Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De LXVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Salvum me fac, Deus.

 
O goedertieren vader,
 
Behoeme toch, en bergh uw eenigh zaet:
 
Ick was de Doot noit nader,Ga naar voetnoot2-3
 
Nu 't water wast, en op de lippen staet.
5[regelnummer]
Ick ben in slijm gezonckenGa naar voetnoot5
 
Tot aen den hals, en voel geen' gront om laegh:Ga naar voetnoot6
 
Ick smoor, bykans verdroncken
[pagina 395]
[p. 395]
 
In zee. de storm verrucktme vlaegh op vlaegh.
 
Ick riep in zwaericheden
10[regelnummer]
Mijn keel dus heesch, en zagh mijne oogen blint;
 
Terwijl ick van beneden
 
Uit hoop mijn oogh naer Godt hief, die my mint.
 
Mijn haeters, die my quellen
 
Ontschuldighlijck, en zonder recht en reên,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Zijn eer dan 't hair te tellen,Ga naar voetnoot15
 
Dan hairen, die mijn beckeneel bekleên.Ga naar voetnoot16
 
De boozen, die boosaerdigh
 
My zonder schult dus wassen over 't hooft,
 
Nu stouter, onrechtvaerdigh
20[regelnummer]
My eischen 't geen ick niemant hebbe ontrooft.
 
Gy hebt het afgekeecken
 
Wat dwaesheit my, o Godt, ten schimp gedijt.Ga naar voetnoot21-22
 
Voor u zijn geen gebreecken
 
Bedeckt, die elck my toeschuift, en verwijt.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer laet, o Heer, mijn lijden
 
En jammer niet beschaemen noch verslaen
 
Die uwen naem belijden,
 
En op uw maght en hulp, als pijlers, staen:Ga naar voetnoot28
 
Dat zy niet troostloos zwichten
30[regelnummer]
Om my, dus straf mishandelt, en te fel;
 
Want zij hun heilhoop stichtenGa naar voetnoot31
 
Op u, o stut van 't stamhuis, Israël.
 
Gewislijck uwent halve
 
Verdraegh ick nu zoo veel schandael, en smaet.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Mijn aenschijn, met geen zalve
 
Begooten, treurt, verdruckt, beschimpt, gehaet.Ga naar voetnoot35-36
 
Ick schijn by mijnen broeder
 
Een vreemdeling, zijne oogen onbekent;Ga naar voetnoot38
 
By d'afkomst van mijn moeder
40[regelnummer]
Een uitheemsch gast, van 's weerelts uiterste endt:Ga naar voetnoot40
 
Want lust tot uw tapijten
 
En heilighdom verslont verruckte my.Ga naar voetnoot41-42
 
Wat boozen u verwijten,
[pagina 396]
[p. 396]
 
Dat lastren treft mijn hart, om u in ly.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Indien ick 't hooft bedecke
 
Met assche, en vast, dat strecktme tot verwijt.
 
Zoo ick een' zack aentrecke,
 
En hairen kleet, men schimpt met my van spijt.
 
Het poortgerecht, aen 't schimpen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Belacht en maeltme uit schimp te schendigh af,Ga naar voetnoot50
 
Die droncken 't licht zien krimpenGa naar voetnoot51
 
Zijn zingende beholpen met mijn straf.Ga naar voetnoot52
 
Ick midlerwijl met smeecken
 
Verbidze, die my quetsen, zonder schult,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Houde aen met u te spreecken,
 
Beveele, o Godt, u d'uitkomst met gedult.
 
Verhoor dan mijn gebeden
 
Naer uw gena, die rijck is zonder endt.
 
Behoe den aengestreden,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En sterck uw woort en waerheit, wijdt bekent.Ga naar voetnoot60
 
Verlos my uit den slijcke,
 
Eer ick versmoor'. bevryme voor den haet,Ga naar voetnoot62
 
En red, eer 't hart bezwijcke,
 
Mijn leven uit dien afgront, zonder maet:Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Dat my geen storm verdelge,
 
Daer zulck een stroom en zeegetijde gaet,Ga naar voetnoot66
 
Geen diepte my verzwelge,
 
De put zijn' mont niet sluit, die open staet.Ga naar voetnoot68
 
Verhoorme, o Heer, daer boven,
70[regelnummer]
Om uw gena, die endtloos is, en groot.
 
Begunstigh den verschoven
 
Naer uw gena, die neêrvloeit uit uw' schoot.
 
Verhoorme snel in lijden,Ga naar voetnoot73
 
Eer my de noot verslinde, en ondertreck'.Ga naar voetnoot69-74
75[regelnummer]
Keer 't aenzicht niet ter zijden,
 
Noch wil uw kint niet aanzien met den neck.
 
Behoe mijn ziel voor 't stranden.
 
Verlos haer uit de barning van den vloet.Ga naar voetnoot77-78
 
Ontruckze 's vyants handen,
[pagina 397]
[p. 397]
80[regelnummer]
En 's vyants arm, en zoo veel wederspoet.Ga naar voetnoot80
 
Gy kent alleen mijn schanden,
 
Ontsteltenis, verwijt, schandaal, verdriet.
 
Gy kent die my aenranden.
 
Van hun verwacht ick leedt, en anders niet.
85[regelnummer]
Ick zocht een' medelijder,
 
En vondt geen' troost. ick wert met gal gevoedt.
 
Mijn haeter en benijder
 
Schonckme edick, toen my dorste, flaeu te moedt.Ga naar voetnoot88
 
Hun eigen disch gedije
90[regelnummer]
Hun tot een' strop, vergeldinge, en schandael.Ga naar voetnoot90
 
Geen licht hun oogh verblije.
 
Dat zy gebuckt naer 't graf gaen altemael.Ga naar voetnoot92
 
Aertswreecker, giet uw' torenGa naar voetnoot93
 
Op henliên uit, en tastze razende aen.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Men zie hun steên verstooren,
 
Hun huizen woest en dootsch en ledigh staen:
 
Want dien gy hebt geslagen
 
Vervolghden zy, vermeerden, slagh op slagh,
 
Zijn wonden, en zijn plaegen:
100[regelnummer]
Dat schenck hun in, ten spiegel, en ontzagh.Ga naar voetnoot100
 
Vermeerder hun misdaeden,
 
En stapel staêgh het een op 't ander quaet,
 
Datze uw gerechte paden
 
Niet wandelen, noch zy, noch al hun zaet.Ga naar voetnoot103-04
105[regelnummer]
Wischtze uit den boeck van 't leven,
 
Dat eeuwigh duurt, en nimmer zy hun naem
 
Met vroomen opgeschreven.
 
Verdelghze met hun bloet, en naem, en faem.
 
Ick ben wel arm, en druckigh:Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Maer gy, o Godt, behoedt my. 'k zal met lof
 
Uw' grooten naem geluckigh
 
Met zang op zang verheffen op dees stof.
 
Dat zal u meer behaegen
 
Dan eene vaers, wiens hoorens door de huit
115[regelnummer]
Eerst botten alle dagen,Ga naar voetnoot114-15
 
Wiens teere klaeuw allengs noch groeit, en spruit.
 
Laet uw gewillige armen
[pagina 398]
[p. 398]
 
Dit aenzien, zich verheugen. zoeckt verblijt
 
Hem die u kan beschermen,
120[regelnummer]
Zoo leeft uw ziel in Gode zonder strijt:
 
Want Godt verhoort de zijnen,
 
En d'armen, breeckt 's gevangens banden los.
 
Laet al wat leeft verschijnen,
 
Hem loven aerde, en hemel, zee, en bosch.
125[regelnummer]
Godt waeckt voor Sions muuren,
 
En sterckt de steên van Juda voor 't bederf,
 
Dat sy de nijt verduuren:Ga naar voetnoot126-27
 
Daer woont d'oprechte, en erft het lant ten erf.Ga naar voetnoot128
 
Het heiligh zaet der vroomen
130[regelnummer]
Bezit het lant gerust in volle vre,
 
En al die na hun koomen,
 
Verbonden aen Godts dienst, bezitten 't me.Ga naar voetnoot132

voetnoot*
Ps. 68.
voetnoot2-3
bergh enz.: toevoegsel.
voetnoot5
slijm: slijk.
voetnoot6
voel geen gront om laegh: V: Non est substantia, vs. 3; B: non est fundamentum sive fundus, ubi subsisti possit.
voetnoot14
Ontschuldighlijck: dit moet een drukfout zijn voor: onschuldighlijck: zonder dat ik schuldig ben.
voetnoot15
eer: ook waarschijnlijk een vergissing voor min, omdat het niet valt aan te nemen, dat Vondel het eenvoudig Latijn van de V: Multiplicati sunt super capillos capitis mei, vs. 5 niet verstaan zou hebben.
voetnoot16
beckeneel: schedel.
voetnoot21-22
V: Deus tu scis insipientiam meam, vs. 6; B: Tu scis me pati propter insipientiam primi hominis.
voetnoot24
die elck enz.: toevoegsel.
voetnoot28
En op: en die op; als pijlers: toevoegsel.
voetnoot31
hun heilhoop: de hoop van hun heil.
voetnoot34
schandael: beschaming.
voetnoot35-36
V: operuit confusio faciem meam, vs. 8.
voetnoot38
zijne oogen onbekent: toevoegsel.
voetnoot40
van 's weerelts uiterste endt: toevoegsel.
voetnoot41-42
V: Quoniam zelus domus tuae comedit me, vs. 10; tapijten: tempelvoorhang.
voetnoot44
in ly: in nood.
voetnoot49
Het poortgerecht: V. qui sedebant in porta, vs. 13; B herinnert eraan, dat bij de Joden de rechtspraak werd uitgeoefend bij de stadspoort, vgl. Salomon, vs. 824-25; K. David in Ball. vs. 490-91.
voetnoot50
te schendigh: al te schandelijk.
voetnoot51
V: qui bibebant vinum, vs. 13; krimpen: verdwijnen; die tot in den nacht zitten drinken.
voetnoot52
beholpen: ingenomen, vroolijk.
voetnoot54
Verbid ze: bid voor hen.
voetnoot59
aengestreden: bestredene.
voetnoot60
sterck: bevestig, vervul.
voetnoot62
versmoor': stik.
voetnoot64
afgront, zonder maet: V: profundis aquarum.
voetnoot66
stroom en zeegetijde: hoog water.
voetnoot68
De put: de put van den afgrond, V: puteus, vs. 16.
voetnoot73
V: Velociter exaudi me, vs. 18 staat een vs. verder.
voetnoot69-74
V: Exaudi me, Domine, quoniam benigna est misericordia tua; secundum multitudinem miserationum tuarum respice in me, vs. 17.
voetnoot77-78
toevoegsel.
voetnoot80
toevoegsel.
voetnoot88
edick: azijn; moedt: moede.
voetnoot90
schandael: schande, V: scandalum, vs. 23.
voetnoot92
gebuckt naer 't graf: gebukt tot 't eind van hun leven, V: semper incurva, vs. 24.
voetnoot93
Aertswreecker: toevoegsel; toren: toorn.
voetnoot94
razende: verbolgen.
voetnoot100
toevoegsel.
voetnoot103-04
V: et non intrent in justitiam tuam, vs. 28.
voetnoot109
druckigh: bedrukt, V. dolens, vs. 30.
voetnoot114-15
V: vítulum novellum, cornua producentem et ungulas, vs. 32.
voetnoot126-27
V: aedificabuntur civitates Juda, vs. 36.
voetnoot128
erft .... ten erf: echt Vondelsche repetitie.
voetnoot132
me: mede.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius