Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Koning David In ballingschap.
Het eerste bedryf.

ABSOLON. THAMAR. DAVID.
Absolon:
 
Myn schiltknaep, ga terstont in 't hof: roep zuster Thamer.
 
Zy zit en wachtme, alree gekleet in haere kamer.
 
Zegh datze hier verschijn', gelijck ick had belast.Ga naar voetnoot3
 
De broeder Absolon verwacht heer vader vastGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Voor 't hofpoortael. hy rijst, om met de koorlevyten,Ga naar voetnoot5
 
Ten zang gewijt, zich in zijn nachtgebeên te quijten,Ga naar voetnoot6
 
Voor Arons heilighdom. de tijt eischt datze spoê.Ga naar voetnoot7
Thamar:
 
Zijt gy 't, heer broeder; dus vroegh op naer vader toe?Ga naar voetnoot8
 
De starren staen in keer. de nacht snijt recht in 't middenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zijn loopbaen. spoet gy mê ter Godtshutte om te bidden?
 
Dat is godtvruchtigheit. zoo volght men vader na,
 
Die zevenmael, eer 't licht verrijze en onder ga,
 
Gewoon is in 't gebedt den oppersten te smeecken.
Absolon:
 
Vrou zuster, 'k hadde met heer vader iet te spreecken:Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gelijck gy hooren zult. hier dringt de tijt op aen,Ga naar voetnoot15
 
En mijn gelegenheit. het schijnen van de maenGa naar voetnoot16
 
Begunstight my. 'k verzoeck dit onder uw geleide.Ga naar voetnoot17
 
Gy weet maer al te wel den onlust, tusschen beideGa naar voetnoot18
 
Gerezen: en hoewel die hofstorm raeckte in rust,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De koning, weêr verzoent, my minzaem heeft gekust,
 
Noch schroom ick hem by nacht te treden onder oogen.
 
Verwerf my eerst verlof, dat hyme uit mededoogen
 
Genadigh spreecken hoore, en toesta mijn verzoeck.
[pagina 31]
[p. 31]
 
'k Zal midderwijl te rug hier ergens in een' hoeck
25[regelnummer]
Wech schuilen, en hem niet genaecken al te vaerdigh,Ga naar voetnoot25
 
Al kende hy ons zijn genade en aenschijn waerdigh.Ga naar voetnoot26
Thamar:
 
Heer broeder, 'k hebbe uw' zin en meening wel verstaen.Ga naar voetnoot27
 
Vertreck een kleine wijl: daer komt heer vader aen.
 
Levyten treên vooruit. de hofstoet volght in orden,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Met 's konings lijfstaffiers. al is hy grijs geworden,Ga naar voetnoot30
 
En sestigh jaeren out: het aenschijn ziet verblijt:
 
Het voorhooft zet geen kreuck. Godt recke zijnen tijt.Ga naar voetnoot32
 
Hy heft zijne oogen en het hart met vreught naer boven,
 
Gereet den hooghsten met gezang en harp te loven.
35[regelnummer]
Godt stercke vader in zijn' yver voor de wet.Ga naar voetnoot35
David:
 
Godt zegene mijn kint. wat jaeght u uit uw bedt?
 
Mijn hofwacht heeft noch eerst den berghaen hooren kraeien.Ga naar voetnoot37
 
Zoeckt gy de Godtheit oock met nachtgezang te paeien,Ga naar voetnoot38
 
Zoo volghme in Moses hut Godtvruchtigh na, en paerGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Uw liefelijcke keel met 's konings harp en snaer.
Thamar:
 
Ick koom, heer vader, uit den naem van mijnen broeder.
David:
 
Uw komste is aengenaem. Godts engel zy de hoeder
 
Van Absolon, mijn' zoon. wat is uw boodtschap toch?
Thamar:
 
Hy wenscht den koning [moght hem d'eer gebeuren] nochGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Te spreecken: want hem zijn gelegentheden jaegen.Ga naar voetnoot45
 
Hy schroomt heer vader 's nachts te moeien, iet te vraegen,Ga naar voetnoot46
 
Eer ick hem gunst verwerve, uit zusterlijcken plicht.
David:
 
De zon verheught ons min dan Absolons gezicht.
 
Wat schroomt hy? laet hem vry terstont te voorschijn komen.
50[regelnummer]
Hy hoeft ons aenschijn, oock by midnacht, niet te schroomen,Ga naar voetnoot50
 
Maer spreecke ons aen, gelijck voorheene, vranck en vry.
[pagina 32]
[p. 32]
Thamar:
 
Ick ga hem haelen uit des konings galery.
 
Waer zijtge, broeder? koom te voorschijn.
Absolon:
 
Thamar zuster,
 
Wat antwoort kreeghtge?
Thamar:
 
Zet uw hart nu vry geruster.
55[regelnummer]
Uw vader wacht u. ga, spreeck hem vrymoedigh aen:
 
De wegh is nu gebaent.
Absolon:
 
Zoo durf ick henegaen?Ga naar voetnoot56
Thamar:
 
Vrymoedigh, als by daegh. gy hoeft geensins te zwichten.Ga naar voetnoot57
Absolon:
 
Ter goeder uure. ick voel mijn hart alree verlichten.Ga naar voetnoot58
 
De koning moedight my, en treedt zelf herrewaert.Ga naar voetnoot59
David:
60[regelnummer]
Wel Absolon, mijn zoon, heeft iemant u bezwaert,Ga naar voetnoot60
 
Dat gy ons aenschijn zoeckt by nacht? zegh op: laet hooren.
 
Wy zijn de zelve, en noch uw vader, als te vooren,Ga naar voetnoot62
 
En gy mijn waertste zoon. tre nader: schroom niet meer.
 
Tre nader, zoon. ontfang mijn' zegen. groey in eer,
65[regelnummer]
En in gezontheit. deel in 't koningklijck vermogen,
 
Gelijck een erfgenaem, ter hoogheit opgetogen,Ga naar voetnoot66
 
Tot staet en heerschappy. ô hoofttack van mijn kroon!Ga naar voetnoot67
 
Rijs op. spreeck vader aen, gelijckge zijt gewoon.
Absolon:
 
Genadighste, 'k verschijn om een geringe bede,
70[regelnummer]
Een kinderlijck verzoeck, magh 't zijn: doch eer ick tredeGa naar voetnoot70
 
Ter zaecke, sta het vry uw koningklijck gedult
 
Te recken, door 't verhael van mijn voorlede schult,Ga naar voetnoot71-72Ga naar voetnoot72
 
En droeve ballingschap, met recht hier uit gesproten,
 
En 't zoenen van die smet, waerop ick heb genotenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Den grooten zegen van uw aenschijn weêr te zien,
 
Daer mijn verzoeck uit vloeit. 'k heb met geboge knienGa naar voetnoot76
 
Den hemel dier belooft, toen rouw my overlade,Ga naar voetnoot77
 
Zoo my gebeurde, ontlast van vaders ongenade,
 
Jerusalem en u te zien met volle vreught,
[pagina 33]
[p. 33]
80[regelnummer]
'k Zou Gode danckbaer zijn, voor die genote deught,Ga naar voetnoot80
 
En weldaet, en, voor 't volck en alle Godts gemeente,
 
Te Hebron offren, by 't aertsvaderlijck gebeente.Ga naar voetnoot82
 
Dat zoude u Syrie en gansch Gessur, grootvaêrs stadt,Ga naar voetnoot83
 
Daer ick, 's rijx balling, lang in droeffenisse zat,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Getuigen: en hoe kan zich 't vrolijck hart onthouden
 
Van schreien, aengezien mijn schult is quijtgeschouden,Ga naar voetnoot86
 
De nederslagh verzoent? dees bevaert, Godt belooftGa naar voetnoot87
 
Met eenen hoogen eedt, blijft maelen in mijn hooft,Ga naar voetnoot88
 
Verdaghvaert my mijn schult, naer Moses eisch, te boeten.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Uw dienaer worpt zich met dees hoop voor 's konings voeten,Ga naar voetnoot90
 
En bidt om oorelof, dat hy zijn ziel ontlast'Ga naar voetnoot91
 
Van zulck een godtsschult. hier staet mijn geweten vast.Ga naar voetnoot92
 
Och vader, heb ick my besmet met Ammons wonden,
 
En 't broederlijcke bloet: hoe kon ick mijn geschonden
95[regelnummer]
Mijn schoone zuster zien, een bloem getreên in 't stof?
 
Dat ging uw kroon te na, en d'eer van 's konings hof.
 
De treck tot zuster, die uit eene zelve moederGa naar voetnoot97
 
Met my sproot, eischte wraeck, die zagh noch bloet, noch broeder,
 
Noch iemant aen. zoo wort een edel hart vervoertGa naar voetnoot98-99
100[regelnummer]
Van gramschap, als het bloet ontstelt is, en geroert.Ga naar voetnoot100
 
Wat vieltme lang, na dat langduurigh ommezwerven,
 
Uw hof en aenschijn noch twee jaeren hier te derven!
 
Gy hebt u evenwel noch over my ontfermt,
 
De straf getoomt, en uw' weerspannigen beschermt.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
U is alree bekent hoe by my was beslotenGa naar voetnoot105
 
Te noôn op 't offerfeest zoo veele altaergenooten,
 
Als mijne godevaert uit omgelege steênGa naar voetnoot107
 
Begunstighden. het volck quam op dien roep by een,
 
Noch vroeger dan men docht. dit perst my dus te spoeden,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En hunnen yver, die zoo groot is, aen te voeden,Ga naar voetnoot110
 
Eer zy verstroien. door dien toeval, niet verwacht,Ga naar voetnoot111
 
Dient mijne reis gespoet, ontijdigh, en by nacht.
 
Magh ick dees godtschult nu in Hebron Godt betaelen,
[pagina 34]
[p. 34]
 
Uw kroon zal op mijn hooft met vollen zegen straelen.
David:
115[regelnummer]
Wat haelt gy Thamar op, en Ammon? zwijgh hier af.Ga naar voetnoot115
 
Gena bestulpt uw schult, gelijck de zerck zijn graf.Ga naar voetnoot116
 
Brengt uw belofte dit door zoo veel toestels mede;Ga naar voetnoot117
 
Treck op, mijn zoon: treck op naer Hebron: keer met vrede.Ga naar voetnoot118
 
'k Had dees godtvruchtigheit en tijding dezen nacht
120[regelnummer]
Van mijnen Absolon, dien schoonen, niet verwacht.
 
Hy licht alle andren voor, in Godt zijn woort te houden.Ga naar voetnoot121
 
Wy hebben hem te spa zijn misdrijf quijt geschouden.
 
Wat draeght de zoon ontzagh aen vaders majesteit!Ga naar voetnoot123
 
Met welck een nedrigh harte en onderdaenigheit
125[regelnummer]
Bejegende hy ons, in 't bloeien van zijn jaeren!Ga naar voetnoot125
 
Wat heeft mijn troon een steun aen zulcke ryxpylaeren
 
Van zoonen! een geluck, dat weinigen gebeurt.Ga naar voetnoot126-27
 
De hemel heeft voor hem zijn gaven uitgekeurt,Ga naar voetnoot128
 
Naerdien de schoonheit en godtvruchtigheit te gader
130[regelnummer]
Met grooter gunst zich in hem paeren. volgh uw' vader,Ga naar voetnoot130
 
Mijn dochter Thamar. volgh my na, terwijl de rey
 
Van Aron ons met zang naer Moses hut geley'.Ga naar voetnoot132
 
Levyten, heft nu aen met uitgeleze klanckenGa naar voetnoot131-33
 
En vrolijckheit den naem des oppersten te dancken,
135[regelnummer]
Om 't onderling verdragh van vader en van kint,Ga naar voetnoot135
 
Ons waerder dan de kroon, en 't waerste dat men vint.
 
Wanneer de zang bestemt het geen men heeft verkoren,Ga naar voetnoot137
 
Dan klinckt die galm en wijs veel schooner in onze ooren.
REY VAN LEVYTEN. DAVID.
I. Zang:
 
Zingt ter eere van de kroon,
140[regelnummer]
  Nu de zoon
 
Treckt op vaders welbehaegen,Ga naar voetnoot141
 
Nu gehoorzaeme Absolon
 
Met de zonGa naar voetnoot143
 
Godt zijn offers op zal draegen.
145[regelnummer]
  Wie Godt zijn belofte houdt,
 
En betrouwt
[pagina 35]
[p. 35]
 
Op den troost der oude vadren,Ga naar voetnoot147
 
Toont dat hy zijn' oirsprong nam
 
Uit den stam,
150[regelnummer]
Daer de stammen om vergadren.Ga naar voetnoot150
I. Tegenzang:
 
Hebron is het kerreckhof,
 
Dat de stof
 
En 't gebeent der oudren heiligh
 
In zijn' stillen schoot bewaert,Ga naar voetnoot151-54
155[regelnummer]
  Daer elck vaertGa naar voetnoot155
 
Om te bidden stil en veiligh.Ga naar voetnoot156
 
Om der vadren overschotGa naar voetnoot157
 
Hoort'er Godt
 
Naer d'aendachtige gebeden.Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
  's Volx brantoffer, hem gewijt
 
Op zijn' tijt,
 
Eert zijn' naem uit alle steden.
II. Zang:
 
Hebron, vryburgh der Hebreen,Ga naar voetnoot163
 
Zagh voorheen
165[regelnummer]
David hier de kroon opzetten,
 
Daer hy zeven jaeren trots
 
Van die rots
 
Zijn benijders zagh verpletten.
 
Absolon, die schoone, zaghGa naar voetnoot165-168
 
Hier den dagh
170[regelnummer]
Opgaen uit des hemels poorte.
 
Billijck dat zijn hart gewecktGa naar voetnoot171
 
Nu noch treckt
 
Naer de stadt van zijn geboorte.
II. Tegenzang:
175[regelnummer]
  Billijck dat hy op die stê,Ga naar voetnoot175
 
Om den vrê
 
En zijn vaders zoen verworven,
[pagina 36]
[p. 36]
 
Godt wil eeren, nu hy lang,
 
Droef en bang,
180[regelnummer]
Als rijxballing heeft gezworven.
 
Wie zijn woort verwaereloost,Ga naar voetnoot181
 
En zich troostGa naar voetnoot182
 
Dat Godts naem by Jakobs troepenGa naar voetnoot183
 
Los en ydel blijft onteert,Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
  Wort verleert
 
Hem lichtvaerdigh aen te roepen.
III. Zang:
 
Tusschen bloet en bloetverwant
 
Is een bant
 
Van natuur, niet licht te breecken.
190[regelnummer]
  Van een' boom scheurt nimmer tack
 
Zonder krack,
 
Zonder zucht, en jammerteken.Ga naar voetnoot192
 
Tusschen vader, en zijn kint,
 
Dat hy mint,
195[regelnummer]
Is de taeiste bant van maegen;
 
Daer natuur, geraeckt in strijt,Ga naar voetnoot196
 
Maghtigh lijt
 
Watze kan en niet kan draegen.Ga naar voetnoot197-98
III. Tegenzang:
 
Als Godts zegen dan 't gedeeld'Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
  Heilzaem heelt,
 
En vereenight het gescheiden,
 
Spaert een danckbaer hart geen stof
 
Om Godts lof
 
Door danckoffers uit te breiden.Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
  Absolon treckt, heet van gloet,Ga naar voetnoot205
 
Op dien voet,Ga naar voetnoot206
 
Daer de stammen sterck vergaeren.Ga naar voetnoot207
 
O godtvruchte en vreedzaeme aert,
 
Gode waert
210[regelnummer]
Meer dan wieroock, en altaeren!
[pagina 37]
[p. 37]
David:
 
Beleef ick dees gezegende uur!
 
Gewis een versche dootquetsuurGa naar voetnoot212
 
Bequam noit balssem aengenaemer
 
Dan my dees wijs. mijn dochter Thamer,Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Hoe luidt dit anders dan het plagh!
 
'k Verlang na'et opgaen van den dagh
 
Te hooren hoe ontelbre zielen,
 
Als byen in een' bykorf, krielenGa naar voetnoot218
 
Te Hebron, daer geheele steên
220[regelnummer]
Mijn zoons danckoffers bly bekleên.Ga naar voetnoot220
 
Trê met ons in, om tijt te winnen.
 
Nu straelen goude cherubinnen
 
En Godt, uit zijn' genadetroon,Ga naar voetnoot222-23
 
Ons klaerder toe, op dezen toon.
225[regelnummer]
De Godtheit schijnt mijn hart te wecken.Ga naar voetnoot225
 
Ick wil hier op mijn snaeren treckenGa naar voetnoot226
 
Zoo hoogh als oit, tot 's hemels prijs.
 
Dees blyschap eischt een nieuwe wijs.

voetnoot3
belast: gelast.
voetnoot4
vast: intussen.
voetnoot5
rijst: staat op; koorlevyten: tempeldienaren in het koor (Ned. Wdb. VIII, 1842).
voetnoot6
Ten zang gewijt: belast met de zang. Dit is de rey van Aron, die in vs. 132 inderdaad zingend optreedt; zich te quijten in: zich te kwijten van.
voetnoot7
Arons heilighdom: de Ark des Verbonds, de Godshutte (vs. 10).
voetnoot8
dus: zo.
voetnoot9
staen in keer: staan op het punt om te dalen; snijt in 't midden Zijn loopbaen: is reeds half verstreken.
voetnoot14
iet: iets.
voetnoot15
de tijt: de vergevorderde tijd.
voetnoot16
gelegenheit: omstandigheden.
voetnoot17
onder uw geleide: met uw hulp, uw voorspraak.
voetnoot18
onlust: vete.
voetnoot19
hofstorm: heftige twist in het koninklik gezin.
voetnoot25
vaerdigh: spoedig.
voetnoot26
genade en aenschijn: genadig aenschijn, dus: waardig om in genade aangenomen te worden.
voetnoot27
zin en meening: gezindheid en bedoeling.
voetnoot29
in orden: naar hun rang.
voetnoot30
lijfstaffiers: lijfwacht (staffier: stafdrager, gewapend dienaar).
voetnoot32
zet geen kreuck: is nog niet gerimpeld; recke zijnen tijt: verlenge zijn leven.
voetnoot35
yver voor de wet: geloofsijver.
voetnoot37
eerst: pas, kort geleden.
voetnoot38
paeien: bevredigen, gunstig stemmen.
voetnoot39
Moses hut: de Godtshutte (van vs. 10).
voetnoot44
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot45
gelegentheden: omstandigheden; jaegen: haast doen hebben.
voetnoot46
moeien: astig vallen.
voetnoot50
by midnacht: te middernacht.
voetnoot56
durf: mag.
voetnoot57
zwichten: de moed laten zakken.
voetnoot58
Ter goeder uure: gelukkig!
voetnoot59
moedight: geeft mij weer moed, hoop; treedt herrewaert: komt hierheen.
voetnoot60
bezwaert: het lastig gemaakt.
voetnoot62
de zelve: dezelfde, van dezelfde gezindheid.
voetnoot66
opgetogen: opgevoed
voetnoot67
staet: hoge rang.
voetnoot70
magh 't zijn: als gij het toestaat.
voetnoot71-72
uw gedult te recken: uw geduld op de proef te stellen.
voetnoot72
voorlede: vroegere.
voetnoot74
smet: zonde.
voetnoot76
Op grond waarvan ik met dit verzoek tot u kom.
voetnoot77
dier: met plechtige eden (vgl. vs. 88); rouw: smart.
voetnoot80
deught: weldaad.
voetnoot82
Vgl. Inhoudt, r. 16.
voetnoot83
Gessur (Gesur): Levietenstad in Kanaän, behorende aan de stam Ephraïm.
voetnoot84
Daer: waar.
voetnoot86
quijtgeschouden: kwijt gescholden.
voetnoot87
nederslagh: doodslag (op Ammon) (Ned. Wdb. IX. 1794).
voetnoot88
maelen: mijn gedachten vervullen (Ned. Wdb. IX, 143-44).
voetnoot89
Verdaghvaert my: roept mij op om.
voetnoot90
worpt: werpt.
voetnoot91
oorelof: verlof.
voetnoot92
godtsschult: zware schuld tegenover God (vgl. vs. 113 't zelfde woord met ene s); staet vast: is onwrikbaar.
voetnoot97
De treck tot: de veiliefdheid op; zelve: zelfde.
voetnoot98-99
zagh aen: ontzag; bloet: naaste verwanten; vervoert van: meegesleept door.
voetnoot100
ontstelt: in opwinding geraakt.
voetnoot104
getoomt: ingetoomd, ingetrokken; uw' weerspannigen (zoon).
voetnoot105
by: door.
voetnoot107
godevaert: tocht naar een godgewijde plaats.
voetnoot109
men docht: men verwacht had. Docht behoort eigenlik by het onpersoonlike ww. dunken; perst: dringt.
voetnoot110
aen te voeden: aan te wakkeren.
voetnoot111
verstroien: (weer) uiteen gaan; toeval: toeloop (Mnl. Wdb. VIII, 490).
voetnoot115
hier af: hiervan, hierover.
voetnoot116
bestulpt: bedekt.
voetnoot117
zoo veel toestels: zoveel bijkomstige omstandigheden(?).
voetnoot118
Na deze woorden verlaat Absolon het toneel.
voetnoot121
licht voor: geeft een lichtend voorbeeld.
voetnoot123
draeght ontzagh aen: heeft eerbied voor.
voetnoot125
Bejegende hy: trad hij tegemoet.
voetnoot126-27
rijxpylaeren Van zoonen: zonen die als zuilen het rijk stutten; gebeurt: ten deel valt.
voetnoot128
uitgekeurt: uitgezocht.
voetnoot130
gunst: innige verbinding.
voetnoot132
Moses hut: vgl. vs. 39.
voetnoot131-33
de rey van Aron: de koorlevyten (vgl. vs. 5).
voetnoot135
verdragh: goede verstandhouding.
voetnoot137
bestemt: bekrachtigt (Ned. Wdb. II, 2141), krachtige uiting geeft aan; heeft verkoren: als dierbaar beschouwt.
voetnoot141
op: na het verwerven van.
voetnoot143
Met de zon: bij zonsopgang.
voetnoot147
troost: hulp, steun.
voetnoot150
die het middelpunt van alle andere stammen vormt.
voetnoot151-54
Vgl. Inhoudt, r. 22-23; heiligh: achtergeplaatst adj. bij gebeent.
voetnoot155
Waarheen ieder trekt.
voetnoot156
veiligh: nl. in de hoede der voorvaderen.
voetnoot157
Om: ter wille van.
voetnoot159
aendachtige: vrome.
voetnoot163
vryburgh: de Israëlieten maakten van Hebron, na de verovering, een vrije stad.
voetnoot165-168
Zie 2 Sam. 5, vs. 3 en 5. Een krypt in een rots bij Hebron bevatte de graven der aartsvaderen. Vs. 168 bevat een toespeling op de nederlaag der Filistijnen (2 Sam. 5, vs. 19-20).
voetnoot171
Billijck dat: het is billik dat ..; geweckt: opgewekt, daardoor getroffen.
voetnoot175
die stê: zijn geboorteplaats.
voetnoot181
verwaereloost: niet nakomt.
voetnoot182
zich troost: erin berust.
voetnoot183
by: door.
voetnoot184
los en ydel: loszinnig misbruikend.
wort verleert: wordt afgeleerd, d.w z. hij zal het niet straffeloos kunnen doen.
voetnoot192
jammerteken: teken, herinnerend aan een betreurenswaardige breuk.
voetnoot196
Daer: waar; strijt: tweestrijd.
voetnoot197-98
smartelik ondergaat al het leed dat verdraaglik en (soms) onverdraaglik is Deze treffende verzen zijn een uiting van Vondel's eigen leed over zijn zoon.
voetnoot199
't gedeeld': het gescheidene (vs. 201).
voetnoot204
uit te breiden: te verbreiden.
voetnoot205
heet van gloet: met vurig verlangen.
voetnoot206
Op dien voet: met die bedoeling.
voetnoot207
Daer: waar; sterck: in groten getale.
voetnoot212
een versche dootquetsuur: een pas toegebrachte dodelike wonde.
voetnoot214
dees wijs: dit loflied.
voetnoot218
krielen: wemelen.
voetnoot220
bekleên: bijwonen.
voetnoot222-23
Vgl. Gebroeders, vs. 203-208.
voetnoot225
wecken: vgl. vs. 171.
voetnoot226
mijn snaeren trecken: mijn harp bespelen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank