesprongen,Ga naar voetnoot788b
 
Zoo streeft nu Hekuba, vervoert van toorne en haet,
790[regelnummer]
En zonder aen te zien den ouderdom en staet,Ga naar voetnoot790
 
Naer Polimnestor, dien vervloekten, zoet op moorden,Ga naar voetnoot791
 
En zoekt den koning met geveinsde en zachte woorden
 
Te spreeken: want zy wou hem een' verborgen schat
 
En overschot van 't gout der uitgeroide stadtGa naar voetnoot793-94
795[regelnummer]
Ontdekken, om den zoon te leveren in handen:Ga naar voetnoot795
 
En Polimnestor, wiens begeerten vierigh brandenGa naar voetnoot796
 
En vlammen op het gout, inhaelende uit den aert,Ga naar voetnoot797
 
Gelooft het, gaet met haer alleen bezydenwaert,Ga naar voetnoot798
 
En spreektze minzaem toe: o Hekuba mevrouwe,
800[regelnummer]
Geefme uw geschenken voor den zoon. by myne trouwe
 
En alle goôn, ik zweere u trou in dit geval
 
Wat gy ons geeft en gaeft zoo lang voorheene, 't zal
 
Hem voort geworden. zy zagh grimmigh en ontsteeken,Ga naar voetnoot800-803
 
En zwol, om zich aen dien meineedigen te wreeken,
805[regelnummer]
Van gramschap om het hooft, en quam met luit geroepGa naar voetnoot804-805
 
Van Troische vrouwen, een' godtsjammerlyken troep,Ga naar voetnoot806b
 
Met scherpe nagelen hem in 't gezicht gevloogen,Ga naar margenoot+
 
En krabt den aertstiran en valschen booswicht d'oogen
 
Schuimbekkende uit het hooft. de wraek zet krachten by.
810[regelnummer]
Zy steekt de duimen in het loch van wederzy,Ga naar voetnoot810
 
En vuil van godtloos bloet, boort d'oogen uit hun winkelen.Ga naar voetnoot811
 
Het Tracisch volk, vergramt opstuivende, loopt rinkelen,Ga naar voetnoot812
[pagina 51]
[p. 51]
 
Verbolgen om 't geval des konings, en bestaet
 
De Troianin te slaen, te steenigen uit haet.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Maer Hekuba verwoet byt jankende in de steenen.
 
Zy pooght te spreeken, maer verbast elk, en loopt heenen.Ga naar voetnoot816
 
De plaets is elk bekent, en heet naer dit geval.Ga naar voetnoot817
 
Zy, denkende aen haer ramp, loopt treurigh overal,
 
En huilt, en bast door 't lant des Tracers zonder ende.
820[regelnummer]
Troiaen en Griek beklaeght haer onheil en elende,
 
Ook 't gansche godendom, en Juno zelf verstaetGa naar voetnoot821
 
Dat deze zwaere straf haer schult te boven gaet.Ga naar voetnoot822
 
Auroor, hoewel haer gunst holp Pergamum verweeren,Ga naar voetnoot823
 
Kon zich aen Hekubaes noch Troies jammer keeren.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Zy quelt zich om 't verlies van Memnon, haeren zoon,
 
Die moeders hart trof, en in 't zant by d'andre doôn
 
Voor Troie van Achil gevelt wert en doorsteeken.Ga naar voetnoot826-27
 
Haer roode kaeken, schoon met roozeblaên bestreeken,
 
En die den nuchtren dagh verheugen, en het volk,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Zien bleek, en zy bedekt het aenschyn met een wolk,Ga naar voetnoot828-30
 
En kan niet aenzien dat het lykvier 't lyk zal branden.
 
Zy acht zich niet te groot, om met gevouwe handenGa naar voetnoot832
 
En ongevlochten haer, den grooten godt Jupyn
 
Te voet te vallen, in dien rouwe en droeven schyn,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
En hem, met traenen op de kaeken, dus te smeeken:
 
Ik, d'allerminste der godinnen, in de streeken
 
Van 's hemels gouden hof [want luttel heiligheit
 
En kerken worden my gewyt en toegeleit]Ga naar voetnoot837-38
 
Koom echter, als godin, geensins om woutaltaeren,Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
Brantoffers, kerken, en vierdagen herwaert vaeren.
[pagina 52]
[p. 52]
 
Indien gy evenwel bevroet hoe ik een vrou
 
U diensten opdraegh', zoo gehoorzaem en getrou,Ga naar voetnoot842
 
Zoo dikwyl myne zorg, wanneer de schimmen zwichten,Ga naar voetnoot843
 
Den ganschen aertboôm met de daghtorts komt verlichten,
845[regelnummer]
Begryptge lichtelyk dat ik ook loon verdien.
 
Noch komt Auroor geensins, om rykelyk voorzienGa naar voetnoot846
 
Met wel verdienden loon te worden, u hier smeeken.
 
Ik koom, van Memnon, och myn' lieven zoon, versteeken,
 
Die vruchteloos zich voor den oom in 't harnas queet,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
En in het bloeienste van zyne jaeren wreet
 
Van vorst Achilles hant, op aller goôn behaegen,Ga naar voetnoot851
 
By nacht, in 't bloedigh zant voor Troie, wert verslagen.Ga naar voetnoot852
 
Ik bidde, o hooft der goôn, vergun hem eenige eer,
 
Ten troost van zyne doot. zalf moeders wonden weêr.
855[regelnummer]
Jupyn bestemde dit. toen storte 't lyk in d'assen
 
En koolen. uit den haert begon de smook te wassen,Ga naar voetnoot855-56
 
En overtrok de lucht, alleens gelyk een vliet
 
Opwaessemt, nevels baert, en 't hemelsch licht verbietGa naar voetnoot858
 
Te straelen. al het zwerk wort overspreit met vonken,
860[regelnummer]
Die groeien aen, gelyk uit gloeiend stael geklonken,Ga naar voetnoot859-60
 
En winnen een gestalte, en vier, en ziel, en gloet.
 
De luchtigheit bestelt hier vleugels met der spoet,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot862
 
En een gedaente van een' vogel om te rennen,Ga naar voetnoot863
 
Die klappende eenen galm verwekt met vlugge pennen.
865[regelnummer]
Men hoort terstont een' vlugt gezustren, uit deze aschGa naar voetnoot865
 
Gesprooten, die drywerf om 't lykvier snel en ras
 
Heenvliegen, drywerf in de lucht zich laeten hooren,
 
Op eenerhande wys, ter vierde vlught uit torenGa naar voetnoot868
 
Zich deelen, en gekant in heiren tegens een,
870[regelnummer]
Elkandere met bek en klaeuwen fel bestreên,Ga naar voetnoot870
[pagina 53]
[p. 53]
 
Dat borst en vleugels bloên en druppen door dit stooten.Ga naar voetnoot871
 
De vogels, uit een bloet, een zelve zaet gesprooten,Ga naar voetnoot872
 
Vergaen, en sneuvelen ten zoen der assche op 't velt;
 
Als die gesprooten zyn uit eenen dappren helt,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Genoemt Memnoners naer dien Memnon noch op heden.Ga naar voetnoot875
 
Wanneer de zon om hoogh, den dwersriem doorgereden,
 
Haer ronde in 't ent voltrekt, dan stervenze in den slagh,Ga naar voetnoot876-77a
 
Tot een gedachtenis van vaders sterrefdagh,Ga naar voetnoot877b-78
 
Dies sluiten anderen, het jammeren en steenen
880[regelnummer]
Van Hekuba verdient dat veelen haer beweenen.
 
Auroor steekt al te diep in rou, waerin zy smelt,Ga naar voetnoot879-81
 
Bedauwende met druk medoogende al het velt.Ga naar voetnoot882
 
Het nootlot leet niet dat, met Troies hooge wallen,Ga naar voetnoot883
 
De hoop van Priams stam geheel in d'asch zou vallen.Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Eneas, Venus zoon, droegh zyne huisgoôn me,
 
En Vestaes heilighdom, uit d'ondergaende ste,Ga naar voetnoot885-86
 
Ook het eerwaerdigh pak, den afgeleefden vader.
 
Hy berght hem, en Askaen, meer waert dan al te gader
 
De ryxschat, en zeilt van Antander met zyn vloot,Ga naar voetnoot888-89
890[regelnummer]
Als balling, over zee door allerhande noot,Ga naar margenoot+
 
Verlaet de moortkust van den Trax, en snoode gronden,Ga naar voetnoot891
 
Bevlekt met Polidoors bebloede en wreede wonden.Ga naar voetnoot892
 
Hy vaert voor wint, voor vloet, en lant, vermoeit en mat,Ga naar voetnoot893
[pagina 54]
[p. 54]
 
Met zynen reisgenoot aen Godt Apolloos stadt.Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
De koning Anius, in wiens gebiet de menschen
 
Rechtvaerdigh wandelen, en leven naer hun wenschen,
 
En met wiens priesterdom Godt Febus wort gedient,Ga naar voetnoot897
 
Toont stadts gelegenheit aen zynen ouden vrient,Ga naar voetnoot898
 
De kerken, heilighdom, en beelden van 't verkoren
900[regelnummer]
Paer kindren, uit Latone in Delos eer geboren.Ga naar voetnoot899-900Ga naar voetnoot900
 
Hierna vereerenze, en bewierooken 't altaer
 
En gieten offerwyn op wierrook, zooze daer
 
Gewoon zyn, en men past brantoffer in te wyen.Ga naar voetnoot902-03
 
Dan gaenze in 's konings hof zich op tapyten vlyen,
905[regelnummer]
En eeten offer, broot en wyn op 't heiligh feest,Ga naar voetnoot905
 
De gaef van Ceres, en godt Bacchus, bly van geest.
 
Toen zeide Anchizes, die godtvruchte: hooghgeprezen
 
Apolloos priester, magh 't my heugen, lang voor dezenGa naar voetnoot907-908
 
Hadt gy, toen d'eerste reis ik uwe stadt bekeek,
910[regelnummer]
Vier dochters, en een' zoon. maer Anius wert bleekGa naar voetnoot910
 
Van schrik, en schudde 't hoofd, bevlochten en bewonden
 
Met eenen witten bant, en sprak: de traenen stondenGa naar voetnoot912
 
In d'oogen: brave helt, het mist u niet. gy zaeght
 
My, eenen vader van vyf kindren, waert beklaeght.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Nu ben ik, stokout man, schier kinderloos gebleven.
 
Zoo wispeltuurigh is de staet van 's menschen leven.
 
Wat troost gebeurtme van den zoone, die dus wyt
 
Het eilant Andros, dat zyn' naem draeght, nu ter tyt,Ga naar voetnoot918
 
In vaders naem beheerscht. Apollo, ryk van klaerheit,Ga naar voetnoot919
[pagina 55]
[p. 55]
920[regelnummer]
Beschonk hem met den geest van ongebore waerheit
 
Te spellen. Bacchus schonk myn dochtren, kuisch en trou,Ga naar voetnoot920-21
 
Meer gaven dan men wenscht, of ook gelooven zou:
 
Want alle dingen, wat myn dochters ook hanteeren
 
En slechts aenraeken, hun natuur en aert verkeerenGa naar voetnoot923-24
925[regelnummer]
In graen, olyf, en wyn, waerme zich elk verrykt.Ga naar voetnoot925
 
Als Agamemnon, die de kroon van Troie strykt,Ga naar voetnoot926
 
Dit rook [op datge weet of wy, toen Grieken streden,Ga naar voetnoot927
 
Niet eenighsins by uw onstuimigh onweêr leden]Ga naar voetnoot928
 
Rukt hy myn dochters met gewelt uit vaders schoot,
930[regelnummer]
Gebietze met de gaef des godts de Grieksche vlootGa naar voetnoot930
 
Te voeden. ieder ziet naer een goet heenekoomen.
 
Twee streven naer Eubee, en twee naer heuren vroomen
 
En trouwen broeder heen op Andros buiten noot.Ga naar voetnoot932-33
 
Het kryghsvolk volghtze in 't zogh, en dreightze met de doot,
935[regelnummer]
En 't lant met vier en zwaert te schenden en te krenken,Ga naar voetnoot934b-35
 
Ten zyze willigh hun de dochters wederschenken.
 
Medoogenheit, van schrik verwonnen en verkracht,Ga naar voetnoot936-37
 
Herstelt de dochters weêr in Agamemnons maght:
 
En zeker 't was den broêr, te flaeu in 't wederstreven
940[regelnummer]
Van dien geweldenaer, met reden te vergeven:
 
Want geen' Eneas, geen' helt Hektor vont men hier
 
Om Andros voor gewelt te vryen trots en fier,
 
Twee helden, die u 't lot van boven toe wou stuuren,
 
Waerdoorge een' oorloghsstorm tien jaeren kont verduuren.Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Men smede al ketens voor gekerkerden, en zyGa naar voetnoot945
 
Verhieven smeekende haer handen, dus lang vry,Ga naar voetnoot946
 
Ten hemel, roepende: godt Bacchus, zie beneden.
 
O vader, help ons toch. hy holpze op haer gebeden:
 
Zoo wonderlyker wys verandren met beklaghGa naar voetnoot949
[pagina 56]
[p. 56]
950[regelnummer]
Den naem van helpen en van bystaen draegen magh.
 
Doch op wat wyze zy haer' eersten vorm verloren
 
Kan ik niet weeten, noch ontvouwen voor uwe ooren.Ga naar voetnoot952
 
Dit's kenbaer van de zaek. zy kreegen pluim en kuif,Ga naar margenoot+
 
Herschapen in den schyn van eene witte duif,
955[regelnummer]
En vogels, die uw lief door lucht en wolken draegen.Ga naar voetnoot955
 
Terwyl de gasten hier van spreeken, en gewaegen
 
Van andre dingen meer, ontvalt den dagh het licht.
 
De wakkre tafelknecht vergeet niet zynen plicht,
 
En neemt de tafel op. elk wort zyn bedt gewezen.
960[regelnummer]
Men ryst, zoo dra het licht ter kimme uit komt gerezen.Ga naar voetnoot957-60
 
Nu levenze entlyk raet met godt Apolloos mont.Ga naar voetnoot961
 
Dees raetze 's maeghschaps strant, hunne oude moeders gront
 
Italie over zee te winnen, en ontdekken.Ga naar voetnoot962-63
 
De koning Anius geleitze, en in 't vertrekkenGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
Beschenkt reisvaerdigen Anchizes met de pracht
 
Van eenen ryxstaf, en Askaen, die 't ryk verwacht,Ga naar voetnoot965-66
 
Met eenen ryrok, en pylkoker, zwaer van schichten,
 
Eneas met een' kelk, hem eer uit minneplichtenGa naar voetnoot968
 
Van den Ismenischen vrient Terses toegestiert,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Uit zyn Aoonsch gewest. dit drinkvat is geciertGa naar voetnoot970
 
Met beelden, en veel werx, hier kunstigh ingedreven
 
Van Alkon Siciljaen voor Terses, Tebe, en zeven
 
Stepoorten. elke poort droegh haeren eigen naem.Ga naar voetnoot972-73
 
Dees stadt in 't opgaen gaf te kennen dat de faem
975[regelnummer]
Haer eer uitbreiden zou. de jofferlyke reienGa naar voetnoot974-75aGa naar voetnoot975
 
Met bloote borsten, en die haer en vlechten spreien,
[pagina 57]
[p. 57]
 
Ontdekken haeren rou. de maeghden schynen vastGa naar voetnoot977
 
Bedrukt te schreien en te jammeren van last,
 
Om d'uitgedrooghde bron, gekrompe en ledige aders.Ga naar voetnoot979b
980[regelnummer]
De boomen treuren dor, en missen loof en bladers.
 
De geiten knabbelen de kaele en barre rots.
 
Hy maelt Orions kroost in Tebe, daer het trots
 
Den blooten boezem aen het slaghzwaert geeft ten beste.
 
Een andre dochter sterft gewilligh, Kadmus vesteGa naar voetnoot982-84
985[regelnummer]
En al de burgery ten dienst, en 't koude lykGa naar voetnoot985
 
Wort heerlyk om de stadt gedraegen, tot een blykGa naar voetnoot986
 
Van trouwe, om openbaer tot asschen te verteeren.Ga naar voetnoot987
 
Toen rees uit maeghdenassche, om 't ondergaen te keerenGa naar margenoot+
 
Des stams, een jeughdigh paer kroonvoglen, ryk geciert,
990[regelnummer]
Dat moeders lykhout en haer jongste staetsi viertGa naar voetnoot989-90
 
Dit stont in 't oude werk heel heerelyk gedreven.Ga naar voetnoot991
 
De rant van 't drinkvat was met beereklaeu verheven.Ga naar voetnoot992
 
De Troischen eeren hen met geene mindre prael.Ga naar voetnoot993
 
Een gulden wierrookvat, en glinstrende offerschael,Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
En goude kroon, bezaeit met parlen en gesteente
 
Wort Anius vereert, den priester der gemeente.
 
Hierna gedachtigh hoe de Teukren uit het bloet
 
Van Teucer sprooten, treênze op Kreten wel gemoet,Ga naar voetnoot997-98
[pagina 58]
[p. 58]
 
Maer kunnen daer de lucht vol dampen niet verdraegen,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
En vliênde hondert steên, verlangen, vry van plaegen,Ga naar voetnoot1000
 
Auzonie te zien. een storm steekt op in zee,Ga naar voetnoot1001
 
En soltze. de harpy Aëllo dreightze me,
 
Zoo dra zy dryven in de haven der Strofaden.Ga naar voetnoot1002-1003
 
Nu langs Dulichium en Itaka, beladen
1005[regelnummer]
Met zorge, en Samos heengevaeren, en 't gewest
 
Van Neritus, daer die bedrieghelyke pestGa naar voetnoot1004-1006
 
Ulisses 't lant beheerscht, verlaetenze Ambracye,
 
Den twist van 't godendom, en zien terstont ter zye
 
De harde rots, waerin de rechter was verkeert.Ga naar voetnoot1007-1009
1010[regelnummer]
Nu zienze Chaon, dat Apolloos antwoort eert,
 
En zyne duiven, in Dodones eike bossen,
 
En vaeren verder, daer de koning der Molossen
 
Zyn zoons, een vogelvlugt, den brant vloôn, zonder scha.Ga naar voetnoot1010-13
[pagina 59]
[p. 59]
 
In 't ent bezeilenze het lant Feacia,
1015[regelnummer]
Met weeligh ooft beplant, en 't lantschap van Epiren,Ga naar voetnoot1014-15
 
Hierna Butrotum, daer Apollo met laurieren
 
's Waerzeggers hooft bekranst, die aen zyn eer verplicht,
 
Van Troie herwaert komt, en een nieu Troie sticht.Ga naar voetnoot1016-18
 
Nu hier door Helenus berecht van veele zaekenGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En avontuuren, die van verre hun genaeken,
 
Belandenze entlyk in Sicilje na veel wee,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1021
 
Dat met dry hoeken schiet in openbaere zee,Ga naar voetnoot1022
 
Van welke dry Pachyn naer 't regenachtigh zuien
 
Zich uitstrekt, Lelibé ten weste. voor de buien
1025[regelnummer]
Van 't noorden schuilt Peloor, voor storm en noot behoet.Ga naar voetnoot1023-25
 
Hier spoên de Troischen heen. de vloot schaeft met den vloet
 
By nacht het Zankelsch zant. ter rechte hant bruischt Scille:Ga naar margenoot+
 
Aen d'andre zyde ruischt Charibdis, nimmer stille.Ga naar voetnoot1026-28
 
Dees slorpt, verslint, en braekt de schepen: d'andre een maeghtGa naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Gelykende, is omgort, als een die monsters draeght,
 
Rondom den zwarten buik met dolle waterhonden:
 
En zoo de dichters al hun werk met logenvonden
 
Niet cieren, was Charibd voorheene een schoone maeght.Ga naar voetnoot1033
 
Veel stonden naer heur echt, van minnevier geknaeght.
1035[regelnummer]
Zy kaetsteze af, en ging, vol moeds, de zeegodinnenGa naar voetnoot1035
 
Verhaelen hoeze trots de vryers, die haer minnen,
 
Ter leure stellende beschimpte, en leide in ly.Ga naar voetnoot1037
 
Toen Galatea zich liet kemmen, zuchte zy,Ga naar voetnoot1038
 
En zeide tegens Scil: geen norsse jongelingenGa naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Naer uwe zuiverheit en fiere schoonheit dingen.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Gy, veiligh voor gevaer, moghtze afslaen, als gy doet:Ga naar voetnoot1041
 
Maer ik, een dochter van den grondeloozen vloet
 
Godt Nereus, en zyn ga, met zusteren gezegent,Ga naar voetnoot1042-43
 
Most Polifeem den reus, die minzaem my bejegent,
1045[regelnummer]
Alleen door zee ontvliên. de traenen staen van weeGa naar voetnoot1044-45
 
In d'oogen, en de spraek begeeft den mont alree.Ga naar voetnoot1045b-46
 
Toen Scille met de hant de traenen zocht te droogen,Ga naar voetnoot1047
 
En af te wisschen van de kaeken uit medoogen,Ga naar voetnoot1048
 
En haer vertrooste, sprakze: o zeemaeght, vol verdriet,
1050[regelnummer]
Bedek my, o vriendin, uw smart en droefheit niet:Ga naar voetnoot1049-50
 
En Galaté hervat aldus met haer te spreeken:Ga naar voetnoot1051
 
Een Acis, Faunus en Simetis zoon, ontsteeken
 
Van minne, en ook bemint van bey zyne oudren, meer
 
Van my: want hy zyn hart, in 't wederstaen te teêr,
1055[regelnummer]
Aen my gehangen hadt. nu zestien jaer verstreeken,
 
Begonnen stoppelhaer en baert eerst uit te breeken.
 
Ik vry hem hartelyk, en Polifemus my.Ga naar voetnoot1057
 
Vraeghtge of ik Polifeem meer haet, of Acis vry
 
Al vieriger bemin: ik kan het niet belyden.Ga naar voetnoot1052-59Ga naar voetnoot1058-59
1060[regelnummer]
De haet en liefde stont gelyk van wederzyden.
 
O koesterende min, wat is uw heerschappyGa naar voetnoot1061
 
Van grooten nadruk en gevolgh! waerachtigh hyGa naar voetnoot1062
 
Die 't wilde wout vervaert, en alle vreemde gasten
 
Bloetgierigh aenrant, al de goden durf belastenGa naar voetnoot1064
[pagina 61]
[p. 61]
1065[regelnummer]
Met lasteren, gevoelt den minneprikkel me,Ga naar margenoot+
 
Op my verslingert; laet zyn kudden, en het vee,
 
En holen dryven. o gy strantreus zit verslagen,Ga naar voetnoot1066-67
 
En toit u, ofge aldus myne oogen moght behaegen.
 
Nu kemtge met een egge uw haer, dat my vervaert,
1070[regelnummer]
Nu scheertge met een zein den borsteligen baert,Ga naar voetnoot1070
 
En ziet uw nors gezicht en schyn in 't water leven,
 
Om u te toien, en een andre ploy te geven.Ga naar voetnoot1071-72
 
Uw moortlust, en de smaek in menschen bloet vergaen.
 
De schepen zeilen langs uw moortstrant af en aen
1075[regelnummer]
Heel veiligh. midlerwyl komt Telemus gevaeren,Ga naar voetnoot1075
 
De zoon van Eurimus, het hooft der wichelaeren,
 
By Etne, en Polifeem, op zyn verwate kust,Ga naar voetnoot1077
 
En zegt: Ulisses zal, op wederwraek belust,
 
Het eenigh oogh u uit de wreede troni booren.Ga naar voetnoot1079Ga naar voetnoot1078-79
1080[regelnummer]
Hy grenikte eens, en sprak: waerzegger, dat 's verloren,
 
Dat 's mis, o neskebol. een andere ging voor,Ga naar voetnoot1080-81
 
Benam my 't eenigh oogh, en streek'er al me door.
 
Aldus beschimpte hy die 't onheil pooght te weeren,Ga naar voetnoot1083
 
En ydel waerschuwde om genaekend quaet te keeren.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
De reus, met wyde schreên voortstappende op de kust,
 
Bezwaert het strant, en mat gaet in zyn hol te rust.Ga naar voetnoot1085-86
 
Een spitse heuvel hangt op zee in deze streeken,Ga naar voetnoot1087
 
Waerop van wederzy de holle baren breeken.
 
De wreede strantreus styght hierop, slaet alles ga.Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Het wolledraegend vee volght mak zyn voetspoor na.Ga naar voetnoot1090
 
Als hy den pynboom, die hem stut langs Nereus weide,Ga naar voetnoot1091
 
En groot is als een mast, aen zyne voeten leide,Ga naar voetnoot1092
[pagina 62]
[p. 62]
 
De ruischpyp, hondertwerf met riet aen een gekleeft,Ga naar voetnoot1093
 
Aen zyne lippen zette, en eenen gallem geeft,
1095[regelnummer]
Verneemen bergh en rots, en baren, heind en verder,Ga naar voetnoot1095
 
Het schuiflen, en gepyp van dezen groven herder.Ga naar voetnoot1096
 
Ik, onder eene klip gedooken buiten noot,
 
En minnelyk omhelst in Acis zachten schoot,
 
Vernam dus zyn gezang, en droeve jammerklaghten,
1100[regelnummer]
En prenteze in myn hart, en zinnen, en gedachten:Ga naar voetnoot1100
 
O Galatea, die veel blanker zyt dan snee,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot1101-vlg.;
 
En witte rynwilgh, groen, gelyk een beemt vol vee,Ga naar voetnoot1101-1102
 
Veel reiziger dan els, doorluchtiger dan glazen,Ga naar voetnoot1103
 
Veel dartler dan een geit, die in het kruit komt grazen,Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Veel gladder dan een schulp, gesleeten in het meer,
 
Zoo zoet als winterzon, en schaedwe in zomerweêr,Ga naar voetnoot1105-1106
 
Zoo eêl, als appels, braef, gelyk een hooge andoren,Ga naar voetnoot1107
 
Zoo klaer, als glinstrende ys, tot hard kristal gevroren,Ga naar voetnoot1108
 
Noch zoeter dan de druif, en rype muskadel,
1110[regelnummer]
Zoo zacht, als zwaenendons en stremmel is uw vel,Ga naar voetnoot1110
 
Noch schooner dan een hof, besproeit en versch begooten,
 
Wanneerge stant houdt, wreet, wanneerge toe komt stooten,Ga naar voetnoot1111-12
 
Gelyk een booze stier, veel harder dan in 't wout
[pagina 63]
[p. 63]
 
De dikgewassen eik, ruim hondert jaeren out,
1115[regelnummer]
Bedrieghelyker dan de kalmte, en effen baren,Ga naar voetnoot1115
 
Veel taeier dan een tak, geciert met wilge blâren,Ga naar voetnoot1116
 
En witte wynrank, min beweeghbaer dan dees rots,Ga naar voetnoot1117
 
Veel sterker dan de stroom, en ruim zoo fier en trots
 
Gelyk een Paeu, zoo fel als vier in uwen toren,Ga naar voetnoot1118-19
1120[regelnummer]
Noch scherper in den aert dan distelstruik en doren,Ga naar voetnoot1120
 
Moordaediger dan een grofzwangre boschbeerin,Ga naar voetnoot1121
 
Veel doover dan de zee, in ongena niet minGa naar voetnoot1122
 
Dan een getrapte slang, te schuwen, en te schroomen,
 
En [dat waer 't mooghlyk, ik u liever zagh benomen]
1125[regelnummer]
Noch wilder dan een hart, tot siddrens toe versaeght,Ga naar voetnoot1123-25
 
Van 't schrikkelyk gebas der honden voortgejaeght,Ga naar voetnoot1126
 
Ook sneller dan de wint, en aengedreve luchten.Ga naar voetnoot1127
 
Maer kendege ons te recht, gy zoudt uw ydel vlugtenGa naar voetnoot1128
 
Met reên vervloeken: 't zoude u rouwen datge ontsteltGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Zoo lang bleeft marren. ik bezit geberghte en velt,
 
En overhangende steenrotsen en spelonken,
 
Alleen van vrou natuure uit louter rots geklonken,Ga naar voetnoot1130-32
 
Daer geene middaghzon ons steekt, maer brant verkoelt;Ga naar voetnoot1133
 
Daar vorst noch koude van den winter wort gevoelt;
1135[regelnummer]
Daer ooft den tak vermast. de muskadellen flikkerenGa naar voetnoot1135
 
Als gout aen haere rank. de purpre druiven blikkeren.Ga naar voetnoot1136
 
Ik spaerze voor uw' mont. gy zult'er met uw hantGa naar voetnoot1137
 
Aertbessen plukken in de schaduw, langs den kant
[pagina 64]
[p. 64]
 
In 't wilt gewassen, ook de roo kornoelje lezen
1140[regelnummer]
By herrefsttyt. de pruim zal uwen lust genezen,Ga naar voetnoot1140-vlg.
 
De blaeuwe niet alleen, maer ook de geele als wasch.
 
Indienwe paerden, en uw trou myn hart genas,
 
Noit zou kastanje noch haeghappel u ontbreeken.
 
d'Ooftboomgaert, en wat vrucht myn plantlust weet te queeken,
1145[regelnummer]
Wacht slechts op u alleen. al 't vruchtbre vee is myn.Ga naar voetnoot1145
 
Door daelen loopt een deel te weide in zonneschyn,Ga naar voetnoot1146-vlg.
 
Een deel in bosschen, en een deel in koele holen
 
Wort op den stal gemest. ik zou gewis verdoolen
 
Met tellen, qaemtge my te vraegen naer 't getal.Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Ik kan 't niet noemen: want zy weiden overal.
 
Het is een arm gezel, die noch zyn vee kan tellen.
 
Geloof my niet: zie zelf myn schaepenuiers zwellen,Ga naar voetnoot1152
 
De beenen onder 't lyf bezwyken door dien last.Ga naar voetnoot1153
 
Ook staet een jonger vrucht, de teêre lammers, vastGa naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
In warme stallen, wel gevoedert, daerze tieren
 
En groeien: en niet wyt van deze makke dieren,
 
In andre koien, staen de bokken op een ry,
 
Myn lammeren gelyk, en evenout als zy.Ga naar voetnoot1158
 
Wie room of melk lust, hier valt doorgaens melk te schinken.Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Men kaest een deel: een deel bekoort u om te drinken.
 
Hier noodt u niet alleen de keur van lekkerny,
[pagina 65]
[p. 65]
 
Van een' gemeinen slagh: maer wiltbraet staet u vryGa naar voetnoot1161-62
 
Van dassen, haezen, geite, en een paer ringelduiven,Ga naar voetnoot1163
 
Gelicht in 't warme nest, te smaekelyk in 't kluiven.Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
Ik vont op hoogh geberght' twee jongen naer myn' zin,
 
Geworpen van een ruige en borstlige beerin,
 
Elkandre zoo gelyk, dat gy voorwaer die beiden,
 
Hoe scherp gy toezaeght, naeu zoudt konnen onderscheiden.
 
Hier kuntge om tytverdryf me speelen, als 't u lust.
1170[regelnummer]
Ik vontze, en sprak, van uw genegenheit bewust:Ga naar voetnoot1170
 
Dit's voor myn vryster. ay laet uwe stuursheit vaeren.Ga naar voetnoot1165-71Ga naar voetnoot1171
 
Steek uw schoon aenschyn, liefste, eens uit de blaeuwe baren.
 
O Galatea, koom te voorschyn. ay versma
 
Myn gaven niet. bylo, ik sla my zelven ga,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
En spiegelde onlangs noch myn schoonheit in de vloeden.
 
Gewis zy stont my aen. aenschoume en wil u spoeden
 
Te zien hoe groot ik ben. Jupyn, der menschen schrik,
 
Is zelf niet grooter in het hemelsch hof dan ik,
 
Die geensins schroome los te zwetsen by de lieden:
1180[regelnummer]
Ik weet niet wat Jupyn de werrelt zou gebieden.Ga naar voetnoot1179-80.
 
Het ruige haer bedekt myn stuur en nors gezicht,Ga naar voetnoot1181
 
En schaduwt nek en schoft, gelyk een lustbosch, dichtGa naar voetnoot1182
 
Met loof en groen beplant. ay reken my niet lalyk,Ga naar voetnoot1183
 
Al staet myn lichaem styf van borstlen, noch is 't galyk.Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Een bladelooze boom staet lalyk, en een paert
 
Is lalyk, zoo de maen den hals niet dekt en waert.Ga naar voetnoot1186
 
De pluim dekt vogels, en de wol verciert de schaepen,
[pagina 66]
[p. 66]
 
De ruwe baert den man. al ga ik 's avonts slaepen,Ga naar voetnoot1188
 
En sluit myn eenigh oogh, dat in de troni staetGa naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Zoo groot als een rondas; wat's dit? myn toeverlaet,Ga naar voetnoot1188a-90bGa naar voetnoot1190
 
Aenschout de zon, geplant aen 's hemels hooge daeken,
 
Niet alle dingen, en noch zietze met vermaeken
 
Slechts uit een eenigh oogh, en daer ik hoogh op tre,Ga naar voetnoot1193
 
Myn vader Godt Neptuin beheerscht de groote zee.Ga naar voetnoot1194
1195[regelnummer]
Ik schenk dien schoonvaêr u ten ryken bruitschat mede.Ga naar voetnoot1195
 
Ontfarm u over my. verhoor myn klaght en bede:
 
Want ik verneder my voor u alleen in 't stof.Ga naar voetnoot1197
 
O Galatee, u eere ik, die op hemelsch hof,Ga naar voetnoot1198
 
Noch vier, noch blixem passe. uw gramschap houdt elk onder,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Is schrikkelyker dan de donderkloot en donder.Ga naar voetnoot1200
 
Ik zoude dezen hoon uitharden met verdragh,Ga naar voetnoot1201
 
Zooge alle minnaers, die u nagaen met beklagh,Ga naar voetnoot1202b
 
Den nek toekeerde: maer waerom een' reus verstooten,Ga naar voetnoot1203
 
En Acis toegelonkt, een' kus van hem genooten,
1205[regelnummer]
En liefst van hem omhelst? schoon hy zich zelf behaeght,
 
U me, het welk my spyt: kryge ik, o schoone maeght,Ga naar voetnoot1206
 
(Hy boete zynen lust) hem eenmael in myn klaeuwen,Ga naar voetnoot1207a
 
De schelm zal voelen wat myn leên, die niet verflaeuwen,Ga naar voetnoot1208
 
En krachten dan op hem vermogen. 'k hael bemorst
1210[regelnummer]
Hem 't hart al levendigh en lillende uit de borst,
 
En wil het lichaem en de ledemaeten ryten,
 
En over akkers, en uw golven heenesmyten.Ga naar voetnoot1211-12
 
Zoo meng' hy zich met u: want ik, te lang geverght,Ga naar voetnoot1212-13
 
Gepynight, wort tot wraek van Acis aengeterght.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Ik voele nacht en dagh, geperst myn leet te wreeken,
 
Een' Etna in myn borst opgloeien en ontsteeken:Ga naar voetnoot1216
[pagina 67]
[p. 67]
 
Maer gy, o Galaté, blyft even koudt en kil.
 
Hy klaeghde op deze wys vergeefs. ik hielme stil,
 
En zagh het altemael. toen rees hy op zyn kooten,
1220[regelnummer]
En kon niet stilstaen: als een stier, die fel aen 't stooten
 
En razen om de koey, hem met gewelt ontjaeght,
 
Door bosch en ruighten dwaelt. reus Polifeem belaeghtGa naar voetnoot1222
 
En riekt, ons onbewust, waer ik en Acis schoolen.Ga naar voetnoot1223
 
Hy roept: ik zie 't, en wil u leeren in 't verholen
1225[regelnummer]
Liefkoozen, my ten schimp. de strantreus schreeut, zoo luit
 
Zoo vreeslyk, dat de klank op Etna wederstuit.Ga naar voetnoot1224-26
 
Ik dook verschrikt in zee. Simetis zoon aen 't knielen,Ga naar voetnoot1227
 
En badt in 't rennen [want hy lichte zyne hielen]
 
O Galatee, ik bidde ay helpme, o ouders me.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Verleenme dat ik sterve en zinke in uwe zee.Ga naar voetnoot1230
 
De reus volght hierop in, en smakt hem onder 't glippenGa naar voetnoot1231
 
Een rotsstuk, afgerukt met kracht van harde klippen,
 
Naer 't lyf, en schoon de kant alleen het lichaem trof,Ga naar voetnoot1233
 
Noch bleef'er Acis af geplet tot gruis en stof.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Doch wy verworven 't geen by noodlot stont te werven,Ga naar voetnoot1235
 
Dat Acis, in dien schyn, noch aenschoot onder 't sterven
 
Der ouderen gedaente. al 't bloet beneên den steenGa naar voetnoot1237
 
Vervloeide in luttel tyts, en dit behiel alleen
 
De verwe van den vliet, die ondermengt met regen,
1240[regelnummer]
Na zyne drabbigheit, een klaerheit heeft gekreegen.Ga naar voetnoot1237b-40
 
Toen spleet de steen, waeruit een riet ontstaet en spruit,Ga naar voetnoot1241
 
En uit den hollen steen gaf 't water een geluit
[pagina 68]
[p. 68]
 
Dat ruischte, en wonder is 't, een jongeling herboren
 
Ten buik toe uit het nat, stont met een' nieuwen horenGa naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Van riet bevlochten, en die gansch naer Acis zweemt,
 
Behalve dat hy nu een groot gestalte neemt,
 
Ook blaeu van aengezicht zich zelven openbaerde.Ga naar voetnoot1247
 
Nu Acis, in een' stroom verandrende, bewaerdeGa naar margenoot+
 
Zyn eerste wezen, en voorgaenden naem, als eer.
1250[regelnummer]
De zeemaeght Galaté houdt op, en spreekt niet meer.
 
De gansche zeeschaer scheit, en Nereus dochters klovenGa naar voetnoot1251
 
Het water. Scille komt van onder weder boven
 
Opborlen uit den gront, en derf zich zelve niet
 
Te diep betrouwen, en gaet naekt en onbespietGa naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
En op het dorstigh zant, spansseeren, zich vermeiden,Ga naar voetnoot1255
 
Of moe van wandelen, ziet naer het afgescheiden
 
Vertrek van eene kolk, waerin zy 't lyf verkoelt.Ga naar voetnoot1257
 
Nu komt'er Glaukus, een nieu zeegodt, opgespoelt,Ga naar voetnoot1258
 
Die korts t'Antedon in 't Eubeesch gewest geraekteGa naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Aen eenen andren vorm, en strax van minne blaekte,Ga naar voetnoot1260
 
Toen hy de zeemaeght zagh, en smeekte na als voor
 
De schuwe maeght, om haer te brengen tot gehoor:
 
Maer zy gaet, schuw van min, uit vreeze heenestreven
 
Ten berghtop aen het strant. in zee legt een verhevenGa naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Steil ryzend rotsgevaerte, een lange ry beplant
 
Met boomen. hier houdt zy ten lange leste stantGa naar voetnoot1266
 
Op eene vrye plaets, en twyflende, vol vreezen,
 
Of dit een godt of niet, of zeegedroght moght wezen,
 
Verwondert zich om verf, en haerlok, die gedraeit
1270[regelnummer]
En slingrende rondom den nek en schouders zwaeit;Ga naar voetnoot1269-70
 
Om 't onderlyf, dat van zyn eechenis benedenGa naar voetnoot1271
 
Een zeevisch is, wiens rug de bruine schubben kleeden,
 
En die den langen staert in boghten kromt en krult.
[pagina 69]
[p. 69]
 
Hy wort hier Scille haest gewaer, en op den bult
1275[regelnummer]
Des steigers leunende, begint aldus te spreeken,Ga naar voetnoot1274-75
 
En zegt: o maeght ik ben geen spook, noch wonderteken,Ga naar voetnoot1276
 
Noch schrikdier, maer een godt van dezen diepen plas:
 
En Proteus, Triton, en Palemon, AtamasGa naar voetnoot1278
 
Natuurlyke afkomste, is geen grooter maght gegeven:
1280[regelnummer]
Nochtans was ik voorheene een sterflyk mensch in 't leven,
 
Belust alleen op zee te scherpen myn verstant.Ga naar voetnoot1281
 
Dan ving ik visschen op het water met myn want:Ga naar voetnoot1282
 
Dan ving ikze op een klip, met aes en angelroeden.Ga naar voetnoot1283
 
Men vint ook strant en duin, bespoelt van zoute vloeden,Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
By groene beemden. 't meer bespoeltze aen eenen kant:
 
Aen d'andre zyde groeit het gras in weeligh lant.
 
Geen makke schaepskudde eet hier kruit en lekkernyen,
 
Noch koey, noch ruige geit. geen zwarm van honigbyen
 
Zuight nuchtren honighdau uit bloemen langs den vliet.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Men vlecht'er bruiloftskrans, noch zaeit noch maeit'er iet.Ga naar voetnoot1290
 
Ik zetme neder op een zode uit ieders oogenGa naar voetnoot1291
 
Alleen, om 't natte want in zonneschyn te droogen,
 
Myn' visch, een heele zoo, te tellen, en voort ras
 
Te scheiden wat in 't net, zoo 't quam, gevallen was,Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Of door het aes verlokt, aen d'angelroe bleef kleven.
 
Dit schynt wel logen, maer waertoe worde ik gedreven
 
Te liegen? al de visch, gesmakt op 't groene gras,Ga naar voetnoot1296-97
 
Begint te spartelen, te rennen wilt en ras
 
Door 't lant, gelykze in zee by heele troepen dryven.
1300[regelnummer]
Ik die dit aenzie moet als opgetogen blyvenGa naar voetnoot1300
 
Van groot verwondren. al de visch springt snel in 't meer,
 
Verlaet het gulle strant, en zynen nieuwen heer.Ga naar voetnoot1302
 
Ik sta vertwyfelt en verbaest, en zoek voordachtighGa naar voetnoot1303
[pagina 70]
[p. 70]
 
Deze oorzaek, of een kruit, zoo levendigh en krachtigh,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Dit uitwerkt, en ik plukke en kaeuwe 't veltkruit knap,Ga naar voetnoot1305
 
En naeuwelyx verzwelght myn keel 't geproefde sap,Ga naar voetnoot1306
 
Of 'k voel myn ingewant zich roeren, en beweegen.
 
Een trek van vreemden aert komt in myn hart gesteegen.Ga naar voetnoot1308
 
Nu kon ik langer niet geduuren op het lant.
1310[regelnummer]
Ik sprak: o aerde, 'k zal voortaen met zool noch plantGa naar voetnoot1310
 
U treden. vaer nu wel. zoo dook ik met verlangen
 
In zee, daer zeegoôn my, hunn' zeegenoot, ontfangen,Ga naar voetnoot1312
 
En bidden Tetys, en den vader OceaenGa naar voetnoot1313
 
My van alle aertsche stof en sterflykheit t' ontslaen.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Zy zuivren negenwerf myn smet door hun bezweeren
 
Myn vorige natuur. 'k gedooghde hondert keerenGa naar voetnoot1315-16
 
Gehaelt te worden door der stroomen kil beneên.Ga naar voetnoot1316b-17
 
De vlieten springen uit verscheide bronnen heen.
 
Geheele meeren over hals en hooft heenspoelen.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Dus ver verhaele ik u myn oordeel en gevoelenGa naar voetnoot1320
 
Van 't geen merkwaerdighste is. dus lang geheught het my.Ga naar voetnoot1321
 
Al 't ander vat ik niet. toen ik nu weder byGa naar margenoot+Ga naar voetnoot1322
 
My zelven quam, gevoelde ik geene eenzelve leden,
 
Maer gansch een ander lyf en lichaem daer beneden.Ga naar voetnoot1323-24
1325[regelnummer]
Ik zagh myn' groenen baert, en voelde het wel dra,Ga naar voetnoot1325
 
En sleepte een' langen staert door 't zoute water na.Ga naar voetnoot1326
 
'k Zagh hooge schouders, en blaeuwe armen, doch de beenenGa naar voetnoot1327
 
In eenen visschestaert verandert en verdweenen,Ga naar voetnoot1328
 
Ook krom en omgekrolt. dan och wat baetme 't lot
1330[regelnummer]
Des vorms, en aenzien by de zeegoôn, en een' godtGa naar voetnoot1329-30
[pagina 71]
[p. 71]
 
Te wezen, zoo ik uw gemoedt niet kan beweegen?
 
Maer Scille ontliep den godt, die tot haer min genegen,
 
Dus vleide, en noch veel meer ter zaeke spreeken wou.
 
Hy tiert en raest, gebelght om 't afslaen van zyn trouGa naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
En minnelyk verzoek, en zocht het hof en gunsten
 
Van Circe, Titans telgh, befaemt door toverkunsten.Ga naar voetnoot1335-36

voetnoot*
BOVENSCHRIFT: 1e lez. dertienste.

voetnootr. 5
verkeerden; Lat. erant conversae: ‘veranderd waren’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1 oude uitg.: zamen. - 13 oude uitg.: scheepen. - 22 oude uitg.: uitgerecht, ook Ung., Dif. - 25 oude uitg.: zyn'.
margenoot+
[Randschrift:] Het pleit om Achilles wapens.
voetnoot1-vlg.
vgl. Dl. II, 600: 1380-vlg.
voetnoot2
daer: terwijl.
voetnoot3
‘bezitter van het met zeven huiden overtrokken schild.’
voetnoot4
met donkere oogen: met norse, dreigende blik; 1e lez.: geduldeloos van toren (impatiens irae: ‘zijn toorn niet meester’); 2e lez.: heel duldeloos v.t.; 3e lez.: vertorent en bewogen, 'n combinatie van torvo vultu en imp. irae, welk laatste ten slotte met ongerust (vs. 6) is weergegeven; ongerust: onrustig, heftig bewogen.
voetnoot5
Sigeesche; vgl. Bk. XII, vs. 97.
voetnoot6
en ommestanders; de samentrekking, zonder lidw., is in 2e lez. ontstaan; 1e lez.: Alle o.
margenoot+
[Randschrift:] Ajax rede.
voetnoot8
by godt Jupyn; uitroep.
voetnoot9
Bij de vloot nl. had Ajax zich zeer dapper gedragen; zie vs. 139-vlg.
voetnoot10
men gelykt: men waagt te vergelijken. - deught: hoedanigheden.
voetnoot11
durf; 1e lez.: dorst; Lat. non dubitavit cedere (verl. tijd); vgl. Bk. VII. vs. 172.
voetnoot12
ik met klemtoon; zoo breet gingh weiden: (niet bij Ov.) zo om zich heen vocht.
voetnoot14
dan: (dan) dus; vgl. vs. 93; met de tong; Ov.: ‘met leugens’.
voetnoot15
ongereet: niet vaardig.
voetnoot19
deught en daeden: dappere daden; vertoogen: (vertonen), voor ogen, in herinnering brengen (memoranda); een in V.'s latere werken zeldzame Vlaamse vorm; 1e lez.: breet t'ontvouwen Die gy zoo dikwyl met uwe oogen plaght t'aenschouwen.
voetnoot20
zelfs: zelf.
voetnoot21
1e lez.: u Ulisses nu; zyn met klemtoon; gevecht deelt in 't meerv. van stukken; vgl. Bk. VIII, vs. 542.
voetnoot23-25
ik.... kroon: het is een grote prijs, ik beken het, waarnaar ik, weliswaar met goed recht ding; 1e lez.: Naer eenen hoogen prys; Ov.: ‘groot is de prijs, ik beken het, waarnaar wordt gedongen’. - Het zijn niet de treken (kunstgrepen), die de eer wegnemen, en de eer wordt ook niet, uit afgunst, aan A. ontnomen, maar het feit van U.' mededingerschap ontluistert voor A. de prijs; de toevoeging door... verdient dan ook evenzeer onjuist; Valent.: ‘den prijs... is groot; maar Ajax partij (d.i. weerpartij) verslegtse.’
voetnoot29
ten deel (evenals vollen, vs. 30) is een ongewenste verzwakking; Ov.: ‘hij daar heeft reeds nu de prijs behaald enz.’
voetnoot31
noch: toch; Ajax, met klemtoon.
voetnoot33
noch: toch, in ieder geval.
voetnoot34-35
Zie Bk. XI, vs. 304.
voetnoot36
De Argonautentocht.
voetnoot37
de vader: zijn (Telamon's) vader; vgl. Bk. VII, vs. 191. - Aeacus spreekt (met Minos en Rhadamanthys) recht in de Onderwereld.
voetnoot38
Sisyphus; zie Bk. IV, vs. 624; hij gold wel als de vader van Ulysses, die van hem zijn sluwheid zou geërfd hebben; vgl. vs. 46-vlg.; Bk. VI, 718: 568.
voetnoot41
van Jupyn: van J. af gerekend.
voetnoot42
in geenen schyn: geenszins.
voetnoot43-44
Ov.: ‘indien mij die stamboom niet met A. gemeen is’.
voetnoot45
broeder; Lat. frater, dat hier echter de verwantschapsgraad met opzet overdrijft; hij was Ajax' neef: Achilles' vader Peleus was de broeder van Ajax' vader Telamon.
voetnoot47
diefte = schelmsche streeken.
voetnoot48
dryven: bepleiten, doordrijven; dat men enz.; door zijn aanspraak deed zich U. als erfgenaam gelden.
voetnoot50
die van zelf enz.; Ov. sterker en puntiger: ‘moeten mij soms de wapens geweigerd worden, omdat ik 't eerst.... onder de wapens verscheen?’ - optoght: opmars ten oorlog.
voetnoot51
onachterhaelt: nullo sub indice, ‘zonder dwang van 'n aanbrenger’; 1e lez.: En ongemelt (niet verraden); vgl. Dl. II 642: 127; 632: 22; allen, oude 3e nv. na met; vgl. Dl. III, 245: 1312; 273: 218 e.e.; schrijffout?
voetnoot53
suffer: lafaard.
voetnoot54
razend: waanzinnig; en loos; 1e lez.: en zoo.
voetnoot55
hem: hemzelf.
voetnoot56
kloek: schrander, slim; op strant; zie Dl. II, 632: 21.
voetnoot59
de wapens, nl. van Achilles; aenvaerden: ontvangen; vgl. Bk. IV, vs. 895; 968.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 64 hs. na dryven een puntkomma. - 77 hs. Achillos; Alcides in de Drukfeilen opgegeven; aldus Ho., H, V. Vl.; oude uitg. Achilles; zie ben.
voetnoot61
gereet voorbarigste: die boven anderen bereidvaardig waren; voorbarigh: uitstekend.
voetnoot64
liet dryven: zich onttrok aan; vgl. Bk. VII, vs. 1010.
voetnoot66
voort: van toen af; dol en razende; zie over soortgelijke ‘tautologiese’ verbindingen, by V. talrijk, Muller, Mélanges-Salv. de Grave, 218-vlg.; L. Veldhuis, Nijm. diss. (1931), bl. LIII-vlg.
voetnoot67
gerekent; met klemtoon.
voetnoot68-69
Philoctetes; vgl. Bk. IX, vs. 327-29; bezitter van Hercules' boog en pijlen, door welke alleen, volgens het orakel, Troje kon worden ingenomen; vgl. vs. 81-vlg.; op de heenvaart door een slang gebeten, werd hij, wegens de walgelike reuk, op Ul.' raad, op Lemnos achtergelaten; zie bij vs. 86-87; opgezet: aan land gezet.
voetnoot70
geschoolen: u schuil houdend.
voetnoot73
dat .... sla; Ov.: ‘de straf toebidt die hij verdient’.
voetnoot75
vergunnen; versta: inderdaad v. mogen; vergunnen, met ironiese toepassing op 'n straf; het meerv. onder invloed van goôn; of wellicht liep in een nietbewaarde lez. de zin nog door; op myn beden; het Lat. vordert eigl. zyn (van Phil.), maar V. zal dit om de dubbelzinnigh. vermeden hebben; 1e lez.: hier beneden.
voetnoot76
hy: Philoctetes.
voetnoot77
Voor de gissing van Van Lenn., dat V. uit onachtzaamheid Achilles voor Alcides schreef, zie Tekstkrit.; vgl. vs. 574.
voetnoot78
bederft: verkwijnt; vgl. Bk. III, vs. 581.
voetnoot79
verschoven: verworpen.
voetnoot81
gekleet; hij vervaardigde zich kleding uit vogelveren.
voetnoot83
hy, met klemtoon (ille); die: die namelik, omdat hij (quia); Ov.: ‘omdat hij Ul. niet vergezelde’; voorbeeld van pron. relat. met verklarende functie; over de scheiding van antecedent en relatief, en over de functie Overdiep II bl. 182-vlg.
voetnoot84
de zoon van N.: Palamedes.
voetnoot86-87
niet.... aengewreven; Lat. letum sine crimine haberet cet.; ofschoon V.'s opvatting met die van Schrevel. en Pontanus, ook Valent., overeenstemt, is toch sine crimine eerder van de Grieken te verstaan (‘zonder dat wij er schuld aan hadden, het ons behoefden te verwijten’), in verband met nostro cum crimine haberet (vs. 51 van de Lat. tekst; hier vs. 69), door V. met ons ter schade (d.i. dus: ‘ons tot schuld en verwijt’?) weergegeven. De aansluiting van vs. 88 ontbr. in deze vorm bij Ov.; vgl. de weergave dezer passage Dl. II, blz. 623.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 89 oude uitg.: waermé. - 93 Ho. de. - 95 oude uitg.: spreken.
voetnoot88
lasterstuk: schelmstuk; ziet op de daad van Ulysses; gedreven, bedreven.
voetnoot90
hadt; zeldzame spelling; zie Moller, Ts. 27, 115; de t is in 't hs. bijgevoegd, door V. zelf; vgl. bij Bk. II, vs. 285-86; IX, vs. 208, vs. 439, vs. 767; XII, vs. 679, vs. 749; maar ook hier vs. 1055.
voetnoot93
den Grieken; 3e nv. wel onder invloed van ontnemen; vgl. ontblooten, ‘ontnemen’, bij G.v. Hogendorp, uitg. Kossmann, 162: 2348.
voetnoot94
of: òf.
voetnoot95-97
die schoon... noch zal Ulis enz.; anacolouthiese constructie; H noemt die overtollig; hij wil: maer schoon hy; Van Lenn., om de herhaling van schoon te ontgaan: hoewel hy; die is naar 't Latijn; vgl. nog H. op Bk. VIII, vs. 1045; vol van treken; bij hy; misleiden (1e lez.: afperssen) dat; versta: zo dat; Ulis; door Bi. (vgl. Bk. XII, vs. 276) afgekeurd.
voetnoot99
troepen: de omringende scharen; vgl. Bk. III, vs. 307.
voetnoot102
bezwaert ('n toevoeging): (daardoor) in groter last gebracht.
voetnoot103
bestrafte: uitvoer tegen.
voetnoot104
by zyn' naem riep; dit geschiedde niet door D., maar door Nestor.
voetnoot105
laster: schanddaad, misdrijf; Lat. crimen, zoals ook vs. 99 (lasterstuk); dus: ‘dat ik hier maar niet 'n misdrijf sta te verzinnen’.
voetnoot106-07
die... sidderde; Ov. enkel: trepido: ‘angstig’; 107b niet bij Ov.
voetnoot108-109a
Dit ter inleiding van wat volgt; handel: doen en laten.
voetnoot109b-110a
Ongeschikte weergave van: en eget auxilio: ‘zie, (kort daarop) heeft hij hulp nodig’; nu: kort daarop. Vgl. Ilias, 11, 434-vlg.
voetnoot113
velt; versta: heeft geveld.
voetnoot115
Ov. zegt dit alleen van Ulysses.
voetnoot116
daer: waar, terwijl.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 122 hs. schuil, uit schuilt gewijzigd (t doorgehaald); oude uitg.: schuilt. - 126 oude uitg.: van goden.
voetnoot119
voor: ten overstaan van; 1e lez.: pleiten uit den treuren (: daer deze dingen beuren).
voetnoot120
stede: plaats.
voetnoot121
laet... aenranden; Ov.: ‘laat de vijand weer daar zijn’; echter zegt Ov. nog, na 123a: ‘en strijd daarachter met mij samen’.
voetnoot122
als gy plaght slaat bij Ov. alleen op angstigh.
voetnoot125
‘Terwijl hij nota bene door zijn wonden niet op zijn benen kon blijven staan’.
voetnoot126
der goden; zie Tekstkr.; Ov.: ‘en voert met zich goden in de strijd’; met opzettel. overdrijving: 't was alleen Apollo, die op Jupiter's bevel Hector ter hulp snelde; Ilias 15, 220-vlg., 306-vlg.
voetnoot128
alleen niet: niet alleen; vgl. Bk. VII, vs. 702.
voetnoot130-vlg.
In de Ilias (14, 409-vlg.; 7,45-vlg.) zijn dit en het daarna vermelde tweegevecht vroegere gebeurtenissen.
voetnoot134
voor 's hants: in open gevecht; vgl. Wdb. N.T. 5, 1846.
voetnoot135-36
Grieksche; 1e l. Griexe; vgl. Bk. VII, vs. 85. - hanthaven; met klemt. op de 2e lgr.; zie Wdb. N.T. 5, 1964; tussen een aantal helden (w.o. in de Ilias ook Ulysses), die zich voor de tweekamp aanboden, besliste het lot; hierop doelt Ov.: ‘gij smeekte, dat 't lot op mij mocht vallen’; V. vatte sors (lot) op als ‘geluk’, ondanks Farn.' aantekening; vgl. vs. 360.
voetnoot139-40
In de Ilias is dit het resultaat van de vs. 126 vermelde aanval; de door Ov. vermelde hulp van Jupiter is niet weergegeven.
voetnoot142
Ov.: ‘Waar bleef toen de welbespraakte U.?’.
voetnoot143
al.; 1e lez.: alle.
voetnoot146a
In 't Lat. bij het volgende.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 151 Dolon; aldus terecht in het hs. (Lat. imbellemque Dolona); de uitgaven hebben alle Dolos. Vgl. vs. 362. - 168 Of opmagh als éen woord bedoeld is, blijkt niet duidelik; oude uitg.: op magh; vgl. echter vs. 556.
voetnoot146b-47
Ov.: ‘groter eer wordt voor de wapens dan voor mij gevraagd’.
voetnoot148
wy; nl. de wapens en ik; Ov.: ‘de roem van de wapens en de mijne zijn onderling verbonden; die... behielen (toevoeg. v.V.): ‘die gelijkelik uitmuntten’.
voetnoot149
zelfs: zelf.
voetnoot144b-50
Ov.: ‘geeft mij voor zoveel schepen de wapens’; billyk; vgl. Bk. V, vs. 40.
voetnoot151
Ulisses, onderw.; R(h)esus voorw.; Rh., kon. v. Thracië, door Ul. en Diomedes bij nacht in het Troj. kamp gedood; onderweg hadden zij de spion Dolon gevangen, uitgehoord, gedood; Ilias, Bk. X; vgl. vs. 362-vlg.
voetnoot152-53
Helenus, waarzegger (vgl. Dl. VI, 506: 349) van wie de Grieken vernamen, dat de vermeestering v.h. Palladium (een uit de hemel gevallen Pallasbeeld, in Troje) voorwaarde was voor de val der stad; buit van; voor de constr. vgl. Dl. IV, 753: 1270.
voetnoot155
bedreven; versta: door Ulysses.
voetnoot156
aenslagh: onderneming.
voetnoot157
hy, nl. Ulysses; met bescheit, met oordeel; of: met overleg; toevoeg. v.V., in Ajax' mond weinig gelukkig, altans in de eerste opvatting.
voetnoot159
deeltze; tussen U. en D.
voetnoot165
heldre: onverduisterde, schitterende; gulden: gouden(helm van Achilles).
voetnoot167
Ov.: ‘maar ook,...’.
voetnoot168
Toevoeg. v.V. (Ilias 18, 611-vlg.); de eigl. reden, 't gewicht, is niet weergegeven.
voetnoot169
hals, onjuiste toevoeging.
voetnoot171
Ilias 18, 478-vlg.
voetnoot175
Ov.: ‘Indien een dwaling v.h. Griekse volk enz.’.
voetnoot177
en niet ontzien: in plaats van u te vrezen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 188 oude uitg.: hier mede. - 209 oude uitg.: hoedanigh.
voetnoot178
versnelt: in snelheid overtreft.
voetnoot179
wil: zal.
voetnoot180
ongeblutst: H. over bluts, buil; vgl. Dl. IV, 705: 1529.
voetnoot182
ontrampeneert; vgl. Bk. XI, vs. 702.
margenoot+
[Randschrift:] Ulisses rede.
voetnoot189
't mompelen, ten teken van instemming; des volx; het krijgsvolk toont instemming met de ‘plebeïese’, eenvoudige rede van Ajax, straks (vs. 546) de vorsten met de ‘senatoriale’, verfijnde van U.; vgl. Bothe bij Ehwald; ging aen: begon.
voetnoot190
zuchte en zonder dreigement niet bij Ov.
voetnoot191
naer behooren: op passende, bescheiden wijze.
voetnoot196-vlg.
Ov.: ‘gij zoudt nog uw wapens en wij u bezitten’.
voetnoot199-200
Ov.: ‘alsof ze (de ogen) weenden’!
voetnoot201-04
Het spel met de dubbele zin van succedere (1 opvolgen; 2. volgen) is niet weergegeven; een... vroomen, ongeschikte toevoeg.
voetnoot207
laet my: laat omgekeerd mij.
voetnoot208
Grieken: Griekenland.
voetnoot210
nu hem die; Ov.: ‘hem die nú’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 224 oude uitg.: overgroote zegen. - 229 hs. smetten. - 242 hs. t' eigendom; aldus ook in de uitgaven; Van Lennep, Van Vl.: 't.
voetnoot212
‘Men kan van niemand eisen dat hij enz.’.
voetnoot214-15
't welk... reên: gelijk redelik is; opgeven: pralen.
voetnoot216
kent: erkent; neven; zie vs. 41.
voetnoot217
ons grootvaêr: mijn stamvader; zie vs. 221.
voetnoot218
wy hem: ik Jupiter.
voetnoot219
zelf L.: L. zelf; vgl. Bk. VII, vs. 778.
voetnoot220
Arcees: Arcesius.
voetnoot221
van allen; Ov. ‘onder dezen’.
voetnoot222
in... gedoemt: (als Telamon, wegens doodslag, met Peleus, van zijn broeder Phocus; vgl. Bk. XI, vs. 370).
voetnoot223
M. → Autolycus → Anticléa, U.' moeder; vgl. Bk. XI, vs. 423.
voetnoot225
de wapens; daarvóór te denken: ‘echter’.
voetnoot228
mits: wijl.
voetnoot232
mits: omdat namelik; zie bij vs. 45.
voetnoot234
enkel; met wilmen verbinden.
voetnoot239
Phthia, in Thessalië, Achilles' geboortestad; op Scyrus in de Aegaeïese zee was zijn zoon geboren.
voetnoot239b-41
Ov.: ‘en niet minder dan hij is Teucer een neef v.A.’; rustigh: rondweg, zonder voorbehoud.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 247 Ho. wil 't. - 253 oude uitg.: na hem een komma.
voetnoot246
ongereet; vgl. vs. 15; voor 's hants: voor de vuist weg.
voetnoot247
Ov.: ‘nochtans zal ik mij door de orde der dingen laten leiden’; wilze, nl. de verdiensten (vs. 243); zie Tekstkrit.
voetnoot248
bewust: wetend.
voetnoot253-55
veile ... aen (voor aen 1e lez.: op); Ach. was, als meisje vermomd, bij kon. Lycomedes van 't eiland Scyrus (Ov. noemt hem niet; wel Farn., Pontanus; 't was overigens een bekend, na-homeries, verhaal) ondergebracht; stof: stoffen.
voetnoot258
en 't lantgeschrei (vgl. Bk. IV, vs. 39); toevoeg. v.V.
voetnoot260
Pergamum: Troje; eigl. de burcht van Tr.
voetnoot261-62
Lat. injecique manum, fortemque ad fortia misi; injicere m., vastgrijpen, de gewone manier van in eigendom nemen.
voetnoot263
toegeschreven: toegerekend (vgl. Bk. XII, vs. 461); Ov.: ‘zijn daden zijn de mijne’.
voetnoot264
Telephus; Bk. XII, vs. 149; duideliker ware: ‘ik heb’, want U. rekent zich hier (tot vs. 269) daden v. Achilles toe.
voetnoot265-66
dwong (bedwong).... zong; toevoeg. v.V.
voetnoot267-69
Teben, Tenedos, Lirnes; Bk. XII, vs. 146; Apolloos wallen (steden), in 't Lat. bijstelling bij Cylla en 't hier overgeslagen Chryse, beide steden in Mysië; ook Tenedos had een A.-tempel; Scyrus, een stad in Phrygië; maar V. zal er, met Farn., het eiland (vs. 253-55) onder verstaan hebben.
voetnoot270
veel verzwygende: om allerlei andere dingen niet te noemen; opmerkelike constructie van het conjuncte partic; zette by: verschafte de bijstand van.
voetnoot271
ik; met klemtoon.
voetnoot275
een mans: van één man, nl. Menelaus, na de schaking van Helena; vgl. begin v. Bk. XII.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 281 hs. Polixena; Ifigeny in de Drukfeilen opgegeven (vgl. vs. 77); aldus H.
voetnoot278
waeide; H. betoogt tegen Ten Kate, dat de zw. vorm de oudere is, zoals bij jagen, vragen; woei is ‘verbasterd’; Bi.: beide goed, maar niet geheel zonder onderscheid.
voetnoot279
geen... verlette: slechts tegenwind; Ov.: ‘geen wind of tegenwind’; maght: vloot.
voetnoot280
gestrenge, zie Wdb. N.T. i.v.
voetnoot281
Ifigeny; zie Tekstkrit.; vgl. Bk. XII, vs. 42; Ov. noemt de naam niet; voor Polyxena, zie Amsteld. Hecuba, waar zij in een analoge situatie voorkomt.
voetnoot288-89
ik... eenzydigh: ik bepleit(te) die gewichtige aangelegenheid voor een vooringenomen rechter; tenui caussam is eigl.: ‘ik heb mijn zaak gewonnen’; bekenne, voor fateor (eerder: ‘verklaar)’; broeder, nl. Menelaüs; wit: bedoeling; vgl. Dl. II, 702: 1313.
voetnoot290
zyne... maght: de door hem ontvangen (opper)macht: daer: terwijl (met overgang naar 't redengevende).
voetnoot292
al verlegen; bij moeder; vgl. Bk. V, vs. 689; in verband met 't geen volgt 'n minder gelukkige toevoeg.
voetnoot293
Aan Clytaemnestra loog Ul. voor, dat haar dochter aan Achilles zou worden uitgehuwelikt.
voetnoot295
leggen blyven; nl. nu nòg.
voetnoot296
ik... dryven; Lat. mittor: ik word gezonden, laat mij heenzenden; doelt V. met dryven op de zeereis? Deze gezantschapsreis van Ul. (met Menelaus, vgl. vs. 305; Ilias 11, 139) had plaats vóór de oorlog.
voetnoot297
als afgezant; Ov.: ‘als stoutmoedig redenaar’.
voetnoot298
van duizenden; Ov., soberder, ‘van mannen’; krioelt, nl. toen nog.
voetnoot302
Lat. Antenora junctum: de met hem eensgezinde (niet: verwante) A.; hij was een voornaam Trojaan, die ook de gezanten geherbergd had; vgl. Dl. VI, 372: 275.
voetnoot303
met reden: met mijn woorden; braven: dapperen; Ov.: ‘die onder hem aan de roof deelnamen’.
voetnoot304
en: en met zijn; hanthaven: beschermen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 306 oude uitg.: de handen. - 317 na bedreef bij H. en V. Vl. een vraagteken. - 319 's krijghslangduurigheit; Van L., V. Vl. splitsen; de bedoeling van het hs. blijkt niet met zekerheid; vgl. aant. bij Bk. II, vs. 858, en Aanvullingen. - 326 dryf; V. Lenn., Unger, Dif. dryft.
voetnoot305-06
Onthielden... af; Vgl. H. en Bi. op Bk. XIV, vs. 974.
voetnoot307
Ov.: ‘en dat was de eerste dag, waarop ik met u te zamen eeen gevaar doorstond’; d'eerste dagh; met opmerkelik genus.
voetnoot308-309
myn w. en myn verdiensten; Ov.: ‘wat ik met raad en daad nuttigs verrichtte’.
voetnoot312
matten en verduuren (overdúren): door de lange duur afmatten.
voetnoot314
-ge: Ajax.
voetnoot315
Ov.: ‘die van niets dan van vechten verstand hebt’.
voetnoot316-17
maer wat bedreeftge: wat hebt ge dan toch verricht; vgl. Dl. V, 323: 1258; en... bedreef, ongeveer voorzin bij 't volgende; vgl. Tekstkrit.
voetnoot318
de graften, nl. om het kamp der Grieken; geval: toestand, omstandigheden; vgl. Bk. VI, vs. 778.
voetnoot320
harden; vgl. Bk. X, vs. 542.
voetnoot321
dat; Ov.: ‘op wat wijze’.
voetnoot323b-26
Ov.: ‘Maar zie, enz.’; door een bedriegelike droom deed Jup. aan A. de zege als nabij aankondigen; toen deze daarop, om de krijgers op de proef te stellen, opheffing v.h. beleg voorsloeg, vond dit algemene instemming, tot Ulysses hen tot ommekeer bewoog; Ilias, Bk. II; bij Ov. behoort uit last van J. dan ook niet bij vs. 324b, maar bij 324a; wel zegt ook Ov. dat Ag. zijn houding met een beroep op Jupiter kon verdedigen; als V. met legt bezweeken bedoelt: ‘is ontmoedigd’, past dat dus niet in de oorspr. samenhang; eerder is het: ‘ligt (krachteloos) neer in de slaap’; Ajax dryf....: laat nu toch A. zijn best doen enz. (met verplaatsing in het heden; dergel. levendige wending bij Ov.)
voetnoot329-32
voor... ree: 'n voorbeeld van strijdvaardigheid; de passage is uitgebreid; van vs. 331-32 staat bij Ov. niets; op te merken de conjunctief in de voortgezette vraag, die daardoor in onderschikking overgaat: ‘om voor te treden’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 337 oude uitg.: halven; n in 't hs. weggekrast, maar zo, dat misvatting begrijpelik is. - 342 oude uitg.: na schant geen komma; in het hs. is eerst een leest. weggemaakt, daarna een komma geplaatst. - 348 hs. Areus.
voetnoot337
hem; de stryt (vs. 334).
voetnoot338
afloopen: wegzeilen; scheepsterm; Wdb. N.T. 1, 1166; enigszins anders Dl. II, 612: 1652.
voetnoot340
raestge: zijt ge van zinnen.
voetnoot341
H. over in uwe hant: ‘in uw macht’; hier prolepties.
voetnoot343
laster: oneer; van spyt: door ergernis; 1e lez.: my moedigh ingegeven; Ov.: ‘waartoe de smart mij welbespraakt had gemaakt’.
voetnoot344
verbaest: geheel van streek.
voetnoot345
en: en de; vliênde: vluchtklare; Ov.: ‘voerde ik de afgewenden van de ter vlucht gereed zijnde (profuga) vloot terug’.
voetnoot347
daer: terwijl.
voetnoot348
Terzyt (1e spell. wsch. met z; daarna s; ten slotte z): Thersites, de lelikste Griek voor Troje, om zijn schelden op de vorsten berucht; zoons: Agamemnon en Menelaus; 1e lez.: Terzyt de koningen durf wrevligh tegenvoeren.
voetnoot349
en houze staen (met opmerkel. samentrekking); mogelik, en dan onjuiste, weergave van erigor: ‘ik sta op’.
voetnoot352
in dees dagen; Ov.: ‘van deze tijd af’.
voetnoot354-55
Ov. enkel: ‘die hem, toen hij zijn rug liet zien, teruggesleept heb’; aenvoer': maer; eerder: aenvoere: en.
voetnoot356
Ov.: ‘Wie van de Gri.... zoekt u (tot makker)?’ (gelijk Diomedes mij).
voetnoot357
doorgaens: regelmatig.
voetnoot360
uitpikte: uitkoos (vgl. Dl. II, 621: 66; Dl. III, 140: 371).
voetnoot361-63
holp voort: hielp van kant; in de Ilias doodt Diom. Dolon en Rhesus (369); als ik: zoals ik; 't Lat. nos is hier werkelik meervoud: Diomedes en ik; jaght en aenslagh: spionne-onderneming; met ausum (‘het waagde’) duidt Ulyss. aan dat Dolon geen blodaard was; vgl. vs. 151.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 380 oude uitg.: Chersidam; zie ben. - 387 oude uitg.: bloeden.
voetnoot364-65
Ov.: ‘maar niet dan nadat’; voor imperf. = plusqpf. na toen vgl. Bk. VIII, vs. 1184; 1e lez.: eerst door dwang ons alles o.
voetnoot366-67
verzekert: met stelligheid onderricht; vgl. Bk. V, vs. 697; my stont te: ik had te; kon (poteram): had kunnen.
voetnoot368
Verkenningsdiensten werden rijk beloond; vgl. Ilias, X, 212-vlg.
voetnoot369
Resus; vs. 151.
voetnoot371
den dooden, nl. Dolon, wiens lijk zij meevoerden, na Rh.' paarden (die blijkens een orakel met 't lot van Troje verbonden waren) te hebben buitgemaakt, vgl. Ilias, X 526-vlg.; captivo (evenals door Valent.) niet met curru (de wagen; die zij bij Hom. niet meebrengen) verbonden, maar van de gevangen en daarna gedode Dolon verstaan; de vergelijking met een triumphus niet weergegeven.
voetnoot372
Hector had aan D. wagen en paarden van Achilles toegezegd; Ilias, X, 390-vlg.; eischte, Ov.: gevorderd had; u: van uwentwege; plaegen: grieven.
voetnoot374
voorstander: beschermer; Lat. fueritque benignior Ajax: ‘en laat A. dan nog goedgunstiger zijn (dan gij)’; vgl. vs. 159-vlg.; V.'s vertaling stemt met een aant. v. Farn. overeen.
voetnoot375
Sarpedon, bondgenoot der Trojanen; Ilias V.
voetnoot377-79
De hier genoemden zijn Lyciërs, krijgers v. Sarpedon; Ilias, V, 677-vlg.; vgl. Eneas IX, 1137-vlg.; Ifyt voor Lat. Iphitides (niet bij Hom.), patronym. bij Caeranus (hier vs. 379 Ceranon naar de accus.-vorm), maar in V.'s uitg. door een komma daarvan gescheiden; Charope (beter: :ps, of -pes) en Thoön horen in de volgende groep; Ceranon, met onjuist accent.
voetnoot380
Dezen (zie vorige aant.; Noëmon hoort bij de vorigen) doodde Ul. in 't gevecht waarover vs. 109-vlg. - Feridam, onjuiste vorm (Pheridamas); naar 'n andere lez. eerder Chersidamas (en Chersidam); aldus Hom.; zie Tekstkrit. en de aant. bij N. Heins.
voetnoot382-83
en uitgedaeght (niet bij Ov.), niet meer bij min.
voetnoot385
Ov.: ‘ook ik draag wonden, schoon door hun plaats zelve’ (nl. in de borst); als diamant: als een kostelik sieraad.
voetnoot386a
Vgl. vs. 14.
voetnoot388a
Ov.: ‘heeft zich afgebeuld’; staet: staat v. zaken, belangen (res).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 392 oude uitg.: na Troien geen komma. - 395 oude uitg.: Ontluistren; na blyven een komma. - 417 keurigh; het blijkt niet volkomen, of Vondel, zooals dikwijls in dit hs., de bedoeling heeft gehad de h weg te maken; oude uitg. keurigh.
voetnoot390-91
doorgaens; vs. 357; en... wonden; ziet op A.' onwondbaarheid (nog niet bij Hom.); Hercules had hem, nog kind, met een leeuwehuid omhuld, waardoor hij onwondbaar werd, behalve op één open plek: zijn zijde, of volgens anderen: de oksel, de nek; vgl. vs. 562; en Farn.
voetnoot392-93
Vgl. vs. 139-140, de aant.
voetnoot394
met onbescheet: onverstandig, onwelwillend; Vlaamse vorm, door V. in 't rijm benut.
voetnoot397-98
met... vermomt: onder de uiterlike gestalte van A.; P. droeg de wapenrusting v.d. wrokkende A.
voetnoot399
met zyn' verdaediger; Lat. cum defensore; ‘met hun (der kielen) verdediger (Ajax)’, behoort bij ab arsuris carinis, ‘van de reeds ten brand gedoemde schepen’; V. verstond het, een aant. bij Schrevel. volgend, van Hector, verdediger van Troje.
voetnoot402
slaen: slag leveren; vgl. Bk. VI, vs. 126.
voetnoot403
men wraektme: daarmee sluit hij mij buiten; vgl. over -me Bk. I, vs. 632 e.e.
voetnoot404
Versta: ‘bij de vermelding hoe hij, nochtans als de negende (of: één van de negen) die zich aanbood, en dan nog aangewezen door het lot enz.’; vgl. vs. 135-36, de aant.
voetnoot407
wy: ik,; zo altans bij Ov.
voetnoot408
verdrenken: verdrinken (door vermenging met het causatief).
voetnoot410
dees schoft: deze mijn schouder; waardoor hij dus bewezen had, de wapens van A. zeer wel te kunnen dragen (167-vlg.).
voetnoot412
Ov.: ‘ik zeg: op deze schouders, ik, 't lijk v.A., en tevens zijn wapens’.
voetnoot417
geweer = wapens; die zij Vulcanus vroeg te smeden.
voetnoot419
geschenk; Lat. dona, nl. van Thetis aan haar zoon; vgl. Eneas, Bk. VIII, Inhoudt.
voetnoot420
stont voor ‘staat’, door attractie (begreep); de herhaling van schilt (naast beukelaer) niet in de 1e lez.
voetnoot421
begreep eer aanv. wijs (N. Heins. norit: ‘begrijpt wel niet’), dan onjuiste weergave van novit (‘begrijpt’).
voetnoot423
Zeilstarren: de Pleiaden (vgl. Bk. I, vs. 80), naar het verband tussen hun opkomst (in de lente) en de zeevaart; de naam werd o.m. van Gri. plein, ‘varen’, afgeleid; Regenstarren, Bk. VI, vs. 340; H uitvoerig over die sterrebeelden, en Orion.
voetnoot424
Bk. II, vs. 225-vlg.
voetnoot422-25
volgt van nabij Ilias XVIII, 483-vlg.; Ov. noemt ook de beide steden, ene in vrede, ene in oorlog.
voetnoot425
Reus, voor Orion, vgl. Bk. VIII, vs. 292; Dl. VI, 396: 569.
voetnoot426
hun onbewust (bij cieraet): waar hij niets van begrijpt.
voetnoot427
Lat. quid quod, ter inleiding v. een sterker gegeven: ‘maar wat dunkt u; wat meer is; ja zelfs’; vgl. Bk. IX, vs. 274; voor deze passage vgl. vs. 52-vlg.
voetnoot428
aengenomen: ondernomen.
voetnoot431
verbeurt: misdaan.
voetnoot432
waeren: zouden geweest zijn; vgl. Bk. VI, vs. 212-vlg.
voetnoot433
eer; nl. dan Achilles.
voetnoot434
1e lez.: Myn lieve vrou verletme, en zyne moeder hem; Ov. heeft bij beide 't bnw. pia.
voetnoot439
vonden: vernuftvondsten.
voetnoot440-41
‘Maar U. werd geenszins door A.'s vernuft betrapt, ontdekt’.
voetnoot442
houden: vinden.
voetnoot443
1e lez.: Met zyne losse tong; Ov.: ‘domme tong’; nukken, vgl. Bk. I, vs. 194.
voetnoot447
beledight: aangetast, in 't nauw gedreven.
voetnoot448
onverdedight: zonder zich te kunnen verdedigen.
voetnoot451
bekreeten: onder tranen (niet bij Ov.).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 456 oude uitg.: weên.
voetnoot453b
‘Ge hebt uw instemming daermee betuigd’.
voetnoot455
zich t'onthouwen: daar te verblijven.
voetnoot456
ween: smart; vgl. Bk. IX, vs. 385; en Tekstkr.; benouwen; Bk. XI, vs. 640.
voetnoot457
lenigen; H leidde 't af uit Lat. lenire; hij merkt op, dat Kil. en Plant. het nog niet hebben, en hij het ook bij anderen niet gevonden heeft; optoght, zie vs. 50; wacht: milit. wacht, oorlogswerk (Ov. ‘oorlog’).
voetnoot458
was te vrede: stemde toe; en.... zacht; Ov. alleen: ‘en leeft’.
voetnoot459
heilzaem en getrou; Ov.: ‘niet slechts eerlik gemeend (fida; getrou), maar ook heilzaam’; klemt. op en.
voetnoot461
waerzeggers; Calchas en Helenus; vgl. bij vs. 68-69.
voetnoot464
beschikken: in orde brengen.
voetnoot465
een... hooft; Ov.: ‘de van ziekte en toorn razende man.’
voetnoot467
Simoïs, rivier bij Troje.
voetnoot471-73
Ov.: ‘dan dat, wanneer mijn geest ophoudt voor uw belangen te waken, enz.’
voetnoot479
noch: toch.
voetnoot480
haelen; Lat. aggrediar: ‘ik zal op hem afgaan, hem aanpakken’.
voetnoot481-83a
Ov.: ‘en uw pijlen bemachtigen... evenzeer als ik mij van de Trojaanse ziener gevankelik meester maakte’ (vgl. vs. 152): met waerzeggery bij diende.
voetnoot483b
Niet rechtstreeks uit Godts kapellen, maar uit Helenus' mond; uit G.k. is weerslag van responsa deum; Godt ‘de godheid, vgl. Bk. VIII, vs. 745.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 501 oude uitg.: na Ilium een komma.
voetnoot485
derf; vgl. Bk. VII, vs. 172.
voetnoot486
werf, waar de schepen lagen.
voetnoot487
echter: andermaal; dan nog.
voetnoot490
‘die zo sterk zijnde om niemand wat geeft’.
voetnoot491
Ov.: ‘waar zijn van deze grote man de nog grotere (ingentia) woorden?’
voetnoot493
vreest: schrikt ervoor terug; vgl. Bk. IX, vs. 404.
voetnoot494
door spits en zwaerden; Ov.: ‘tussen de woest dreigende (feros) zwaarden door’. - H wil voor spits: spiets; maar vgl. XI, vs. 681 spits en wapens (geen hendiadys); V. Lenn. neemt 't hier wel terecht als hendiadys; vgl. Bk. VIII, vs. 469 spits en speer (hend.); Dl. II, 678: 829; Dl. VI, 719: 785.
voetnoot495
zelf: zelfs.
voetnoot496
krygen: wegroven.
voetnoot497
zonder dat: had ik dat niet gedaan.
voetnoot498
prat (trots), in ‘oneigenlike’ gebruikswijze bij gevoedert; de 1e lez.: En zeven doet vermoeden dat 't eerst bij schilt gedacht was, of zelfs bij (Ajax en) braveeren.
voetnoot500
die nacht; Bk. X, vs. 664; hoop: de gerechtvaardigde verwachting; Ov.: ‘die nacht is door mij de overwinning op Troje behaald.... toen ik het verwinbaar maakte’.
voetnoot501
uw bestaen: wat ge zoal ondernomen hebt.
voetnoot502
Ov.: ‘Houd toch op met uw blik en gemompel telkens op mijn vriend D. te wijzen’. - Niet vertaald zijn de Lat. vss. 351b-353: ‘Hij had zijn aandeel in de roem bij die gelegenheid. En ook gij waart niet alleen, toen gij met uw schild de bondgenotenvloot beschutte; u echter verzelde een schare, mij een enkel man’.
voetnoot503-505
Voor de constr. vgl. Bk. XI, vs. 499-vlg.; zij is ook hier naar 't Latijn.
voetnoot506-10
Ajax zyn (beter: uw) genan (naamgenoot); zie Bk. XII, vs. 797; zediger beraên: bescheidener; vgl. vastberaden. - Eurypylus, een der dapperste aanvoerders, zo ook Thoas, zoon v. Andraemon; Idomeneus, kon. op Creta; Meriones was zijn wagenmenner; de vs. 502-10 genoemden vormden met Ajax, Ulysses en Agamemnon de negen, waarvan boven (vs. 404) sprake; H. kritiseert de namen in 510, daarbij t. onr. het accent in Merion (Meriones) afkeurend; vgl. Bk. XI, vs. 599. 1e lez. van 510 (aansluitend bij een eerdere redactie van 509): Meriones, en Menelaüs, noit vervaert.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 515 hs. gy. - 522 Ho. gemeen. - 530 Ho. zwaerigheit. - 535 oude uitg.: Godt; H godt.
voetnoot512
ongeweigert: zonder te weigeren; vgl. Dl. III, 192: 18.
voetnoot516-17
reukeloos bij te waegen; reukeloos en zonder noot heeft V. tot driemaal toe omgewisseld.
voetnoot519
wanneer... zal; afh. vraag.
voetnoot522
gemein; met de -ei- schijnt V. het geringe, elders het rustieke, te accentueren; vs. 1162; vgl. Bk. I, vs. 159; VII, vs. 729; en Tekstkr.
voetnoot524
1e lez.: wat meest is moet men loven.
voetnoot529
vroomsten: dapperste; Bk. IV, vs. 122; toegeleit: geschonken.
voetnoot531
uitroien; vgl. Dl. II, 532 (531): 3.
voetnoot532
Ov.: ‘en door het verwinbaar te maken héb ik het hoge Pergamum (Troje) genomen’; V.'s vertaling is op z'n minst onduidelik; men kan de 2e vershelft als verduideliking (en: namelik) van de 1e verstaan; vgl. Bk. VII, vs. 649.
voetnoot533-34
verzoeke ik: doe ik mijn verzoek; om den staet der Grieken: om wille van, bij 't openbaar belang der Gri.; Ov.: ‘bij onze gemeenschapp. verwachtingen.’
voetnoot535
godt en... Pallas: 't heilig beeld der godin Pallas; godt: de godheid; by duister ook bij geschaekt.
voetnoot538b
‘en bij alle werk dat men nog beraamt’.
voetnoot540
Beter ware: indien gij namelik meent enz.’
voetnoot541
vorderen: bevorderen.
voetnoot542
noit enz.; bij my.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 547 oude uitg.: na vermagh een komma. - 551 oude uitg.: na ongevallen geen komma.
voetnoot543
rustigh: kloekweg.
voetnoot544
heilighdom; vs. 535.
voetnoot547
voeghelyk: op geschikte wijze.
voetnoot551
ongevallen; Lat. Iovemque: ‘en (zelfs) Jupiter’.
voetnoot553
Ov.: ‘kon alleen aan zijn (eigen) toorn niet weerstaan.’
voetnoot554
spyt: verbittering.
voetnoot555
het zwaert; nl. zijn eigen zw., eertijds van Hector ontvangen; Ilias VII, 303.
voetnoot556
die... dreigen; niet bij Ov.
voetnoot562
onversaeghde; Ov.: ‘toen voor 't eerst gewond’; borst, in afwijking van het bij vs. 390-91 aangetekende; 1e lez.: Door 't noit gewonde lyf; tot aen 't gevest; Lat. qua patuit ferro: ‘op de wondbare plek’.
voetnoot563
niet; versta: niet meer.
margenoot+
[Randschrift:] Ajax in eene Hiacint.
voetnoot566-69
Vgl. Bk. X, vs. 291-vlg.; Dl. II, 788: 545; mellen: melden; doen lezen; streng: dapper; ten... fier, niet bij Ov.
voetnoot570
zeeghaftigh, nl. in de strijd over de wapens v. Achilles.
voetnoot571-73
Op Lemnos hadden kort voor de Argonautentocht de vrouwen alle mannen gedood; slechts Hypsipyle redde haar vader (gade dus onjuist) Thoas; vgl. Dl. IV, bl. 348-vlg.; over berucht, vroeger ook in neutrale, en in gunstige zin bekend, H; van (573): door.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 585 oude uitg.: na non een komma.
voetnoot574-76
Vgl. vs. bij 77; Ov. zegt niet dat Ul. de oorlog beeindigde; in 't ende, nl. eerst in het 10e jaar.
margenoot+
[Randschrift:] Hekuba in eenen hont.
voetnoot578
Hekuba; vgl. voor deze passage (maar niet de metamorfose) Dl. II, bl. 529-vlg.; Gysbr. vs, 1406-vlg.; Simons, Vondel's Gysbr. v.A. (1902), bl. 8-vlg.; Dl. VI, bl. 458-vlg.; Coster's Polyxena; in 't verhaal v. Polyxena, en Polymnestor, volgt Ov. Euripides; bij deze heeft het offer v. Polyxena plaats in Thracië, bij Seneca en Vergil. (Aen. III) in Troas; vgl. Dl. VI, 508: 377.
voetnoot579
uitheemsch: in vreemde streken, nl. in Thracië, zie 't vervolg; voor de klemt. vgl. Dl. IV, 83: 131; bloet: bloedverwanten; staeten: waardigheden; vgl. Dl. II, 56: 16.
voetnoot581
in Helles straet: in (langs, bij) de Hellespont; door V. op 't spoor van zijn Lat. tekst met Ilion (‘de stadt’) verbonden; 't past beter bij 't voorafgaande: Cynosséma (zie bij vs. 817) lag aan de Zuidpunt van de Thraciese Chersonesus.
voetnoot582-84
Ov.: ‘het altaar van Jupiter had het luttele bloed v.d. oude Priamus opgezogen’; heer: vorst.
voetnoot585
Cassandra, dochter van Pr. en Hecuba; non: maagdelike priesteres.
voetnoot586
by 't hangend haer; vgl. Dl. VI, 446: 439.
voetnoot589
onbevlekte joffers; Lat. matres, ‘(getrouwde) vrouwen’; wellicht is V.'s vertaling door zijn eigen Klaerissen uit de Gysbr. beinvloed; vgl. vs. 975.
voetnoot590-91
poort en posten; vgl. Bk. VIII, vs. 542 (?)
voetnoot592
Hektors oir (stamhouder): Astyanax; stort neder; Ov.: ‘wordt neergeworpen’.
voetnoot595
bevryde: beschermde; vgl. Bk. XII, vs. 459.
voetnoot596-97
hen: Agamemnon en de zijnen (vs. 626). Het klapperen der zeilen is niet weergegeven; voorwint; H over die schrijfw. (alsook over voordewind als znw.); bij eigl. gebruik gaf hij de voorkeur aan voor wind; Bi.; vgl. vs. 893.
voetnoot599-600
Trojaensche vrouwen: de Tr. vr.; vgl. vs. 683; Bk. IV, vs. 42; over de klankspeling kussen de kust H, ook op I 359; voor de spell. tussen vgl. bij vs. 668.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 603 oude uitg.: uitterste. - 615 oude uitg.: na elenden een dubbelpunt. - 616 oude uitg.: na overleg een komma.
voetnoot603
het... aenschouwen: het is droevig om aan te zien; vgl. Dl. IV, 112: 826 bedruckten ondergangk.
voetnoot606
asch; 1e lez. as; vgl. vs. 741; Dl. II 464: 20; 468: 99; Bk. II vs. 285; des mans; onjuist voor: van Hector (haar zoon).
voetnoot608
in; beter: op; een gaef; zie over de gebruikelike gaven Dl. VI, 488: 106-vlg.
voetnoot607-608
1e lez.: liet ten leste eilaessi... voor 't lyk, gelyk een staessi.
voetnoot610
in in 't oog van; nl. aan de overzijde, in Thracië, aan de mond van de Hebrus.
voetnoot611
bezeten van: bewoond door; Bistonen, een volksnaam.
voetnoot612
Polymnestor, of beter: Polymestor, kon. der Bistoniërs; de naamsvorm met n bij Farn., Schrev., D. Heins.; ook bij Coster; zonder n bij N. Heinsius; vgl. Dl. VII blz. 13.
voetnoot613
Polydorus, zoon v. Pr. en Hecuba; vgl. Dl. VI, bl. 486; beval te voên: toevertrouwde ter opvoeding (commisit alendum).
voetnoot615
der... elenden: van Troje's rampspoedige ondergang.
voetnoot616-17
kon... onthouden: had de hebzuchtige slechts zich van schending kunnen weerhouden; een zeer gedrongen constructie, want 't is juist de hebzucht die hem dat belet; voor imperf. in de irrealis vgl. Bk. VI, vs. 212-vlg.; 1e lez.: het schenden Der hant; die bij gierigheit; gout, nl. de door Priamus als loon geschonken schatten.
voetnoot618
blinden: verblinde.
margenoot+
[Randschrift:] Polidoors omkomen.
voetnoot619
staet: lotstoestand, fortuin (fortuna).
voetnoot621
1e lez.: En steekt het voesterkint den strot af met zyn hant; Lat.: juguloque sui defigit alumni.
voetnoot622-26
Ov.: ‘en alsof tegelijk met het lijk de misdaad kon worden uit de weg geruimd, wierp hij van een rots af de ontzielde in de golven beneden’; de weergave is in vs. 620-24a niet gelukkig; voort kan desnoods zijn: ‘aanstonds’; wryten: (gewetens)foltering; vgl. Bk. XII, vs. 348; 'n oudere bet. is ‘krassen, kerven, wonden’; H: ‘de schorre klank van deeze herhaalde WR drukt de wrangheid der betekende zaake niet kwaalyk uit’; plompt: plompt hij; los; vgl. Bk. VIII, vs. 829.
voetnoot627
te vaeren, nl. naar het vaderland.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 634 oude uitg.: roept hy. - 653 oude uitg.: na bloot een punt.
voetnoot630
uit... kloove; beter: uit een kloof in de grond.
voetnoot632-33
van.. aengedreven, bij Achilles schim; Ov.: ‘en zijn gelaat had dezelfde dreiging als op dat tijdstip toen de onstuimige (held) met zijn ongerechte (naar de lez.: iniusto; ongerecht nl. als getrokken tegen de koning) zwaard Ag. te lijf wilde’; vgl. Ilias I, 188-vlg.
voetnoot634
zegt; zie Tekstkrit.; Lat. inquit.
voetnoot636
deught: dapperheid (virtus).
voetnoot639
overleên; vgl. Bk. IV, vs. 585.
voetnoot640
streng: hard.
voetnoot641
grootmoedige: heldhaftige; vorstin, prinses; Ov.' plus quam foemina: ‘bovenvrouwelik’ niet weergegeven.
margenoot+
[Randschrift:] Polixena geoffert.
voetnoot642-43
die... omhelst; Ov.: ‘voor wie zij tans bijna alleen nog zorgde’ (fovebat, ‘koesterde’); nog leefde Cassandra, en naar Hec. meende, Polydorus; die is Polyxena.
voetnoot644b
Niet bij Ov.; hooftgebot: beslissend gebod.
voetnoot648
ten offer: om het offer te voltrekken; vgl. de passieve opvatting vs. 669.
voetnoot650
stant: staat.
voetnoot651
het: het bloed.
voetnoot652
Ov.: ‘hetzij mijn hals of mijn borst’; vgl. vs. 653.
voetnoot654
moet: fierheid; snoot: gering; H.
voetnoot655
gaen voor: gelden als (vgl. Bk. X, vs. 447); hier ongeveer: zijn; gy... afmaeien; niet bij Ov.
voetnoot658
verzette: van zich afzette, te boven kome; Ov.: ‘Slechts zou ik wensen, dat mijn moeder onkundig kon blijven van mijn dood’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 659 oude uitg.: na alleen een komma.
voetnoot661
billyker; vgl. vs. 145; Bk. VIII, vs. 703.
voetnoot662
verweze; nl. ter dood.
voetnoot663
rustiger: blijmoediger; vry d.i. niet als een slavin behandeld.
voetnoot664
Lat. si justa peto: ‘indien het billik is wat ik u vraag’; V. vatte peto op als ‘ik bid (tot de goden).
voetnoot665
Staat parallel met vs. 662.
voetnoot666
1e lez.: vrywilligh en van zelf; Lat. liber sanguis: het bloed ener vrije maagd.
voetnoot667
wie 't is: wie 't ook is; 1e lez.: wien 't zy (?); Lat. quisquis est.
voetnoot668-70
1e lez.: ondertusschen; vgl. vs. 90, vs. 600, Bk. III, vs. 542; bij Ov. gaat de bijzin zoo... be voorop; nu slavin... ree; 1e lez.: geen slavin gevoert door zee (d.i. over zee); resp. naar de Lat. lezingen nunc captiva (Farn., Schrev., D. Heins.) ‘nu een gevangene’, en non c. (N. Heins.): (Priams dochter, en) niet een gevangene.’
voetnoot672
maer traenen: maar om (d.i. voor) tranen; grooter van hoope: in betere omstandigheden.
voetnoot673b
Ilias, XXIV; het is daar haar gemaal Priamus, die Achilles het lijk van Hector afkoopt; hij onderneemt echter de gevaarvolle tocht eer tegen dan mèt de zin van Hecuba.
voetnoot674
daer: terwijl.
voetnoot675
offeraer; 1e lez.: offerman; vgl. Bk. VII, vs. 817; X, vs. 151 (beide malen voor ‘offerpriester’); Ov. gebruikt hier ook sacerdos, maar Pyrrhus is dat niet van ambtswege.
voetnoot677
daer... stont: terwijl zij, gemakkelik te treffen, voor hem stond; Lat. praebita praecordia: ‘de borst die zij hem bood’; vgl. Wdb. N.T. XIV, 830; alsook H; en Bi. die het noemt: ‘een afgevallen blad, nu verdord’, een ‘taaloudheid.’
voetnoot677b-79
met de ziel: gelijk met het wijkend leven; 1e lez.: toen de beenen onder 't lyf (:kout en styf Ter aerde plofte); ook zonder; vgl. Bk. II, vs. 197.
voetnoot680
onbeteutert: onverschrokken.
voetnoot682
schaemroot: (als blijvende eigenschap) beschroomd, ingetogen; vgl. schaemroode ziel, Dl. IV, 432: 70; achtergeplaatst bnv.? (vgl. bij Bk. XII, vs. 572); eerder dan bep. v. gest., bij zy.
voetnoot683
Troiaeninnen; vgl. vs. 599?
voetnoot685
erbarmelyk: deerlik; H. over onbarmelijk, en over erbarmelyk ‘medelijdende.’
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 690 oude uitg.: eene. - 694 oude uitg.: naeulijx. - 708 oude uitg.: quader. - 712 oude uitg., ook Ung., Dif. nog, vroumens; vgl. Bk. II, vs. 546; IX, vs. 1123.
voetnoot687
een: één (Lat. una).
voetnoot688
flus: nog voor kort.
voetnoot690
Azien; vgl. bij Bk. VII, vs. 702; dat, blijkens vs. 691 bij beelt (= Hecuba).
voetnoot691-93
Ov.: nu niet meer dan een waardeloos deel (sors; bij V. lot) van de buit, dat U. de overwinnaar niet zou willen hebben, of 't moest dan zijn omdat zij Hector ter wereld heeft gebracht’. 1e lez. (693): Behoudens datge, vrou, noch Hektors moeder zyt (:van niemant nu gevryt); bij wrokken is Ulysses als onderw. te denken.
voetnoot700
ongebonden: uitgelaten; vgl. Bk. IV, vs. 176.
voetnoot701
gelyk... gewoon: gelijk zij reeds zo vaak gedaan had.
voetnoot702-704
Ov.: ‘en haar grijze haren sleurend door het geronnen bloed, sprak zij, zich de borst verscheurend, onder meer andere klachten, als volgt.’
voetnoot704b
o kint; 1e lez.: o spruit.
voetnoot705
leste: laatstovergeblevene.
voetnoot706
veur (in 't rijm); vgl. Bk. XII, vs. 576; en Bk. II, vs. 370 (veur 't voorhooft, ter vermijding van klankgelijkheid, zoals V. ook heur voor haer benut); Faëton, vs. 514: dat 's u veur door deze poort.
voetnoot708-10
op dat enz.; Ov.: ‘En, opdat ik geen der mijnen verlieze zonder'n gewelddadige dood, ontvingt ook gij een wonde’; achter besterf oorspr. een vraagteken.
voetnoot713-15
Ov.: ‘En dezelfde Achilles, die de ondergang van Troje was (exitium Trojae; door V. vs. 713 ten onrechte als een zelfst. subjekt genomen) en mij (van mijn kinderen) beroofde, heeft zovele uwer broeders gedood, en nu ook u’.
voetnoot715
1e lez.: Ook zelf Achilles, het bederf van stam en neven; neven: verwanten.
voetnoot716-17
Vgl. Bk. XII, vs. 759-vlg.
voetnoot718-19
‘behoeft gij te vrezen’.- Ov.: ‘nu is tenminste A. niet meer te vrezen; (maar) ook nu (d.i. toen) moest ik nog voor hem vrezen’. V.'s maer komt te laat; hij las wel nec voor nunc; begraven; vgl. Bk. VIII, vs. 74.
voetnoot720
beoorloght; voor de vorm vgl. Bk. IV, vs. 836; stam: geslacht.
voetnoot722
die: van hem die (?); vgl. Bk. IV, vs. 1087; ook: ook zelfs; 1e lez.: noch.
voetnoot723
kinderzaligh voor: kinderrijk ten bate van; vgl. Bk. VI, vs. 272.
voetnoot724-25
zoon van Eakus: Achilles; Lat. Aeacida; Ach. was Aeacus' kleinzoon; negentien van haar zonen waren door A.' hand gevallen; vgl. Bk. I, vs. 838; XII, vs. 802. - 't hooft... wateren: Neptunus.
voetnoot728-29
Naar de lez.: Si finita tamen (N. Heins., Schrev.); beter: Sed f.t.: ‘..maar het is tenminste ten einde; voor mij echter alleen blijft Pergamum (d.i. Troje, het lijden van Tr.) voortduren.
voetnoot731
ontzaghlyk: ontzag inboezemend.
voetnoot732
man: bij Ov. sluit dit de opsomming: ‘schoonzonen, kinderen (natis omvat beide zonen en dochters; vgl. vs. 914 kindren, Lat. natorum, en vs. 910), schoondochters, en man’.
voetnoot735
Voor: als; Penelope, gemalin v. Ulysses, op Ithaca; leert, niet in de zin van ‘onderricht’, vgl. Bk. IV, vs. 928.
voetnoot736
1e lez.: gebuurinnen.
voetnoot742
zielzoen; vgl. Bk. XII, vs. 471.
voetnoot751
vader... omgekoomen; Ov.: ‘gelukkig (nochtans) is hij door zijn dood’; vgl. het voorgaande.
voetnoot752
neêrslagh; vgl. Bk. VIII, vs. 611.
voetnoot753
teffens: tezelfdertijd.
voetnoot755
En sterven; 1e lez.: En leven; uitbesteet voor dotabere: ‘(als) met een bruidschat begiftigd worden’; Ov.: ‘gij zult toch zeker een (eervolle) begrafenis als bruidschat krijgen?’
voetnoot757
Versta: ‘ach, enz.’
voetnoot758
Vgl. Bk. II, vs. 452.
voetnoot761-62
1e lez.: haer moeder.... dat is Polixeen.
voetnoot765
hendiadys; bedoeld is het hof van Polym(n)estor; vgl. vs. 612.
voetnoot766-67
en het stof, niet bij Ov.; vaegen bij stof.
voetnoot769
van 't hooft: los.
voetnoot770
schaer van Tr.: Trojaanse vrouwen.
voetnoot771
eemer, voor Lat. urna ‘kruik’; vgl. Dl. II. 561: 545 emmer, ‘lijkurn’.
voetnoot773
Polidoor: het lijk nl. van Polydorus; ongerust: met angst in de ziel; maar het zou ook bij aendryven (‘heen en weer geslingerd’) kunnen behoren, of bij water (‘woelig); vgl. Bk. XII, vs. 572.
voetnoot778
stokstyf... staek; de vergelijking leert, dat voor V. stok-meer was dan een versterkend prefix; Ov.: ‘als een harde rotssteen’.
voetnoot782
een wreet bestaen; toevoeg, v.V.; bestaen: bedrijf; de oorzaak is voor 't gevolg (het deerlik uitziende lijk) genomen.
voetnoot783
bovenal de wonden; versta: nog meer dan het gelaat.
voetnoot785
opsteekt; vgl. Bk. V, vs. 7.
voetnoot786
stoel: troon.
voetnoot787
Ov.: ‘beroofd van haar nog zuigende welp’; H over plonderen van.
voetnoot788b
bij vyant.
voetnoot790
ouderdom, nl. van haarzelf.
voetnoot791
zoet (graag) op moorden; Ov. enkel: de dader van die gruwzame moord’; H over zoet op, naar; Bi: zoet op moorden, ‘een uitdrukking, die de menschelijkheid-zelve in 't hart grijpt.
voetnoot793-94
want enz.; aldus veinst zij nl.; verborgen schat en overschot, hendiadys; der uitgeroide stadt, nl. Troje; het detail, dat de schat van Troje afkomstig heette, vermeldt Farn. naar Eurip.
voetnoot795
den zoon, 3e nv.; leveren in handen, H, ook bij Bk. VI, vs. 815.
voetnoot796
branden; 1e lez.: brandden; vgl. gelooft, vs. 788.
voetnoot797
1e lez.: goet, inschokkende; vgl. Bk. XIV, vs. 262.
voetnoot798
alleen, nl. P. -alleen; vgl. vs. 806; bezydenwaert; Lat. in secreta, ‘op een afgezonderde plaats’; Farn.: ‘in een tent’.
voetnoot800-803
Ov.: ‘dat alles hem zal geworden, wat gij geeft, en ook vroeger reeds gegeven hebt, dat zweer ik bij de goden’; trou, bijwoord; in dit geval: in deze zaak; voort: zonder uitstel.
voetnoot804-805
en zwol enz.; Lat. tumida (‘gezwollen’) hoort bij ira; maar Schrev.: ‘naar het uitwerksel: de toorn maakt gezwollen, opgeblazen’.
voetnoot806b
1e lez.: een' te straf gevangen troep (vgl. Lat. captivarum); wijziging om welluidendheidsmotieven? of ook omdat te straf(gevangen) niet voldoende als ‘ornans’ kenbaar was.
margenoot+
[Randschrift:] Polimnestors oogen uitgekrabt.
voetnoot810
loch; Bk. XI, vs. 669; na aanv. wijziging in in de winklen van weêrzy herstelde V. (vgl. vs. 811) de oorspr. lez.
voetnoot811
winkelen; Bk. I, vs. 566.
voetnoot812
rinkelen: rinkelrooien, lawaaiend rondlopen; vgl. Wdb. N.T. 13: 557-vlg.; loopt, inchoatief op te vatten.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 840 oude uitg.: vierdaegen.
voetnoot814
slaen kan zijn ‘doden’, vgl. Bk. X, vs. 318; niet aldus bij Ov.
voetnoot816
verbast; vgl. Bk. VIII, vs. 463; loopt heenen; niet bij Ov., die evenmin als V. nodig acht, de verandering in een hond hier (vgl. vs. 580) verder met zoveel woorden te vermelden.
voetnoot817
nl. Cynosséma (gri.), d.i. ‘hondegraf(teken), een landtong op de Thrac. Chersonesus; ook 't graf v. Hecabe (Hekabessema) geheten; vgl. bij vs. 581.
voetnoot821
Ov.: ‘alle goden; zózeer allen, dat ook Juno-zelf enz.’ (die overigens de Trojanen vijandig gezind was); verstaet: is van oordeel.
voetnoot822
1e lez.: zulk een zwaere straf de’.
voetnoot823
Haar zoon Memnon, koning der Ethiopiërs, was bondgenoot der Trojanen; zijn vader was Tithonus, een broeder v. Priamus; vgl. Bk. IX, vs. 588; en Bk. IX, vs. 972-vlg. over haar liefde tot Cephalus; Memnon wordt in de Ilias niet, in de Odyssee wel vermeld; er bestaat over hem een gedicht (Aethiopis) van Arctinus.
voetnoot824
zich keeren aen; vgl. Bk. X, vs. 552; Kon, 1e lez.: Wou.
voetnoot826-27
Het geval had zich dus reeds veel vroeger voorgedaan: chronologies passen de sagen daarom niet bij elkaar.
voetnoot829
nuchtren dagh; vgl. nuchtre dageraed, Dl. III, 188: 31.
voetnoot828-30
Ov.: ‘en de kleur, waardoor de morgenstond (matutina tempora; tempora door V. als “slapen, gelaat” verstaan) rozig rood glanst, was verbleekt’; schoon, bijw.; met... bestreeken, in een zeer verbleekte opvatt. v.h. ww. ‘bezet, versierd’ (vgl. Wdb. N.T. 2, 2179), alsook van roozeblaên; sterk plasties daarentegen b.v. Dl. I, 808: 13 (miskend door Overdiep, Onze Taaltuin II, bl. 261).
voetnoot832
Eerdere lez.: Zy veronwaerdight; vgl. Lat. (non) est dedignata; de definitieve lez. herstelt de oorspronkelike.
voetnoot834
1e lez.: in een droeve moeders schyn.
voetnoot837-38
heiligheit (1e lez.: heilighdom) En kerken; hendiadys.
voetnoot839
woutaltaeren; vgl. het Bk. VII, vs. 597 opgemerkte.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 860 oude uitg.: groien; ook nog Ho., H.
voetnoot842
diensten opdraegh'; vgl. eer opdragen, Horat. Bk. IV, XIV, bovenschrift.
voetnoot843
de schimmen zwichten; Ov.: ‘ik de grenzen v.d. nacht bewaak’ (opdat nl. de nacht niet blijve duren).
voetnoot846
Noch: toch.
voetnoot849
oom: Priamus.
voetnoot851
aller goôn; Ov., minder algemeen: ‘zo hebt gij, goden, het gewild’; sic Dii voluistis (Farn.).
voetnoot852
By nacht; niet bij Ov.
voetnoot855-56
toen... koolen; Ov.: ‘de .. brandstapel stortte.. ineen’.
voetnoot858
verbiet te straelen; Ov.: ‘en (daardoor) het zonlicht tot beneden kan doordringen’.
voetnoot859-60
vonken; onjuist; Lat. atra favilla: ‘zwarte as’; met deze misvatting hangt samen gelyk... geklonken; Ov. zegt, dat de verdichte as vorm en gedaante aanneemt, en aan het vuur warmte (naar de betere lez.: calorem, N.H.; Farn.-Schrev. colorem ‘kleur’) ontleent.
margenoot+
[Randschrift:] Memnons asch in vogels.
voetnoot862
luchtigheit: lichtheid; vgl. Bk. XI, vs. 1016; bestelt: verschaft.
voetnoot863
een... vogel; Ov. primo similis volucri: ‘eerst [nog slechts] gelijk aan een vogel, (weldra een echte vogel)’; rennen, van een vogel, vgl. Bk. XII, vs. 716.
voetnoot865
een' vlugt; 1e lez.: een' hoop; vandaar het anders ongewone genus; gezusteren, nl. vogels van dezelfde soort; Lat. volucris, ‘vogel’, is vrouwelik.
voetnoot868
uit toren (toorn), niet bij Ov., maar vooruitlopend op vs. 868; 1e lez.: vol toren.
voetnoot870
1e lez.: Elkandre gaen te keer met klaeuwen, bek en been; de verwijdering van been had voor gevolg het afwijkende tempus (bestreên).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 878 zie ben. - 882 oude uitg.: Bedaeuwende. - 885-86 Ho. mé, sté. - 890 Ho. allerhanden.
voetnoot871
bloên en druppen, hendiadys; Ov. spreekt enkel van ‘afmatten’.
voetnoot872
Het is ook bij Ov. niet duidelik, of enkel op de onderlinge verwantschap gedoeld wordt, of (ook) op die met Memnon; wschl. het laatste, wegens de oude zede, dat bloedverwanten op iemands graf geofferd werden.
voetnoot874
als die; vgl. Dl. VII. bl. 387: 18; deze, verklarende, constructie, in de 19e e. nog gangbaar, is tans door als zijnde e.d. op zij gedrongen; Ov. ‘gedachtig dat zij enz.’
voetnoot875
Memnoners; Lat. Memnonides; bedoeld is een soort zwarte haviken, die in de herfst in Troas te zien waren.
voetnoot876-77a
Versta: ‘Telkens als de zon de Dierenriem heeft doorlopen’, d.i. als een jaar voorbij is; Ov. spreekt van de 12 tekens; vgl. Bk. VI, vs. 774-vlg.; dwersriem, vgl. Dl. II, blz. 274, in margine.
voetnoot877b-78
Zij vernieuwen dus jaarliks de strijd, en sterven strijdend; naar de lez.: parentali moriturae morte rebellant (Farn.); in parentali een toespeling op de parentalia der Romeinen, een jaarliks lijkofferfeest, op welke dagen ook vaak zwaardvechtersspelen werden gegeven; wellicht bevat moriturae tevens een toespeling op het morituri te salutant. - Men verwacht na vs. 878 een punt (zo V. Lenn., Ung., Dif., zelfs met alinea) of puntkomma (V. Vl.), maar hs. en oude uitgaven hebben de komma).
voetnoot879-81
Versta: ‘Zo kwam het, dat weliswaar anderen oordeelden dat enz., maar Aurora enz.’; anderen, 1e lez.: andren dat; jammeren en steenen, Ov.: ‘blaffen’, d.i. in een blaffende hond veranderd zijn.
voetnoot882
Versta: ‘als dauwdruppels bevochtigen haar tranen de aarde’; voor medoogende vgl. vs. 936, Bk. VII, vs. 461; Lat. pias lacrymas.
voetnoot883
Vgl. voor dit gedeelte, tot Bk. XIV, vs. 807, het laatste deel van het tweede en het derde Bk. der Aeneis, door Ov. als bron benut.
voetnoot884
de hoop; Ov.: ‘ook (zelfs) de hoop’.
voetnoot885-86
Vgl. Guld. Winckel XXV. - huisgoôn en Vestaes heilighdom; Ov. alleen sacra: ‘heilige zaken’; vgl. echter de aant. bij Schrev., en hier Dl. VI, 438: 332-337, alsook 472: 750-51.
voetnoot888-89
meer... ryxschat; Ov.: ‘van zoveel schatten kiest hij enkel die buit en zijn zoon Ascanius’; V.'s woorden zullen dus ook op hem slaan; Antander, beter: Antandrus (Lat. abl. Antandro), havenstad van Troje, waar de vluchtelingen een vloot bouwden.
margenoot+
[Randschrift:] Eneas zeetoght.
voetnoot891
Verlaet, nl. na die eerst aangedaan te hebben, en er zelfs een stadsaanleg te hebben aangevangen; vgl. Dl. VI, 484: 50-vlg.
voetnoot892
Ov. heeft 't oog op het bloedwonder, waarover zie Dl. VI, t.a.p.
voetnoot893
voor wint; vgl. vs. 596-97.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 894 oude uitg.: godt. - 897 oude uitg.: godt. - 902 oude uitg.: wierook.
voetnoot894
reisgenoot; enkv. voor het meerv. (Lat. sociis); godt Apolloos stadt: de hoofstad v.A.'s geboorteeiland Delos.
voetnoot897
priesterdom: priesterlike bediening; Anius was tevens koning en Apollopriester; in die dubbele hoedanigheid, zegt Ov., ontvangt hij hem in zijn tempel en in zijn huis; 1e lez.: En door.
voetnoot898
stadts gelegenheit; vgl. Dl. V, 443: 1783; hier in algemenere opvatting: ‘de stad zoals zij was’; ouden vriend; daarvan spreekt Ov. niet, wel echter Vergilius (hier Dl. VI, 388: 125), die er Anchises, Aeneas' vader mee bedoelt; aldus ook wel V. hier.
voetnoot899-900
kerken; Lat. delubra nl. de tempels van Apollo, van Diana, van hun moeder Latona of ook enkel die van Latona (aldus Valentijn; zie aanstonds); heilighdom, naar de lez.: vota (N. Heins, die het echter als deelw.: ‘toegeheiligd’ verstaat; zie zijn aant. op 8: 152; Schrev.); Farn., D. Heins.: nota (‘vermaard’); beelden... geboren; Ov.: ‘de boomstammen (stirpes, nl. een palm en een olijf; vgl. de aant. bij Schrev.) weleer door Latona bij het baren omklemd’; Valent.: ‘de vermaarde kerk van Latona, en daar in den dadel en olijfboom, die de Godin wel eer in 't kramen om-grepen had’; 1e lez.: vs. 899-901: 't heilighdom, en beelden, Delos zegen, Van vrou Latoon, voorheen van tweelingen gelegen In Delos. men berookt (2. vereert) en wierookt het altaer. Voor van 't verkoren Paer kindren eerst nog: van verkoren Tweelingen.
voetnoot900
eer: weleer.
voetnoot902-03
zooze... zyn; Ov. ‘volgens gebruik’; Ov. zegt dit van 't verbranden der ingewanden (brantoffer); past: draagt zorg; Hinl. merkt op, dat H's weergave: ‘verzuimt niet’ te zwak is; daartegen weer Bi.: ‘geen zorg, maar bloote drokte van doen’; vgl. Wdb. N.T. XII, 702-703; offer inwyen, ongewone verbinding (niet vermeld in Wdb. N.T.).
voetnoot905
1e lez.: En banketteeren; 2e En brassen; - offer voor munera, hier enkel: ‘gaven (van Ceres).’
voetnoot907-908
godtvruchte; Lat. pius; vgl. bij Bk. I, vs. 174; 1e lez.: die godtvruchtige: o gewyde... zoo het myn geheughnis lyde.
voetnoot910
Ov. noemt eerst de zoon.
voetnoot912
witten bant, priesterlike dracht; vgl. Bk. V, vs. 151.
voetnoot914
waert beklaeght; weinig gelukkige toevoeging, met name ook wegens de komma na my.
voetnoot918
Andros, het noordelikste der Cycladiese eilanden.
voetnoot919
ryk v. klaerheit, toevoeg. v.V., evenals kuisch en trou vs. 921.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 925 oude uitg.: waermé. - 932 oude uitg.: streeven.
voetnoot920-21
ongebore... spellen: de toekomst te voorspellen.
voetnoot923-24
hanteeren (histor. praesens): ter hand nemen, of ook: bezigen; hun, nl. van die dingen; 1e lez.:... zoo myn dochters iet genaeken, Veranderen van aert en wezen, watze ook raeken.
voetnoot925
waermee... verrykt; toevoeg, v.V.
voetnoot926
strykt; wegneemt; dus: ‘die Trojes macht vernietigt’; vgl. buit, prys, winsten stryken; erf stryken, Bk. III, vs. 790.
voetnoot927
rook; vgl. Bk. I, vs. 745; Grieken, vgl. Bk. IV, vs. 42.
voetnoot928
onweêr: (oorlog)storm.
voetnoot930
des godts; min juist, vgl. vs. 906; Lat. caelesti munere: ‘hemelse gave’; 1e lez.:... met haer gaef zoo lang.
voetnoot932-33
vroomen en trouwen; toevoeg. v.V.; 1e lez.: die onheil schroomen, Naer Andros, en het ryk der broederen (Andros fraterna) uit noot.
voetnoot934b-35
Ov. enkel: ‘dreigt met oorlog’; ze in dreightze zijn de bewoners van Andros.
voetnoot936-37
Medoogenheit, Lat. pietas, vgl. vs. 882, Bk. VII, vs. 641; Ov. evenzo: ‘door vrees overwonnen, gaf de broederliefde de zusters over in 's vijands geweld’.
voetnoot944
tien jaeren; Ov.: ‘tot in het tiende jaar’; 1e lez.: Om zulk... te verduuren’.
voetnoot945
gekerkerden: de gekerkerden, of beter: de gevangenen; voor 't ontbreken van het lidw. vgl. vs. 927; of liever: ‘als voor gevangenen gelijk ze waren.’
voetnoot946
Verhieven; H over sterke en zw. buiging (deze door H afgekeurd); vgl. V. Helt. I, bl. 35; dus lang: tot dan toe.
voetnoot949
Zoo: indien; verandren met beklagh; Lat. perdere: ‘doen óndergaan, hun menselike gestalte ontnemen’; 1e lez.: te sterven met beklagh; veranderen, transit.; met beklagh: onder weegeklaag.
voetnoot952
Ov.: ‘kon ik niet te weten komen, noch ook zou ik het nu kunnen zeggen’.
margenoot+
[Randschrift:] Anius dochters in duiven.
voetnoot955
En vogels: de soort van vogels; vgl. Bk. X, vs. 999; uw lief, nl. Venus, Aeneas' moeder bij Anchises; Lat. conjugis; lief voor echtgenote ook Bk. XI, vs. 520; maar conjugis is een eufemisme voor de verhouding van Venus tot Anchises.
voetnoot957-60
Fraaie uitbreiding van Ov.: ‘na 't wegruimen der tafel zochten zij de slaap’; opnemen, niet ons ‘afnemen’.
voetnoot961
leven... mont: raadplegen Apollo's orakel; vgl. Bk. III, vs. 13; XV, vs. 763; H.; Hinl. tekent aan, dat hij ouder dan V. geen voorb. van raad leven kent, ook niet de oorsprong; evenmin kent Bi. die, in wiens jonge tijd oude lieden raadleggen met zeiden; vgl. Wdb. N.T. VIII, 1724, nr. 14.
voetnoot962-63
Volgens een late Romeinsche sage was de stamvader der Troj. koningen, Dardanus, uit Italië afkomstig; Italie, viersilbig met overloop; vgl. b.v. Bk. XII, vs. 466, vs. 671.
voetnoot964
geleit: doet uitgeleide.
voetnoot965-66
reisvaerdigen A.; vgl. Bk. X, vs. 67; de pracht van eenen r.: een pr. schepter; vgl. Dl. II, 710: 1479 d'onnoselheyd mijns broeders: ‘mijn onschuldige broeder’; die 't ryk verwacht; de toekomstige heerser; 1e lez.: door 't ryk verwacht.
voetnoot968
kelk; Lat. crater(a): ‘mengvat’; vgl. vs. 970 drinkvat, als Bk. XII, vs. 318.
voetnoot969
Van: door; Ismenisch: Thebaans.
voetnoot970
Aoonsch: Boeoties; vgl. Bk. X., vs. 829.
voetnoot972-73
Tebe en: Thebe namelik met zijn; - Lat. Alcon Myleus, waarbij aant. v. Farn.: ‘van Sicilië; Mylae stad op Sicilië’; 1e lez.: Van Alkon, den Muleen (?), voor Terses (wschl. 1. Terses, 2. Terzes, 3. Terses; vgl. Dl. VII, bl. 16) stad met zeven Stepoorten; een betere lez. is Hyleus, ‘van Hyle’ (stad in Boeotië); uit Hyle kwam ook de vervaardiger van Ajax' schild (Ilias, VII, 220); elke... naem; onjuist voor: ‘deze (poorten) dienden in plaats van de naam’, d.i. daar kon men de stad aan herkennen.
voetnoot974-75a
Ov.: ‘(de poorten) wezen aan, welke stad het was’; V.'s vertaling berust op futuriese opvatting van Lat. foret.
voetnoot975
jofferlyke reien; Lat. matres: ‘moeders’; het hieraan voorafgaande Lat. vers (‘Vóór de stad zag men een lijkstoet, grafheuvels, vlammende brandstapels’ niet door V. weergegeven.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 993 V. Lenn., Ung., Dif. hem. - 996 H komma na gesteente. - 998 Ho. Krete.
voetnoot977
Ontdekken: doen blijken; maeghden; Ov. heeft, en bedoelt ook: nimfen (bronnimfen); zie vs. 979.
voetnoot979b
is een variatie van a.
voetnoot982-84
Hy: de kunstenaar nl. - De beide dochters van de Thebaan Orion offerden zich vrijwillig, toen het orakel het vrijwillig offer van twee maagden als voorwaarde voor het ophouden van een pest had gesteld; met kroost zijn de beide meisjes bedoeld, maar het... ten beste geldt slechts van de ene, waarna vs. 984 de tweede volgt; de vertaling van de niet gemakkelike en onzekere plaats is onjuist; Ov.: ‘(hij beeldt uit) hoe de ene met meer dan vrouwelike moed (naar de lez.: pectus, niet vulnus) haar ontblote hals treft, de andere voor haar volk sterft na haar wapen door de dappere borst (fortia pectora) gedreven te hebben’; vgl. voor de 1e helft dezer vertaling Lafaye; beiden doodden zich (met de weefnaald), maar ook Valentyn maakt dezelfde tegenstelling als V.: de ene bood borst en keel aan 't ‘slagtmes’, de ander doorstiet zichzelf; 1e lez.: van 984: Een andre dochter stoot (stort?) zich zelf het hart af.
voetnoot985
lyk; versta: beider lijk.
voetnoot986
om de stadt: de stad rond, - door (per urbem).
voetnoot987
openbaer; Lat. celebri in parte: op een druk punt (van de stad).
margenoot+
[Randschrift:] Twee kroonvogels uit het vier van den lykhoutstapel.
voetnoot989-90
Ov. zegt, dat er twee jongelingen uit de asse rezen, die de faam noemt: Coronae, en die de lijkstoet ter ere der moederlike as leidden; door vogels kon ook het ondergaen des stams kwalik gekeerd worden. Volgens Antonin. Liberalis zijn het geen jongelingen, maar sterren; er is misschien bij Ov. verwarring van Gri. asteras (‘sterren’) en aneras (‘mannen’) (Ehwald); de bedoeling der benaming Coronae (of mann. Coroni; Florianus' Stephani weerspiegelt de opvatting dat het mann. Gri. stephanos, ‘krans’ de grondslag is.) is niet duidelik: sterrebeeld? of gebaseerd op Gri. kórai, ‘meisjes’? Ant. Lib. spreekt over de ‘tot nu toe’ in Boeotië voortdurende verering der ‘Coroniese meisjes’; V. behandelt 't geval als een variant v.d. Phoenix-sage; hij heeft in de weergave geaarzeld: 1. kroonvogels; 2. kroondraegers; 3. kroonvogels; 4. kroonvoglen; vgl. Dl. VII, blz. 13 (Schrev.: duo juvenes).
voetnoot991
oude werk; Ov.: ‘het antieke brons’.
voetnoot992
met... verheven: versierd met gedreven acanthusranken; beereklaeu is de Ned. naam dezer Zd. Europese plant (geliefd versieringsmotief); hij berust op de insnijdingen der bladeren; 1e lez.: met perlemoer.
voetnoot993
Versta: ‘de Troj. hunnerzijds geven even waardevolle geschenken’; 1e lez.: eerenze; hen dus met klemtoon.
voetnoot994
een gulden wierrookvat; Ov.: een ‘wierookkistje, om er de wierook in te bewaren’.
voetnoot997-98
Teukren: Trojanen; de eerste kon. v. Troje, Teucer, was een zoon van Scamander uit Creta; vgl. Dl. VI, 492: 154; treênze: gaan zij aan land; Lat.: Cretam tenuere: ‘zetten zij koers naar Cr.’; 1e lez.: uit den vloet.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1010 hs. Apoloos. - 1012 Ho: En vaeren daer de zoons des konings der Molossen, Nu eene vogelvlugt, enz.
voetnoot999
Er was nl. droogte, en er brak een pest onder hen uit; vgl. Dl. VI, 494: 189-vlg.
voetnoot1000
honderd steên: het land met de honderd steden, Creta; vgl. Dl. VI, 490: 153; en voor 't ontbreken v.h. lidw. vs. 927.
voetnoot1001
Auzonie: Italië; de Ausoniërs waren de bewoners van Zuid- en Midden-Italië.
voetnoot1002-1003
soltze: slingert hen; vgl. Bk. VIII, vs. 556; en voor de hun door de Harpyien aangedane last Dl. VI, bl. 500; Strofaden, eilandjes westelik v.d. Peloponnesus.
voetnoot1004-1006
Ioniese eilanden; vgl. Dl. VI, bl. 504; Samos heet meest Same; beladen met zorge, toevoeg. v.V., zinspelend op het levenslot van Ulysses en Penelope; pest; vgl. voor de toepassing op een persoon Dl. III, 312: 82.
voetnoot1007-1009
verlaetenze; Ambraciam door V. met 't voorgaande (praetereunt vecti) verbonden, i.p.v. met vident: ‘zij krijgen in 't zicht’; Ambracia, stad in Epirus, om wier bezit Apollo, Diana en Hercules streden; zij droegen de beslissing op aan Cragaleus; toen deze ten gunste van Hercules uitspraak deed, veranderde hem Apollo in een rotssteen.
voetnoot1010-13
Ov.: ‘en dat (Ambracia nl. of - met Lafaye - de kust die?) nu alom bekend is door de Apollo(tempel) van Actium; en (zij aanschouwen) het Dodoniese land met de voorspellende eik, en de Chaoniese zeeboezem, waar de kinderen v.d. Molossiese koning de snode brand ontvluchtten op aan hun lijf gegroeide vleugels’. - Het voorgebergte Actium bezat een beroemde Apollo-tempel, door Octavianus ter herinnering aan zijn bij Actium behaalde zege (31 v. Chr.) vergroot. Dodona ligt in (het binnenland van) Epirus (vgl. Bk. VII, vs. 860;) Chaonië, landstreek v. Epirus (vgl. Bk. V, vs. 227); de drie zonen en éne dochter van de Molossenkoning Munichus waren bij de door rovers aangestichte paleisbrand door Jupiter in vogels veranderd.
Het beeld dezer verzen is in het hs. aldus:
 
(doorgehaald)
 
Door den Akteeschen godt Apollo, hoogh ge-eert,
 
Nu zienze Chaon, dat Apoloos antwoort eert,
 
(nieuwe blz.)
 
En zyne duiven, in Dodones eike bossen,
 
(doorgehaald)
 
Zoo (2. En. 3. Te) kenbaer by elk een. nu zienze Dodons bossen,
 
En vaeren verder, daer de koning der Molossen
 
(doorgehaald)
 
En dan ook Chaon, daer de koning der Molossen
 
[2] een vogelvlught, den brant vloôn
 
Zyn zoons, den fellen brant ontvliên zagh, zonder scha.
 
 
 
Oorspr. volgorde:
 
Door den Akteeschen...
 
Zoo kenbaer...
 
En dan ook...
De druiven als orakelvogels vermeldt Farn.; de koning der M. zyn zoons: de zoons v.d. kon. der M.; vgl. Tekstkr.; aardrijkskundig is deze passus van Ov. niet onberispelik; hij wijkt hier ook af van Verg.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1025 hs. het afkappingsteken van 't ontbreekt.
voetnoot1014-15
Phaeacia, het eiland der Phaeaciërs, Scheria, geidentificeerd met Corcyra; het 7e boek der Odyssee schildert de weelderige boomgaarden.
voetnoot1016-18
Buthrotus, stad in Epirus, tegenover Corcyra; daar regeerde de waarzegger Helenus, zoon v. Priamus; hij had er een klein Troje gesticht; dat hij een Apollo-priester was, zegt Ov. niet, evenmin wat V. vs. 1016b-18a van hem vertelt; daer... bekranst is enkel omschrijving van Lat. vates: ‘waarzegger’; vgl. Dl. VI, 506: 349-vlg.
voetnoot1019
berecht van: ingelicht omtrent.
margenoot+
[Randschrift:] Sicilje.
voetnoot1021
na veel wee; toevoeg. v.V.
voetnoot1022
hoeken; Ov.: ‘(land)tongen’; vgl. Dl. II, 667: 631; 1e lez.: in d'openbaere zee.
voetnoot1023-25
Vgl. Bk. V, vs. 478-79, alwaar juister Lilibeüs; voor ten weste spreekt Ov. van de luwe westenwinden; - voor de... behoet; Ov.: ‘Pelorus ligt gekeerd naar (spectat) de Beren die nooit in zee ondergaan (aequoris expertes; vgl. Bk. II, vs. 226-vlg.) en naar het Noorden’; aequoris expertes schijnt aanleiding gegeven te hebben tot voor... behoet.
margenoot+
[Randschrift:] Charibdis en Scilles gedaente.
voetnoot1026-28
met den vloet; Ov.: ‘bij gunstig getij’; Zankelsch zant; Zancle, oude naam der stad Messana, tans Messina. Hier laat Ov., in afwijking van Vergilius, de Trojanen landen, om de nu-volgende sagen in te lassen; Bk. XIV, vs. 103 sluit Ov. zich weer aan bij Vergil.; Over Scylla en Charybdis vgl. Bk. VII, vs. 108-vlg.
voetnoot1029
braekt: braakt weder uit.
voetnoot1033
Charibd; verkeerdelik voor Scylla; vgl. vs. 1039; en de 1e lez. van vs. 1274.
voetnoot1035
vol moeds: pralend; de zeegodinnen, die haar nl. zeer liefhadden, zegt Ov.; Scylla was ook zelf dochter van een nimf, nl. Crataeïs.
voetnoot1037
beschimpte is ingegeven door Lat. elusos (hier beter: afwees, - scheepte); leide in ly; vgl. Bk. IX, vs. 10.
voetnoot1038
liet kemmen, nl. door Scylla; en versta: ‘op zekere keer’.
voetnoot1039
norsse: woeste; met klemtoon, in tegenstelling met wat Gal. gaat verhalen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1049 oude uitg.: na sprakze een komma. - 1058 oude uitg.: haete.
voetnoot1041
veiligh voor gevaer: zonder u daardoor aan gevaar bloot te stellen; als gy doet: gelijk gij ook werkelik doet.
voetnoot1042-43
Versta: een dochter van de zeegod Nereus, en zijn gade’ (nl. Doris; vgl. Bk. II, vs. 14); met... gezegent, bij ik, concessief op te vatten: ‘ofschoon.... (en daardoor beveiligd, zooals Ov. zegt); er waren vijftig Nereïden.
voetnoot1044-45
Most.. alleen.., maakt de indruk van een contaminatie: moest.. kon alleen...; inderdaad luidde de 1e lez.: Kon Polifeem den reus, wiens minne; alleen: slechts (Lat. non nisi), maar het is mogelik dat V. bij het aanbrengen zijner wijziging alleen als ‘alleen zijnde (vgl. vs. 1043) verstond; reus, voor Cycloop; de Cyclopen woonden op Sicilië. Polyphemus als minnaar is bij de Grieken o.a. door Theocritus behandeld.
voetnoot1045b-46
Ov.: ‘tranen verstikten, terwijl zij sprak, haar stem’.
voetnoot1047
met de hant; Ov.: ‘met de marmerblanke hand.’
voetnoot1048
1e lez.: En af te wissen van haer wangen; in tegenstelling met H acht Bi. de tranen op de kaken afwisschen ‘aandoenlijker’ dan van de kaken; ‘in de eerste spreekwijze ziet men ze hangen, in de tweede ziet men 't bloote afwisschen’; vgl. Bk. XV, vs. 311.
voetnoot1049-50
vol verdriet; weinig gelukkige toevoeg.; daarentegen is sum tibi fida: (‘ik ben u trouw gezind) weggebleven; maar o vriendin (Lat. ô carissima) luidde in 1e lez.: uw vriendin, als weergave van sum tibi fida.
voetnoot1051
met bij spreeken.
voetnoot1057
vry: begeer zijn liefde.
voetnoot1052-59
Faunus, een woudgod; zie Bk. I, vs. 229; hier ‘persoons’ naam; Symaethis, d.i. dochter van Symaethus, een stroomgod; deze rivier valt ten Z.v.d. Aetna in zee; Ov.: ‘Acis... was weliswaar een grote vreugde voor zijn vader en zijn moeder, een nog grotere echter voor mij; want hij was de enige die mij behaagde’; bij V. loopt de zin niet af, wat desnoods als een gevolg van Galathea's stemming kan geïnterpreteerd worden; ontsteeken van minne niet bij Ov., evenmin in.. te teêr (d.i. te teder om weerstand te bieden), maar Ov. zegt dat hij schoon was; zestien jaer verstreeken (abs. constr.): hij was zestien jaar, en ....; voor oudren (vs. 1053) 1e lez.: ouders; vgl. vs. 989; voor gehangen 1e lez.: verhangen; voor nu 1e lez.: na; vs. 1056 1e lez.: Begon het... des baerts.
voetnoot1058-59
vry Al (1e lez.: vry Wat) vieriger: ruim zo zeer.
voetnoot1061
koesterende min; Lat. alma Venus; vgl. Bk. V, vs. 768.
voetnoot1062
nadruk (uitwerking) en gevolg; Lat. potentia, ‘macht’.
voetnoot1064
belasten met lasteren; Ov. ‘verachten’; voor het woordspel vgl. Bk. I, vs. 359; de lez. ontstond eerst door wijziging, missch. ter vermijding van het rijm vreemdelingen: bespringen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1085 oude uitg.: schreen. - 1087 oude uitg.: in zee op deze streeken; ook Ung., Dif.
margenoot+
[Randschrift:] Polifeems minne.
voetnoot1066-67
laet dryven: vergeet; vgl. vs. 64; Bk. VII, vs. 1010.
voetnoot1070
zein: zeis, 1e lez.: uw mes.
voetnoot1071-72
schyn: aanschijn; versta: ‘gij hebt er lust in, al kijkend in het water, uw gezicht in een vriendeliker plooi te zetten.’
voetnoot1075
Telemus wordt ook Odyssee IX, 509-vlg. als waarzegger bij de Cyclopen genoemd; komt gevaeren: komt aan land.
voetnoot1077
verwate: gevloekte.
voetnoot1079
het eenigh oogh; de Cyclopen hadden slechts één oog; de naam betekent: ‘rondoog’.
voetnoot1078-79
op wederwraek belust, niet bij Ov.; het verhaal van Ulysses en Polyphemus is te vinden in het 9e boek der Odyssee.
voetnoot1080-81
dat 's verloren: heeft geen zin meer, is verkeken? Ov. heeft voor dat 's verloren, Dat 's mis alleen: falleris, ‘gij bedriegt u’; daarom eer: ‘treft geen doel, is ernaast’; vgl. Faëton, vs. 463; Mnl. Wdb. VIII, 2068; Bk. III, vs. 570; XI, vs. 108; neskebol: slechthoofd, onnozelaar; vgl. Dl. II, 475: 255; III, 112: 36; V, 320: 1193.
voetnoot1083
hy die: hij hem (Telemus) die; 't onheil... weezen, niet bij Ov.
voetnoot1084
ydel; vgl. Bk. VI, vs. 400; en ydel... keeren; Ov.: ‘tevergeefs de waarheid voorzegt’; (in Galathea's mond misplaatst).
voetnoot1085-86
Ov. verbindt beide delen met aut.. aut: of... of, nu eens... dan weer.
voetnoot1087
Vgl. Tekstkrit.; Lat. prominet in pontum: ‘steekt uit in zee’; de lez. v.h. hs. verdient de voorkeur.
voetnoot1089
wreede; Lat. ferus; woeste, gruwzame; vgl. Bk. V, vs. 99; VIII, vs. 170.
voetnoot1090
voetspoor; 1e lez.: voetstap; Ov. zegt: ‘zonder dat iemand ze leidde’; dit schijnt V. weer te geven met mak; ook de wijziging van voetstap kan daarmee samenhangen.
voetnoot1091
langs; 1e lez.: by; Nereus weide (niet bij Ov.): de zee.
voetnoot1092
mast: scheepsmast.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1103 reiziger; aldus in het hs. en in de oude uitg.: Van L. drukte ryziger, en schreef ten onrechte de vorm met ei toe aan de zetter, ‘wellicht een Duitscher’; V. Vl. rijziger; Ung., Dif. ryziger; zie beneden. - 1108 hs. kristral.
voetnoot1093
ruischpyp; vgl. Bk. VIII, vs. 269; hondertwerf, in de trant der beschrijving, in de plaats van de gebruikelike zeven rietpijpen; overigens munt de weergave niet uit; ‘uit honderd r. aaneengevoegd’.
voetnoot1095
H. over heindnoot c.a.; Bi. wil het afleiden van ‘'t verloren werkwoord heën’! de juiste afleiding (van hand) had ook H. niet gezien.
voetnoot1096
groven is een aardige toevoeg, v.V.; 1e lez.: lompen.
voetnoot1100
hart en zinnen en gedachten; Ov. enkel: mente: ‘geheugen’.
margenoot+
[Randschrift:] Polifeems gezang.
voetnoot1101-vlg.;
zie voor deze wijze van vergelijkende beschrijving Dl. VI, 148: 43-vlg. - V. heeft haar in zijn weergave niet overal gehandhaafd (vs. 1102 gelyk; vs. 1106-vlg. zoo... als), maar de vergelijking gevariëerd met gelijkstelling; het materiaal daartoe is ontleend aan Polyphemus' omgeving; Ov. bondigheid evenaart V. niet, maar hij vergoedt dat door andere kwaliteiten.
voetnoot1101-1102
snee (vgl. Bk. II, vs. 228); En witte rynwilgh (1e lez. En wit liguster); Ov.: ‘blanker dan het blad van de witte liguster’, (ook rijnwilg geheten, en keelkruid, mondhout, ‘om dat, - zegt Dodonaeus, - de bladeren ghecnouwt de gebreken van de keele ende van den mont genesen konnen’; groen: fris, onverwelkt; beemt vol vee; Ov. weiland.
voetnoot1103
reiziger; zie Tekstkrit.; slanker; de spelling met ei is de oorspr; het woord is pas secundair met rijzen geassociëerd; zie Wdb. N.T. XIII, 464; doorluchtiger: doorschijnender, diafaner; Lat. splendidior vitro: ‘glanzender dan glas (of: kristal); of V. drink-, dan wel vensterglazen bedoelt, is niet duidelik; de laatstgenoemde kenden de ouden niet, wat V. allicht wel wist.
voetnoot1104
geit; Ov.: ‘een jong bokje’; geit hier dus in de ruimere zin, bok en geit omvattend; die... grazen, niet bij Ov.
voetnoot1105-1106
1e lez.: Veel lichter (naar Farn. levior; Schrev., de Heinsii laevior)..., by winterdagh in 't meer Gesleten, aengenaem, als koelte in zomerweêr; Lat. solibus hibernis dus eerst verkeerdelik met het voorgaande verbonden.
voetnoot1107
braef: fier, edel om te zien (conspectior); andoren: plataan; vgl. Bk. X, vs. 137.
voetnoot1108
Ov.: ‘lichter glanzend dan ijs.’
voetnoot1110
stremmel: stremsel, gestremde melk; berust stremmel op contaminatie van stremsel en stremmels (Boekenoogen, 1024)?
voetnoot1111-12
besproeit; 1e lez.: gespuit; 2e bespuit; de tekst van Ov. luidt wat zonderling: ‘en als ge niet voor mij wegvluchtte, (zoudt ge) schoner (zijn) dan een besproeide hof’; vgl. met Vondel Valentyn: ‘als gij stant hout, schoonder als een begooten hof’; Hartman verklaart: ‘ik zou u nog meer willen prijzen, en u met een vruchtbare hof vergelijken, maar eilaas, gij vlucht heen en luistert niet naar mij’; de door V.'s vertaling gesuggereerde tegenstelling: wanneerge stant houdt... wanneerge toe komt stooten niet bij Ov., bij wie op dit punt de ommekeer in de aard der vergelijkingen inzet: ‘maar ook, o gij zelfde Galatea, wilder dan ongetemde jonge runderen (Lat. iuvencis, waarvan 't genus niet blijkt).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1114 hs. de. - 1115 oude uitg.: effe. - 1116 oude uitg.: blaêren. - 1119 oude uitg.: paeu. - 1122 oude uitg.: dover. - 1129 oude uitg.: na vervloeken een komma.
voetnoot1115
1e lez.: kalme en; Ov. alleen: ‘dan de golven’.
voetnoot1116
d.i. dus een wilgetak! maar de aandacht wordt zo te veel op de bladeren gevestigd.
voetnoot1117
witte wynrank, Lat. vitis alba, ‘wilde wingerd’ (Bryonia alba L.).
voetnoot1118-19
ruim zoo... gelyk (als); de wending is niet vermeld Overdiep § 125.
voetnoot1120
1e lez.: uit den aert.
voetnoot1121
grofzwangre; Lat. foeta, dat zowel ‘drachtig’ als ‘geworpen hebbend’ betekenen kan, hier veeleer het laatste.
voetnoot1122
doover: gevoellozer (Lat. surdior); vgl. Bk. XIV, vs. 950; niet min dan: niet onderdoende voor; vgl. Bk. VIII, vs. 1183.
voetnoot1123-25
1e lez.: ... veel schuwer in 't vervreemen [Twelk, waer het mooghlyk, ik u liever zou beneemen] En wilder; te... schroomen, bij slang (zoals ook de komma na slang aanwijst); de wijziging in vs. 1124 brengt een afwijking v.h. Lat.: ‘en wat ik vooral zou willen dat ik u ontnemen kon’; vs. 1124 eerst verkeerdelik met 't voorgaande verbonden; wilder: sneller (vluchtend); Ov.: ‘sneller ter vlucht niet slechts dan... maar ook dan de wind en het gevleugelde koeltje.’
voetnoot1126
1e lez. afgejaeght.
voetnoot1127
aengedreve, nl. door de wind.
voetnoot1128
ydel: zinloos; niet bij Ov.
voetnoot1129
vervloeken; Ov.: ‘het zou u berouwen’; ontstelt; in 't hs. is de 1e t bovengeschreven; vgl. bij Bk II, vs. 61.
voetnoot1130-32
‘En ge zoudt u beijveren mij vast te houden’ zegt Ov. nog; ik... velt is onjuist vertaald, doordat pars montis (‘'n deel v.d. berg’, dus: in de ingewanden v.d. berg) niet herkend werd als bijstelling bij antra (poeties meervoud: grot); overhangende voor Lat. pendentia, hier: ‘zich welvend’; vs. 1132 staat voor vivo saxo: ‘in de levende (natuurlik gevormde) rots’; Ov. zegt dus: ‘ik heb in de schoot v.d. berg een grot die zich welft in de levende rots’; vs. 1132 1e lez.: Van zelf by.
voetnoot1133
brant: hitte.
voetnoot1135
1e lez.: Daer 't ooft; vermast, vgl. Bk. V, vs. 735; Ov. zegt niet, dat 't ooft in die grot te vinden is; zelfde opmerking over er vs. 1137; wschl. heeft V. ook gebergte en velt op 't oog; flikkeren en blikkeren; vgl. Bk. VIII, vs. 468.
voetnoot1136
purpre, met klemtoon, tegenover de muskadeldruiven.
voetnoot1137
Vgl. bij vs. 1135; Ov.: ‘gegroeid onder de schaduw v.h. woud.’
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1144 oude uitg.: queken; vgl. Bk. II, vs. 546. - 1154 oude uitg.: teere. - 1161 V. Ln., Ung. Dif. Het noodt.
voetnoot1140-vlg.
Vgl. Dl. VI, 110: 50-vlg.
voetnoot1145
al 't vee; Ov.: ‘al dit vee (dat ge hier ziet)’; Lat. pecus, d.i. in 't biezonder klein vee; vgl. vs. 1152; is myn, vgl. Bk. IV, vs. 478; en Van Helt., I, bl. 123-24.
voetnoot1146-vlg.
een deel; dat zijn naar Ov.'s bedoeling nog weer andere.
voetnoot1149
Voor komen te vgl. Bk. VII, vs. 685-vlg.
voetnoot1152
Geloof my; 1e lez.: Geloofme; 2e Geloofmy; duidelik spreekt de bedoeling, my met klemtoon te doen spreken.
voetnoot1153
bezwyken; ietwat overdreven, vgl. Lat. vix.
voetnoot1154
vast: reeds, terzelfdertijd.
voetnoot1158
gelyk, door hun evenout-zijn.
voetnoot1159
doorgaens: ten allen tijde; wie... lust; H. over het pers. gebruik, afwijkend van V.'s regel bij dit ww.; hij wijst echter op vrijere behandeling van andere onpers. ww.; vgl. Bk. II, vs. 66; IV, vs. 327; ‘De gemeene man zegt wel, - aldus H., - van eeten of drinken, Ik lust dat wel; of, Ik lust dat niet; doch dit strijdt met de beschaafdheid der zeden doorgaands, met die der taal altijd’. Nochtans kan uit wie (i.p.v. wien) niet tot pers. gebruik besloten worden: het kan meerv. zijn (vgl. in dat geval V. Helten, I § 125) of zelfs enkv. obj.-naamw. (vgl. V. Helt., I § 124; en met name Adonias vs. 876: Een prins, wie 't huwen luste); zie overigens enige vbb. van pers. gebruik, met de persoon als subj., uit andere schrijvers, Wdb. N.T. VIII, 3348; indien V. 't zo bedoeld heeft, zou 't kunnen passen in de rustieke aard van Polyphemus; vgl. vs. 1162 gemein (1e lez.: gemeen; zie bij vs. 522); vs. 1171 vryster (1e lez.: mejoffer); vs. 1174 bylo; vs. 1183 lalyk; in ieder geval is lust actueel, niet habitueel, bedoeld. Over het tot stand komen v.h. vers is op te merken, dat de 2e helft oorspr. aansloot bij vs. 1155 In warme stallen, zulks wel doordat oorspr. het Lat. vers Sunt... hoedi over 't hoofd gezien is; na herstel v.d. fout werd vs. 1159 Wie... lust als aanvulling geschreven; Lat. niveum (lac): ‘sneeuwwitte (melk)’ bleef achterwege.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1172 Ung. aenzyn; Dif. aeyzyn (drukf.).
voetnoot1161-62
Versta: ‘ik zal u niet slechts laten kiezen uit alledaagse heerlikheden’; voor keur vgl. Bk. XI, vs. 159; naar de bedoeling van Ov. behoren de dassen enz. juist tot dat alledaagse; het ongewone begint pas bij de berejongen (vs. 1165); dat die dassen enz. om te eten bedoeld zijn, zegt Ov. niet, ofschoon dat begrip (ook met name naar de ideeën van Polyph.) mede beoogd zal zijn; V. zal het wel zo opgevat hebben (lekkerny; wiltbraet; kluiven; vgl. nochtans over lekkerny Wdb. N.T. VIII, 1529, nr. 4; over wiltbraet Bk. V, vs. 846 en Focquenbroch (1696) II, 55: 8; gemeinen, zie bij vs. 1159; 1e lez.: gemeenen (!).
voetnoot1163
dassen; Lat. damae; zie bij Bk. I, vs. 532; ook Plantijn.
voetnoot1164
te: zeer.
voetnoot1170
van... bewust; niet bij Ov.
voetnoot1165-71
V. Lenn. wijst op de navolging dezer plaats van Ov. in Cats' Galatea.
voetnoot1171
1e lez.: voor mejoffer; Lat. dominae, waarbij Schrev.: amicae.
voetnoot1174
Vgl. Virg.' Tweede Herderskout; Dl. VI, 110: 30-vlg.; bylo; bekrachtigende uitroep, oorspr. wel bastaardvloek, uit bilode, opzettelike vervorming van bi Gode, in aansluiting aan de persoonsnaam (en heiligenaam) Lode; hier passend in de spreektrant van Polifeem; vgl. bij vs. 1159; ik... ga; Lat. novi: ‘ken’.
voetnoot1179-80.
1e lez.: Want gy ontziet niet; Ov.: ‘want gijl. pleegt te vertellen, dat er ik weet niet wat voor 'n Jupiter heerst’; V.'s weergave hangt ook hier weer (vgl. Bk. VII, vs. 67; VIII, vs. 649; Dl. IV, 383: 73; beter Bk. I, vs. 551; IX, vs. 430) samen met misvatting betreffende nescio quis (nescio quem regnare Iovem); vs. 1180 geeft de inhoud v.h. zwetsen.
voetnoot1181
stuur en norsch gezicht; onjuist (vooral in deze samenhang) voor Lat. torvos (vultus), hier: ‘ernstig’.
voetnoot1182
lustbosch; Lat. lucus, ‘bos’; voor lust- vgl. Bk. XI, vs. 811.
voetnoot1183
1e lez.: rekent; vgl. Bk. III, vs. 840, XV, vs. 613; ook Dl. VII, 382: 165 stond eerst ontschuldight; lalyk, ook vs. 1185-vlg.; fri. vorm, in de 17e eeuw, bij Amsterdamsche schrijvers inzonderheid in 't rijm, niet zeldzaam; aldus Wdb. N.T.; maar vgl. Kloeke, Amst. Volkstaal, bl. 23-vlg.; hier mogelik als volks (vgl. bij vs. 1159) te beoordelen, zoals ook Dl. VI, 111: 29 denkbaar is, terwijl Dl. VI, 947: 1174 het klankeffekt er beter van wordt; echter heeft in beide laatste gevallen het proza leelyck; alle drie staan ze in rijm; dat vs. 1185-86 lalyk niet in rijm staat, laat op zich zelf niet toe, met Van Ln. te besluiten ‘dat hy alzoo niet alleen om 't rijm schreef’, - wegens de formele aansluiting aan vs. 1183.
voetnoot1184
noch: toch; galyk: (gadelyk): behagelik; H. Bi. noemt gâlijk geheel verouderd, ‘ongadelijk of ongâlijk houdt nog stand’.
voetnoot1186
maen; vgl. Bk. II, vs. 881; V, vs. 550; waert: bewaart, beschut; vgl. Rosk. vs. 77; Luc. vs. 685; Dl. III, 251: 1485.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1190 oude uitg.: na rondas een komma. - 1194 oude uitg.: godt. - 1198 oude uitg.: uw; reeds Ho., H. u.
voetnoot1188
baert; Ov. spreekt ook nog van ruwe stoppels op het lijf.
voetnoot1189
troni, niet te rekenen tot de situatie-woorden (vs. 1159); immers bij V. nog geen ‘onedel’ woord.
voetnoot1188a-90b
Ov. enkel: ‘Wel heb ik slechts, midden in het voorhoofd, één oog, maar dan ook zo groot als een heel groot schild’; doelt Polif. bij V. op zijn toekomstverwachtingen?
voetnoot1190
myn toeverlaet; vocatief.
voetnoot1193
Beter hadde na oogh een punt gestaan; hoogh op tre: groot op ga.
voetnoot1194
de groote zee; Ov.: ‘uw (ulieder) zee’; vgl. vs. 1042.
voetnoot1195
Lat. Hunc tibi do socerum, d.i.: ‘hem geef ik u tot schoonvader.’
voetnoot1197
H. over deze uitdrukking.
voetnoot1198
hemelsch hof; Ov.: ‘Jupiter en de hemel’.
voetnoot1199
passe.. op: geef om.
voetnoot1200
donderkloot; vgl. Bk. I, vs. 180.
voetnoot1201
hoon: versmading; uitharden; vgl. Bk. VIII, vs. 700; verdragh: lijdzaamheid.
voetnoot1202b
‘die u nalopen met hun minneklachten’.
voetnoot1203
reus; Ov.: ‘Cycloop’. Op te merken, dat V. reus, en vs. 1204 kus als objekt behandelt.
voetnoot1206
U me: en ook u; spyt, Lat. quod nollem: ‘wat ik niet graag zou willen’ (dus 't geheel meer veronderstellenderwijze).
voetnoot1207a
niet bij Ov.
voetnoot1208
die niet verflaeuwen; hun kracht beantwoordt nl. aan hun afmetingen.
voetnoot1211-12
1e lez.: ledemaeten scheien (: heenespreien).
voetnoot1212-13
uw golven; met u; Galatea Nereïde; geverght: geprikkeld.
voetnoot1214
van: door.
voetnoot1216
Een' Etna; beter ware: de Etna, in wiens buurt immers het geval zich afspeelde; volgens Ov. voelt hij zich of de Etna in zijn borst is overgebracht.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1223 oude uitg.: na schoolen een komma; het hs. heeft eigl. een komma gevolgd door een punt, die de komma bedoelt te vervangen; in de 1e lez. moest er een komma staan (vs. 1222 nu Polifeem).
voetnoot1222
belaeght; het voorwerp (ons) uit 't volgende aan te vullen.
voetnoot1223
riekt, in de ruimere betekenis: bespeurt; ons onbewust, nl. op een ogenblik dat wij er niet op verdacht zijn. - Voor de tempora vgl. Bk. IV, vs. 761; V, vs. 487-vlg.
voetnoot1224-26
wil u leeren liefkoozen; zelfstandige weergave van Ov.': ‘het zal uw laatste keer zijn’; liefkoozen, onzijdig gebruikt, evenals Bk. XI, vs. 90; schreeut enz.; Ov.: ‘zijn stem was zo luid, als die van een vertoornde Cycloop wel wezen moest’; en: ‘de Etna sidderde van zijn geschreeuw.’
voetnoot1227
Simetis zoon; vs. 1052; aen 't knielen (niet bij Ov.) moet op een eerste duikende beweging van Acis duiden, vóór hij wegvlucht; H. noemt het ‘een jammerlijk Rijmwoord’.
voetnoot1229
ouders; vs. 1052.
voetnoot1230
Ov.: ‘neem mij, die door de dood bedreigd wordt (periturum) in uw rijk op’, d.i. in de wateren van uw stroom; H wilde: O Galatea helpme! ô ouders hoort mijn beê! / Ontvangt my stervende in den schoot van uwe zee!
voetnoot1231
volght.. in; Lat. insequitur: ‘achtervolgt (hem)’; vgl. Wdb. N.T. i.v.; onder 't glippen (wegvluchten), niet bij Ov.
voetnoot1233
1e lez.: schoon het slechts een deel van 't; 2e schoon de hoek (angulus) alleen.
voetnoot1234
er af: ervan, erdoor.
voetnoot1235
wy: Galatea; verworven, Ov.: ‘bewerkte(n)’; 't geen, versta: dat alleen (niet een herstel van zijn vorig leven) stond het noodlot mij toe voor hem te doen.
voetnoot1237
der ouderen gedaente; Lat. vires avitas: ‘natuur en aard van zijn grootvader’, nl. de stroomgod Symaethus.
voetnoot1237b-40
Acis bloed verkeert allengs in klaar rivierwater: eerst nog rood (daarom was behoud van 't bnw. puniceus, ‘purperkleurig’, bij bloet nodig geweest; Ov.: ‘purperkl. vloeide het bloed onder 't rotsblok uit’), dan met de kleur van troebel, eindelik van helder rivierwater; vervloeide: ‘veranderde al vloeiend’; het ondermengt zijn met regen is de oorzaak der drabbigheit. - De Acis is een riviertje dat op de noordel. helling van de Etna ontspringt.
voetnoot1241
een riet; Lat. arundo, hier voor 't meerv.: ‘rietstengels’.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1243 hs. na herboren een punt.
voetnoot1244
Ten buik toe, nl. zich verheffend; horen, voor cornua: ‘horens’ (van de riviergod).
voetnoot1247
blaeu (caeruleus) als riviergod.
margenoot+
[Randschrift:] Acis in eenen stroom.
voetnoot1251
zeeschaer; 1e lez.: zeeraet; vgl. vs. 1035; kloven; vgl. bij Bk. VII, vs. 175.
voetnoot1254
Te diep: te ver in zee (medio ponto).
voetnoot1255
dorstigh; Lat. bibula, ‘vocht opslorpend’; vermeiden, met in het hs. bijgeschreven d; vgl. Bk. II, vs. 17.
voetnoot1257
vertrek, Lat. recessus; vgl. Bk. X, vs. 974; XI, vs. 779.
voetnoot1258
Glaucus en Scylla, vgl. Dl. II, 456: 10-vlg.; zie over Glaucus nog Bk. VII, vs. 343-vlg., en het hier volgend verhaal; zijn sage is verbonden met die der Argonauten; nieu; vgl. V. Helt. I, bl. 91-vlg.
voetnoot1259
Anthedon lag aan de kust van Boeotië, tegenover Euboea; Ov.: ‘het Euboeiese Anthedon’; vgl. Bk. VII, vs. 343 den Eubeeschen stroom Antedon.
voetnoot1260
strax: onmiddellik.
voetnoot1264
in zee; Lat. ante fretum, ‘vóór (aan) de zee’; een lange ry weerspiegelt Lat. longa, dat echter behoort bij aequora, ‘de uitgestrekte zee’ (waarnaar de rots afhelt).
voetnoot1266
lange; zelfde vorm Bk. VII, vs. 765.
voetnoot1269-70
verf: kleur; haerlok: het haar; gedraeit en slingrende, niet bij Ov.; schouders; Ov.: ‘rug’.
voetnoot1271
van... beneden: van zijn onderlijf neerwaarts; vgl. Wdb. N.T. II, 1790 nr. 3; hij was half mens, half vis.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1275 V. Ln. stijgers.
voetnoot1274-75
1e lez.: wort Charibdis hier; vgl. vs. 1033; den bult des steigers (vgl. Tekstkrit.); Lat. innitens quae stabat proxima moli: ‘leunend tegen een rotsblok dicht bij hem’; bedoelt V. de rots als ‘zeesteiger’? voor bult vgl. vs. Bk. IV, vs. 900; X, vs. 244, 1e lez.
voetnoot1276
wonderteken; Lat. prodigium, ‘(onheil voorspellend) wonderteken’.
voetnoot1278
Proteus, zie Bk. VIII, vs. 1004; Triton, zie Bk. I, vs. 402; Palaemon, Bk. IV, vs. 739 en het daaraan voorafgaand verhaal.
voetnoot1281
op zee, bep. v. plaats; te... verstant; Lat. exercebar: ‘was ik daar voortdurend doende’; Ov.' woorden: deditus altis aequoribus verstond V.: ‘belust op de diepe zee’, niet: ‘voorbestemd voor enz.’
voetnoot1282
1e lez.: Dan wist ik visschen op te vangen.
voetnoot1283
1e lez.: Dan zittende op.
voetnoot1284
1e lez.: Te visschen.
voetnoot1289
nuchtren (niet bij Ov.) honighdaeu, nl. in de morgen verzameld; vgl. Altgh. I, vs. 694; langs den vliet, niet bij Ov.
voetnoot1290
zaeit, niet bij Ov.
voetnoot1291
Ov.: ‘ik was de eerste die enz.’
voetnoot1294
zoo 't quam: gelijk het geval wilde.
voetnoot1296-97
Dit; nl. wat nu volgt; waertoe... liegen is wel een contaminatie: 1. ‘waartoe zou ik liegen’; 2. ‘waardoor zou ik bewogen worden te liegen.’
voetnoot1300
opgetogen: vgl. over dit oudere gebruik (nog niet met onze fig. betekenis) Wdb. N.T. XI, 726.
voetnoot1302
gulle; Bk. II, vs. 762.
voetnoot1303
vertwyfelt; vgl. Bk. IX, vs. 661, vs. 896; X, vs. 402; Lat. dubius, ‘vol twijfel’; verbaest, sterker dan nu: ‘hoogst verbaasd’; voordachtigh: bedachtzaam, zorgzaam; vgl. Stoett, Moortje, bl. 302.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1321 V. Ln., Ung. Dif. 't mer(c)kwaerdighste. - 1323 de lez. eenzelve is niet geheel zeker; oude uitg., ook nog Ung., Dif. een zelve.
voetnoot1304
Deze oorzaek: de oorzaak hiervan; Ov.: ‘of een god dan wel het sap der kruiden dit had teweeggebracht’.
voetnoot1305
knap: aanstonds (nl. na het plukken).
voetnoot1306
1e lez.: gekende sap.
voetnoot1308
trek: neiging; van vreemden aert, Lat. alterius naturae: ‘tot het andere element’ ('t water nl.).
voetnoot1310
zool noch plant; tautologiese verbinding; beide voor ('t onderste) van de voet; vgl. H; Bk. VII, vs. 794.
voetnoot1312
hunn' zeegenoot; bep. v. gest.: als enz.; deze manier bij V. gewoon.
voetnoot1313
Tetys; vgl. Dl. VII, bl. 16; ook hier nog y uit i gewijzigd.
voetnoot1314
stof en sterflykheid; Ov., juister, alleen het laatste.
voetnoot1315-16
Ov.: ‘door een negenmaal uitgesproken toverspreuk’; de zin is, door dubbele ‘usurpatie’ van zuiveren slordig gebouwd: 1. zij zuiveren mij (van) mijn smet; 2. zij zuiveren mijn vorige natuur; of moet natuur als objekt bij bezweeren gelden? 't meest wschl. is een ontsporing; 1e lez.: negenwerf met kracht.
voetnoot1316b-17
Ov. aktief: ‘(ik word bevolen) mijn borst te dompelen enz.’.
voetnoot1319
meeren; aequora, ‘zeeën’.
voetnoot1320
In dit en de volgende verzen heeft V. niet de volgorde van Farn. (Geerts 153), maar van Heins. en Schrev.; oordeel en gevoelen; niet bij Ov.
voetnoot1321
1e lez.: Van 't gedenkwaerdighste; dus lang: tot op dat ogenblik; vgl. vs. 946.
margenoot+
[Randschrift:] Glaukus in eenen zeegodt.
voetnoot1322
Lat.: nec mens mea caetera sensit: ‘al 't andere nam mijn geest niet waar; drong niet tot mij door’; vgl. Bk. VII, vs. 400.
voetnoot1323-24
Ov. spreekt van verandering naar lijf en geest; V. heeft wschl. mente niet met eundem, maar met recepi verbonden; daer beneden, niet bij Ov.
voetnoot1325
groenen; Ov.: ‘roestgroene’.
voetnoot1326
staert; Lat. caesariem: ‘(hoofd)haar.’
voetnoot1327
hooge; Lat. ingentes: ‘enorm’.
voetnoot1328
verdweenen ook met in eenen visschestaert te verbinden; vgl. Bk. XIV, vs. 571.
voetnoot1329-30
't lot des vorms: deze mij beschoren gedaante; een' godt, 4e nv.; naar 't voorbeeld van Lat. esse deum.
voetnoot1334
trou, znw.
voetnoot1335-36
het hof en gunsten; vgl. vs. 9 de vloot en schepen; het hof van Circe, vgl. Bk. XIV, vs. 12-vlg.; Titan, de zon; vgl. Dl. II, 703: 1335.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Ovidius' Herscheppinge


auteurs

  • L.C. Michels


organisaties

  • Wit Lavendel