Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De IIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Cum invocarem exaudivit.

 
Toen mijn gebedt ten hemel steegh
 
Verkreegh
 
Ick troost van hem, die my bewaeckt,
 
En uit gena rechtvaerdigh maeckt:Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Mijn toegesloten hart
 
Loock op, in 't nijpen van de smart.
 
 
 
Ontfarm u mijns: verhoorme toch.
 
Och och,
 
Och, Adams kinders, zeghtme, hoe
[pagina 230]
[p. 230]
10[regelnummer]
Uw hart dus zackt naer d'aerde toe.
 
Wat mintge d'ydelheit,
 
En volght de logen, die u vleit?
 
 
 
't Is noodigh datge weet hoe hoogh,
 
In 't oogh
15[regelnummer]
Der Englen, zijn getrouwe schaer,Ga naar voetnoot14-15
 
Hy 't heiligh kint zoo wonderbaerGa naar voetnoot16
 
Verheft. Ick kerm tot hem,
 
Hy rijst, en luistert naer mijn stem.
 
 
 
Versteurt u vry, maer viert met schroomGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Den toom
 
Van uwe gramschap op het quaet,
 
En houdt de goude middelmaet,
 
Op datge u niet besmet,
 
Als reden uwen toren wet.Ga naar voetnoot19-24Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
Wanneer 't gestarrent in der nacht
 
De wacht
 
Bevolen blijft, en gy te bedt
 
Op al uw doen en laeten let,
 
Zoo prickelt lijf en ziel
30[regelnummer]
Met rouwe, om al wat Godt misviel.Ga naar voetnoot25-30
 
 
 
Gaet offert Gode geenen ram,
 
Noch lam;Ga naar voetnoot31-32
 
Maer offert aen zijn Majesteit
 
Een offer van rechtvaerdigheit,
35[regelnummer]
En hoopt op zulk een' Heer,
 
Die kiest het hart voor kalf, en weer.Ga naar voetnoot36
 
 
 
Hoe menigh raeskalt: toont ons wat
 
Men schat
 
Voor 't heerelijckste en beste goet,
40[regelnummer]
Waer naer men billijck jaegen moet,
 
Nu 't aertsch al t'ongewisGa naar voetnoot41
 
En kort in 's wijzen oogen is.Ga naar voetnoot37-42
[pagina 231]
[p. 231]
 
O Schepper, die het al verlicht
 
En sticht,
45[regelnummer]
Gy merckte ons zielen met dit merck,
 
Dat van uw helder voorhooft sterck
 
In onzen boezem dringt,
 
Zoo dat het hart van blyschap springt.
 
 
 
Gy zegent uwen onderdaen
50[regelnummer]
Met graen,
 
Olijf, en Druif. Ick worp, o Heer,Ga naar voetnoot51
 
My plotsling in uwe armen neêr,Ga naar voetnoot52
 
En slaepe op zulck een' borgh,Ga naar voetnoot53
 
Mijn hoop, mijn' troost, mijn zorgh.Ga naar voetnoot43-54Ga naar voetnoot54

voetnoot*
Ps. 4:
voetnoot4
uit gena rechtvaerdigh maeckt: V: Deus justitiae meae, vs. 2; B: hoc est, cujus gratia me justum fecit.
voetnoot14-15
bijvoegsel.
voetnoot16
't Heiligh kint: V: sanctum suum, vs. 4, de Zoon Gods.
voetnoot19
versteurt u vry: wordt gerust boos.
voetnoot19-24
Irascimini et nolite peccare, vs. 5.
voetnoot24
Versta: als ge reden hebt om boos te worden; toren: toorn.
voetnoot25-30
V: heeft alleen: in cubilibus vestris compungimini.
voetnoot31-32
geenen ram Noch lam: bijvoegsel.
voetnoot36
weer: weder, Hgd. Widder, ram.
voetnoot41
ongewis: onzeker.
voetnoot37-42
V: Multi dicunt: quis ostendit nobis bona, vs. 6.
voetnoot51
Olijf: bijvoegsel.
voetnoot52
plotsling: bijvoegsel, met herinnering aan 's dichters overgave en overgang.
voetnoot53
borgh: waarborg, beschermer.
voetnoot43-54
Hier benut Vondel Davids woorden voor zijn eigen bekeeringslied.
voetnoot54
zorgh: verzorger.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius