Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Het vyfde bedryf.

ABSOLON. ACHITOFEL.
Absolon:
 
Zoo wort Jerusalem gewonnen zonder slagh:Ga naar voetnoot1441
Achitofel:
 
En niet door laegen, maer by schoonen lichten dagh.Ga naar voetnoot1442
Absolon:
 
Deze avontzon van 't hof gaet snel in 't oosten onder:Ga naar voetnoot1443
Achitofel:
 
En tegens haer natuur. wie zagh oit grooter wonder!Ga naar voetnoot1444
Absolon:
1445[regelnummer]
Het is geraên dat zy de reedtste haven kies'.Ga naar voetnoot1445
Achitofel:
 
Nu haer in 't zogh gevolght. ons dient geen tijtverlies.Ga naar voetnoot1446
Absolon:
 
Hy is gewapent, en gevaerlijck aen te rannen.Ga naar voetnoot1447
Achitofel:
 
Wat 's Davids lijfwacht? slechts een hantvol bloode mannen.Ga naar voetnoot1448
Absolon:
 
Acht Davids helden niet zoo bloode, en zonder moedt:
Achitofel:
1450[regelnummer]
Die zinckt, en geeft u 't velt ten beste, indien gy spoet.Ga naar voetnoot1450
Absolon:
 
Men waeg' geen' voortogt. laet ons 't gros van 't leger wachten.Ga naar voetnoot1451
Achitofel:
 
Men gunze tijt noch rust: men laetze niet vernachten.Ga naar voetnoot1452
Absolon:
 
Men stell' dit wijslijck uit, en volghze niet te dra.
Achitofel:
 
Een rijpe krijghskans wint by uitstel niet dan scha.Ga naar voetnoot1454
[pagina 85]
[p. 85]
Absolon:
1455[regelnummer]
Met noot en wanhoope is het zorgelijck te vechten:Ga naar voetnoot1455
Achitofel:
 
En zonder vechten is 't oneffen niet te slechten.Ga naar voetnoot1456
Absolon:
 
Wy zijn d'oneffenheit te boven in dit rijck.
Achitofel:
 
Zoo David aenwast, staet zijn maght met u gelijck.Ga naar voetnoot1458
Absolon:
 
Daer hoeft noch tijt toe, om in krachten aen te groeien.Ga naar voetnoot1459
Achitofel:
1460[regelnummer]
Zie toe uw telgh is teêr, en effen aen het bloeien.Ga naar voetnoot1460
Absolon:
 
De stammen stutten ons. wy zitten op den troon:
Achitofel:
 
Zoo vast niet, of de kans des vyants staet noch schoon.
Absolon:
 
Wie kans ziet ruimt zoo licht geen' rijxstoel, en zijn veste.Ga naar voetnoot1463
Achitofel:
 
Men gaet te rugge, en waeght een grooter sprong ten leste.Ga naar voetnoot1464
Absolon:
1465[regelnummer]
Hij springe zoo hy kan. wy wonnen dit vooruit.Ga naar voetnoot1465
Achitofel:
 
Men schutt' zijn' loop, of wacht u voor den wederstuit.Ga naar voetnoot1466
Absolon:
 
Zoo stuit het op dien burgh, die koningklijcke muuren.Ga naar voetnoot1467
Achitofel:
 
Een leger om een stadt kan stadt en burgh verduuren.Ga naar voetnoot1468
Absolon:
 
Verduurt de hongersnoot zoo groot een leger niet.Ga naar voetnoot1469
[pagina 86]
[p. 86]
Achitofel:
1470[regelnummer]
Wie spijst de stadt, die zich rontom besloten ziet?Ga naar voetnoot1470
Absolon:
 
Men hoeft veel duizenden om zoo een stadt te sluiten.
Achitofel:
 
Hy kan een leger voên op roven, en op ruiten.Ga naar voetnoot1472
Absolon:
 
Een rover houdt geen' stant, en wort van elck gehaet.
Achitofel:
 
Uw vader onderhiel op lantroof zich in staet.Ga naar voetnoot1474
Absolon:
1475[regelnummer]
Al vlughtende, en liet zich gelijck een haes verjaegen.
Achitofel:
 
Zoo weet een kleine muis een' grooten leeuw te plaegen.
Absolon:
 
Gy zijt te driftigh: denck de nacht is voor de poort.Ga naar voetnoot1477
Achitofel:
 
Met mindre moeite wort aenwassend quaet gesmoort.Ga naar voetnoot1478
Absolon:
 
Men wachte ons voetvolck in: het komt vast aengetogen.Ga naar voetnoot1479
Achitofel:
1480[regelnummer]
Eer dit genaeckt is ons de vogel al ontvlogen.
Absolon:
 
'K bedanckme zijne vlught. hy liet ons 't warme nest:Ga naar voetnoot1481
Achitofel:
 
Om elders uit te broên een schrickelijcker pest.Ga naar voetnoot1482
Absolon:
 
En waer toch? in een hol, en duistre moortspeloncken?
Achitofel:
 
Die broeden tigers uit. my dunckt ick hoorze roncken.Ga naar voetnoot1484
Absolon:
1485[regelnummer]
Misgunze niet te nacht te rusten met gemack.
Achitofel:
 
Lang rusten geeft u kans, die schoon staet, eenen krack.Ga naar voetnoot1486
[pagina 87]
[p. 87]
Absolon:
 
'T zal eer dry dagen hun noch vroegh genoegh opdaegen.Ga naar voetnoot1487
Achitofel:
 
Zoo spant gy 't paert niet voor maer achter uwen wagen.
Absolon:
 
Zoo holt mijn wagen niet te snel met lijfs gevaer.Ga naar voetnoot1489
Achitofel:
1490[regelnummer]
Wint vader tijt, zoo raeckt hy daetlijck weder klaer.
Absolon:
 
Wy zullen rijper op dien voorslagh ons beraden.Ga naar voetnoot1491
 
Wat raet gy meer?
Achitofel:
 
noch sta ick om een zaeck beladen.Ga naar voetnoot1492
Absolon:
 
Laet hooren wat u dunckt.
Achitofel:
 
een schrickelijck getalGa naar voetnoot1493
 
Hangt noch in twijfel aen wat kant het hellen zal,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Waer hoop van winste, waer meer vrees is voor verliezen.
 
De weereltwijsheit raet de beste kans te kiezen.
 
Wie d'eene zijde kiest, staet d'andere in het licht.Ga naar voetnoot1497
 
Dat weiflen houdt de schael des staets in wederwight.Ga naar voetnoot1498
 
Hier grenst het bloet te na. al twisten zoon en vader,Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Zy smilten licht in een, verzoenen zich te gader:Ga naar voetnoot1500
 
Dan staet hun aenhang blanck: dies is 't geraên in 't kortGa naar voetnoot1501
 
Iet aen te rechten, dat gy onverzoenbaer wortGa naar voetnoot1502
 
By vader, die u mint, ten minste in schijn voor d'oogen.Ga naar voetnoot1503
 
Zoo staet uw zetel vast, door aenwas van vermogen.Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Indien gy zulck een daet groothartigh durft bestaen,Ga naar voetnoot1505
 
Al 't weiflend volck zal, als een weeghschael, overslaen.Ga naar voetnoot1506
Absolon:
 
Wat voor een daet hebt gy by uwen raet besloten?Ga naar voetnoot1507
[pagina 88]
[p. 88]
Achitofel:
 
Beslaep in 't openbaer uw vaders bedtgenooten,
 
Op 't hooge dack van 't hof. schuif op de tentgordijn,Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Dat vry de morgenzon den bruidegom beschijn'.
 
Hy liet zijn vrouwen tot een blijck van heerschappye.
 
Verdoof dien naglans. sterck zoo Nathans profecye,Ga naar voetnoot1512
 
Daer hy dien schuldigen aen moort en overspel
 
Rechtvaerdigh mede dreighde, uit kracht van Godts bevel.
1515[regelnummer]
En of men 't lastren wil, gelijck verbode spijzeGa naar voetnoot1515
 
Te smaecken met de tong: dit 's d'Asiaensche wijze.Ga naar voetnoot1516
 
Wie 's voorzaets vrouwen daer in d'armen neemen derf,Ga naar voetnoot1517
 
Die spant de kroon in 't rijck, gewettight tot dit erf.Ga naar voetnoot1518
 
Al 't volck zal roepen: noit zal Davids hart dien lasterGa naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Quijt schelden zulck een' zoon. de vader zat noit vaster.Ga naar voetnoot1520
Absolon:
 
Zoo stelt men 't volck gerust. dat's onverzoenbre stof.
 
Laet tenten spannen, op het gulden dack van 't hof,
 
En koninglijck bancket opdisschen. zegh mevrouwen,Ga naar voetnoot1523
 
't Gelieve haer te nacht den koning t'onderhouwen,Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Gelijck de voorzaet, met een hart van min doorstraelt,Ga naar voetnoot1525
 
In haeren schoot, vol weelde en wellust, wert onthaelt.Ga naar voetnoot1526
 
Men wellekome ons hier, en zonder lang beraeden.
 
Daer keeren Levys zoons, met heilighdom geladen.Ga naar voetnoot1528
 
d'Aertspriesters volgen. hoe waeit ons die wint in 't zeil!Ga naar voetnoot1529
AERTSPRIESTERS. ABSOLON.
Aertspriesters:
1530[regelnummer]
Geluck zy Absolon. wy wenschen spoet en heilGa naar voetnoot1530
 
Den nieuwen koning, met de nieuwe heerschappye.
 
Dat die den stammen tot geluck en heil gedye.
Absolon:
 
Eerwaertste vaders, hoe? en keert gy wederom?
 
Verstaeckt gy vader van Godts troost, het heilighdom?Ga naar voetnoot1534
Aertspriesters:
1535[regelnummer]
Gy zoons van Levi, draeght de Godtskist in de hutte.
[pagina 89]
[p. 89]
 
De tegenwoordigheit des oppersten beschutte
 
De spruit van Jesse, en 't rijck, en hanthaef 's hemels zaeck.Ga naar voetnoot1537
 
De pais bezitte 't hof. had Thamars tusschenspraeckGa naar voetnoot1538
 
't Geschil gemiddelt, och, wy klaegen 't Godt met zuchten,Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
De vader hoefde voor den zoone niet te vlughten.
 
Men had de bondtkist op 's olijfsberghs kruin gezet.Ga naar voetnoot1541
 
Wy vraeghden Godt om raedt, ons aenschijn in 't gebedt
 
Gekeert ten oosten, om te zien wat glans, wat klaerheit
 
Uit Arons borstgesteent, waerinne Licht en WaerheitGa naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Met kunst gesneden staen, zich openbaeren zou:
 
Maer niets verscheen ons, dies uw vader liever wou
 
Dat wy en 't heilighdom weêr stêwaert zouden keeren,
 
En vreedzaem daer den zoon, des vaders nazaet, eeren.
 
Nu d'opperste gehengt dat d'een den andren wijck',Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Verheugen wy ons noch: naerdien de kroon van 't rijckGa naar voetnoot1550
 
Niet afdwaelt van het bloet, maer van den outstgeborenGa naar voetnoot1551
 
Bemaghtight wort, gelijck een lot hem toebeschoren.Ga naar voetnoot1552
 
Wy zijn beraden ons te houden aen de kroon,Ga naar voetnoot1553
 
t'Aenbidden dien wy zien gewettight op den troon.
1555[regelnummer]
Wy eerden vader, toen hy 't roer hiel van Godts staeten:
 
Nu dees de hulck des rijx, de hooftstadt, heeft verlaeten,Ga naar voetnoot1556
 
Ontslaet ons zijn vertreck van onzen hoogen eedt.
 
Wy eeren die den stoel in vaders stê bekleet,Ga naar voetnoot1558
 
Betrouwen dat de zoon, niet minder dan de vader,Ga naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Den godtsdienst eeren zal.
Absolon:
 
nu Arons zoons, treet nader.
 
Treet nader Abjathar, en Sadock. neemt ons hantGa naar voetnoot1561
 
Tot een verzekeringe en heiligh onderpant
 
Van ons genade, die het wetboeck zal hanthaven,Ga naar voetnoot1563
 
Niet min dan vader. helpt ons door uwe offergaven
1565[regelnummer]
By Godt verzoenen in uwe aendacht, en 't gebedt.Ga naar voetnoot1565
 
Volhart, gelijck gy plaght, in yver voor de wet.
 
Wy willen tienden noch uw hantvest niet verminderen.Ga naar voetnoot1567
[pagina 90]
[p. 90]
 
Besneên noch onbesneên zal uwen dienst behinderen.Ga naar voetnoot1568
 
De godtsdienst ga, gelijck voorheene, in vollen zwang.Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
't Ontvouwen van de wet, het offer, koorgezang,Ga naar voetnoot1570
 
De hooghtijt drymael 's jaers, de vreught der nieuwe maenen,Ga naar voetnoot1571
 
De godtsdraght, het gejuich van volck en onderdaenen,Ga naar voetnoot1572
 
Op klinckende bazuin, schalmey, en harp, en fluit,Ga naar voetnoot1573
 
Verduure mijn gebiet, alle eeuwen in en uit.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Gaet heene, en onderstut mijn' stoel met uw gebeden.Ga naar voetnoot1575
 
Ter goeder uure komt hier Chusaï aengetreden.Ga naar voetnoot1576
CHUSAÏ. ABSOLON. ACHITOFEL.
Chusaï:
 
Geluck den koning, van zijn vaders raet en vrient.
Absolon:
 
Zijt gy dat, Chusaï?
Chusaï:
 
'k heb vader trouw gedient,
 
Terwijl 't geluck hem diende, en nu hy, out van jaeren,
1580[regelnummer]
Onmaghtigh wort, en u den rijxstoel laet bewaeren,Ga naar voetnoot1580
 
Nam ick mijn afscheit. hy ontsloeghme van dien eedt.
 
Nu komen wy u t'huis, tot 's konings dienst gereet.Ga naar voetnoot1582
 
Belieft het u, gy mooghtme, als vader eer, gebruicken,Ga naar voetnoot1583
 
Ter eere van uw kroon. men ziet uw jeught opluicken,Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Gelijck een schoone bloem, wanneer de nacht verdwijnt,
 
De zon de hoven met een' verschen glans beschijnt.Ga naar voetnoot1586
Absolon:
 
Gy komt hier juist te pas, tot onzen dienst genegen.
 
Men roepe Achitofel. het lust ons t'overweegen
 
Uw beide raeden, waer men 't eerste heil in stell'.
1590[regelnummer]
Laet hooren, Chusaï, gy mede, Achitofel,
 
Zoo lang, als hofraên, in heer vaders dienst gehouden.
 
Wy luisteren naer u, als naer ons staetvertrouden.Ga naar voetnoot1592
Achitofel:
 
Men vraeght ons of men tijt den vyant geven zal,Ga naar voetnoot1593
[pagina 91]
[p. 91]
 
Of best hem snel vervolge, op bergh, in heide, en dal.
1595[regelnummer]
Wat my belangt, ick wensch dat wy hem op de hielen,Ga naar voetnoot1595
 
Met twalefduizent man, al helden, overvielen,
 
En liever dezen nacht, daer hy ontharrenast,
 
Vermoeit, zich legert, en half slapend wert verrast.
 
Al 't volck geraeckt aen 't vliên, zou zijne stem verheffen,
1600[regelnummer]
Ick zelf den koning, bloot van hulp en lijfwacht, treffen.Ga naar voetnoot1600
 
Dan bleef het overschot een lichaem zonder hooft.
 
Zoo broght men 't in uw' eedt, aen uwe kroon verlooft.Ga naar voetnoot1602
Absolon:
 
Die rede schijnt bekleet met schijn van rijpe reden.
 
Behaegtze Chusaï, hy helpze mê bekleeden.Ga naar voetnoot1604
Chusaï:
1605[regelnummer]
Ick stemme in dezen raet niet met Achitofel.Ga naar voetnoot1605
 
De jonge koning kent den ouden al te wel,
 
Een' krijghsman in den aert, ten oorelogh geschapen,Ga naar voetnoot1607
 
Gelijck zijn helden, al gekloncken in hun wapen,Ga naar voetnoot1608
 
Elck vreeslijck, als een beer, die 't nest geplondert vint,
1610[regelnummer]
Met huilen 't wilde woudt doorgalmt, van toorne ontzint.Ga naar voetnoot1610
 
Uw vader duickt misschien in holen en speloncken.
 
Vernam hy onraet, strax zou hem de moedt ontvoncken.Ga naar voetnoot1612
 
Al kromp het leeuwenhart des stoutsten, als een haes:
 
Uw vader noch zijn moedt bezwijckt voor geen geraes.
1615[regelnummer]
Maer wiltge uw vyanden met eere en lof beschaemen,
 
Ruck al uw maght van Dan tot Berseba te zamen,Ga naar voetnoot1616
 
Ontelbaer, als het zant, aen 't gulle strant van 't meir.Ga naar voetnoot1617
 
Voer zelf den middeltoght, in 't midden van uw heir.Ga naar voetnoot1618
 
Gy zult hen, als de dauw de beemden, overdecken.
1620[regelnummer]
Niet een van 's vyants maght zal 't mogen navertrecken:Ga naar voetnoot1620
 
En vlught hy in een stadt: men brijzelze tot niet,Ga naar voetnoot1621
 
Dat niet een steen van huis en muuren overschiet'.
Absolon:
 
Laet bey dees raeden by den krijghsraet overweegen.Ga naar voetnoot1623
 
Wanneer een rijpe raet zich paert met 's krijgsmans degen,
1625[regelnummer]
Dan staet te hoopen dat de zege na den slagh
 
Zoo schoon opdaegen zal, als d'allerschoonste dagh.Ga naar voetnoot1626
[pagina 92]
[p. 92]
SIMEÏ. ABSOLON.
Simeï:
 
Godt zegene Absolon, het hooft der heerschappye,
 
Uitvoerder van Godts wraecke, en Nathans profecye.Ga naar voetnoot1628
Absolon:
 
Godt zeegne Simeï, voor zulck een' avontgroet.
1630[regelnummer]
O Benjaminner, eer van koning Sauls bloet,Ga naar voetnoot1629-30
 
En zoon van Gera, zaeght gy vader niet ontsluipen?
Simeï:
 
'K zagh van een' heuvel hoe Godts vyant aen quam druipenGa naar voetnoot1632
 
Naer ons Bahurim, met zijn' staert, en luttel moedts.Ga naar voetnoot1633
 
Het hooft hing overdeckt. hy schreide, ging baervoets.Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Ick vloeckte hem, en al dien aenhang, smeet van boven
 
Uw' vyant en zijn' stoet met steenen, datze stoven,
 
En riep van verre den rijxballing toe in 't dal:
 
Heruit, gy bloethont, schalck, gy zoon van Belial.Ga naar voetnoot1638
 
Nu druipt u Sauls bloet op 't hooft, ô godtverbannen,Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Die zoo verwaten Godts gezalfden aen dorst rannen,Ga naar voetnoot1640
 
Den staf ontweldigen, hem vliegen in zijn kroon.Ga naar voetnoot1641
 
Godt zet nu Absolon met recht op uwen troon,
 
En gy voorvlughtigh berght, ter nauwer noot, het leven.Ga naar voetnoot1643
Absolon:
 
Hoe liep dit vloecken af?
Simeï:
 
Abisaï, gedreven
1645[regelnummer]
Van gramschap, vraegde of oock zijn' heer te lijden stontGa naar voetnoot1645
 
Dit grouzaem lasteren en bassen van een' hont.Ga naar voetnoot1646
 
Hy vloogh ten bergh op, om het lasterstuck te wreecken.Ga naar voetnoot1647
 
De balling keerde 't, hiet het slagzwaert op te steecken,Ga naar voetnoot1648
 
En sprack: hou stil, verdraegh van Simeï dien smaet.
1650[regelnummer]
'K verdraegh dat zelf mijn zoon naer vaders leven staet.Ga naar voetnoot1650
 
De hooghste, om ons gedult door tegenspoet te recken,Ga naar voetnoot1651
 
Staet hem dit vloecken toe. het kan ten zegen strecken,
[pagina 93]
[p. 93]
 
Als hy ons, na die wolck des drux, zijn aenschijn toont,Ga naar voetnoot1653
 
En in Jerusalem met zijn genade kroont.
Absolon:
1655[regelnummer]
Hoe ging het voort?Ga naar voetnoot1655
Simeï:
 
Hy ruckte voort voorby mijn oogen,
 
En quam, begruist van stof, Bahurim ingetogen,Ga naar voetnoot1656
 
Nootdruftigh, en vermoeit, in zulck een' droeven schijn,Ga naar voetnoot1657
 
Dat zoo hem Seba niet op wegh, met weite, en wijn,Ga naar voetnoot1658
 
Rozijn, en vygen had bezorght, zy moghten sticken.Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Toen sloegenze zich neêr, en mosten 't hart verquicken.Ga naar voetnoot1660
Absolon:
 
Neem u verblijf te nacht by ons. trê binnen 't hof.
 
't Gaet wel: de vyanden verstuiven, als het stof
 
Voor eenen dwarrelwint. zoo wort de kroon geslotenGa naar voetnoot1663
 
Op 't hooft van Absolon. mijn vaders bedtgenooten
1665[regelnummer]
En Thamar komen hier, bedruckt, en root beschreit.
THAMAR. BEDGENOOTEN. ABSOLON.
Thamar:
 
Geluck, heer broeder.
Bedtgenooten:
 
Godt verleene uw majesteit
 
Zijn' zegen, om den volcke een' wegh tot rust te baenen.
Absolon:
 
Wat wilt gy d'avontzon verdrincken in uw traenen,
 
Doorluchte schoonheên? haelt men zoo den koning in?
1670[regelnummer]
Gy zijt elck dubbel waert, gelijck een koningin,
 
Den zegenaer des rijx in uwen schoot t'ontfangen.
 
Juight al de stadt ons toe met blyschap en verlangen:
 
Vooral verwachtten wy van u dees welkomst niet.Ga naar voetnoot1673
 
Wy komen elck tot heil, en niemant tot verdriet,
1675[regelnummer]
Het vrouwentimmer minst. kunt gy 't ons toebetrouwen,Ga naar voetnoot1675
 
De zon van Absolon geeft eerst de schoone vrouwen
 
Haer deught, en warmte, en glans ten beste, niemant eer.Ga naar voetnoot1677
 
Doch wie verschoont u niet? een vrouwenhart is teêr
[pagina 94]
[p. 94]
 
In schichtigh overslaen, en langzaem in 't gewennen.Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
Dat zal wel vallen, komt gy maer den zoon te kennen,Ga naar voetnoot1680
 
Gelijck den vader. zy verliest niet aen haer vreught,
 
Die traegen ouderdom aen eene wackre jeught
 
Verwisselt. helpt ons dan ten hove triomfeeren.Ga naar voetnoot1681-83
 
Wy zullen in een tent te zamen bancketeeren.
Bedtgenooten:
1685[regelnummer]
Genadighste, wat 's dit? uw raet Achitofel
 
Heeft ons genoot, uit kracht van 't koningklijck bevel,
 
Om op het hooge dack den koning t'onderhouwen,Ga naar voetnoot1687
 
Laet tenten spannen, laet tien ledekanten bouwen,
 
Tapijten hangen, stelt bancket en tafel toe.Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
De koning belg' zich niet, maer neeme het in 't goê,Ga naar voetnoot1690
 
Datwe opspraeck schuwen, en onze eerbaerheit bewaeren,Ga naar voetnoot1691
 
Ten dienst van vader, schoon hem in zijne oude jaeren
 
Dees droeve ballingschap, dit ongeluckigh lot,
 
Schijnt toegevallen, by gehengenis van Godt.Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Op dat betrouwen zijn wy hier in 't hof gebleven.Ga naar voetnoot1695
 
Verschoon onnozelen, weerlozen, wien het levenGa naar voetnoot1696
 
Onwaerder is dan eer, het edelste juweelGa naar voetnoot1697
 
Van koningsvrouwen. laet dit ergerlijck tooneel
 
Niet opgaen in 't gezicht van alle de gemeente,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Dat vader smerten zoude in 't mergeloos gebeente,Ga naar voetnoot1700
 
En voedtsel geven tot eene onverzoenbaerheit;
 
Daer anders kroongeschil kan werden bygeleit,Ga naar voetnoot1702
 
Den zoon, gewettight van den vader, 't rijck regeeren.Ga naar voetnoot1703
 
Wy willen midlerwijl u gaerne, als koning, eeren.
Absolon:
1705[regelnummer]
Noit koning was gewoon van minderen een wet
 
t'Ontfangen, en noch minst aen tafel, en in 't bedt.Ga naar voetnoot1706
 
Wie op den troon zit, voeght het wetten voor te schrijven.
 
Genoeght aen onzen wil. was 't vaders wil te blijven,Ga naar voetnoot1708
 
Wy hadden hem den burgh van harte toegestaen,
1710[regelnummer]
Behoudens dat het rijck den erfzoon onderdaenGa naar voetnoot1710
[pagina 95]
[p. 95]
 
De kroon en scepter quam hooghtijdigh op te draegen,Ga naar voetnoot1711
 
Om vaders schouders en zijn halspack t'onderschraegen,Ga naar voetnoot1712
 
In zijnen ouden dagh, naerdien zoo zwaer een last
 
Een' jongen beter dan een' afgeleefden past.
1715[regelnummer]
Nu vader evenwel beliefde heen te reizen,
 
Oock, zonder onze komst te wachten, dees palaisen
 
Te ruimen, u in 't hof te laeten, is het reênGa naar voetnoot1717
 
Dat gy u onderworpt. dit 's recht: dus rekent geenGa naar voetnoot1718
 
Bezit van have en goet en ziel en lichaem eigen:Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Gy moet u dezen nacht naer ons believen neigen.
Bedtgenooten:
 
Princes, beschut onze eer, uw vaders eer met een.
 
Och, dit 's de jonge leeu, die in den droom verscheen.
 
Wy zullen dit verblijf in eeuwigheit betreuren.Ga naar voetnoot1723
Thamar:
 
Heer broeder, magh my noch gena by u gebeuren,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Zoo gun uw zuster, uw slavin, noch eens gehoor.
 
Uw trouw te mywaert is gebleken na en voor.
 
Gy weet hoe Ammon veinsde, en om 't bezoeck van Thamer
 
Op 't kranckbed scheen belust, haer troonde in zijne kamer,
 
En overweldighde, en schoffeerde, en in dien staetGa naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Ter kamer uitstiet, met afgrijsselijcken haet,
 
Waerover uwe wraeck, hoe langer hoe ontruster,Ga naar voetnoot1731
 
Den schender laegen leght, uit liefde tot uw zuster,Ga naar voetnoot1732
 
Tot dat men endelijck hem grijpt, en achterhaelt,
 
En zulck een lasterstuck rechtvaerdigh zet betaelt;Ga naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
Oock zonder u t'ontzien vijf jaeren lang te zwerven,Ga naar voetnoot1735
 
En vaders aengezicht in ballingschap te derven.
 
Hoe ick om zulck een trouw verbonden blijf aen u,
 
Dat tuight mijn hart, en zal het eeuwigh tuigen. nu
 
Verzoeck, nu smeeck ick noch: hebt gy me uit mededoogen
1740[regelnummer]
Gewroken, afgewischt mijne uitgekretene oogen,Ga naar voetnoot1740
 
Wy zogen eene borst: een moeder heeft met smertGa naar voetnoot1741
 
Ons beide, eer zy gelagh, gedraegen onder 't hart.Ga naar voetnoot1742
 
Gy hoort hoe Ammon om zijn bloetschant wort gelastert.Ga naar voetnoot1743
 
Zie voor u datge niet van Godt en eer verbastert,Ga naar voetnoot1744
[pagina 96]
[p. 96]
1745[regelnummer]
Als eertijts Cham vervloeckt, uw vaders zegen derft,Ga naar voetnoot1745
 
Als Ruben, u van 't recht der eerstgeboorte onterft.Ga naar voetnoot1746
 
De wet dreight gruwelijck die vaders schaemte ontblooten.
 
Ontwy geen vaders bedt, noch konings bedtgenooten.
 
Besmet door bloetschant niet den intrê van uw hof
1750[regelnummer]
En rijck uit wreveltheit. bestel geen lasterstof.Ga naar voetnoot1750
 
Jerusalem ontbreeckt geen bloem van schoone maeghden,
 
Zoo schoon opluickende, als oit konings oogh behaeghden,Ga naar voetnoot1752
 
En geene uit duizenden, bekoorlijck als de zon,
 
Ontwaerdight zich de min van koning Absolon,Ga naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
In 't opgaen van zijn jeught, zoo schoon, dat joffrenoogen
 
Hem zonder minnegloet niet eens bespieglen mogen.Ga naar voetnoot1756
 
Magh zuster dit op u verwerven, maghze u raên,Ga naar voetnoot1757
 
Dees weldaet zal haer diep in 't hart geschreven staen,
 
By d'andre deughden van uw trouw voorheen genoten.Ga naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
O spruit van Jesse, die de schoonste van u loten,
 
Uw dochter Thamar noemde uit liefde naer mijn' naem,
 
Verschoon dees schreienden, onschuldigen. beschaem
 
Geensins uw zuster, in den opgang van haer daegen,
 
Gelijck een morgenroos getreên, en neêrgeslagen.
Absolon:
1765[regelnummer]
Gy zijt ons zuster, lief en waert, gelijck voorheen.
 
Gy weet wat Absolon al smaets heeft doorgestreênGa naar voetnoot1766
 
By vader, om uw' rouw te troosten, u te redden;Ga naar voetnoot1767
 
Dies wacht u ons gedult te tergen. ziet de bedden
 
Daer boven al gespreit, de tenten, met den leeuw
1770[regelnummer]
Van Juda geborduurt, ons nooden. dit geschreeuw,
 
Dit huilen vordert niet. geen kermen kan dit keeren.Ga naar voetnoot1771
 
't Gelieve haer te nacht met ons te bancketteeren.
 
Dit is niet reuckeloos besloten, maer met raet.Ga naar voetnoot1773
 
Het dient tot aenwas, en ten steun van 's konings staet.
1775[regelnummer]
Dat blijft den mannen, niet de vrouwen, aenbevolen.Ga naar voetnoot1775
 
't Is d'Oosterlingsche wijs. komt Absolon te doolen,Ga naar voetnoot1776
 
Zoo doolt gansch Asien, dat draeght de kroon op dienGa naar voetnoot1777
[pagina 97]
[p. 97]
 
Zy 's voorzaets bedtgenoote op 't hof omhelzen zien,
 
Een blijck van wettigheit, en overoude zeden.Ga naar voetnoot1779
Thamar:
1780[regelnummer]
't Besneden stamhuis volght geen wet van onbesneden,Ga naar voetnoot1780
 
Maer Moses wet, zoo schuw van alle afgodery,Ga naar voetnoot1781
 
En haer gedichtslen, en misbruicken. komen wyGa naar voetnoot1782
 
Ons naer het Heidendom en 's Brachmans wet te regelen,Ga naar voetnoot1783
 
Zoo hoeft men 't wetboeck met geen offerbloet te zegelen.Ga naar voetnoot1784
Absolon:
1785[regelnummer]
Staetkundigheit let niet zoo scherp op wet, of boeck.Ga naar voetnoot1785
 
Oock kent de noot geen wet: of vader was niet kloeckGa naar voetnoot1786
 
Toen hy het toonbroot at, door hongersnoet verlegen,Ga naar voetnoot1787
 
Uit 's priesters eige hant, al street de wet hier tegen.
 
De schoonvaêr Saul dorst den schoonzoon scheiden van
1790[regelnummer]
Zijn dochter Michol, schonckze aen eenen andren man,
 
Hoewel natuur verbiedt het huwelijck te breecken.Ga naar voetnoot1789-91
Thamar:
 
Van koning Saul kan men luttel stichting spreecken.Ga naar voetnoot1792
Absolon:
 
Noch was 't een koningh, Godts gezalfde, een groot profeet.Ga naar voetnoot1793
Thamar:
 
Van Godt verstooten, en verbannen: en gy weetGa naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Waer wederspannigheit hem toe vervoerde in 't leste,
 
Als hy verwaten, tot den appel van 't geveste,
 
In zijnen degen viel, mistroostigh en verwoet
 
De ziel ter wonde uitgoot, in eenen plas van bloet.Ga naar voetnoot1795-98
Absolon:
 
Magh voorbeelt gelden, zoo verlichtme, en trê wat nader.Ga naar voetnoot1799
Thamar:
1800[regelnummer]
Op welk een wijze?
Absolon:
 
ontvou hoe schoon een voorbeelt vader
 
Den zoon gaf, en noch scherp tien jaeren eerst geleên;Ga naar voetnoot1801
[pagina 98]
[p. 98]
 
Toen Bersabe hem in haer badt veel schooner scheen
 
Dan een albaste beelt, de lust het hart bekoorde,
 
Dat hy die schoone schon, dien helt, haer' man, vermoorde,Ga naar voetnoot1804
1805[regelnummer]
De rijcke herder stout den armen 't eenigh lamGa naar voetnoot1805
 
Uit zijnen schoot ruckte, om de geile opgaende vlam
 
Te blusschen. zegh ons nu, of zwijgh van vrouweschennis.
 
Dat hy nu voor Godts kiste eens dansse, en van de kennis
 
Der wet op zijne harp ons zinge een heiligh dicht.Ga naar voetnoot1808-09
Thamar:
1810[regelnummer]
Gelijck u vaders val ontstichten quam, zoo sticht
 
Zijn boete u wederom. wie kan die smet verschoonen!
Absolon:
 
Dat voorbeelt wettight ons hem weder dus te kroonen.Ga naar voetnoot1812
 
Hy liet ons deze tien, tien tacken tot een kroon.
 
De bruiloftstafel noot tien bruiden, alle schoon
1815[regelnummer]
En evenwaerdigh in te haelen, en te minnen.
 
Schept moedt, wy kroonen u te nacht tot koninginnen.
Bedtgenooten:
 
Och, Thamar, bergh ons toch voor schipbreuck van onze eer.Ga naar voetnoot1817
Thamar:
 
Ick vergh de majesteit des konings nu niet meer,Ga naar voetnoot1818
 
En kan uw jammer niet aenschouwen met mijne oogen.
1820[regelnummer]
Godt trooste u: ick vertreck.
Bedtgenooten:
 
is dit u mededoogen?
 
Dat hadge vader in zijn afscheit niet belooft.Ga naar voetnoot1821
 
Naerdien wy, weerloos dan van alle hulp berooft,
 
Niet maghtigh zijn gewelt te schutten, of te keeren,Ga naar voetnoot1823
 
Zoo laet ons toe dat wy ter aerde ons noch verneêren,
1825[regelnummer]
U smeecken voor het lest, van angst en noot geprest.Ga naar voetnoot1825
 
Is niets den koning aengenaemer
 
Dan 't licht van 's levens dageraet,Ga naar voetnoot1827
 
Opluickende in uw zuster Thamer,Ga naar voetnoot1828
 
Daer alle schoonheit doof by staet:Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
Zaeght gy haer noode in schenders kluiven,Ga naar voetnoot1830
[pagina 99]
[p. 99]
 
En kermen in een' arentsklaeuw,
 
Verschoon dan bloode en simple duiven,Ga naar voetnoot1832
 
Alree van wederstreven flaeuw.Ga naar voetnoot1833
 
Zoo groeie uwe erfgenaeme in weelden,
1835[regelnummer]
  En schoonheit, en bevalligheit,
 
Om eens wat lust zich kan verbeelden,Ga naar voetnoot1836
 
In een verliefde majesteit,
 
Te queecken, zoonen voort te planten,Ga naar voetnoot1838
 
Daer Absolon in wort gekent.Ga naar voetnoot1839
1840[regelnummer]
Verschoon toch vaders bedtverwanten,Ga naar voetnoot1840
 
Die, eenmael lasterlijck geschent,Ga naar voetnoot1841
 
Niets staet te wachten dan verstooten
 
Van vader, om dien hoon en smaet,Ga naar voetnoot1843
 
Te treuren, eeuwigh opgesloten,
1845[regelnummer]
  Gy hem herstelde in staet.Ga naar voetnoot1845
 
Och, of de koning zich beraede!
 
Wy stellen ons tot uw genade.Ga naar voetnoot1847
Absolon:
 
Men blaest de hofbazuin. nu volght de majesteit.
 
De dacktent noot ons. u wort geen genade ontzeit.Ga naar voetnoot1849
AERTSPRIESTERS. ACHITOFEL.
Aertspriesters:
1850[regelnummer]
Geheimraet van het hof, wat drift verruckt uw zinnen?Ga naar voetnoot1850
Achitofel:
 
Vervloeckte Achitofel,
 
Wat wiltge nu beginnen?
 
Meineedige rebel,
 
Wat hebtge u onderwonden?Ga naar voetnoot1854
1855[regelnummer]
Door uwen valschen raet
 
Is 't koningsbedt geschonden.
 
Wat troost, wat toeverlaet
 
Verwachtge? plaegen, plaegen.Ga naar voetnoot1858
 
'k Heb koning Davids stadt,
[pagina 100]
[p. 100]
1860[regelnummer]
Den rijxstoel, daer hy zat,Ga naar voetnoot1860
 
Verraên door loze laegen,Ga naar voetnoot1861
 
Den zoon in top gevoert,Ga naar voetnoot1862
 
Het vaderlant beroert,
 
Dit burgervier ontsteecken.Ga naar voetnoot1864
1865[regelnummer]
Men ziet de vlam uitbreecken.
 
Zy slaet van dack in dack.
 
Mijn aenzien krijght een' krack.
 
Mijn raetslagh is verloren.Ga naar voetnoot1868
 
De krijghsraet heeft geene ooren.Ga naar voetnoot1869
1870[regelnummer]
Wat Chusaï besluit,
 
Dat draeft terstont vooruit.Ga naar voetnoot1871
 
Ick riedt den zoon den vader aen te rannen,Ga naar voetnoot1872
 
Met puick van strijtbre mannen,
 
Eer hy, van vlughten nu vermoeit,
1875[regelnummer]
Zijn kracht herwint, en weder groeit.
 
De hofraet roept: het is te vroegh.
 
Men ruck' by een de gansche maght,
 
En sla hem dan met volle kracht.
 
Dus wint de vyant tijdts genoegh,
1880[regelnummer]
Bereit te nacht zich eene baen,
 
En, vlughtende over ons Jordaen,
 
Wint ruiteren en knechten.Ga naar voetnoot1882
 
Men zet zich schrap te vechten.
 
Daer wint hy weder 't out gezagh
1885[regelnummer]
Alleen met eenen slagh,
 
En Absolon aen 't vlieden,
 
Onmaghtigh weêr te bieden,Ga naar voetnoot1887
 
Verstuift, gelijck een roock.
 
Waer ben ick? wat gespoockGa naar voetnoot1889
1890[regelnummer]
Verschricktme? 'k wil naer Gilo trecken
 
Mijn vaders erfstadt maghme decken,Ga naar voetnoot1891
 
Of ick verkieze op 't slotGa naar voetnoot1892
 
Den kortsten wegh, bevrijt voor spot.
Aertspriesters:
 
Hy ga den kortsten wegh, een strop om hals en strot,
1895[regelnummer]
Gelijck het billijck past een' bloetraet, rijxverraeder,Ga naar voetnoot1895
[pagina 101]
[p. 101]
 
Een' stoockebrant, die zoon durf kanten tegens vader,Ga naar voetnoot1896
 
De rijxkroon tegens 't rijck. geheel Jerusalem
 
Verwachte eerlang den post, en een blijde stem,Ga naar voetnoot1898
 
Hoe 't wederspannigh hooft, geslagen na dit wrocken,
1900[regelnummer]
In 't bosch van Efraim, by zijne blonde locken,
 
Bleef hangen onder 't vliên, en, gaepende van dorst,
 
Den dootsteeck voelde in 't harte, en zijn verwate borst.Ga naar voetnoot1902
 
Zoo koom' de koning in de stadt te triomfeeren.
 
Zoo treff' Godts vloeck den zoon, die d'ouders durf onteeren.Ga naar voetnoot1904

EINDE.

voetnoot1441
wort: werd.
voetnoot1442
laegen: hinderlagen.
voetnoot1443
Spotternij, omdat David naar het Oosten gevlucht was.
voetnoot1444
tegens haer natuur: omdat de zon in 't Westen daalt.
voetnoot1445
reedtste: dichtst bij zijnde.
voetnoot1446
in 't zogh (scheepsterm): op de voet.
voetnoot1447
aen te rannen: om aan te vallen.
voetnoot1448
bloode: laffe.
voetnoot1450
Die: nl. die moed; geeft u 't velt ten beste: laat het terrein voor u vrij; spoet: u haast.
voetnoot1451
Laten wij niet te vlug vooruit trekken, maar wachten tot het leger voltallig is.
voetnoot1452
vernachten: de nacht (ongestoord) doorbrengén.
voetnoot1454
niet dan: niets dan, slechts.
voetnoot1455
zorgelijck: gevaarlik.
voetnoot1456
't oneffen te slechten: de moeielikheden uit de weg te ruimen.
voetnoot1458
aenwast: zijn krijgsmacht vergroot.
voetnoot1459
Daar zal tijd voor nodig zijn.
voetnoot1460
uw te'gh is teer: uw gezag is nog zwak; effen: pas
voetnoot1463
ruimt: verlaat.
voetnoot1464
en waeght: om daarna te wagen.
voetnoot1465
wy wonnen dit vooruit: wij hebben deze voorsprong gekregen.
voetnoot1466
schutt': houde tegen; wederstuit: reactie.
voetnoot1467
Zoo stuit het: dan stuit de aanval af.
voetnoot1468
kan verduuren: kan (het als belegeraars) langer volhouden dan.
voetnoot1469
Maar de hongersnood houdt het nòg langer vol, d.w.z. tegen de hongersnood zal een zo groot leger niet bestand blijken.
voetnoot1470
besloten: in gesloten (vgl. sluiten in vs. 1461.
voetnoot1472
ruiten: plunderen (Ned. Wdb. XIII, 1782).
voetnoot1474
Uw vader hield zich in leven door in het land te roven (bij de achtervolging door Saul).
voetnoot1477
driftigh: voortvarend, ongeduldig.
voetnoot1478
Als het kwaad nog aan het groeien is, wordt het met minder moeite onderdrukt.
voetnoot1479
wachte in: wachte af; vast aengetogen: reeds opgetrokken.
voetnoot1481
'K bedanckme zijne vlught: ik ben verheugd over zijn vlucht (Ned. Wdb. II, 1124).
voetnoot1482
pest: ramp.
voetnoot1484
roncken: klanknabootsend woord voor allerlei diergeluiden.
voetnoot1486
geeft u kans een krack: vernietigt uw kans.
voetnoot1487
'T zal hun opdaegen: Het (nl. onze aanval) zal hen verrassen; eer dry dagen: eer drie dagen verstreken zijn, na drie dagen.
voetnoot1489
lijfs gevaer: gevaar voor mijn leven.
voetnoot1491
op dien voorslagh: over dat voorstel.
voetnoot1492
beladen om: bezorgd over.
voetnoot1493
getal: aantal (landgenoten).
voetnoot1494
aen wat kant het hellen zal: welke partij het zal kiezen.
voetnoot1497
in het licht: in de weg.
voetnoot1498
wederwight: evenwicht.
voetnoot1499
Hier grenst het bloet te na: in dit geval zijn de strijdenden elkander te na verwant.
voetnoot1500
Zij worden het licht eens.
voetnoot1501
blanck: weerloos (Ned. Wdb. II, 2783); vgl. vs. 926.
voetnoot1502
Iet aen te rechten: iets te ondernemen.
voetnoot1503
in schijn voor d'oogen: schijnbaar.
voetnoot1504
vermogen: macht.
voetnoot1505
groothartigh: moedig; bestaen: ondernemen.
voetnoot1506
overslaen: (naar uw zijde) doorslaan; vgl. het beeld in 1494 en 1498.
voetnoot1507
by uwen raet besloten: ingesloten bij uw raad, d.i. hebt gij met uw raad op het oog.
voetnoot1509
op: open.
voetnoot1512
sterck: bevestig; Nathans profecye: zie 2 Sam. 12, vs. 11-12.
voetnoot1515
lastren: afkeuren (Ned. Wdb. VIII, 1129).
voetnoot1516
smaecken: proeven; d'Asiaensche wijze: de zede van Azië.
voetnoot1517
's voorzaets: van zijn vader; vgl. vs. 1525; derf: mag.
voetnoot1518
spant de kroon: wordt heerser; gewettight tot dit erf: wettig erkend als erfelik bezitter van het rijk.
voetnoot1519
laster: smaad.
voetnoot1520
de vader zat noit vaster: nl. op zijn troon dan gij daarna zult zitten.
voetnoot1523
bancket opdisschen: maaltijd aanrichten.
voetnoot1524
te nacht: deze nacht; onderhouwen: gezelschap houden.
voetnoot1525
van min doorstraelt: door liefde bezield (oorspr. doorboord).
voetnoot1526
onthaelt: ontvangen.
voetnoot1528
Levys zoons: de Levieten; met heilighdom geladen: de bondskist torsend; vgl. vs. 1534-35.
voetnoot1529
hoe waeit ons die wint in 't zeil: wat loopt ons alles mee!
voetnoot1530
spoet: voorspoed.
voetnoot1534
Verstaeckt: beroofdet.
voetnoot1537
De spruit van Jesse: David (vgl. Inhoudt r. 1).
voetnoot1538
bezitte: neme bezit van; tusschenspraeck: inmenging.
voetnoot1539
gemiddelt: door bemiddeling vereffend.
voetnoot1541
op 's olijfberghs kruin:? Om als teken van de herstelde vrede van alle zijden gezien te worden?
voetnoot1544
Arons borstgesteent: in de schittering openbaarde zich de wil der Godheid (zie de Aant. op blz. 806 van deel 3).
voetnoot1549
gehengt: toelaat.
voetnoot1550
noch: nochtans.
voetnoot1551
afdwaelt van het bloet: voor het geslacht verloren gaat; van: door.
voetnoot1552
lot: toegewezen bezit (Ned. Wdb. VIII, 3056); toebeschoren: toebedeeld.
voetnoot1553
wy zijn beraden: wij hebben besloten.
voetnoot1556
de hulck des rijx: gewoonlik: het schip van staat; hier toegepast op de zetel van de regering (Ned. Wdb. VI, 1299).
voetnoot1558
den stoel bekleet: de troon bezit.
voetnoot1559
Betrouwen: vertrouwen.
voetnoot1561
Abjathar (zie Gebroeders) en Sadock: priesters, die David trouw bleven (2 Sam. 15, vs. 27-29).
voetnoot1563
ons genade: onze gunstige gezindheid jegens u.
voetnoot1565
uwe aendacht, en 't gebedt: uw vrome gebeden.
voetnoot1567
hantvest: privileges, voorrechten.
voetnoot1568
Besneên noch onbesneên: Joden noch heidenen; behinderen: storen.
voetnoot1569
ga in vollen zwang: worde onbelemmerd uitgeoefend.
voetnoot1570
't Ontvouwen: de uitlegging.
voetnoot1571
hooghtijt drymael 's jaers: kerkelik feest van voorjaar, zomer en herfst, vgl. Deut. 16, vs. 16.; de vreught der nieuwe maenen: elke nieuwe maan werd bij de Joden als feestdag gevierd.
voetnoot1572
godsdraght: het omdragen van de Arke des Verbonds, door Vondel vergeleken met de ommegang met het H. Sacrament (Ned. Wdb. V, 278).
voetnoot1573
schalmey: herdersfluit.
voetnoot1574
Verduure mijn gebiet: dure langer dan mijn heerschappij, mijn regering.
voetnoot1575
stoel: troon.
voetnoot1576
Ter goeder uure: op een gelukkig ogenblik, als welkome gast; Chusaï: zie Inhoudt, r. 42.
voetnoot1580
bewaeren: bezetten.
voetnoot1582
komen wy u t'huis: komen wij weer tot u.
voetnoot1583
als vader eer: gelijk te voren uw vader.
voetnoot1584
opluicken: opengaan.
voetnoot1586
hoven: tuinen; verschen: nieuwe.
voetnoot1592
staetvertrouden: vertrouwde raadslieden in staatszaken.
voetnoot1593
Men: nl. Absolon (vgl. vs. 1446 vlg.)
voetnoot1595
belangt: betreft.
voetnoot1600
bloot van: ontbloot van.
voetnoot1602
in uw eedt: tot een eed van trouw aan u; verlooft: door trouw verbonden.
voetnoot1604
bekleeden: met argumenten ondersteunen.
voetnoot1605
stemme met: ben het eens met.
voetnoot1607
in den aert: van nature.
voetnoot1608
al gekloncken in hun wapen: als 't ware geheel één met hun wapenrusting.
voetnoot1610
ontzint: buiten zich zelf.
voetnoot1612
strax: onmiddellik.
voetnoot1616
van Dan tot Berseba: zie Inhoudt r. 20.
voetnoot1617
gulle: rulle, losse (Ned. Wdb. V, 1235); meir: zee.
voetnoot1618
voer den middeltoght: voer de hoofdmacht (middengroep) aan.
voetnoot1620
navertrecken: navertellen.
voetnoot1621
brijzelze tot niet: verwoeste ze geheel en al (niet: niets).
voetnoot1623
raeden: raadgevingen; by: door.
voetnoot1626
opdaegen: verschijnen.
voetnoot1628
Nathans profecye: zie Opdracht, r. 30.
voetnoot1629-30
Simeï was een nakomeling van Saul (2 Sam. 16, vs. 5).
voetnoot1632
aen quam druipen: langzaam, ontmoedigd naderde.
voetnoot1633
Bahurim: stad in Juda. Vergelijk voor deze passage 2 Sam. 16, vs. 5-14; staert: gevolg.
voetnoot1634
overdeckt: bedekt.
voetnoot1638
Heruit: weg!; schalck: booswicht.
voetnoot1639
Nu wordt Saul op u gewroken; godtverbannen: door God verworpen.
voetnoot1640
verwaten: misdadig (oorspr. vervloekt); Godts gezalfden: de wettige koning Saul; aenrannen: aanranden, bestrijden.
voetnoot1641
vliegen in zijn kroon: zijn kroon trachten te ontweldigen.
voetnoot1643
voorvlughtigh: als vluchteling.
voetnoot1645
of oock zijn' heer te lijden stont: of zijn heer maar moest dulden.
voetnoot1646
lasteren: smalen.
voetnoot1647
lasterstuck: aangedane smaad.
voetnoot1648
keerde 't: verhinderde het; hiet: beval; op te steecken: in de schede te steken.
voetnoot1650
zelf mijn zoon: mijn eigen zoon.
voetnoot1651
De hooghste: God; ons gedult te recken: ons geduld op de proef te stellen.
voetnoot1653
hy: nl. God; die wolck des drux: de sombere tegenspoed.
voetnoot1655
voort: verder.
voetnoot1656
begruist: bezoedeld.
voetnoot1657
Nootdruftigh: alles ontberend; schijn: toestand.
voetnoot1658
Seba: in de Statenbijbel Ziba genoemd (2 Sam. 16, vs. 1-2); weite: graan.
voetnoot1659
bezorght met: voorzien van.
voetnoot1660
sloegenze zich neêr: legerden ze daar.
voetnoot1663
gesloten: stevig bevestigd.
voetnoot1673
welkomst: begroeting.
voetnoot1675
vrouwentimmer: de vrouwen; 't ons toebetrouwen: het aan ons overlaten.
voetnoot1677
deught: weldadige invloed; geeft ten beste: schenkt.
voetnoot1679
schichtigh overslaen: plotselinge overgang.
voetnoot1680
wel vallen: wel in orde komen.
voetnoot1681-83
zy die: degene die; Verwisselt aen: verwisselt met.
voetnoot1687
onderhouwen: zie vs. 1524.
voetnoot1689
stelt toe: maakt gereed.
voetnoot1690
belg' zich niet: worde niet boos; neeme het in 't goê: houde het ons ten goede.
voetnoot1691
opspraeck: aanmerkingen (op ons gedrag).
voetnoot1694
toegevallen: ten deel gevallen; by gehengenis: door de beschikking (met toelating van).
voetnoot1695
Op dat betrouwen: daarop vertrouwende.
voetnoot1696
onnozelen: onschuldigen.
voetnoot1697
Onwaerder: minder dierbaar; juweel: kostbaarheid.
voetnoot1699
opgaen: zich openen, zich vertonen (Ned. Wdb. XI, 704); de gemeente: het volk.
voetnoot1700
Dat: wat.
voetnoot1702
Daer anders: terwijl in het andere geval.
voetnoot1703
Den zoon: blijkbaar een vergissing voor: De zoon (te verbinden met kan uit de vorige zin); gewettight van: wettig erkend door.
voetnoot1706
aen tafel en in 't bedt: d.w.z. van zijn vrouwen.
voetnoot1708
Genoeght aen: bevredig.
voetnoot1710
onderdaen: onderdanig.
voetnoot1711
hoogtijdigh: plechtig; quam op te draegen: zou opdragen.
voetnoot1712
halspack: drukkende last (van de regering).
voetnoot1717
ruimen: verlaten.
voetnoot1718
onderworpt: onderwerpt.
voetnoot1719
eigen: als uw eigendom.
voetnoot1723
dit verblijf: deze uitspraak, deze beslissing (Mnl. Wdb. VIII, 1503).
voetnoot1724
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot1729
schoffeerde: onteerde; staet: toestand.
voetnoot1731
ontruster: meer geprikkeld.
voetnoot1732
laegen leght: belaagt.
voetnoot1734
lasterstuck: schanddaad.
voetnoot1735
zonder u t'ontzien: zonder u te besparen (Ned. Wdb. X, 2066).
voetnoot1740
uitgekretene: door schreien uitgeputte.
voetnoot1741
ééne en één: eenzelfde.
voetnoot1742
gelagh: baarde.
voetnoot1743
gelastert: gesmaad.
voetnoot1744
Zie voor u: pas op; verbastert van: vervreemdt van, verliest.
voetnoot1745
Als Cham vervloeckt: door zijn vader Noach, omdat hij zijn vaders schaamte ontbloot had (vs. 1747), (Genesis 9, vs. 20-25).
voetnoot1746
Ruben bedreef bloedschande met zijn stiefmoeder Bilha en verloor daardoor zijn eerstgeboorterecht; vgl. Gen. 35, vs. 22; 1 Kron. 5, vs. 1.
voetnoot1750
wrevelheit: misdadige neiging; bestel: verschaf; lasterstof: aanleiding tot smaad.
voetnoot1752
opluickende: opengaande, ontbloeiende.
voetnoot1754
Ontwaerdight zich: acht zich te goed voor, versmaadt (Ned. Wdb. X, 2023).
voetnoot1756
niet eens: zelfs niet; bespieglen: aanschouwen (Ned. Wdb. II, 2075): zelfs op het eerste gezicht worden ze verliefd.
voetnoot1757
op u: van u.
voetnoot1759
deughden: weldaden; van: door.
voetnoot1766
doorgestreên: doorworsteld.
voetnoot1767
rouw: smart.
voetnoot1771
vordert: baat.
voetnoot1773
reuckeloos: ondoordacht; met raet: met voorbedachten rade.
voetnoot1775
aenbevolen: toevertrouwd.
voetnoot1776
d'Oosterlingsche wijs: vgl. d'Asiaensche wijze in vs. 1516 en 's Brachmans wet (vs. 1783).
voetnoot1777
dien: aan degene die.
voetnoot1779
wettigheit: wettige troonsopvolging.
voetnoot1780
Besneden: Joodse.
voetnoot1781
schuw van: afkerig van.
voetnoot1782
gedichtselen: verzinsels.
voetnoot1783
's Brachmans: Brachman betekent hier Oosterse priester.
voetnoot1784
zegelen: bezegelen, d.w.z. de Joodse offervoorschriften op te volgen.
voetnoot1785
Staetkundigheit: staatkundig beleid; scherp: nauwkeurig.
voetnoot1786
kloeck: verstandig.
voetnoot1787
het toonbroot at: zie 1 Sam. 21, vs. 3-6; verlegen: in ellendige toestand.
voetnoot1789-91
zie 1 Sam. 25, vs. 44.
voetnoot1792
luttel stichting spreecken: weinig vertellen, dat als stichtelik voorbeeld kan dienen.
voetnoot1793
Noch: toch.
voetnoot1794
Van: door.
voetnoot1795-98
zie 1 Sam. 31, vs. 4; mistroostigh: in wanhoop; verwoet: krankzinnig; De ziel ter wonde uitgoot: oude voorstelling dat de levensgeesten in het bloed huizen en dus door de wonde wegvloeien.
voetnoot1799
Magh: kan.
voetnoot1801
scherp: nauweliks (Ned. Wdb. XIV, 511).
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1828; de oude uitgave heeft dochter in plaats van zuster.
voetnoot1804
schon: (van schennen): schond.
voetnoot1805
Herinnering aan de gelijkenis van de profeet Nathan, vgl. 2 Sam. 12, vs. 1-4.
voetnoot1808-09
Spottende zinspeling op het dansen voor de Ark (2 Sam. 6, vs. 14-15) en het dichten van de psalmen.
voetnoot1812
kroonen: eren. Waarschijnlik woordspeling met een andere betekenis van kroonen, n.l. horens opzetten, de echtgenoot bedriegen (Ned. Wdb. VIII, 334), wat bij Absolon's spottende toon goed past.
voetnoot1817
bergh: beveilig; schipbreuck: ondergang.
voetnoot1818
vergh: verzoek; niet: niets.
voetnoot1821
in: bij.
voetnoot1823
maghtigh: in staat; schutten: afweren.
voetnoot1825
van: door.
voetnoot1827
't licht van 's levens dageraet: de jeugdige bekoring.
voetnoot1828
Opluickende: ontbloeiende.
voetnoot1829
Daer: waar; doof by staet: bij verbleekt (doof: dof).
voetnoot1830
kluiven: klauwen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1845 is onbegrijpelijk en heeft een voet tekort. Misschien te lezen: Als eens gy [of: Godt] hem herstelde in staet.
voetnoot1832
bloode en simple: schuwe en onschuldige.
voetnoot1833
van wederstreven flaeuw: door de krachtsinspanning van hun verzet verslapt.
voetnoot1836
wat lust zich kan verbeelden: al wat de lust zich kan voorstellen, allerlei liefdegevoelens.
voetnoot1838
Te queecken: op te wekken, dus: de liefde van een vorst te winnen.
voetnoot1839
die op grootvader Absolon gelijken.
voetnoot1840
bedtverwanten: bedtgenooten.
voetnoot1841
lasterlijck geschent: schandelik geschonden.
voetnoot1843
Van: door.
voetnoot1845
in staet: in zijn koninklike waardigheid.
voetnoot1847
Wij doen een beroep op uw genade.
voetnoot1849
ontzeit: geweigerd. Woordspeling met genade, waarmee A. hier schertsend gunst bedoelt.
voetnoot1850
drift: hartstochtelike uitbarsting; verruckt: sleept mee, brengt in verwarring.
voetnoot1854
u onderwonden: ondernomen, gewaagd.
voetnoot1858
plaegen: rampen.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs, 1882, de oude uitgave heeft ruiters.
voetnoot1860
rijxstoel: troon.
voetnoot1861
loze laegen: listige streken (oorspr. hinderlagen).
voetnoot1862
in top gevoert: aan de regering gebracht.
voetnoot1864
burgervier: burgeroorlog.
voetnoot1868
Mijn plan is mislukt.
voetnoot1869
heeft geene ooren: luistert niet naar mij.
voetnoot1871
Dat vindt terstond ingang.
voetnoot1872
aen te rannen: aan te vallen.
voetnoot1882
Wint: verwerft.
voetnoot1887
weêr: weerstand.
voetnoot1889
gespoock: geestverschijning.
voetnoot1891
maghme decken: kan mij schuilplaats bieden.
voetnoot1892
op 't slot: ten slotte.
voetnoot1895
billijck: billikerwijze; bloetraet: zie vs. 884.
voetnoot1896
durf kanten tegens: durft opzetten tegen.
voetnoot1898
Verwachte: moge verwachten; den post: de bode. Vondel legt hier de Aertspriesters als voorspelling de afloop van de strijd in de mond. Het plan om dit in een nieuw treurspel uit te werken (David herstelt), bestond dus blijkbaar nog niet, toen hij dit stuk voltooide.
voetnoot1902
verwate: vervloekte.
voetnoot1904
durf: durft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius