Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De XCIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Deus ultionum Dominus.

 
Gy, die een wreecker zijt
 
Van 't quaet, ten troost van elck, die onrecht lijdt,
 
Gy wreecker, noit besproocken,
 
Hebt, zonder gunst of haet, elx leedt gewroken.
5[regelnummer]
O Godt, 't is tijt dat gy,
 
Die rechter zijt in 's weerelts heerschappy,
 
Gaet over d' ongelijckenGa naar voetnoot7
 
Der wreevlen eens een billijck oordeel strijcken.
 
Hoe lang, o Heer, hoe lang
10[regelnummer]
Gedooghtge dat het onrecht ga in zwang,
 
En, zonder 't quaet te doemen,Ga naar voetnoot11
 
Geweldenaers zich van hun boosheit roemen?Ga naar voetnoot12
 
Zy stoffen in uw Rijck,Ga naar voetnoot13
 
En groejen alle in schendigh ongelijck,
15[regelnummer]
En valsche godeloosheit,
 
Braveeren elck in hun bedreve boosheit.
 
Zy hebben, Heer, verruckt
 
Door eige baet, uw eigen volck verdruckt,
 
En naemen hun behaegen
20[regelnummer]
Uw erfdeel fel te perssen, en te plaegen.
 
Zy hebben arme weeuw
 
En vreemdeling vermoort in 't moortgeschreeuw,Ga naar voetnoot22
[pagina 460]
[p. 460]
 
En ouderlooze weezen
 
Om hals gebrogt, oock zonder straf te vreezen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Zy stoffen: Godt de Heer
 
Zit hoogh en droogh: hy ziet zoo laegh niet neêr.Ga naar voetnoot26
 
De Godt van Josefs vaderGa naar voetnoot27
 
Verneemt het juist zoo stip niet al te gader.Ga naar voetnoot28
 
Onweetende geslacht,
30[regelnummer]
Gy dwazen, neemt eens op uw boosheit acht.
 
De planter van onze ooren,Ga naar voetnoot31
 
Van 't scherp gehoor, zou die u spraek niet hooren?
 
De Godtheit, die noit sliep,
 
Zou die niet zien, die 't oogh bootseerde, en schiep?
35[regelnummer]
Beknelt hy geen geweeten,
 
Die wijsheit leert, en geesselt den vermeeten?Ga naar voetnoot35-36
 
d'Alweetende verstaet
 
Wat ieder veinst, en peinst, elx ydlen raet.Ga naar voetnoot38
 
Men moet geluckigh prijzen
40[regelnummer]
Dien Godt zijn wet ontvout door 't onderwijzen;
 
Op dat hy in den damp
 
Des onheils zich leer' maetigen in ramp,Ga naar voetnoot41-42
 
Tot dat de boozen huilen,Ga naar voetnoot43
 
En storten in hun diepgegrave kuilen:
45[regelnummer]
Want d'Opperste verstoot
 
Zijn volleck van zijn aenschijn niet in noot.
 
Hy zal in 't rustloos leven
 
Zijn erfdeel niet verlaeten, noch begeven;
 
Tot dat de dagh van Recht
50[regelnummer]
Alle ongelijck rechtvaerdighlijck beslecht',
 
En, 's hemels stoel ten prijze,Ga naar voetnoot51
 
't Rechtvaerdigh hart ten troost, het vonnis wijze.
 
Wie neemt mijn zaeck in acht,
 
Verdaedight my voor 's boozen valsche klaght?
55[regelnummer]
Wie staet en houdt mijn zijde,
 
Daer 't boos geslacht mijn zuiver Recht benijde?
 
Wie anders dan de Heer,
 
De noothulp, en beschermer van mijne eer?
[pagina 461]
[p. 461]
 
Want zonder Godts bewaeren
60[regelnummer]
Mijn geest was lang by 's afgronts schim gevaren.Ga naar voetnoot60
 
Wanneer ick riep: mijn voet
 
Zal slibberen, ten zy gy my behoedt;
 
Dan holp my uw genade;
 
Dan quam uw hulp en goetheit my te stade.
65[regelnummer]
Naer maete van de smert
 
En droefheit van mijn aengevochten hart,
 
Verblijdde, in spijt der boosten,Ga naar voetnoot67
 
Zich mijne ziel, toen my uw hulp quam troosten.
 
Zoude onrecht uwen troon
70[regelnummer]
Aenhangen, die door 't juck der wetgeboôn
 
Vermast den hals der menschen,Ga naar voetnoot71
 
Zoo datze u niet behaegen naer hun wenschen?Ga naar voetnoot72
 
De schalcken mogen staêghGa naar voetnoot73
 
d' Oprechte ziel bespieden uit hun laegh,
75[regelnummer]
En 's vroomen bloet vergieten,
 
Na datze hem verdoemden, en verstieten:
 
Maer Godt blijft in den staet
 
Van druck en angst der vroomen toeverlaet.
 
Mijn Godt is mijn betrouwen.
80[regelnummer]
Ick wil mijn hoop op 's hemels bystant bouwen.
 
Hy schenckt elck loon naer 't werck,
 
Verdelght de quaên, en valt dien hoop te sterck.Ga naar voetnoot82
 
Zijn maght verpletze aen mortel,Ga naar voetnoot83
 
Verdelghtze, en roit hen uit met tack en wortel.

voetnoot*
Ps. 93.
voetnoot7
d'ongelijcken: mvd. van het ongelijk als in 14, de onrechtvaardigheden.
voetnoot11
doemen: verdoemen, bestraffen.
voetnoot12
van: op; roemen: beroemen.
voetnoot13
stoffen: snoeven; in uw Rijck: toevoegsel.
voetnoot22
in 't moortgeschreeuw: toevoegsel.
voetnoot24
oock zonder straf te vreezen: toevoegsel.
voetnoot26
zit hoogh en droogh: deze burgerlijke humor is van den Hollander Vondel, die ook in de volgende vss. 27-28 de taal van laatdunkende boosdoeners parodieert.
voetnoot27
V: Deus Jacob, vs. 7.
voetnoot28
stip: stipt, precies.
voetnoot31
De planter: de schepper, V: qui plantavit, vs. 9.
voetnoot35-36
V: qui corripit gentes, non arguet; qui docet hominem scientiam?, vs. 10. De tegenstelling is: zou Hij die volkeren tuchtigt en den mensch onderricht, niet ingrijpen; Vondel geeft dit niet weer; Beknelt: beangstigt.
voetnoot38
veinst en peinst: woordspel.
voetnoot41-42
V: Ut mitiges ei a diebus malis, vs. 13, B: id est, ut mitiges ei tristitiam quae oritur a diebus malis.
voetnoot43
toevoegsel.
voetnoot51
toevoegsel.
voetnoot60
bij 't afgronts schim: bij de schimmen der dooden, V: in inferno, vs. 17.
voetnoot67
in spijt der boosten: toevoegsel.
voetnoot71
Vermast: belast.
voetnoot72
Deze onduidelijke toevoeging beteekent wellicht: zóó dat zij u, ondanks hun streven (wenschen), toch niet welgevallig zijn.
voetnoot73
schalcken: listigaards.
voetnoot82
en valt dien hoop te sterck: en is machtiger dan die bende van belagers.
voetnoot83
aen mortel: elders heeft Vondel: te mortel, Lucifer, vs. 1504, tot gruis. De beeldspraak in 83-84 is van Vondel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius