Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 181]
[p. 181]

Jaghtzang aen Den Doorluchtigsten Vorst en Heer, J. Mauritius,
Vorst des H. Rijcks, Prince van Nassau, Stadthouder te Kleef, &c.

Over het Wiltbraet, den Heeren Burgermeesteren en Wethouderen van Amsterdam, op hun keurgetijde en blijde maeltijt, toegezonden.

 

t'Amsterdam

Voor de Weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament. In den Jaere 1656.



illustratie

[pagina 182]
[p. 182]

Jaghtzang Aen Den doorluchtighsten Vorst en Heer, J. Mauritius,
Vorst des H. Rijcks, Prince van Nassau Stadthouder te Kleef, &c.Ga naar voetnoot*

OMNIBVS IDEM.

 
De koesterende zon, tot 's avonts van den morgen,
 
Voltreckt haer ronde, toont elck een haer aengezichtGa naar voetnoot2
 
En straelen, dagh op dagh, blijft nimmermeer verborgen,
 
En begenadight elk met warmte, en heilzaem licht.
5[regelnummer]
Zy schijnt rondom den ringk des aerdtrijx, naer elx wenschen,Ga naar voetnoot5
 
Een ieder even na, een ieder even schoon,
 
Gewelkomt, en onthaelt by dieren, en by menschen,Ga naar voetnoot7
 
En planten, waerze blinckt uit haeren gouden troon.
 
Haer lust is weldoen, en alle oogen te verquicken,
10[regelnummer]
Te koestren al wat leeft, te bloejen in elx bloey,
 
En opgangk, kruit, noch bloem, noch zaet te laeten sticken,Ga naar voetnoot11
 
Het leven aen te voên, te groejen in elx groey.Ga naar voetnoot12
 
Zoo kan de Duitsche Zon van Zonnebergh niet leven,Ga naar voetnoot13
 
Noch jaegen voor zich zelf naer schuw en weeligh Wilt;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Zy moet zich zelve noch ons Stadt ten beste geven,Ga naar voetnoot15
[pagina 183]
[p. 183]
 
Of acht haer daghreis moeite en arrebeit gespilt.Ga naar voetnoot16
 
Zijne edelmoedigheit gewaerdight zich aen veelenGa naar voetnoot17
 
Genadigh te besteên, uit aengeboren lust:Ga naar voetnoot18
 
Gelijck een bronaêr springt, haere ader splitst aen deelen,
20[regelnummer]
Landouw en beemden laeft, en oevers, zonder rust.
 
Toen Vorst Eneas quam te landen by Karthage
 
Uit zee, zoo fel bestormt van Junoos wrock en haet,Ga naar voetnoot22
 
Hy zeven harten schoot, uyt zijn bedeckte laege,Ga naar voetnoot23
 
En schonckze aen zijne Vloot, en Frygiaenschen Raet.
25[regelnummer]
De milde Dido 't Wilt, dat d'Edelen verrasten,Ga naar voetnoot25
 
In 't rennen, daer zy paert en hof hun krachten verght,Ga naar voetnoot26
 
Zent hondert zwijnen aen haer wellekome gasten,
 
En welkomt den Trojaen, aen Tyrus kust geberght.Ga naar voetnoot28
 
De jaght was d'oefening en 't ridderspel der Grooten.
30[regelnummer]
Zy had van overouts haer Godtheit, als Diaen,Ga naar voetnoot30
 
En haeren jaghtsleip me, die hart en hinde schooten.Ga naar voetnoot31
 
Zy had altaer en kerck in bosch en wouden staen.
 
De blijde jaeger plagh haer 't eêlste te vereeren,
 
En zijn' ghevangen roof te hangen aen den knoop,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Den slotknoop van't gewelf. De Koningklijcke Heeren
 
Verlieten noit de jaght, het terghsel van hun hoop.Ga naar voetnoot36
 
Zy zochten 't weerlooze, of gewapende met klaeuwen,
 
En schuimende gebit. Adoon, en Ganimeed,Ga naar voetnoot37-38
 
Twee Konings zoonen, in dees renbaen niet verflaeuwen,
40[regelnummer]
Hoewel het everzwijn den eenen dootlijck beet:
 
De Schiltknaep van Jupijn den andren op dorst packen,Ga naar voetnoot41
 
En voeren in de lucht, terwijl de hazewint
 
Den hemel aenbast, schrick en angst den knaep verzwacken,
 
De grijze lijfwacht grijpt naer 't opgegreepen kint.
45[regelnummer]
Hippolytus, zijn jeught, de kuischeit opgedraegen,Ga naar voetnoot45
 
De jaght had toegewijt, en hart en zin gezet
 
Op 't Wildt in 't groene woudt en wildernis te jaegen,
[pagina 184]
[p. 184]
 
Op zwijnspriet, boogh, en pijl, en winthont, brack, en net.Ga naar voetnoot48
 
d'Arkadische Atalante is d'eerste, die den jaeger
50[regelnummer]
De plaegh van Kalydon holp vellen op het velt,
 
En 't zwijnshooft tot een' prijs ontfing van Meleager,
 
Die op dees jaghtheldin zijn hart en zinnen stelt.Ga naar voetnoot49-52.
 
De Grooten volghden 't spoor der dieren, om rechtschapenGa naar voetnoot53
 
De zenuw t'oefenen, op datze niet verslapp',Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Vertraegh' door ledigheit, hen krijghsgeweer en wapenGa naar voetnoot55
 
Leer' handlen, naer den eisch, met kunste, en weetenschap.Ga naar voetnoot56
 
De jaght leert Oversten de vyanden belaegen,
 
Of keeren op de grens, of slaen in 't vlacke velt,
 
Wanneer de hooge noot de Vorsten uit komt daegen,
60[regelnummer]
Geschapen tegens last, tot nootweer voor gewelt:Ga naar voetnoot60
 
Tot voorstant van den Staet der vryheit, en haer wetten.Ga naar voetnoot61
 
Zoo stuit MAURITIUS, Prins Henricks rechte hant,
 
Den inbreuck van het heir, dat, om de Maes t'ontzetten,
 
Quam bruisen, als een stroom, op zijnen legerstant.Ga naar voetnoot62-64
65[regelnummer]
Zijn trotse legerhoedt, doorhouwen, en doorschooten,Ga naar voetnoot65
 
Getuight zijn zuivre trouw, en dappren oorloghsmoedt,
 
Getuight uit welck een' boom dees krijghstelgh is gesprooten,
 
Uit Keizerlijcken stamme, en 't Koningklijcke bloet:Ga naar voetnoot68
 
Uit bloet, dat lang de kroon aen Baltische oevers spande,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En in 't Sarmaetsche Rijck, ten trots van 't ongeloof.Ga naar voetnoot70
 
's Helts dapperheit, beproeft te water en te lande,
 
Zet vrede en 's vollecks rust in top voor wapenroof.Ga naar voetnoot72
 
Hy haet de razerny, verhit op bloetvergieten:Ga naar voetnoot73
 
Maer zoo de hooge noot het Rijck van Christus dreight,
75[regelnummer]
De Tarter en de Turck de Kruisgrens durf beschieten,Ga naar voetnoot75
 
Het flaeuwe Europe 't hooft ter slavernye neight;Ga naar voetnoot76
 
Dan zwicht zijn yver niet om hantgemeen te worden,
 
Te vliegen op het spits in d'Ottomansche maen,Ga naar voetnoot78
 
En zijn Grootmeesterschap van Duitschlants Heilige Orden
80[regelnummer]
Groothartigh te bekleên, en als een post te staen.Ga naar voetnoot80
[pagina 185]
[p. 185]
 
Voor 't schandigh leven kiest hy vechtende te stervenGa naar voetnoot81
 
Een eerelijcke doot, te houwen op zijn' zerckGa naar voetnoot82
 
Den titel, die de bloode en moedeloozen derven,Ga naar voetnoot83
 
Begraven met hunn' naem, en buiten 't heldenperck.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Men zagh dien braven helt de Braziljaensche ReuzenGa naar voetnoot85
 
Verschricken niet zijn knods, den Lissebonschen TaeghGa naar voetnoot86
 
De horens en het hooft in d'andre weerelt kneuzen,
 
De menscheneeters stout verstooren in hun laegh.Ga naar voetnoot88
 
De wilde woestheit, langs de kust, uit schrick geweecken,
90[regelnummer]
Geschoolen in haer bosch en ruighten uit ontzagh,Ga naar voetnoot90
 
Begon op zijn vertreck haer hooft weêr op te steecken,
 
Te groejen, daer Olinde in puin begraven lagh.Ga naar voetnoot91-92
 
Zoo ging 't, waer Herkules, zeeghaftigh wechgetogen,
 
Spelonck en bosch en poel geveilight had van moort,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Van leeuw, en everzwijn, en slang, met knodse, en boogen,
 
En branttuigh, in hun bloet en bloedigh nest gesmoort.
 
Indien hem 't Vrye Lant niet weder naer ons stranden
 
Gewenckt had, om zijn wacht en toghten uit te staen,Ga naar voetnoot98
 
Hy had in 't zuiden reede ons onbekende landen,
100[regelnummer]
Een vijfde weerelts deel, gezegent opgedaen.Ga naar voetnoot100
 
Nu stoft het Kleefsche bosch op zijn doorluchte treden,Ga naar voetnoot101
 
Daer d'oude Hertogen, begruist van zweet en stof,Ga naar voetnoot102
 
Te paerde, met de zon des avonts, afgereden,Ga naar voetnoot103
 
Gelaên met verschen roof, zich wendden naer hun Hof.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Nu groeit de Rijnstroom, als de Rijxvorst, langs zijn kanten,Ga naar voetnoot105
 
Komt draven, of hem neemt met blijschap op den rugh,
 
En op en nedervoert, langs 't wijt befaemde Santen,Ga naar voetnoot107
 
Daer Cesar reedt te paerde, op d'oude legerbrugh:
 
Daer Burgerhart, na hem, de Roomsche keurebendenGa naar voetnoot109
110[regelnummer]
Vernestelde in haer nest, en Rijn en Maes en WaelGa naar voetnoot110
 
Durf schuimen van dien aert; tot datze in 't einde kendenGa naar voetnoot111
[pagina 186]
[p. 186]
 
Den aert des Bataviers, gespitst op uitheemsch stael.Ga naar voetnoot112
 
De Rijnstroom, daer de Lip hem tol geeft met haer eicken,Ga naar voetnoot113
 
Slaept veiligh en gerust op 's Helts getrouwe wacht,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Wiens armen wijder dan de nieuwe weerelt reicken,
 
Zoo hy ten schutsheer dient voor 't menschelijck geslacht.
 
Zijn plantlust wandelt stil in schaduw van zijn boomen,Ga naar voetnoot117
 
Om Wezels hoogen wal, en kroont de schoone stadt.Ga naar voetnoot118
 
Zy levert schaduwen aen bergh, en dal, en stroomen,
120[regelnummer]
En koelte in zomerzon, geschut op loof, en bladt.Ga naar voetnoot120
 
Dat tuight de Vreughdenbergh, daer Klevenaers vergaeren,
 
En zingen, hant aen hant, rondom hem, aen den rey:
 
De rijcke hemel wil den Stedehouder spaeren,Ga naar voetnoot123
 
En zegenen, gelijck den bloezem in den May.
125[regelnummer]
Het hof te Kleef getuight zijn' bouwlust, die 't verwoesten
 
Der weerelt haet, en schuwt, den burger reickt de hant
 
In 't bouwen, nu de vre de zwaerden laet verroesten,
 
En zegeltze in de scheede, in 't groejen van ons lant.Ga naar voetnoot128
 
Zoo lange Vryburgh noch in 't west zijn' naem zal draegen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Wil 't blijcken waer Brazijl dien Archimedes zagh.Ga naar voetnoot130
 
Zijn huis in 's Gravenhaegh kan levendigh ghewaegenGa naar voetnoot131
 
Hoe 't Vorstelijcke hart hierin te groejen plagh.Ga naar voetnoot132
 
Gelijck hy steden bouwt en Princelijcke hoven
 
Van marmer en arduin, zoo bouwt hy een palais
135[regelnummer]
Van harten, daer de vre verjaeght was, en verschoven,Ga naar voetnoot135
 
Herstelt d'eendraghtigheit door burgerlijcken pais.
 
Zoo bluscht hy 't eeuwkrackeel, dat tusschen Vorst en StendenGa naar voetnoot137
 
Veel jaeren broeit, en smeult, eer 't vier al 't lant ontstack,
 
En uitsloegh, met een vlam van jammer en elenden,
140[regelnummer]
Gelijck een groote brant van 't een in 't ander dack.
 
Die vreedzaeme aert en tong gaf rijcke stof voorheenen
 
Te dichten hoe de muur van Thebe wiert gebouwt
 
Door zangk en snaerespel, die d'ongelijcke steenen
 
Vergaerde tot een stadt, zoo wijdt befaemt als out.Ga naar voetnoot142-44
145[regelnummer]
Het overzeldsaem lot van ieder te believen,Ga naar voetnoot145
 
Te winnen ieders hart, viel weinigen ten deel.
[pagina 187]
[p. 187]
 
't Is verre minder kunst door dwangk party te grieven,Ga naar voetnoot147
 
Dan tweedraght scheiden, danck te haelen na 'et krackeel.
 
De Grooten, die zich zelfs ten dienst des volcks verkleinen,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En konnen maetigen, ontzien, en meer bemint,Ga naar voetnoot150
 
Zijn dapperder dan d'outste en edelste Romainen.
 
Wie harten wint, beschaemt den helt, die steden wint.
 
O rechte Keurhant, oogh van zeven vrye Staeten,Ga naar voetnoot153
 
Men ziet een tijt te moet, die allen dichtren stof
155[regelnummer]
Zal geven op Parnas, om geestigh uitgelaetenGa naar voetnoot155
 
Te weiden in den beemt van uw' verdienden lof.Ga naar voetnoot156
 
Dan groejen in uwe eere al d'Amsterlantsche Heeren,Ga naar voetnoot157
 
En 't Raethuis, dat uw Wilt, gelijck uw hart, ontfing,Ga naar voetnoot158
 
Daer op hun keurgety, om uw schenckaedje t'eeren,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
De berckemeier op uw' welstant ommeging.Ga naar voetnoot160
 
 
 
J. v. Vondel.

't Amsterdam, Uit de Druckery van Thomas Fontein. 1656.

voetnoot*
Van 1656. - Volgens de tekst van de afzonderlike uitgave (Unger No. 556). Op de titelbladzij keurgetyde: vgl. vs. 159. Het Latijnse motto in het opschrift (ook de zinspreuk van P.C. Hooft) betekent: voor allen dezelfde. Het is een afkorting: Ne Jupiter quidem omnibus idem. (Aeneïs X, 112) d.i. Zelfs Jupiter is niet voor allen dezelfde. Deze spreuk wordt op de zon toegepast (vs, 1-8), die ook Hooft als embleem voerde. Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), kleinzoon van Jan de Oude, trad als jongeling in dienst van de Republiek, onderscheidde zich bij verschillende belegeringen, vooral bij de herovering van de Schenkenschans (1636) en was vau 1637-1644 gouverneur van Brazilië. Na zijn terugkeer werd hij opperbevelhebber der ruiterij en gouverneur van Wezel. Deze functies bleef hij vervullen, toen de keurvorst van Brandenburg hem in 1647 tot stadhouder benoemde van Kleef, Mark en Ravensberg, waarvoor hij zich te Kleef vestigde.
voetnoot2
Voltreckt haer ronde: voltooit haar rondgang.
voetnoot5
den ringh des aerdtrijx: de aequator.
voetnoot7
onthaelt: met vreugde ontvangen; by: door.
voetnoot11
opgangk: ontwikkeling.
voetnoot12
aen te voên: te bevorderen.
voetnoot13
Zon van Zonnebergh: woordspeling. In 1652 werd Joan Maurits gekozen tot grootmeester van de Johannieterorde in Duitsland, die te Sonnenberg zetelde, waar hij toen een paleis bouwde.
voetnoot14
weeligh: dartel, d.w.z. moeielik te vangen.
voetnoot15
zich zelve ten beste geven: haar krachten besteden ten bate van.
voetnoot16
Of (anders..); haer en Zijne (vs. 17) slaan beide op ‘de Duitsche Zon’ (vs. 13).
voetnoot17
gewaerdight zich: verwaardigt zich, acht het niet beneden zijn waardigheid.
voetnoot18
besteên: geschenken te geven; gewoonlik transitief: Ned. Wdb. II, 2115).
voetnoot22
bestormt van: bestookt door.
voetnoot23
harten: Holl. vorm, naast zuidelik: herten; bedeckte laege: verborgen ligplaats.
voetnoot25
't Wilt: nader verklaard door hondert zwijnen in vs. 27.
voetnoot26
daer: waar; paert en hof hun krachten verght: van paarden en hovelingen inspanning van hun uiterste kracht verlangt.
voetnoot28
geberght: behouden aangeland.
voetnoot30
als: namelik.
voetnoot31
jaghtsleip: gevolg van jagers, d.w.z. haar aanhangers; me: mee, met zich.
voetnoot34
roof: buit; knoop: hoogste punt van het gewelf, vgl. slotknoop (vs. 35).
voetnoot36
verlieten: lieten varen; terghsel van hun hoop: waardoor hun zucht naar avontuur en buit geprikkeld werd.
voetnoot37-38
de jacht op herten en hazen, op wilde dieren en op zwijnen (met schuimende gebit); Adoon: Adonis, zoon van Cinyras, koning van Cyprus, werd op jacht dodelik gewond door een everzwijn.
voetnoot41
De Schiltknaep van Jupijn: de adelaar van Jupiter, die Ganymedes, de zoon van Tros, op de berg Ida greep en ten hemel voerde.
voetnoot45
Hippolytus: zie deel 3, blz. 197 vlg.; opgedraegen: gewijd aan.
voetnoot48
zwijnspriet: speer; brack: jachthond.
voetnoot49-52.
Atalante, dochter van koning Jasos, onder jagers opgevoed, stond haar minnaar, de Calydoniese koningszoon Meleager, bij in de jacht op het Calydoniese wilde zwijn (de plaegh van K.) en kreeg van hem de huid en de kop.
voetnoot53
rechtschapen: rechtgeaard, flink.
voetnoot54
zenuw: spieren.
voetnoot55
(niet) Vertraegh'.
voetnoot56
handlen: hantéren.
voetnoot60
Geschapen tegens last: die geboren zijn om overlast (van de staat) te weren; nootweer: verweer bij dreigende nood.
voetnoot61
voorstant: bescherming.
voetnoot62-64
In 1632 nam Joan Maurits deel aan de belegering van Maastricht, waarbij de hevige aanvallen (inbreuck) van het Spaanse leger onder Santa Cruz en van het keizerlike onder Pappenheim werden teruggeslagen; legerstant: de legerstellingen.
voetnoot65
legerhoedt: helm.
voetnoot68
Keizerlijcken stamme, nl. van Adolf van Nassau, Rooms koning (1291-1298).
voetnoot69
Van moederszijde stamde hij uit het Deense koningshuis (aen Baltische oevers); de kroon spande: heerste.
voetnoot70
't Sarmaetsche Rijck: Nomadenrijk tussen Weichsel en Wolga.
voetnoot72
voor: in plaats van.
voetnoot73
verhit op: vurig belust op.
voetnoot75
de Kruisgrens: de grenzen der Christenrijken; durf: durft.
voetnoot76
flaeuwe: afgematte.
voetnoot78
op het spits: in het voorste gelid.
voetnoot80
Groothartigh: dapper; post: stijl, zuil.
voetnoot81
Voor 't schandigh leven: in plaats van een leven in schande.
voetnoot82
eerelijcke: roemrijke.
voetnoot83
Den titel: de eretitel van held.
voetnoot84
met hunn' naem: de naam sterft met hen, d.w.z. zij zijn weldra vergeten.
voetnoot85
braven: dappere; Reuzen: hiermee zijn de inlanders bedoeld.
voetnoot86
den Lissebonschen Taegh: de Portugezen, door hem in Brazilië (in d'andre weerelt) bestreden.
voetnoot88
laegh: hinderlaag.
voetnoot90
ruighten: struikgewas.
voetnoot91-92
op zijn vertreck: na zijn ontslag. De West-Indiese Compagnie ondersteunde hem zo slecht, dat hij herhaaldelik op ontslag aandrong en in 1644 bitter klagend terugkeerde, reeds voordat de vijf jaren verstreken waren. - Olinde of Olinda, hoofdstad van de Braziliaanse staat Pernambuco, was op last van Joan Maurits geheel afgebroken.
voetnoot94
geveilight van: beveiligd tegen.
voetnoot98
zijn wacht en toghten uit te staan: zijn bewaking en de legeraanvoering weer op zich te nemen(?).
voetnoot100
gezegent opgedaen: tot ons geluk (voor de handel) geopend.
voetnoot101
stoft op: laat zich voorstaan op, is trots op.
voetnoot102
Daer: waar; begruist: bevuild (Ned. Wdb. II, 1447).
voetnoot103
afgereden: afgemat door het rijden.
voetnoot104
roof (vgl. vs. 34).
voetnoot105
groeit: verheugt zich; de Rijxvorst: Joan Maurits.
voetnoot107
Santen: Xanten.
voetnoot109
Burgerhart: Claudius Civilis.
voetnoot110
Vernestelde: verjoeg (eig. uit het nest haalde).
voetnoot111
schuimen: zuiveren; aert: soort, maar hier, evenals soort, met ongunstige kleur: gespuis (niet in 't Ned. Wdb.), als woordspeling met het volgende aert.
voetnoot112
gespitst op: voorbereid op.
voetnoot113
waar de Lippe, door eikenbossen stromend, haar wateren in de Rijn uitstort.
voetnoot114
op: vertrouwende op.
voetnoot117
Zijn plantlust wandelt: als liefhebber van bosaanplanting wandelt hij.
voetnoot118
kroont (nl. met beplanting).
voetnoot120
geschut: tegengehouden.
voetnoot123
wil: moge.
voetnoot128
zegeltze: belet ze (als door verzegeling) uit de schede te komen.
voetnoot129
Vryburgh: Joan Maurits liet zich op het eiland d'Antonio Vaz op eigen kosten een prachtig paleis bouwen, dat hij Vryburg noemde.
voetnoot130
wil: zal; Archimedes: als krijgsbouwmeester met J.M. vergeleken.
voetnoot131
In 1640 liet hij Jacob van Campen zijn paleis in Den Haag bouwen.
voetnoot132
hierin te groeien: hiervan te genieten.
voetnoot135
verschoven: verstoken.
voetnoot137
Stenden: de standenvertegenwoordiging.
voetnoot142-44
Zie deel 5, blz. 906.
voetnoot145
believen: ter wille zijn.
voetnoot147
verre: verreweg; party: de tegenpartij; grieven: kwetsen, verwonden (Ned. Wdb. V, 707).
voetnoot149
zelfs: zelf.
voetnoot150
ontzien: met ontzag bejegend.
voetnoot153
Keurhant: hand die weet te kiezen, te beslissen; oogh: wegens zijn waakzaamheid.
voetnoot155
geestigh uitgelaeten: met talent en geestdrift.
voetnoot156
weiden: genietend rondgaan.
voetnoot157
groeien in: vgl. vs. 132.
voetnoot158
Jaarliks placht Johan Maurits uit zijn wildparken wild te zenden voor de maaltijd der Amsterdamse burgemeesters. Dezen lieten zich niet onbetuigd met tegengeschenken; zoo bijvoorbeeld zonden zij hem het Pallas-beeld, gebeeldhouwd door Quellyn, door Vondel in 1660 bezongen.
voetnoot159
Daer: toen; keurgety: de jaarlikse vernieuwing van de stedelike regering op Vrouwendag (2 Febr.); vgl. keurgetijde in het opschrift.
voetnoot160
berckemeier: beker (vgl. deel 5, blz. 511, vs. 26).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius