Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 539]
[p. 539]

De CXXXIIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Laudate nomen Domini.

 
Gy wachters van Gods heiligdom en drempel,
 
Verheft des hooghsten naem en lof.
 
Gy die den dienst van 't hemelsch hof
 
Zijt toegewijt, looft Godt in zijnen tempel.
5[regelnummer]
Gy godtgewijden altemael,
 
Gestelt in 't heilige poortael,
 
Ter eere van den Heer daer boven,
 
Volhardt getrouw in hem te loven.Ga naar voetnoot1-8
 
 
 
Zijn goetheit geeft u stof om aen te vangen,
10[regelnummer]
Te zingen op de schelle faem
 
Van zijnen liefelijcken naem.
 
De Godtheit koos met hartelijck verlangen
 
Den vader Jakob, Isacks spruit,
 
En Jakobs zes paer stammen uit,
15[regelnummer]
Gewettight door zijn gunst te zamen
 
Tot 's hemels wettige erfgenaemen.
 
 
 
Wy noôn u tot dien lof: want wy bevondenGa naar voetnoot17
 
Hoe groot en heerelijck gewis
 
Dees groote Godt der goden is,
20[regelnummer]
Oock boven al de goôn, die laeger stonden.
 
Deze Almaght werckt al stil,
 
Beschickt al watze wil,
 
In hemel, aerde, en zee, en baeren,Ga naar voetnoot23
 
Die hooger dan de wolcken vaeren.Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
De wolcken treckt hy op, van 't eindt der aerde,
 
Wanneer de hemel snel betreckt,
 
Het zwerck de starren schichtigh deckt,Ga naar voetnoot27
 
Dat regenvlaegh, en donderslagen baerde,
[pagina 540]
[p. 540]
 
En blixemen, en wederlicht:
30[regelnummer]
Een ieder vierstrael schijnt een schicht.Ga naar voetnoot28-30
 
Hy haelt den wint uit duistre hoecken,
 
Een' schat, te diep om t'onderzoecken.Ga naar voetnoot31-32
 
 
 
Hy sloegh rondom den Nijl den eerstgeboren,
 
En trof al teffens mensch, en vee.
35[regelnummer]
Egypte zagh, van ste tot ste,
 
Godts wonderdaên, en tekens van te vooren,Ga naar voetnoot36
 
Toen hy de tulbantkroon en hofGa naar voetnoot37
 
En hofgezin van Faro trof.
 
Hy trof de volcken op de velden,
40[regelnummer]
En Koningen, en dappre helden.
 
 
 
Zijn dappre hant trof Sehon, en zijn wijcken,Ga naar voetnoot41
 
Den Koningh over d'Amorrheen,
 
En Og, in Basan en zijn steên
 
Gekroont. hy trof de dertigh koninghrijckenGa naar voetnoot41-44Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
In Kanaän, en deeldeze uit
 
Tot Jakobs errefdeel, en buit.
 
Hy schonck hun erf in zijn vergrammen
 
Aen d' uitgeleze zes paer stammen.Ga naar voetnoot48
 
 
 
O Heer, uw naem zal d'eeuwen zelfs verduuren,
50[regelnummer]
Uw naems gedachtenis bestaen,
 
Van stam tot stam, en niet vergaen:
 
Want gy uw volck verdaedight t'aller uuren,
 
En wreeckt door uw rechtvaerdigh Recht.
 
Wanneer uw bondgenoot en knecht,
55[regelnummer]
Uw aenroept, dan bedaert uw toren:Ga naar voetnoot55
 
Dan laetge u weder zien, en hooren.Ga naar voetnoot54-56
 
 
 
De beelden, op 't altaer des onbesneden,
 
Zijn gout, en zilver, altemael
 
Met kunst gegooten uit metael.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
De mont is stom. het brein gebruickt geen reden.Ga naar voetnoot60
 
Het oogh ontbeert gezicht.
[pagina 541]
[p. 541]
 
Het oor is doof, en dicht.
 
De mont en leden, hun gegeven,
 
Zijn doot, en zonder geest, en leven.
 
 
65[regelnummer]
Datze altemael, die deze goden gooten,
 
En zich betrouwen op dees stof,
 
Vergaen, verdwijnen zonder lof.
 
Gy stammen, looft den Heer. gy amptgenooten
 
Van Aron, looft dien grooten Heer.
70[regelnummer]
Levijten, geeft hem prijs, en eer.
 
Godtvruchtigen, houdt aen in 't eeren
 
Van dezen Godt, den Heer der Heeren.
 
De Godtheit, die op Sion woont,
 
Te Salem, zy met lof gekroont.
voetnoot*
Ps. 134.
voetnoot1-8
V: Laudate nomen Domini, laudate servi Dominum; qui statis in domo Domini, in atriis domus Dei nostri, vs. 1-2; B wijst er op, dat deze oproep om God te loven tot drie groepen gericht is, nl. tot hen qui ad caelestem patriam ('t hemelsch hof, vs. 3) gekomen zijn, tot hen die er nog op hopen en tot de priesters. Vondel heeft klaarblijkelijk op dezelfde groepen het oog, hoewel in andere volgorde: priesters, zaligen, geloovigen.
voetnoot17
Wy noôn u tot dien lof: toevoegsel, maar B zegt, dat de Profeet hem, die de reden van zijn aansporing tot lof zou vragen, zou antwoorden hetgeen in den Psalm volgt.
voetnoot23
baeren: V: in omnibus abyssis, vs. 6; eigenl. in alle diepten, maar B verklaart abyssis ook door zeeën.
voetnoot24
toevoegsel.
voetnoot27
Versta: het wolkenzwerk plotseling de sterren bedekt.
voetnoot28-30
V: fulgura in pluviam fecit, vs. 7, volgens B: God roept regen en bliksem tegelijk te voorschijn.
voetnoot31-32
V: Qui producit ventos de thesauris suis, vs. 7.
voetnoot36
Versta: Gods wonderteekenen vooruit.
voetnoot37
tulbantkroon: het iconografisch hoofdsieraad van Oostersche vorsten in Vondels dagen.
voetnoot41
wijcken: landen.
voetnoot41-44
De overwinningen der Joden op de sterke vorsten Sehon en Og waren aan Gods opvallende hulp te danken; Num. XXI, 21 vlg.
voetnoot44
de dertigh koninghrijcken In Kanaän: V: omnia regna Chanaan, vs. 11; B herinnert aan de Joodsche zege op 31 Koningen in 't Beloofde Land.
voetnoot48
uitgeleze: uitverkoren.
voetnoot55
Uw: heeft deze w een phonetische reden van bestaan?; toren: toorn.
voetnoot54-56
V: et in servis suis deprecabitur, vs. 14.
voetnoot59
V: opera manuum hominum, vs. 15.
voetnoot60
het brein gebruickt geen reden: die beelden hebben geen verstand; toevoegsel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius