Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660 (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.91 MB)

XML (3.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

(1935)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

De CXXXVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*

Domine, probasti me.

 
Gy hebtme door en weder doorgekeecken:
 
O hartekenner, gy
 
Beproefde en kende my,
 
En al mijn werck, en deughden en gebreken;Ga naar voetnoot1-4
5[regelnummer]
Het zy ick zitte, of sta,
[pagina 546]
[p. 546]
 
Of rijs', gy slaet het ga.
 
Gy wist, eer ick, 't geheim van mijn gedachten,
 
En al mijn overlegh,
 
Gepeinzen, spoor, en wegh.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Gy schoert, eer ick, de lijn van mijn betrachten
 
En errefdeel en lot,Ga naar voetnoot10-11
 
My toegeschickt van Godt.
 
Gy zaeght, eer ick, mijn opzet, wil, en wandel,
 
Beluistert scherp, en hoort
15[regelnummer]
Mijn spraeck, van woort tot woort.
 
O alziende oogh, gy kende al mijnen handel
 
En woorden achter een,
 
Het aenstaende en 't verleên.
 
Gy wist met kunst mijn leden te boetseeren,
20[regelnummer]
Zoo net, dat mijn vernuft
 
Voor zulck een werckstuck suft.Ga naar voetnoot19-21
 
O wonderwerck en weetenschap des Heeren!
 
Te stomp is mijn begrijp,
 
Hoe ick mijn zinnen slijp.
25[regelnummer]
Waer zal ick voor uw' geest en aenschijn vlughten?
 
Al klom ick in den trans
 
Des hemels, rijck van glans;
 
Men vint'er Godt, voor wien het al moet duchten:
 
Al daelde ick om 't gevaerGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ten afgront; Godt is daer.
 
Al leende ick van den Dageraet zijn wiecken,
 
En vloogh'er snellijck mee
 
In 't westendt van de zee,Ga naar voetnoot33
 
Van daer in 't oost de dagh begint te kriecken;
35[regelnummer]
Uw hant zou uit de lucht
 
My grijpen in de vlught.
 
Al zeide ick schoon: De duisternissen mogenGa naar voetnoot37
 
My strecken een gordijn:
 
Die nacht is zonneschijn:
40[regelnummer]
Mijn wellust wort gezien van alziende oogen:Ga naar voetnoot40
 
De duistre nacht is licht
 
En dagh voor Godts gezicht.
[pagina 547]
[p. 547]
 
De nacht en dagh zijn even klaer daer boven.
 
Gy hebt mijn hart geteelt,
45[regelnummer]
Waerin het leven speelt,Ga naar voetnoot44-45
 
En wist mijn nier in moeders lijf te stoven,Ga naar voetnoot46
 
Terwijlze zwanger ging,
 
Na datze een vrucht ontfing.
 
Ick zal, verbaest door uw grootdadigheden,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Dan roemen op uw maght,
 
Uit alle mijne kracht.
 
Mijn ziel, belust uw wondren te verbreedenGa naar voetnoot52
 
En wonderwercken, groeit
 
In kennisse onvermoeit.
55[regelnummer]
Gy telt en kent mijn grootste en kleinste beenen,
 
't Geraemt, naer zijnen eisch,
 
Van u met vel, en vleisch
 
In moeders lijf bekleet, van top tot teenen;
 
't Gebruick der leên, zoo rijck
60[regelnummer]
Gebootst in 't heimelijck.Ga naar voetnoot55-60
 
Uw wijsheit zagh 't boetseeren van mijn leden,
 
Het zaet, de ruwe stof,
 
Noch ongeschickt, en grof:
 
Want in den boeck van uw alwetenthedenGa naar voetnoot61-64
65[regelnummer]
Daer staet de schets van al
 
Wat namaels worden zal.Ga naar voetnoot65-66
 
Allengs bereickt het schepsel zijn volmaecktheit,
 
Zoo dat dit in het endt
 
Gelijckt uw schets, en prent.Ga naar voetnoot64-69
70[regelnummer]
Hoe kleetge, o Heer, zoo heerelijck de naecktheit
 
Van uwen trouwen vrient!
 
Hoe eertge, die u dient!
 
Hoe zegent en bevestight gy hun troonen!Ga naar voetnoot70-73Ga naar voetnoot73
 
Eer telde ick al het zant
75[regelnummer]
Op oever en op strant
 
Dan hen, en al die in hun paelen woonen.
[pagina 548]
[p. 548]
 
Hoe blijde ontwaeck ick nu,
 
En hang mijn hart aen u!
 
Vertreckt van my, gy woedende tirannen:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Vertreckt terstont van my;
 
Is 's hemels heerschappy
 
Dus tegens u rechtvaerdigh ingespannen,Ga naar voetnoot81-82
 
Naerdienge uw zwaert verwoet
 
En handen verft in bloet:
85[regelnummer]
Naerdien gy spreeckt al stil in uw gepeinzen:
 
Nu deelt Godts steden uit,
 
Als roof, en vrijen buit:
 
Wy mogen voor een poos te rugge deinzen,
 
Maer zullen hen verstoort
90[regelnummer]
Haest jaegen uit de poort.Ga naar voetnoot79-90Ga naar voetnoot85-90
 
Heb ick, o Heer, uw vyanden en haeters
 
Niet hartelijck gehaet,Ga naar voetnoot92
 
En om 't bedreven quaet
 
Van dit gebroet, dees snoode godtverlaeters,
95[regelnummer]
Getreurt, en levens moe,
 
Gequijnt tot stervens toe?
 
Mijn ziel had lust te voên die zoete wrocken
 
Uit al mijn hart en maght;
 
Dit godeloos geslacht,
100[regelnummer]
Dat zoo veel quaets kan stoocken, en berocken,Ga naar voetnoot100
 
En ick te vyant hiel,
 
Vervloeckte mijne ziel.
 
O Schepper, toetst al mijn genegentheden,Ga naar voetnoot103
 
En ondervraeghme vry,
105[regelnummer]
En spoor eens na of wy
 
Van 't rechte spoor des heils zijn afgetreden,
 
En ley ons uit elendt
 
In 't leven, zonder endt.

voetnoot*
Ps. 138.
voetnoot1-4
V: Domine probasti me et cognovisti me, vs. 1; door en weder: door en door, vgl. Salomon, vs. 732.
voetnoot9
spoor: voetspoor; toevoegsel.
voetnoot10-11
eer ick: vóór mij: V: funiculum meum, vs. 3; schoert: spande.
voetnoot19-21
V: tu formasti me, vs. 5, het onmiddellijk volgende: et posuisti super me manum tuam liet Vondel onvertaald.
voetnoot29
om 't gevaer: uit vrees voor 't gevaar; toevoegsel.
voetnoot33
In 't westendt: naar het Westen; de Psalmist spreekt alleen van diluculo, vs. 9 (Dageraet, 31), maar B kantteekent: Aurora mox ut videatur quasi pennis velocissimis ferri ab ortu usque ad occasum.
voetnoot37
Al zeide ick schoon: Ofschoon ik zeide, al zou ik zeggen; V: et dixi, vs. 11.
voetnoot40
V: et nox illuminatio mea in deliciis meis, vs. 11; B: idest, nox ipsa coram oculis Dei non erit nox, sed illuminabit me in deliciis meis nocturnis versantem.
voetnoot44-45
toevoegsel.
voetnoot46
V: tu possidisti renes meos, vs. 13.
voetnoot49
verbaest: overmeesterd.
voetnoot52
verbreeden: verbreiden, verkondigen.
voetnoot55-60
V: Non est occultum os meum a te, quod fecisti in occulto, et substantia mea in inferioribus terrae, vs. 15; B: id est, non latet scientiam tuam ossatura mea, qualia et quam multa ossa lateant intra carnem humanam, quia tu ipse ea in occulto fecisti, videl. in utero matris et intra pellem et carnem nostram; beenen: beenderen.
voetnoot61-64
V: Imperfectum meum viderunt oculi tui, vs. 16; B: per imperfectum intelligit corpus informe.
voetnoot65-66
V: dies formabuntur et nemo in eis, vs. 16.
voetnoot64-69
V: in libro tuo omnes scribentur, vs. 16; B: id est, quia habes apud te exemplaria sive Ideas omnium, quomodo pictor vel sculptor scit ex informi materia, quid futurum sit, quia videt exemplar.
voetnoot70-73
V: Mihi autem nimis honorificati sunt amici tui Deus; nimis confortatus est principatus eorum, vs. 17; de zin hiervan is duister en Vondel gaat geheel zijn eigen weg; naecktheid: geestelijke armoede.
voetnoot73
hun troonen: willekeurige overlooping van het enkel- naar het meervoud.
voetnoot79
woedende tirannen: V: peccatores, vs. 19.
voetnoot81-82
Is 's hemels heerschappij enz.: wanneer de hemel tegen u is.
voetnoot79-90
V: Si occideris Deus peccatores, viri sanguinum declinate a me; qui dicitis in cogitatione: accipient in vanitate civitates tuas, vs. 19-20; ook hier is Vondels vertalingen dezer duistere verzen geheel naar zijn eigen inzicht.
voetnoot85-90
De zin moet deze zijn: al overlegt de vijand, ons de steden, door God ons gegeven, te ontrooven, en al moeten wij een oogenblik voor hem wijken: spoedig (haest) jagen wij hem de poort weer uit.
voetnoot92
hartelijck: uit al mijn hart, zooals in vs. 98.
voetnoot100
berocken: op het rokken zetten, berokkenen.
voetnoot103
toetst: imperatief.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius