Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]

Het vyfde bedryf.

REY. DAVID. ACHIMAÄS.
Rey:
1415[regelnummer]
Een goede of quade maer staet nu in haer geboorte.Ga naar voetnoot1415
 
De zon helt naer de kim. de wacht ziet van de poorte
 
Twee posten, elck om 't snelst', vast rennen herwaert aen.Ga naar voetnoot1417
David:
 
Dit voorspoock tuight wat goedts: en dat wy boven staen:Ga naar voetnoot1418
 
Want was de veltheer met de gantsche maght geslagen,
1420[regelnummer]
't Verstroide heir zou sterck by troepen stewaert jaegen,Ga naar voetnoot1420
 
Om 't lijf te bergen. elck voor ander spoet zich ras,Ga naar voetnoot1421
 
Dan d'een dan d'ander voor; de leste Achimaäs,
 
Den zoon van Sadock, heel gelijck aen zijn gebaeren.Ga naar voetnoot1423
 
Hoe of mijn Absolon in 't vechten is gevaeren?
1425[regelnummer]
Kornels, en oversten, en hopmans hoorden al,Ga naar voetnoot1425
 
Een ieder hooft voor hooft, hoe streng ick hen beval
 
Het leven van mijn' zoon, verschoonbaer om zijn jaeren,
 
En jammerlijck misleit, waer 't mogelijck, te spaeren:
 
Maer 't loopt gevaer dat een onkundige onbedocht,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Of een welweetende hem heeft om hals gebroght,
 
Van onverzoenbre wraeck bereden, en bezeten.Ga naar voetnoot1431
 
Daer wort, als uit den aêm, van verre ons toegekreten.Ga naar voetnoot1432
Rey:
 
Hier komt Achimaäs, noch blijde, en wel gemoedt.
Achimaäs:
 
Geluck, heer koning.
David:
 
is uw tijding quaet of goet?
Achimaäs:
1435[regelnummer]
Gewaerdighme dat ick u op mijn knien magh eeren.Ga naar voetnoot1435
 
Gelooft zy d'opperste: 't gaet wel: wy triomfeeren.
 
Gelooft zy d'opperste: de vyant is beknelt,
 
Die Godts gezalfde durf bespringen met gewelt.Ga naar voetnoot1438
 
De vyant is verstroit, verslagen. zing nu zangen.
[pagina 162]
[p. 162]
David:
1440[regelnummer]
Hoe ging het Absolon, mijn zoon? is hy gevangen,
 
Gegrepen by den hals, noch levende, en gezont?
 
Hoe ging 't hem? is hy doot, of levende, of gewont?
 
Helpme uit den droom. nu spreeck.
Achimaäs:
 
vergunme tijt te spreken.
 
Heer koning, ick ben af, het hart bykans bezweken.Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Ick liep het al voorby, begruist van zweet en stof,Ga naar voetnoot1445
 
Om d'eerste tijding u te brengen hier in 't hof.
 
De veltheer Joab heeft my daetlijck afgevaerdight.
 
Ick zal 't verhaelen, zoo de koning zich gewaerdight
 
Te hooren uit mijn' mont al wat men hoorde, en zagh:
1450[regelnummer]
En met een woort gezeght: heer Joab won den slagh:
 
Maer 't koste zweet en bloet, zoo heeft zich 't heir gequeten.
David:
 
Hoe ging 't met Absolon? melt dat: dat most ick weeten.
 
De zege dient ons slechts tot droefheit en verdriet,
 
Zoo 't Absolon besterft. leeft Absolon, of niet?Ga naar voetnoot1454
Achimaäs:
1455[regelnummer]
Genadighste, gy zult vernemen uit ons woorden
 
De waerheit van al 't geen wy zagen, 't geen wy hoorden.
 
Vergeef het toch wat aen ons kennis noch ontbreeckt,
 
Tot dat uw majesteit den naesten bode spreeckt.
 
Eer ick mijn' last voltreck' genaeckt hy deze stede,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
En brengt u al 't verslagh van 's vyants neêrlaegh mede.
David:
 
Ontvou ons dan recht uit al wat gy hoorde en zaeght.
 
De hemel geve dat de tijding ons behaeght.
 
Leeft Absolon of niet? laet hooren een van beide.
 
Staffiers, gaet heene: haelt de koningin. zy schreide,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Toen ick naer buiten tradt. zy twijfelt, en verlangt,
 
Dewijl dit oorloghspleit in punt van 't wijzen hanght,Ga naar voetnoot1466
 
Of 't vonnis reede al met den degen is gestreecken.Ga naar voetnoot1467
 
Daer komt de koningin: nu spreeck: ik hoor u spreecken.
Achimaäs:
 
Uw veltheer volghde 't heir der stammen in zijn schim,Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Tot datze westwaert by het bosch van Efraim
[pagina 163]
[p. 163]
 
By een geraeckten. elck stont blanck in zijn slaghorden.Ga naar voetnoot1471
 
Men ruste daetlijck toe, om hantgemeen te worden;Ga naar voetnoot1472
 
Eene ongelijcke maght, maer een gelijcke moedt
 
Van wederzijde in 't heir, te paerde, en oock te voet.
1475[regelnummer]
Zy stonden van weêrzy gespitst in dry vierkanten,Ga naar voetnoot1475
 
De ruitervleugels op de zy, als eicken planten,
 
En boomen in uw bosch, aen ryen net geschaert,Ga naar voetnoot1477
 
Geschoren als een lijn, voorzien van schilt en zwaert.Ga naar voetnoot1478
 
Zy blickren in de zon, een ieder in zijn wapen,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Als waer het harrenas hun aen het lijf geschapen,Ga naar voetnoot1480
 
Het zwaert hun in de vuist gekloncken van de smits.Ga naar voetnoot1481
 
De heiren staen 'er blanck in hunnen vollen krits.Ga naar voetnoot1482
 
Abisaï bewaert den voortoght. Joab, onderGa naar voetnoot1483
 
Den middeltoght, munt uit, gelijck een oorloghswonder.Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Helt Ithai draeght zorgh den middeltoght op 't spoor
 
Te volgen. Absolon stelt Amasa recht voor
 
In 't spits. hy zelf bewaert in 't midden zijne schaeren.Ga naar voetnoot1487
 
Laet Joas, trots genoegh, den achtertoght bewaeren.
 
De leeu van Juda brult in 't midden van weêrzy,
1490[regelnummer]
En wet de klaeuwen, tot bederf van zijn party.Ga naar voetnoot1490
 
Zoo heerlijck staet een velt gekroont met korenaren
 
En korenbloemen, eer de wint daer in komt vaeren.
 
Elck munt om 't prachtighste met zijn lievreien uit.Ga naar voetnoot1493
 
Elck vlamt op overhant, en eer, en oorloghsbuit.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Prins Absolon zoo schoon, gelijck hy is geschapen,
 
Rijt door den heirtoght heen. de schiltknaep draeght zijn wapen.Ga naar voetnoot1496
 
Kornels en hopmans slaen in 't ende een' ring om hem.
 
Hy spreecktze een hart in 't lijf. elck luistert naer zijn stem.Ga naar voetnoot1498
 
Gy bondtgenooten, van den hemel begenadight,Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Die, trots in 't harrenas, de wettigheit verdaedight
 
Van Davids erfgenaem, geboren tot de kroon,
 
Wat eer gebeurt u niet, tot een' verdienden loon,Ga naar voetnoot1502
 
Dat gy met uwen hals mijn recht quaemt onderstutten
 
En tegens al 't gewelt der nijdigen beschutten.Ga naar voetnoot1504
[pagina 164]
[p. 164]
1505[regelnummer]
Nu wil het tijt zijn dat gy Joabs hooghmoedt slaet,Ga naar voetnoot1505
 
Die op een hantvol volx zich reuckeloos verlaet,
 
U trotst, u in den mont, en in zijn doot komt loopen.Ga naar voetnoot1507
 
Hier valt geen tegenstant. men hoeft hem slechts te stroopen,
 
In twalef stucken door te houwen met een drift,Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
En elcken stam een stuck te schencken tot een gift.
 
Dat eenigh hooft alleen getroffen en geslagen,Ga naar voetnoot1511
 
Zal schrick al 't overschot voor wint door 't stof verjaegen,Ga naar voetnoot1512
 
Om zijnen heer de maer te brengen van den strijt.
 
Zoo schelt de suffer ons de schult der kroone quijt.Ga naar voetnoot1514
David:
1515[regelnummer]
Hoe ging 't aen Joabs zijde? ick weet wel hy bekleede
 
Mijn recht, en moedighde het volck met eene mede.Ga naar voetnoot1515-16Ga naar voetnoot1516
Achimaäs:
 
O Davids helden, die getrou, voor 't wettigh recht
 
Der kroone, tegens zoo vervloeckt een' vyant vecht
 
Van Godt en menschen, en die met zijn vloeckgenooten
1520[regelnummer]
Den vader, die hem mint, ten troon heeft uitgestooten,
 
Betoont uw trou nu aen den standert, dien gy zwoert.Ga naar voetnoot1521
 
Verschoont de rijxpest niet. het oorlogh, dat gy voert,Ga naar voetnoot1522
 
Is goddelijck. Godts wet verstoot hem in haer toren,Ga naar voetnoot1523
 
Die Godt noch ouders eert, uit wien hy is geboren.
1525[regelnummer]
Grijpt moedt: Godt zal uw recht hanthaven, en zijn wet.
David:
 
Hoe klopt mijn hart uit schrick. de wraeck van Joab let
 
Alree niet op den last, in 't scheiden hem gegeven.Ga naar voetnoot1527
 
Die strengheit loopt te hoogh. zoo spaert men niemants leven.Ga naar voetnoot1528
Achimaäs:
 
Op deze rede klonck het heesch bazuingeschalGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Uit bey de heiren op. een ongelijck getal
 
Vloogh op elckandere aen. dat brullen, brieschen, schreeuwen
 
Van bitter tegens een gekante standertleeuwenGa naar voetnoot1532
 
Verdoofde elx ooren in het velt, zoo dra men trof:
[pagina 165]
[p. 165]
 
Alle oogen werden blint van 't omgewroete stof.
1535[regelnummer]
Toen openbaerden zich alle ingekropte wrocken.
 
Men zagh uw heir in last, en drymael schricklijck schocken,Ga naar voetnoot1536
 
Gereet te spatten, als helt Joab, vol ontzagh,Ga naar voetnoot1537
 
Zich met den blooten arm, in 't barnen van den slagh,Ga naar voetnoot1538
 
Quam waegen op het spits. hy zwaeide zijnen degenGa naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Den hemel toe, verdaeghde uw kroonrecht, en Godts zegen,Ga naar voetnoot1540
 
Een' wederspannigh en verbastert heir ontzeght:
 
O Godt, bescherm uw zaeck, en hanthaef's konings recht.
 
Het weêrlichte op dien roep, als wou het Godt verdrieten.Ga naar voetnoot1543
 
De dooden groeiden aen op houwen, steecken, schieten.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
De zeissenwagen van den vyant, die noch paert,Ga naar voetnoot1545
 
Noch mensch, noch geen slagorde in zijnen tooren spaert,
 
Geraeckt aen 't hollen, went zich naer zijne eigen helden.
 
De vrienden moeten 't eer dan vyanden ontgelden.
 
Dat moedight d'onzen. men bejegende Absolon,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Die schrap stont, als een leeu in 't vechtperck. qualijck kon
 
Het oogh om 't stuiven vrient van vyant onderscheiden.Ga naar voetnoot1551
 
Ten leste spatte 't heir der stammen op de heidenGa naar voetnoot1552
 
Naer 't Efraimsche bosch. zoo quam ick herwaert aen,
 
Door last van Joab, reede om in den staert te slaen.Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Maer hier komt Chusi, die den uitslagh zal verhaelen.
CHUSI. DAVID. BERSEBA.
Chusi:
 
Zoo moet de kroon van zege op 't hooft van David straelen.Ga naar voetnoot1556
 
De hemel hanthaeft u. die zich des onrechts belghtGa naar voetnoot1557
 
Heeft twintigh duizenden, al vyanden, verdelght.Ga naar voetnoot1558
David:
 
Hoe gaet het Absolon?
Chusi:
 
zoo ga het allen staeten,
1560[regelnummer]
En vyanden der kroone, en al die David haeten.
David:
 
Och Absolon, mijn zoon, hoe vreesde ick voor dien toght!
 
Och Absolon, och of ick voor u sterven moght!
[pagina 166]
[p. 166]
 
Och Absolon, mijn zoon, de waerdtste van mijne erven,
 
Gaf Godt, och Absolon, dat ick voor u moght sterven!
1565[regelnummer]
Natuur, hoe pijntge ons hart! gewelt, gewelt, gewelt.Ga naar voetnoot1565
 
'k Beklaegh u voor Godts troon. och Absolon, dit geltGa naar voetnoot1566
 
Uw' vader 't leven. och, ter goeder tijt geboren,
 
Ter quader tijt in 't velt verslagen, al verloren!Ga naar voetnoot1567-68
 
O koningsbloem, te vroegh van uwen steel gemaeit,
1570[regelnummer]
Getroffen van een buy, die door mijn bloemhof waeit!Ga naar voetnoot1570
 
Och had ick schrap gestaen, toen 't heir u spits quam bieden,Ga naar voetnoot1571
 
Mijn bloote borst geboôn de wraeckzucht, heet aen 't zieden.Ga naar voetnoot1572
 
Ick duwde, ô zoon, den dolck u in die schoone borst.
 
Uw vader draeght de schult. mijn handen zien bemorstGa naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Van 't kinderlijcke bloet, dat koningsbloet, mijn leven.
 
De geest van Absolon komt dootsch my tegenstreven.Ga naar voetnoot1576
 
Waer berge ick mijnen rou?Ga naar voetnoot1577
Berseba:
 
geley hem naer de zael
 
Ter poorte in, dat hy ruste, en zijnen adem hael.Ga naar voetnoot1578
 
Dees rou geeft ergernis, en zal het volck bezwaeren.
1580[regelnummer]
Nu Chusi, spreeck recht uit. hoe is het voort gevaeren?Ga naar voetnoot1580
Chusi:
 
Toen Absolon, bykans verlaeten van zijn volck,
 
Niet langer staen kon voor helt Joabs blooten dolck,Ga naar voetnoot1582
 
En vreesde 't uiterste van doots gevaer te tergen,Ga naar voetnoot1583
 
Begaf hy zich blootshoofts ter vlught om 't lijf te bergen.
1585[regelnummer]
De snelheit van den muil quam hem te baet, die losGa naar voetnoot1585
 
Ter zijde heenesloegh in schaduw van het bosch,Ga naar voetnoot1586
 
Maer tot zijn ongeluck: want 's prinssen locken reicken
 
En slingren krullende om een tackebosch van eicken,Ga naar voetnoot1588
 
Daer blijft hy hangen, en het muilpaert schiet alleen,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Gelijck een blixem, door zijn meesters beenen heen,
 
Die tusschen aerde en lucht noch zweeft. de muil blijft rennen.
 
Een lansknecht zagh 't, en gaf het Joab flux te kennen,
 
Die sprack: hadt gy hem toch gevelt met schicht of priem,Ga naar voetnoot1593
[pagina 167]
[p. 167]
 
'k Had u een schat betaelt, of koningklijcken riem.Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
De lansknecht sprack: al schonckt gy my noch hondertwerven
 
Zoo veel, dat koningsbloet zou van mijn hant niet sterven:Ga naar voetnoot1596
 
Want ieder hoorde hoe de vader, u voor al,Ga naar voetnoot1597
 
Abisaï met een, en Ithaï bevalGa naar voetnoot1598
 
Dien lieven jongeling te spaeren by het leven.Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Had ick op mijn gevaer dat schendigh stuck bedreven,Ga naar voetnoot1600
 
De koning, wien geen zaeck, hoe kleen, verholen blijft,
 
Waer tegens my door u in 't straffen zelf gestijft.Ga naar voetnoot1602
 
Ick zal, sprack Joab toen, naer u noch niemant wachten.Ga naar voetnoot1603
 
Hy vlieght ten bossche in, drijft den hangenden dry schachten,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Dry scherpe spitsen in den boezem, stoot op stoot.
 
Zijn tien schiltknaepen slaen den jongeling voort doot.Ga naar voetnoot1606
 
De veltheer Joab, om te stuiten het verbazenGa naar voetnoot1607
 
Der vlughtelingen, laet terstont den aftoght blazen,
 
Op dat men 't volck verschoon', en d'onrust brenge in rust:
1610[regelnummer]
Naerdien het vreeslijck vier des oproers leght geblustGa naar voetnoot1610
 
In 't bloet van Absolon, geworpen in den muile
 
En opgespalckten balgh van eenen diepen kuile,Ga naar voetnoot1612
 
Met steenen opgehoopt, op dat hy hierme bromm',Ga naar voetnoot1613
 
In stede van zijn beelt en marmere kolom.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Het volck alom verstroit, versteecken van die stutte,Ga naar voetnoot1615
 
Vlught haestigh, elck zijns weeghs, in schaduw van zijn hutte.Ga naar voetnoot1616
 
Daer komt heer Joab op den spaden avont aen,
 
Bestuwt met oversten, en 's prinssen standertvaen,Ga naar voetnoot1618
 
Een' hoop gevangenen. gy hoort tot zegeteken
1620[regelnummer]
De paerden brieschen, en de veltbazuinen steecken.Ga naar voetnoot1620
JOAB. BERSEBA.
Joab:
 
Geluck, ô koningin. de doot van Absolon
 
Is 't leven van de kroone, en uwen Salomon.
 
Godt spaere David lang. Godt spaere 's konings leven.
Berseba:
 
Hoe rekent men 't getal, in dezen slagh gebleven?
[pagina 168]
[p. 168]
Joab:
1625[regelnummer]
Wel twintighduizenden.Ga naar voetnoot1625
Berseba:
 
och, had men 't volck gespaert!
Joab:
 
Het woudt verslont meer volx dan 't uitgetrocken zwaert.Ga naar voetnoot1626
 
Men keerde in 't vlughten zich aen poelen, noch moerassen,Ga naar voetnoot1627
 
Om 't lijf te bergen, daer de paerden, harrenassen,
 
En menschen smoorden. wy, begaen met hun verlies,
1630[regelnummer]
Geboden ernstigh dat men flux den aftoght blies.Ga naar voetnoot1630
Berseba:
 
Hoe heeft men 's konings last in Absolon vergeeten!Ga naar voetnoot1631
Joab:
 
Die waer geberght, had hy den helm niet afgesmeten,Ga naar voetnoot1632
 
Om 't lijf te bergen, en te vlughten, vry van last.
 
Zoo slingerde zijn haer om eicke tacken vast.
1635[regelnummer]
Een afgront most het bloet van dien verwaten slorpen.Ga naar voetnoot1635
 
Al 't heir heeft, hooft voor hooft, een' steen op 't lijk geworpen,
 
Een grafspits opgerecht van steenen, zonder tal;Ga naar voetnoot1637
 
Waer by men eeuwigh hem hier na gedencken zal.Ga naar voetnoot1638
 
De wet vervloecktze, die aen 't hout ter straffe hangen:Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Zoo most hy aen een' boom verdiende straf ontfangen,
 
Bezeeglen dezen vloeck. een ongehoorzaem aert,Ga naar voetnoot1641
 
Den vader trappende, was geen genade waert.
 
De bloetschoffeerder van tien vaders bedtgenoten,Ga naar voetnoot1643
 
Van tien schiltknaepen wert doorsteecken, en doorstooten.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De kroonzucht, wreetheit, en de geilheit troffen 't hartGa naar voetnoot1645
 
Elck met een schichtpunt, daer hy hing in 't bosch verwart.Ga naar voetnoot1646
Berseba:
 
Wat raet? de vader is te troosten, noch te spreecken,
 
Bedroeft het volck, en kan zijn droefheit niet versteecken,Ga naar voetnoot1648
 
Een ergernis van 't hof, en deze gansche stadt,
1650[regelnummer]
Na 's rijx behoudenis, dus avrechts opgevat.Ga naar voetnoot1650
[pagina 169]
[p. 169]
Joab:
 
Mevrou, 't is noodigh dien verkeerden rou te toomen.
 
Ick bidde u hael hem. laet hem flux te voorschijn koomen.
 
'k Zal 's koninghs rou den toom eerst vieren, en verdraeghGa naar voetnoot1653
 
Dat dees bedroefde man een poos zijn hart uitklaegh,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Door schreien zich ontlaste, en eenen vloet van traenen,
 
Dan kan men hem met vrucht aen zijnen plicht vermaenen.Ga naar voetnoot1656
DAVID. JOAB. BERSEBA. REY.
David:
 
Heer Joab, och gemoete ick u in dezen schijn,Ga naar voetnoot1657
 
Berooft van mijnen zoon? ô hartewee! ô pijn!
 
Is dat uw' konings last en hoogh bevel uitvoeren?
1660[regelnummer]
Zijn dit deze oversten, die mijnen standert zwoeren?Ga naar voetnoot1660
 
En gelt een konings woort, het koningklijck gezagh
 
Zoo luttel by het heir? helaes, de zon, de dagh
 
Gaet met mijn' Absolon en zijnen vader onder.
 
Waer bergh, waer bergh ick my van rouwe? ô vader, zonder,
1665[regelnummer]
O vader, zonder zoon, die glori van mijn rijck!
 
Waer leghtge, ô Absolon? waer leght dat schoone lijck?Ga naar voetnoot1666
 
Waer anders dan in 't hart des vaders, na zijn sterven?
 
Daer leght mijn Absolon, gy zult geene uitvaert derven,
 
Mijn zoon, mijn liefste vrucht. uw vaders hart is 't graf,
1670[regelnummer]
Daer gy begraven leght. helaes, ick had dees straf,Ga naar voetnoot1670
 
Dien doot by Godt verdient, een doot van duizent dooden.
 
Breng wech dees leeusbanier, hem tegens mijn geboden
 
Ontweldight. dit 's geen zege, ô neen, eene oorloghsplaegh,Ga naar voetnoot1673
 
Dit is geen rijxtriomf, maer eene nederlaegh.
1675[regelnummer]
Daer leght mijn rijck, mijn staf, en kroon, en troon in d'assche.Ga naar voetnoot1675
 
Wech purperengewaet, en pracht, en prael. ick wassche
 
Mijn aenzicht nacht en dagh in traenen, in geklagh.
 
Wat brengtge my een' hoop gevangens uit den slagh!Ga naar voetnoot1678
 
Broght gy mijn' Absolon noch levendigh gevangen,Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
Ick hadde u met triomfe en snaerespel ontfangen,
 
Met blyschap ingehaelt. ô bloedige overhant!Ga naar voetnoot1681
 
Breng wech mijn harp. men hang' haer eeuwigh aen den want.
 
Och, Absolon, mijn zoon, moet ick u eeuwigh derven?
 
Och, Absolon, gaef Godt dat ick voor u moght sterven!
[pagina 170]
[p. 170]
Joab:
1685[regelnummer]
Is dit uw' Joab met triomfen ingehaelt,
 
Nu zulck een zon van zege uw aengezicht bestraelt?
 
Is dit uwe oversten en helden blijde ontmoeten?
 
Zy smilten man voor man, vergeeten u te groeten,Ga naar voetnoot1688
 
Verstroien elck hun 's weeghs. zy hebben u geredt.Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Zy hebben heden u de kroon op 't hooft gezet,
 
Hun leven opgezet om u in staet te houden:Ga naar voetnoot1691
 
En wort deze oorloghsdeught dus avrechts hun vergouden?Ga naar voetnoot1692
 
Die vaderslaghter, en verwaten, zoo veraert,Ga naar voetnoot1693
 
En snoot, had heden zelf uw leven niet gespaert,Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Noch uwen Salomon, noch geene koninginnen.
 
Of meentge met dien rou het hart des volx te winnen?Ga naar voetnoot1696
 
En hebtge aen eenen stam, die u slechts overschoot
 
Van twalef stammen, noch te veel in uwen noot?Ga naar voetnoot1697-98
 
Zoo vaer vry voort: vaer voort met jammeren en treuren,
1700[regelnummer]
De haeren uit het hooft, het kleet van 't lijf te scheuren:
 
Zoo blijck' het klaer dat gy een' booswicht hooger acht
 
Dan 's volx behoudenis, en Abrahams geslacht;Ga naar voetnoot1702
 
Dat gy uw vrienden haet, hen hanthaeft, die u haeten:
 
Maer 'k zweere u, vaertge voort, 'k zie morgen u verlaeten
1705[regelnummer]
Van al uw' aenhang, niet een' halsvrient meer ten hoof,Ga naar voetnoot1705
 
Uw kroon, en scepter, en uw koningkrijck ten roofGa naar voetnoot1706
 
Voor alle uw vyanden; en hoor een' storm verheffen
 
Veel schrickelijcker dan uw hooft oit quam te treffen,
 
Van uwe jongkheit aen, tot heden dezen dagh.Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
Waeck op dan: strijck, en bergh uw kroon, en rijxgezagh.Ga naar voetnoot1710
David:
 
Och Joab, wanneer kon het vaders hart oit liegen?Ga naar voetnoot1711
 
Natuur ontlast zich, die kan veinzen, noch bedriegen.Ga naar voetnoot1712
 
Dit 's aengeboren. dit 's eene ingeschapenheit.Ga naar voetnoot1713
 
Natuur, Godts dochter, heeft dien bloetbant vast geleit.Ga naar voetnoot1714
Berseba:
1715[regelnummer]
Aertsvader Abraham had wel natuur verwonnen.Ga naar voetnoot1715
[pagina 171]
[p. 171]
David:
 
Wat vaders vint men, die dat voetspoor houden konnen?Ga naar voetnoot1716
Joab:
 
Schep moedt, heer koning. toon u vrolijck, als 't behoort
 
Aen 't gansche heir, en zet u morgen in de poort.
 
Verwelkoom en onthael de hoofden en de helden,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Die lijf en leven voor uw kroon te pande stelden.Ga naar voetnoot1720
 
Ick won alree het hart van al wat zich verbondt,
 
En tegens u van daegh noch blanck in 't harnas stont.Ga naar voetnoot1722
 
Zy traden in uw' eedt, gereet hun schult te boeten,Ga naar voetnoot1723
 
En leiden hun geweer gewilligh voor mijn voeten.Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
'K heb dit d'aertspriesters voort. verkuntschapt door een' post.Ga naar voetnoot1725
 
Men roept al: Davids arm heeft ons met Godt verlost
 
Van Heiden, Idumeen, en 't juck der Filisteenen,
 
Vloot zelf voor Absolon, door bosch en heiden heenen,
 
Te blint by ons gezalft en op den troon gezet:Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
't Is billijck dat men dien hanthaver van Godts wet
 
Herstelle in 't out gezagh, hem en zijn' zaet beschooren.Ga naar voetnoot1726-31Ga naar voetnoot1731
 
Schep moedt: gy ziet den dagh van uw triomf herboren,
 
Van alle stammen en geheel Jerusalem
 
U voeren op den troon met een gemeine stem.Ga naar voetnoot1734
Berseba:
1735[regelnummer]
Nu ga te ruste: want de tijt u noot te slaepen.Ga naar voetnoot1735
 
De nacht verquick den geest, en is tot rust geschapen.Ga naar voetnoot1736
Joab:
 
Ick ga terwijl het volck vernoegen hier omtrent,Ga naar voetnoot1737
 
Verzekren van den prijs, die gy hun waerdigh kent.Ga naar voetnoot1738
David:
 
Hy ga vry heene. ick zweere en zal het niet vergeeten
1740[regelnummer]
Met zijn verdiende maet hem weder in te meeten.Ga naar voetnoot1740
 
Hy heeft mijn' Absolon met opzet niet gespaert,
 
En toonde aen Abner zelf in vre zijn' snooden aert.Ga naar voetnoot1742
 
'K wil Amase in zijn plaets eer lang ten veltheer zetten.
 
Mijn nazaet magh na my op zijn verdiensten letten.
[pagina 172]
[p. 172]
Rey:
1745[regelnummer]
Men offre Gode, nu de vader, van den zoonGa naar voetnoot1745
 
Verdreven, wederom, herstelt op zijnen troon,
 
Zal heerschen, aengebeên van volck en onderdaenen.Ga naar voetnoot1747
 
De vreught wort best gesmaeckt na ballingschap en tranen.

UIT.

voetnoot1415
Zeer spoedig zal ons òf goede òf kwade tijding bereiken.
voetnoot1417
posten: boden; vast: reeds.
voetnoot1418
voorspoock: voorteken; tuight: wijst op; boven staen: de overwinning behaald hebben.
voetnoot1420
sterck: in groten getale.
voetnoot1421
elck voor ander: nl. de beide boden, wedijverend in snelheid.
voetnoot1423
heel gelijck aen zijn gebaeren: in zijn voorkomen sprekend op zijn vader gelijkend.
voetnoot1425
al: allen.
voetnoot1429
't loopt gevaer: er dreigt gevaar; een onkundige: iemand die van mijn bevel niet af wist (in tegenstelling met een welweetende, vs. 1430); onbedocht: onnadenkend.
voetnoot1431
bereden van: bezield door (bereden en bezeten oorspr.: door boze geesten gedreven).
voetnoot1432
uit den aêm: buiten adem; toegekreten: toegeroepen (door de bode).
voetnoot1435
Gewaerdighme: sta mij toe; knien: eensilbig te lezen.
voetnoot1438
durf: durft.
voetnoot1444
af: uitgeput.
voetnoot1445
het al: alles; begruist van: bezoedeld door.
voetnoot1454
't besterft: het met de dood heeft bekocht.
voetnoot1459
last: opdracht; voltreck': volbracht zal hebben.
voetnoot1464
Staffiers: lijfwacht (vgl. vs. 895).
voetnoot1466
in 't punt van 't wijzen hanght: op het punt is door een uitspraak beslist te worden.
voetnoot1467
gestreecken: geveld.
voetnoot1469
schim: schaduw; in zijn schim: op de voet.
voetnoot1471
blanck: epitheton van het harnas; daarna ook van degene die het harnas draagt (Ned. Wdb. II, 2781; (ook in vs. 1482, 1722).
voetnoot1472
ruste toe: rustte zich toe tot een handgemene strijd.
voetnoot1475
gespitst: zich schrap gezet hebbende (Ned. Wdb. XIV, 2871).
voetnoot1477
net geschaert: ordelik gerangschikt.
voetnoot1478
Geschoren als een lijn: in strakke lijn (geschoren: gespannen).
voetnoot1479
wapen: wapenrusting.
voetnoot1480
geschapen: gevormd.
voetnoot1481
gekloncken: gehecht; van de smits: door de smederij.
voetnoot1482
krits: omvang.
voetnoot1483
bewaert den voortoght: heeft het bevel over de voorhoede. (vgl. vs. 961).
voetnoot1484
middeltoght: centrum van het leger.
voetnoot1487
bewaert: zie vs. 1483.
voetnoot1490
bederf: verderf; party: tegenpartij, vijand (vgl. vs. 1368).
voetnoot1493
lievreien: uniformen.
voetnoot1494
vlamt op overhant: verlangt vurig naar de overwinning (ook 1366 en 1681).
voetnoot1496
heirtoght: troepen.
voetnoot1498
een hart: moed.
voetnoot1499
van: door.
voetnoot1502
gebeurt: valt te beurt.
voetnoot1504
nijdigen: afgunstigen.
voetnoot1505
wil: zal.
voetnoot1507
in den mont: tegemoet.
voetnoot1509
Vondel denkt hier aan een verhaal uit Richteren (hoofdstuk 19 en 20), zie David in Ballingschap, vs. 987; door te houwen: stuk te hakken; met een drift: ijverig, haastig, spoedig(?) De uitdrukking ontbreekt in het Ned. Wdb., waar wel op één plaats de betekenis haast ondersteld wordt (III, 3331).
voetnoot1511
Absolute constructie: wanneer de hoofdaanvoerder gedood is.
voetnoot1512
voor wint: (als) door de wind gedreven.
voetnoot1514
de suffer: zijn vader David; de schult der kroone: onze schuld van de kroonroof.
voetnoot1515-16
hy bekleede mijn recht: hij kwam op voor, verdedigde mijn recht (met dit object niet vermeld in Ned. Wdb. II, 1597).
voetnoot1516
met eene mede: tegelijk (pleonasties uitgedrukt).
voetnoot1521
zwoert: trouw zwoert.
voetnoot1522
rijxpest: Absolon, als ramp voor het rijk.
voetnoot1523
Godts wet: de bijbel, op grond van de tien geboden.
voetnoot1527
Alree niet: reeds niet meer.
voetnoot1528
loopt te hoogh: gaat te ver.
voetnoot1529
heesch: eigenaardig epitheton voor het bazuingeluid (Ned. Wdb. VI, 394).
voetnoot1532
bitter: verbitterd; tegens een: tegen elkaar.
voetnoot1536
schocken: na de botsing terugdeinzen.
voetnoot1537
spatten: uiteen geslagen te worden; vol ontzagh: ontzagwekkend.
voetnoot1538
in 't barnen (branden): in het heetst, vgl. vs. 437.
voetnoot1539
op het spits: in de voorste gelederen.
voetnoot1540
verdaeghde: riep in, beriep zich op.
voetnoot1543
als wou het Godt verdrieten: alsof God zijn misnoegen te kennen wilde geven.
voetnoot1544
groeiden aen: namen toe in aantal; op: ten gevolge van.
voetnoot1545
zeissenwagen: vgl. vs. 581.
voetnoot1549
moedight: geeft moed; bejegende: ging tegemoet, viel aan.
voetnoot1551
om 't stuiven: wegens de stof.
voetnoot1552
spatte: vluchtte in verschillende richtingen.
voetnoot1554
reede om in den staert te slaen: gereed om de vluchtende achterhoede aan te vallen.
voetnoot1556
moet: moge.
voetnoot1557
die zich des onrechts belght: Hij die vertoornd is over het onrecht, nl. God.
voetnoot1558
al: allen.
voetnoot1565
Natuur: d.w.z. de door de natuur ingegeven ouderlike liefde; pijnt: pijnigt; gewelt (uitroep): hoe wordt ons hart geweld aangedaan.
voetnoot1566
'k Beklaegh u: ik klaag u, nl. dat gewelt, aan (Ned. Wdb. II, 1590); dit gelt: dit kost.
voetnoot1567-68
ter goeder tijt: op een gelukkig ogenblik, d.i. mij tot zegen; omgekeerd: ter quader tijt; al: geheel.
voetnoot1570
van: door (ook in 1575).
voetnoot1571
spits quam bieden: kwam aanvallen.
voetnoot1572
geboôn de wraeckzucht: blootgesteld aan de wraakzucht.
voetnoot1574
bemorst: bezoedeld.
voetnoot1576
tegenstreven: tegemoet.
voetnoot1577
Waer berge ick mijnen rou: waar moet ik in mijn verdriet, redding zoeken?
voetnoot1578
dat hy zijnen adem hael: dat hij tot zich zelf moge komen.
voetnoot1580
voort gevaeren: werder gegaan.
voetnoot1582
staen: standhouden; blooten dolck: figuurlik, want hij zwaaide een degen (vs. 1539).
voetnoot1583
doots gevaer: gevaar voor zijn leven; te tergen: te moeten trotseren.
voetnoot1585
los: zonder om de teugel te geven.
voetnoot1586
heenesloegh: snel heen vluchtte.
voetnoot1588
tackebosch: verwarde massa takken.
voetnoot1589
muilpaert: muil (1585).
voetnoot1593
schicht: lans; priem: dolk.
voetnoot1594
riem: gordel, met goud gevuld.
voetnoot1596
dat koningsbloet: de prins; van: door.
voetnoot1597
voor al: vóór allen.
voetnoot1598
met een: tegelijk.
voetnoot1599
by: in.
voetnoot1600
op mijn gevaer: op eigen verantwoording (oorspr. als handelsterm: risico; Ned. Wdb. IV, 1887); schendigh stuck: schandelik misdrijf.
voetnoot1602
Zou door u (nl. door uw belofte) gesteund zijn om mij te straffen.
voetnoot1603
naer u: op u.
voetnoot1604
drijft: stoot, boort.
voetnoot1606
voort: verder.
voetnoot1607
het verbazen: de ontsteltenis, de doodschrik die hen op de vlucht dreef.
voetnoot1610
Naerdien: aangezien; leght: ligt, is.
voetnoot1612
balgh: buik.
voetnoot1613
Met steenen opgehoopt: afgedekt door een hoop stenen (vgl. vs. 1637); bromm': pronke.
voetnoot1614
beelt en marmere kolom: borstbeeld op een marmeren zuil; zie vs. 117.
voetnoot1615
versteecken van die stutte: beroofd van die steun.
voetnoot1616
in schaduw van zijn hutte: naar zijn veilige dorpshuizen.
voetnoot1618
bestuwt met: omringd door.
voetnoot1620
steecken: blazen op (eig. omhoog heffen).
voetnoot1625
twintighduizenden: twintig duizendtallen.
voetnoot1626
verslont: deed omkomen.
voetnoot1627
keerde zich aen: sloeg acht op.
voetnoot1630
ernstigh: met aandrang.
voetnoot1631
in: aangaande.
voetnoot1632
waer geberght: zou zijn leven gered hebben; afgesmeten: weggeworpen.
voetnoot1635
afgront: diepe kuil; verwaten: vervloekte, misdadige.
voetnoot1637
grafspits: grafnaald, grafteken (de samenstelling ontbreekt in het Ned. Wdb.).
voetnoot1638
Waer by: waardoor.
voetnoot1639
Vgl. Galaten 3, 13: Daer is geschreven: ‘Vervloeckt is een yegelyck, die aen het hout hanght’.
voetnoot1641
Bezeeglen: bevestigen; aert: karakter. In dit verband: iemand met een dergelijk karakter.
voetnoot1643
De genitief vaders is hier eigenaardig geplaatst tussen tien en bedtgenooten, een gewone Mnl. constructie.
voetnoot1644
Van: door.
voetnoot1645
Allegoriese voorstelling van de oorzaken van zijn rampspoedig einde; kroonzucht: heerszucht; geilheit: wulpsheid.
voetnoot1646
schichtpunt: punt van de lans; daer: waar.
voetnoot1648
versteecken: verbergen.
voetnoot1650
behoudenis: behoud, redding; dus avrechts opgevat: zo verkeerd opgenomen, d.w.z. als een oorzaak van leed, een verkeerde rou (vs. 1651), in plaats van oorzaak van vreugde.
voetnoot1653
den toom vieren: toegeven aan.
voetnoot1654
zijn hart uitklaegh: klagende zijn hart uitstort.
voetnoot1656
vermaenen aen: herinneren aan, wijzen op.
voetnoot1657
in dezen schijn: in deze omstandigheden.
voetnoot1660
zwoeren: vgl. vs. 1521.
voetnoot1666
leght: ligt (ook in de volgende vss.).
voetnoot1670
Accent op ick.
voetnoot1673
ontweldight: met geweld ontrukt.
voetnoot1675
in d'assche: waardeloos geworden.
voetnoot1678
gevangens: gevangenen.
voetnoot1679
levendigh: levend.
voetnoot1681
overhant: overwinning (vgl. vs. 1366).
voetnoot1688
smilten: verwijderen zich (eig. verminderen in aantal).
voetnoot1689
verstroien: verstrooien zich, gaan uiteen.
voetnoot1691
opgezet: op 't spel gezet; in staet te houden: in uw koninklike waardigheid te handhaven.
voetnoot1692
oorloghsdeught: dapperheid; avrechts vergouden: slecht (eigenl. omgekeerd) beloond.
voetnoot1693
vaderslaghter: vadermoordenaar; veraert: ontaard.
voetnoot1694
zelf: zelfs.
voetnoot1696
dien rou: dat vertoon van smart.
voetnoot1697-98
Wilt ge, te midden van uw moeielikheden, ook de liefde van de éne stam die u trouw bleef, nog verbeuren?
voetnoot1702
behoudenis: vgl. vs. 1650.
voetnoot1705
halsvrient: boezemvriend.
voetnoot1706
ten roof: ten prooi.
voetnoot1709
heden dezen dagh: vgl. vs. 1251.
voetnoot1710
strijck: neem; vgl. Lucifer vs. 372 en 1031.
voetnoot1711
liegen: onoprecht zijn.
voetnoot1712
ontlast zich: neemt de vrije loop, openbaart zich onbelemmerd.
voetnoot1713
ingeschapenheit: een trek die de mens ingeschapen is.
voetnoot1714
dien bloetbant vast geleit: die band tussen vader en kind stevig gelegd.
voetnoot1715
natuur verwonnen: die ingeboren neiging onderdrukt (vgl. de Opdracht r. 44-45).
voetnoot1716
Wat vaders: Welke vaders, d.i. hoeveel vaders; dat voetspoor houden: dat voorbeeld, nl. van Abraham's offer, volgen.
voetnoot1719
onthael: ontvang.
voetnoot1720
te pande stelden: bereid waren op te offeren.
voetnoot1722
blanck in 't harnas: vgl. vs. 1471.
voetnoot1723
traden in uw' eedt: zwoeren u trouw.
voetnoot1724
geweer: wapenen.
voetnoot1725
voort: dadelik; verkuntschapt: bericht; post: bode.
voetnoot1729
by: door.
voetnoot1726-31
Zie 2 Sam. 19, 9-10.
voetnoot1731
beschooren: toebedeeld.
voetnoot1734
met een gemeine stem: eenstemmig.
voetnoot1735
noot: noodt.
voetnoot1736
geschapen tot: bestemd voor.
voetnoot1737
vernoegen: tevreden stellen; hier omtrent: hier in de nabijheid.
voetnoot1738
prijs: lof; kent: keurt.
voetnoot1740
Hem zijn verdiende loon te geven. Zinspeling op de zegswijze: ‘iemand met dezelfde maat inmeten als waarmede hij uitmeet’ (inmeten: meten bij de inkoop; Ned. Wdb. VI, 1805).
voetnoot1742
zelf: zelfs; zie 2 Sam. 2, vs. 20-39.
voetnoot1745
van: door.
voetnoot1747
van: door.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius