Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XXXVI. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Noli aemulari in malignantibus.

 
Beny geensins de boozen,
 
Misgun den godeloozenGa naar voetnootvs. 2
 
En onrechtvaerdigen geen' spoet,Ga naar voetnoot3
 
Noch weelde, en rijckdoms overvloet,
5[regelnummer]
Noch ga hier over morren:
 
Zy zullen snel verdorren,
 
Als hoy en gras, gezwint op 't lant
 
Ter neêr gevelt van 's maeiers hant.Ga naar voetnoot8
 
 
 
Pas slechts op Godt te bouwen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Uw hoop, en uw betrouwen.
 
Volgh 't goede na, met vreught, en lust.
 
Bewoon uw ackerlant gerust:
 
Godts rijckdom zal u voeden
 
Door aenwas veeler goeden.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Indienge Godt met blyschap eert,
 
Hy schenckt u wat uw hart begeert.
 
 
 
Ontvouw den Heer der dingen
 
Alle uw bekommeringen:
 
Hy zal u Recht voor elx gezichtGa naar voetnoot19
[pagina 312]
[p. 312]
20[regelnummer]
Te voorschijn brengen in het licht:
 
Uw zaeck zal heerlijck praelen,
 
Gelijck de middaghstraelen,
 
De klaerheit van des hemels lamp,Ga naar voetnoot23
 
Die klaerder schijnt na mist en damp.Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
Gehoorzaem 's hemels reden,Ga naar voetnoot25
 
En yver met gebeden.
 
Misgun het niet, door nijt geport,
 
Dat eenigh schelm gezegent wort.
 
Betoom d'oploopentheden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En dolheit, schuw van zeden.Ga naar voetnoot30
 
Laet vaeren afgunst, en verdriet,
 
En volgh het spoor der boozen niet:
 
 
 
Want alle godeloozen
 
En godtvergeete boozen
35[regelnummer]
Zal Godt verdelgen tot den gront:
 
Maer wie zich houdt aen Godts verbont,
 
En uitziet naer 't beloofde,
 
Met opgerechten hoofde,
 
Wort met zijn zaet, van lidt tot lidt,
40[regelnummer]
Gehanthaeft in 't belooft bezit.Ga naar voetnoot36-40
 
 
 
De godeloozen duuren
 
Niet lang, maer luttele uuren.
 
Indienge naerspoort waerze zijn,
 
Gy vint noch voetstap, plaets noch schijn:
45[regelnummer]
Maer wie zich draeght geduldigh,Ga naar voetnoot45
 
Zachtzinnigh, en onschuldigh,
 
Bezit zijn wettige errefsteGa naar voetnoot47
 
Met vrolijckheit in vollen vre.
 
 
 
De booswicht leght vast laegenGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Om 't vroome hart te plaegen,
 
En knerssetant, van wrock en spijt,
 
En loert op hem, en bast, en bijt:Ga naar voetnoot52
[pagina 313]
[p. 313]
 
Doch Godt belacht de quaeden,
 
En alle looze raeden;Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Dewijl hun tijt van straf genaeckt,
 
Eer iemants haet de vroomen raeckt.
 
 
 
De godelooze en wreede
 
Het zwaert ruckt uit de scheede,
 
En spant den boogh, om 't oprecht hartGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
En d'onderdruckten in hun smart
 
Te moorden, en te treffen,
 
Eer zy 't gevaer beseffen:
 
Maer d'Almaght breeckt hun' boogh en flits,Ga naar voetnoot63
 
En veltze door hun zwaert, en spits.Ga naar voetnoot64
 
 
65[regelnummer]
Het kleen bezit des vroomen,
 
Rechtvaerdighlijck bekoomen,
 
Is verre beter dan het goet
 
Des rijcken vrecks, vol overvloet:
 
Want Godt lijdt geen verdrucken,
70[regelnummer]
Breeckt 's rijcken arm in stucken,
 
En hanthaeft den oprechten mensch,
 
Die hem betrouwt naer 's hemels wensch.
 
 
 
d'Alziende kent den handel
 
En onbesmetten wandel
75[regelnummer]
Des vroomen, en zijne erfenis
 
Blijft eeuwigh zeker, en gewis.
 
Oock staenze niet verlegen
 
In tijden, dor van zegen:
 
De rijcke Godt verzaetze in noot
80[regelnummer]
Van honger uit zijn' milden schoot.
 
 
 
De booswicht gaet verloren.
 
Godts vyanden, te vooren
 
In staet verheven, boven aen,
 
Vergaen, als roock, als zy vergaen.
85[regelnummer]
De booze vrecken leenen.
 
Al is de tijt verscheenen,
 
Zy leggen noch hun schuit niet af,
 
Noch boeten 't geen de schultheer gaf.Ga naar voetnoot85-88Ga naar voetnoot88
[pagina 314]
[p. 314]
 
De godtgetrouwe menschen,
90[regelnummer]
Die vroomen voorspoet wenschen,Ga naar voetnoot90
 
Bezitten stil hun errefgoet,
 
Gezegent uit Godts overvloet:
 
Maer die de vroomen vloecken,
 
En hun bederfnis zoecken,
95[regelnummer]
Vergaen, verdwijnen, zonder schijn
 
En blijck waer zy gebleven zijn.Ga naar voetnoot95-96
 
 
 
Godt stiert des vroomen gangen,
 
En wandel, met verlangen
 
En lust tot zijn behoudenis.
100[regelnummer]
Zoo ras zijn voet aen 't glibbren is,Ga naar voetnoot100
 
Koomt Godt hem onderstutten,
 
En met zijn hant beschutten:
 
Waerom d'oprechte en vroome man
 
Geen lidt in 't vallen pletten kan.Ga naar voetnoot103-04
 
 
105[regelnummer]
'K was eertijts jongk van jaeren:
 
Nu draegh ick grijze hairen,
 
Noch zagh ick vroomen noit op straetGa naar voetnoot107
 
Verlaten van hunn' toeverlaet,
 
Noch 's vroomen zaet belachen:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Noit zagh ick 't nootdruft prachen,Ga naar voetnoot110
 
En bidden, naeckt, en arm, en bloot,
 
Van deur tot deur, geperst uit noodt:
 
 
 
Maer doorgaens in zijn levenGa naar voetnoot113
 
Was dit gereet te geven,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Met open schoot, en volle hant,
 
Uit liefde en goddelijcken brant.Ga naar voetnoot116
 
Dees man, wat hem bejegent,
 
Blijft even rijck gezegent
 
In al zijne afkomst, die Godt vreest,
120[regelnummer]
Gedreven van Godts milden geest.Ga naar voetnoot113-120
[pagina 315]
[p. 315]
 
Ontsla u van het quaede.
 
Volgh 't goede niet te spade.
 
Bezit gerust, eeuw in, eeuw uit,
 
Uw erf, daer Godt de vloecken stuit:Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Want Godt, om hoogh daer boven,
 
Rechtvaerdigh in 't beloven,
 
Liet noit zijn Heiligen bezwaert,
 
Die hy in eeuwigheit bewaert.
 
 
 
Godt straft doorgaens de boozen.Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
Het bloet der godeloozen
 
Vergaet, verdort, en laet geen vrucht,
 
Gedachtenis, noch goet gerucht.
 
Wie vroom is, en rechtvaerdigh,Ga naar voetnoot133
 
Acht Godt zijne erfnis waerdigh,
135[regelnummer]
En hanthaeft hem in 't wettigh erf,
 
Eeuw in, eeuw uit, voor lantbederf.Ga naar voetnoot136
 
 
 
Der Wijzen lippen vloejen
 
Van wijsheit. zy besproejen
 
Hun tong met lieflijckheit en wat
140[regelnummer]
De vroede waert acht opgevat.Ga naar voetnoot137-40Ga naar voetnoot140
 
Hun hart bewaert Godts wetten.
 
Geen looze schalcken zettenGa naar voetnoot142
 
Den vroomen heimelijck den voet,
 
Waerdoor hy valt, en sneuvlen moet.Ga naar voetnoot142-44Ga naar voetnoot144
 
 
145[regelnummer]
De booze met zijn stappen
 
Zocht vroomen te betrappen,Ga naar voetnoot145-46
 
Te brengen loos om lijf en ziel,Ga naar voetnoot147
 
Zoo hy hen ergens overviel.
 
Godt brengt dien raet in schanden,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Houdt vroomen uit zijn handen,Ga naar voetnoot150
 
En schoon men hen verwezen ziet,Ga naar voetnoot151
 
d'Alweetende verwijstze niet.
[pagina 316]
[p. 316]
 
Verwacht Godt onverlegen,Ga naar voetnoot153
 
Bewaer zijn spoor en wegen:
155[regelnummer]
Hy zal u hanthaven in staetGa naar voetnoot155
 
En erf, als snoot gespuis vergaet.Ga naar voetnoot155-56
 
Ick zagh wel eer d'onvroomen,
 
Zoo trots als cederboomen
 
Op Liban, rijck van loof en kroon,
160[regelnummer]
Voor al de weerelt staen ten toon.
 
 
 
Ick ging voorby dat heenen,Ga naar voetnoot161
 
En merck, hy was verdweenen.Ga naar voetnoot162
 
Ick zocht rondom naer erf, en gront,
 
En vont de plaets niet, daer hy stont.
165[regelnummer]
Bewaer d'onnoozelheden,Ga naar voetnoot165
 
Gerechtigheit, en reden:
 
Want deze zijn het overschot
 
Des vrederijcken mans van Godt.Ga naar voetnoot167-68
 
 
 
Alle ongerechte boozen
170[regelnummer]
En 't erf der godeloozen
 
Vergaen. wie Godt betrout behoedt
 
Zijn erfdeel, en gezegent goet:
 
En d'allerhooghste ontfarmer
 
Is schutsheer en beschermer
175[regelnummer]
Der vroomen, als het lijden druckt,
 
Daer hy hen met zijn hant uitruckt.Ga naar voetnoot176
 
 
 
Godt helptze in noodt en lijden.
 
Hy zalze trouw bevrijden,
 
En rucken uit der boozen maght,
180[regelnummer]
En hun gewelt door 's hemels kracht.Ga naar voetnoot180
 
Hy zal die op hem hoopen,
 
Naer dezen vryburgh loopen,Ga naar voetnoot182
 
Behoên in tijt van tegenspoet
 
Door zijn genade, wijs, en goet.

voetnoot*
Ps. 36.
voetnootvs. 2
godeloozen: in dezen Ps. weer herhaaldelijk (zie vs. 33, 41, 57, 130, 170) voor goddeloozen.
voetnoot3
spoet: voorspoed.
voetnoot8
toevoegsel.
voetnoot9
Pas: zorg.
voetnoot14
goeden: goederen.
voetnoot19
u Recht: uw recht.
voetnoot23
Versta: en gelijk ...; des hemels lamp: de zon, waarvan de Ps. niet spreekt.
voetnoot24
Hollandsch toevoegsel.
voetnoot25
reden: woorden, wetten.
voetnoot29
d'oploopentheden: van drift en ongeduld.
voetnoot30
dolheit, schuw van zeden: zondige toorn, V: furorem.
voetnoot36-40
V: sustinentes autem Dominum, ipsi hereditabunt terram, vs. 9.
voetnoot45
draeght: gedraagt.
voetnoot47
errefste: erfdeel.
voetnoot49
vast: voortdurend.
voetnoot52
B: instar famelici canis desiderabit interitum ejus.
voetnoot54
looze raeden: ijdele raadgevers.
voetnoot59
oprecht: lees òprecht.
voetnoot63
flits: pijl.
voetnoot64
door hun: door hun eigen.
voetnoot85-88
V: Mutuabitur peccator et non solvet: de zondaar neemt ter leen en geeft niet terug, vs. 21.
voetnoot88
boeten: vergoeden, uitdelgen.; schultheer: schuldeischer.
voetnoot90
V: benedicentes ei: die hem, een ander, goed toewenschen; Bellarminus betrekt met S. Augustinus ei op God; evenzoo in 93 die de vroomen vloecken: Vulg. maledicentes ei, nl. God.
voetnoot95-96
herhaalde tautologie.
voetnoot100
aen 't glibbren: van de wegbelemmeringen, die Bellarminus opsomt, kuilen, steenen en slijk, neemt Vondel de meest Hollandsche over.
voetnoot103-04
toevoegsel.
voetnoot107
noch: en toch.
voetnoot109
Versta: noch zag ik ooit dat de kinderen der vromen werden uitgelachen, toevoegsel.
voetnoot110
't (het): namelijk 's vromen zaet van vs. 109; V: nec semen ejus quaerens panem, vs. 25; prachen: bedelen.
voetnoot113
doorgaens: aldoor.
voetnoot114
dit: nl. 's vroomen zaet van vs. 109; 't oorspr. bedoelt den vrome zelf.
voetnoot116
Versta: uit brandende liefde tot God
voetnoot113-120
V: Tota die miseretur et commodat; et semen illius in benedictione erit, vs. 26.
voetnoot124
vloecken: ongerechtigheden.
voetnoot129
doorgaens: altijd.
voetnoot133
Wie: hem die.
voetnoot136
voor lantbederf: tegen verlies of schade van zijn landgoed.
voetnoot137-40
V: Os justi meditabitur sapientiam, et lingua ejus loquetur judicium, vs. 30.
voetnoot140
Versta: Wat de wijze waard acht om naar te luisteren.
voetnoot142
looze schalcken: slimme schurken.
voetnoot142-44
V: et non supplantabuntur gressus ejus, vs. 31, zijn schreden wankelen niet. Bellarminus zegt, dat supplantare beteekent, iemand door list den voet vasthouden of belemmeren, zoodat hij moet vallen en deze uitleg schijnt Vondel voor den geest te staan.
voetnoot144
sneuvlen: omkomen.
voetnoot145-46
met zijn stappen zocht: probeerde met listige achtervolging, V: considerat, vs. 32, beloert.
voetnoot147
brengen om lijf en ziel: vernietigen, V: mortificare, vs. 32.
loos: listig, gemeen.
voetnoot149
brengt dien raet in schanden: verijdelt, maakt dat plan beschaamd.
voetnoot150
zijn: van den booze.
voetnoot151
verwezen: veroordeeld.
voetnoot153
onverlegen: met ongeschokt vertrouwen.
voetnoot155
hanthaven: een dactylus buiten de maat van het vers.
voetnoot155-56
videbis van de Vulg. vs. 34 is niet vertaald.
voetnoot161
voorby dat: daar voorbij.
voetnoot162
merck: zie, V: ecce, vs. 36.
voetnoot165
d'onnoozelheden: V: innocentiam, de onschuld.
voetnoot167-68
V: quoniam sunt reliquiae homini pacifico, vs. 37, door Bellarminus verklaard: multa bona reliqua sunt homini pacifico post mortem, hetgeen Vondel schijnt gevolgd te hebben; overschot: erfdeel.
voetnoot176
Daer: waar; uitruckt: uit rukt, uit trekt.
voetnoot180
gewelt: overmacht.
voetnoot182
En die ..... loopen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius