De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

De CXXXV. Harpzang.^*

Confitemini Domino.

Looft de Godtheit, o genoden:¹

Want zijn goetheit is onendigh.²

Looft den Godt van alle goden:

Want zijn goetheit is onendigh.

Looft der Heeren Heer byzonder:

Want zijn goetheit is onendigh.

Hy alleen werckt menigh wonder:

Want zijn goetheit is onendigh.

Hy schiep wijs al 's hemels ronden:⁹

Want zijn goetheit is onendigh.

Hy bouwt d' aerde op 's waters gronden:

Want zijn goetheit is onendigh.

Hy schiep groote hemellichten:

Want zijn goetheit is onendigh:

't Licht des daghs voor ons gezichten:¹⁵

Want zijn goetheit is onendigh:

Maen, en star, die 's nachts zich toonen:

Want zijn goetheit is onendigh.

Hy sloegh Memfis outste zoonen:¹⁹

* Ps. 135.

1 genoden: genooten, stamgenooten; toevoegsel.

2 V: Quoniam in aeternum misericordia ejus, vs. 1, refereinvers.

9 's hemels ronden: de hemelsferen; V: caelos, vs. 5.

15 V: solem in potestatem diei, vs. 8; evenals 17 V: Lunam et stellam in potestatem noctis, vs. 9 te slap.

19 Memfis: V: Aegyptum, vs. 10.

[p. 542]

20

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Voerde Jakob uit de banden:²¹

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Met zijn' stercken arm en handen:

 

Want zijn goetheit is onendigh.

25

Hy kon 't roode water scheiden:

 

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Door de zee zijn stamhuis leiden:

 

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Faroos maght in zee beroeren:²⁹

30

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Jakobs huis door 't woeste voeren:

 

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Koningen ter neder smijten:

 

Want zijn goetheit is onendigh:

35

Vorsten, sterck als yzer, slijten:³⁵

 

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Sehon, Vorst der Amorrijten:^33-35-37

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Hy brogt Bazans Vorst om 't leven:

40

Want zijn goetheit is onendigh:

 

Heeft dat erf zijn volck gegeven:

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Jakob en zijn vroome benden:

 

Want zijn goetheit is onendigh:

45

Hy gedacht aen onze elenden:

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Hy verloste ons van de vloecken:⁴⁷

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Spijst hen al, die 't leven zoecken:

50

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Looft des hemels Heer met eeren:

 

Want zijn goetheit is onendigh.

 

Looft den Heer van alle heeren:

 

Want zijn goetheit is onendigh.

21 de banden: der Egyptische slavernij.

29 beroeren: in verwarring brengen.

35 V: Et occidet reges fortes, vs. 18; slijten moet hier dooden zijn.

33-35-37 Vondel is den tel van 't rijm kwijt.

47 vloec ken: plagen, vijanden.