Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

Het vierde bedryf.

JONATHAN. DAVID. REY.
Jonathan:
 
De Godt der vaderen bewaere u by de kroon.Ga naar voetnoot1139
David:
1140[regelnummer]
Getrouwe Jonathan, mijn halsvrient, waerde zoon
 
Van Abjathar, koom hier. hoe loopen 's lants geruchten?Ga naar voetnoot1141
Jonathan:
 
'k Heb lest verkuntschapt, toen uw majesteit, aen 't vlughten,
 
Zich most versteecken in woestijne, en eenzaem velt,Ga naar voetnoot1143
 
Hoe onze Achitofel uw' zoon riedt met gewelt
1145[regelnummer]
U t'overrompelen, geen rust noch tijt te gonnen,
 
Waer op de majesteit zoo snel is voortgeronnen,Ga naar voetnoot1146
 
Dat hy den bodem won van 't lantschap Galaäd,Ga naar voetnoot1147
 
En, over 's lants Jordaen, van deze stercke stadt
 
Zich zelf verzekerde, om een' aenstoot af te wachten,Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Daer Jabock, door dees brug neêrbruisschende, de grachtenGa naar voetnoot1150
 
Zoo rijck bewatert. nu ontbiet heer vader myGa naar voetnoot1151
 
Hoe d'aertsverrader sloegh in eene razerny,Ga naar voetnoot1152
 
Uit spijt dat Chusai dien kloecken raetslagh stoorde,Ga naar voetnoot1153
 
Toen Absolon misleit naer zijn' verleider hoorde,
1155[regelnummer]
En uitstelde u terstont te volgen in uw zogh.Ga naar voetnoot1155
David:
 
Wie anderen bedriegt, is waerdigh door bedrogh
 
Te sneuvelen. 't gaet wel. zoo wordenze gevangen
 
In hunnen eigen strick. wy luistren met verlangen.
Jonathan:
 
De booswicht zagh de kans verloopen om voor dagh
1160[regelnummer]
Den koning by den hals te grijpen zonder slagh.
 
De zoon hadde, op zijn' raet, het vaders bed geschonden,
 
Hem uit Jerusalem gestooten, onderwondenGa naar voetnoot1162
 
Zich op den koningsstoel te zetten, aengebeên
 
Van al de burgerye en stammen in 't gemeen:Ga naar voetnoot1164
[pagina 153]
[p. 153]
1165[regelnummer]
Nu was u tijts genoegh gegeven onder 't vlieden,
 
Om uit een' vryburgh trots het oproer 't hooft te bieden,
 
Door aenwas van uw heir, waer voor het nieu gebou
 
Des wederspannelings ten eerste spatten zou,Ga naar voetnoot1168
 
Zoo licht en los, gelijck de stof, uit steên en dorpenGa naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Te hoop gerot, by nacht ter sluick was opgeworpen.Ga naar voetnoot1170
 
Hy zagh dien handel aen, den ouden heer op stoelGa naar voetnoot1171
 
Zeeghaftigh ingehaelt, den jongen in een' poelGa naar voetnoot1172
 
Gesmoort, of op de vlught door bosschen, braemen, klippen,Ga naar voetnoot1173
 
En wildernissen bang's vervolgers wraeck ontslippen.Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Toen riet de wanhoop hem te vliên naer Giloos slot,Ga naar voetnoot1175
 
Te kiezen 't kortste padt, om zich van schande en spot
 
En ongeval t'ontslaen. dit was zijn jongste rede,Ga naar voetnoot1177
 
Waerop hy 's andren daeghs ter sluick reedt uit de stede.
 
Hy quam in 's vaders stadt aenstuiven met der haest,
1180[regelnummer]
Vergaderde zijn bloet en maeghschap, zagh verbaest,Ga naar voetnoot1180
 
Verbijstert, en begon, in 't midden van zijn maegen,
 
Weemoedigh dus zijn hart in 't uiterste uit te klaegen,Ga naar voetnoot1182
 
Het aengezicht gezet uit wanhoop naer de doot.Ga naar voetnoot1183
David:
 
Laet hooren wat hy klaeghde, in 't nijpen van dien noot,
1185[regelnummer]
Zich voelende van Gode en hoope en troost verstooten.
Jonathan:
 
Bloetvrienden, magen, en getrouwe huisgenooten,Ga naar voetnoot1186
 
Gy zaeght ons menighmael voorheene uit Davids hof
 
De slotbrug voor dees stadt oprijden, rijck van lof,
 
Door raet en daet behaelt, waer wy den rijxstaet steven,Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
Den koning eerden, naer den plicht ons voorgeschreven.
 
Wy gingen aen zijn zijde in 's rijx geheimenisGa naar voetnoot1191
 
Te raede, en laegen met zijn majesteit ten disch,Ga naar voetnoot1192
 
Genooten eene spijs en dranck, gezien by heeren,Ga naar voetnoot1193
 
En koningen, en al die Godts gezalfden eeren.
1195[regelnummer]
Het hof, en al het volck, elck zagh ons naer den mont,
 
Als een orakel, daer de staet van 't rijck op stont:Ga naar voetnoot1196
[pagina 154]
[p. 154]
 
Maer aerdtsch geluck is noit een' mensch zoo trou gebleven,
 
Dat het zijn voesterkint bleef koestren al zijn leven,
 
Of't weifelde endtlijck, zagh het wars aen met den neck,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Verkeerde alle eer in schande, en rijckdom in gebreck,
 
En armoe, zommigen onnozel, en onschuldigh,Ga naar voetnoot1201
 
Een deel by hunne schult. 'k beken rechtuit, eenvuldigh,Ga naar voetnoot1202
 
En openhartigh, dat ick door mijn boos beleit
 
Verviel in dootschult van gequetste majesteit.Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
'K heb schendigh, tegens recht en reên, verblint en wrockend,Ga naar voetnoot1205
 
Dit oproer in het rijck gebrouwen, en berockent,Ga naar voetnoot1206
 
De leeuwenstanderden van Juda tegens eenGa naar voetnoot1207
 
Gevoert, en stam by stam geholpen op de been,Ga naar voetnoot1208
 
Het koningsbedde ontwijdt. 'k zie Absolon geslagen,
1210[regelnummer]
Den vader wederom de rijxkroon opgedraegen,
 
Van gansch Jerusalem al juichende ingehaelt,
 
En met den glans der kroone omscheenen en bestraelt.
 
Wat staet Achitofel ter weerelt meer te hoopen?
 
Het vonnis leght gevelt. ick most het hof verloopen:Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
En, overtuight in 't hart van mijn gesticht verraet,Ga naar voetnoot1215
 
Bekenme schuldigh aen dit onverzoenbre quaet.
 
Mijn krachten smilten: 'k vaere alle oogenblick ten grave.Ga naar voetnoot1217
 
Bestelme in vaders graf, eer my een kraey, of rave,Ga naar voetnoot1218
 
Of mensch verslindend dier verniele, daer 't gerechtGa naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Zoo groot een ongelijck rechtvaerdighlijck beslecht.Ga naar voetnoot1220
 
Dus neemt hy afscheit van zijn maeghschap, en bekenden,
 
En weet het slotgezin met glimp van kant te zenden,Ga naar voetnoot1222
 
Dat vint hem, binnen in het achterste vertreck,
 
Aen eenen strop geworght, ophangen by den neck,
1225[regelnummer]
Met armen uitgestreckt, het aenzicht overgoten
 
Van blaeuwe lootverf, bey zijne oogen ongesloten,Ga naar voetnoot1225-1226
 
Den mont bemorst van quijl. z' ontstricken hem te spa.Ga naar voetnoot1227
 
Zy schreeuwen uit het slot. de slotgalm baeut hen na.Ga naar voetnoot1228
 
De stadt, aen 't hollen op dien kreet, smilt wech in tranen.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Godt spaer' den koning lang, tot heil der onderdaenen.
[pagina 155]
[p. 155]
David:
 
Godt is rechtvaerdigh in 't beleit van zijne wraeck.Ga naar voetnoot1231
 
Hy hanthaeft Davids rijck, en zijn gerechte zaeck,Ga naar voetnoot1232
 
En luistert uit zijn' troon naer mijn geduurigh smeecken.
 
Nu zal 't den stammen aen beleit in 't velt ontbreecken.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Dit wint een' halven slagh, en mindert het gevaer.Ga naar voetnoot1235
 
Men zende flux een post naer Joab met dees maer.Ga naar voetnoot1236
 
Het postpaert kan hem voor den strijt noch achterhaelen.
 
Ick zie de zegezon doorbreecken met haer straelen,
 
Den slagh gewonnen, door het groeien van den moedt
1240[regelnummer]
Op deze tijding. wou de hemel slechts mijn bloet,
 
Den lieven Absolon, beschutten, en verschoonen:
 
Hoe zou mijn harpzang Godt, mijn vaste toevlught, kroonen!Ga naar voetnoot1242
 
De weeghschael van den staet zal heden overslaen.Ga naar voetnoot1243
 
Godt geve dat de strijt geluckigh magh vergaen.
1245[regelnummer]
Men laet' de hofbazuin op deze tijding steecken.
 
Wy gaen de koningin in haere kamer spreecken,
 
Daer zy, bekommert om 't onzeker krijghsgeval,Ga naar voetnoot1247
 
Verlangt te hooren hoe de slagh uitvallen zal.
Rey:
 
Dees tijding zal mevrou, tot stervens toe verlegen
1250[regelnummer]
Met haeren Salomon, verlichten, al de zegenGa naar voetnoot1249-50
 
Van 't rijck en 's konings staet hangt, heden dezen dagh,Ga naar voetnoot1251
 
Aen Godt, den oppersten, en d'uitkomst van den slagh:
 
Wort die verloren, al dit rijxgewelt van buitenGa naar voetnoot1253
 
Op luttel overschots voor deze wal te stuiten,Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Wil lastigh vallen. maer hier komt prins Sobi gaen,Ga naar voetnoot1255
 
De nootvrient van mijn' heer. wil 't averechts beslaen,Ga naar voetnoot1256
 
Dees nabuur zal zijn deel in 's konings nederlaegen,
 
Om 's lants nabuurigheit, niet luttel moeten draegen:Ga naar voetnoot1258
 
Naerdien zijn danckbaer hart en overtrouwe zielGa naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Den leenheer in dien noot bezorghde, en niet ontviel,Ga naar voetnoot1260
 
Gelijck 't een' leenman past, gebonden aen zijn eeden.
[pagina 156]
[p. 156]
SOBI. BERSEBA.
Sobi:
 
Hoe kraeit de hoftrompet! gewis wy wachtten hedenGa naar voetnoot1262
 
Dees tijding niet. zoo wort de rijxplaegh eerst geplaeght.Ga naar voetnoot1263
 
De jaeger staet niet stil, die eenen andren jaeght.
1265[regelnummer]
De vos geraeckte in 't net, die andren docht te vangen.Ga naar voetnoot1264-65
 
Achitofel heeft zijn verdiende straf ontfangen.
 
Al komtze traegh, zy komt gewis, en op haer tijt.
 
De vaderslaghtige is de klem des heirtoghts quijt.Ga naar voetnoot1268
 
Hier komt de koningin. zy zal nu weêr bedaeren,
1270[regelnummer]
In haer verlegentheit. geluck met deze maeren,Ga naar voetnoot1270
 
Doorluchtste koningin. Achitofel is doot,
 
Uw grootste vyant. nu staet Absolon ontbloot
 
Van dien geheimsten raet, en aen den hals verlegen.Ga naar voetnoot1273
 
Nu draeit dit krijghspleit slechts op 't punt van Davids degen.Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Wat 's 't overigh gewelt? een raedeloze maght.Ga naar voetnoot1275
 
Nu raecktge wederom in uwe volle kracht.
Berseba:
 
Mijn grootste vyant is in 't leven.
 
Dat's Absolon, met recht geducht,
 
De grootste vyant van dees vrucht,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
My tot een' troost van Godt gegeven.Ga naar voetnoot1280
 
Hoewel Achitofel verging,
 
De leste strijt is niet gestreden.
 
De koning oorlooght met gebeden,Ga naar voetnoot1283
 
Bevreest voor dien weêrspanneling.
1285[regelnummer]
Hy bidt voor zijnen uitverkoren,
 
Die heiligh en onheiligh tart,
 
Hem 't punt des degens zet op 't hart.
 
Helaes, waer blijft dees jongstgeboren?Ga naar voetnoot1288
 
Indien de slagh verloren wort,
1290[regelnummer]
Wat raet voor my, en dezen kleenen?
 
Waer 't lijf geborgen? och, waerheenenGa naar voetnoot1291
 
Voor 's vyants haet, bits uitgestort?Ga naar voetnoot1292
[pagina 157]
[p. 157]
 
Hy heeft dit kint den doot gezworen,
 
En kent het voor zijn' broeder niet.Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
  Wie zaegh het endt van ons verdriet,
 
Indien de veltslagh wiert verloren!
 
Dit oproer sproot uit's vaders schult.
 
De toom is hem te ruim gegeven,
 
Die wreet naer deze stadt komt streven,Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
  En, als een tiger, briescht en brult.
 
Ick zagh van verr' het onweêr komen
 
Opdonderen, en zat belaên.Ga naar voetnoot1302
 
Wat raet? wie dorst den vader raên.
 
Den zoon voorzichtigh in te toomen?Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
  Nu voelt hy dien gedreighden slagh,Ga naar voetnoot1305
 
Dus out, en hoogh op zijne dagen.Ga naar voetnoot1306
 
Men hoort hem, blint van liefde, klaegen,
 
En deerlijck kermen, nacht en dagh:Ga naar voetnoot1308
 
Och, moght men Absolon behouden,
1310[regelnummer]
  Dien schoonen, zonder wederga:
 
Ick nam hem weder in gena,
 
Omhelst, gekust, en quijt geschouden!Ga naar voetnoot1312
 
De dolle heirbijl dreight den stamGa naar voetnoot1313
 
En telgh al teffens af te houwen.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Waer zal de stiefmoêr zich betrouwen?Ga naar voetnoot1315
 
Waer berghtze dit onnozel lam?Ga naar voetnoot1316
Sobi:
 
Mevrou, schep moedt. gewelt van muuren,Ga naar voetnoot1317
 
Daer Jabok drymael ommestroomt,
 
En dees bezetting vreest noch schroomt
1320[regelnummer]
Geen' storm. zy kan een heir verduuren.Ga naar voetnoot1320
 
Men kan voor eenen overval
 
Den oever van den vliet beschanssen,Ga naar voetnoot1322
 
En gadeslaen alle oorloghskanssen,
 
Tot datwe aengroeien in getal.
1325[regelnummer]
En quaem de krijghskans aen 't verloopen,Ga naar voetnoot1325
 
Door onverwachte wederspoedt,Ga naar voetnoot1326
 
(Dat nimmermeer gebeuren moet,)Ga naar voetnoot1327
[pagina 158]
[p. 158]
 
Gansch Ammons rijck staet voor u open.
 
Beveel my uwen Salomon:Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Ick blijve in noot zijn trouwe hoeder,
 
En wil u eeren, als mijn moeder,
 
In 't aengezicht van Absolon.
 
Mijn lieve dochter, in haer bloeien,
 
Schiet op, gelijck een lentespruit.
1335[regelnummer]
  Behaeghtze uw' zoon tot eene bruit:
 
Laetze onderling in liefde groeien.
Berseba:
 
'k Beken gy draeght in dezen staetGa naar voetnoot1337
 
U tegens my, gelijck een vader.
 
Ick wil 't gedencken, en neem 't nader,
1340[regelnummer]
  Met 's konings gunste, in mijn beraet.Ga naar voetnoot1340
 
Laet uw gewenschte dochter blozen,Ga naar voetnoot1341
 
Opluicken, als de dageraet:Ga naar voetnoot1342
 
Indien de heirtoght wel beslaet:Ga naar voetnoot1343
 
Wy scheiden niet: de tijt geeft rozen.
1345[regelnummer]
  De nagebuurschap zou my licht,
 
Geraeckt dees huistwist eens in stilten,
 
In bloetverwantschap staen te smilten,Ga naar voetnoot1345-47
 
Door 's huwlijx bant aen een verplicht.Ga naar voetnoot1348
 
Dat huwlijck zoude uw vorstendommen
1350[regelnummer]
  En Davids rijcken tegens lastGa naar voetnoot1350
 
Bevestigen. wy stonden vast,Ga naar voetnoot1351
 
Gelijck een boogh, op twee kolommen.
 
Maer och, het is geen bruiloftstijt.
 
Wie spelt ons hoe de kans zal rollen?
1355[regelnummer]
Het gansche rijck, te blint aen 't hollen,Ga naar voetnoot1355
 
Hangt aen den terling van dien strijt.Ga naar voetnoot1356
 
Men hoort d'aenschennende trompetten.Ga naar voetnoot1357
 
De dolle stiefzoon staet te bloot.Ga naar voetnoot1358
 
Hy past op leven noch op doot,Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Getroost zich een op al te zetten.Ga naar voetnoot1360
[pagina 159]
[p. 159]
 
Nu vechten zeven tegens een.
 
Een hant, die zeven af moet keeren,
 
Ziet luttel kans te triomfeeren.
 
De maght van David schijnt te kleen.
1365[regelnummer]
Het recht begunstight onze zye:
 
Maer d'overhant volght, daer men vecht,Ga naar voetnoot1366
 
Niet altijt het bestreden recht.Ga naar voetnoot1367
 
Zy weifelt wel, en kiest partye.Ga naar voetnoot1368
Sobi:
 
Mevrou, bezwaer u niet te vroegh.
1370[regelnummer]
Men zal noch kans noch tijt verzuimen.
 
Als veltheer Joab 't velt moet ruimen,
 
Dan berght mijn hof u tijts genoegh.Ga naar voetnoot1372
 
Mijn grens leght slaghree met haer troepen.Ga naar voetnoot1373
 
Gy hoeftze slechts te hulp te roepen.
REY VAN HOVELINGEN.
Zang:
1375[regelnummer]
  De hemel helpe ons hof aen pais.
 
Wie zal den staet ten leste redden?
 
De twisten, uit verscheide bedden
 
Gesproten in een erfpalais,
 
Zijn lastigh overeen te brengen,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
  Daer elck zijn hooghste wit beschiet,Ga naar voetnoot1380
 
Op eigen nut en voordeel ziet.
 
In teêre stof van staeten mengenGa naar voetnoot1382
 
Zich afgunst, laster, achterdocht,
 
Haet, misverstanden, en misduien,Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Die worstlen onderling, als buien.
 
Waer heeft dees rijxkoorts ons gebrocht?
 
Wie middelt tusschen zoon en vader
 
Den twist, die, onbemiddelbaer,Ga naar voetnoot1388
 
Niet aenziet lijf-noch staetgevaer?Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Hoe hier de bloetverwantschap nader
 
Aen een grenst, zoo veel feller spreitGa naar voetnoot1390-91
[pagina 160]
[p. 160]
 
De lantsmet zich in alle steden.Ga naar voetnoot1392
 
Nu quijnen 't hooft, en al de leden.
 
Zy scheit niet eer de doot haer scheit.Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Den zoon of vader moet 'er kleven.Ga naar voetnoot1395
 
Het gelt hun beide, of een' het leven.
Tegenzang:
 
De zoonzucht van den vader zouGa naar voetnoot1397
 
Den zoon voor zijnen rijxstaf stellen,Ga naar voetnoot1398
 
Eer hy hem zaegh ter aerde vellen.Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
  Wat is een vaders hart getrou!
 
Wat baeten al die schoone gaven
 
Des lichaems, daer elx oogh op viel,
 
Zoo lang, och Absolon, uw ziel
 
Wanschapen blijft, ontaert van braven!Ga naar voetnoot1404
1405[regelnummer]
  Och, jonge prins, waert gy zoo schoon
 
Van ziele, was uw hart besneden,Ga naar voetnoot1406
 
En zoo volkomen, als uw leden,
 
Hoe eerde uw deught uw vaders kroon!
 
Nu steeckt uw hooghmoedt, zoo verwaten,
1410[regelnummer]
  En wederspannige aert, zoo stijf,
 
Te lelijck af op 't schoone lijf.Ga naar voetnoot1409-1411
 
Wat magh u 's lichaems schoonheit baeten?
 
Het ga zoo 't wil: de spil loopt af.Ga naar voetnoot1413
 
Gy of uw vader stort in 't graf.

voetnoot1139
bewaere u by de kroon: handhave u in uw gezag.
voetnoot1141
hoe loopen 's lants geruchten?: welke geruchten zijn in omloop in het land?
voetnoot1143
versteecken: verbergen.
voetnoot1146
de majesteit: Uw Majesteit; voortgeronnen: weggesneld.
voetnoot1147
won: bereikte.
voetnoot1149
aenstoot: aanval.
voetnoot1150
Jabock: (vgl. vs. 313, 1318).
voetnoot1151
ontbiet: laat weten.
voetnoot1152
sloegh in: verviel tot.
voetnoot1153
dien kloecken raetslagh stoorde: dat listig bedachte plan vernietigde.
voetnoot1155
in uw zogh: op de voet (vgl. vs. 97).
voetnoot1162
onderwonden: ondernomen, gewaagd.
voetnoot1164
Van: door; in 't gemeen: gezamenlik.
voetnoot1168
ten eerste: spoedig; spatten: uiteenspatten.
voetnoot1169
de stof: de bestanddelen.
voetnoot1170
Te hoop gerot: samengebracht.
voetnoot1171
dien handel: het verloop van de gebeurtenissen; heer: vorst; stoel: troon.
voetnoot1172
Zeeghaftigh: als overwinnaar; den jongen (heer).
voetnoot1173
braemen: doornstruiken (Ned. Wdb. III, 962); klippen: rotsen, stenen.
voetnoot1174
bang: in doodsangst.
voetnoot1175
Giloos slot: Gilo was de stad van Achithofel, zie 2 Sam. 15. 12.
voetnoot1177
zijn jongste rede: zijn laatste overlegging(?).
voetnoot1180
zagh verbaest: zag er ontsteld uit.
voetnoot1182
weemoedigh: droef te moede; in 't uiterste: in de hoogste nood; uit te klaegen: klagend uit te storten.
voetnoot1183
Door zijn gelaatstrekken verradend dat hij in wanhoop de dood tegemoet ging.
voetnoot1186
Bloetvrienden: bloedverwanten.
voetnoot1189
den rijxstaet steven: de belangen van het rijk krachtig steunden.
voetnoot1191
geheimenis: geheime zaken.
voetnoot1192
laegen ten disch: op klassieke wijze aanliggend bij de maaltijd.
voetnoot1193
eene: een zelfde; gezien: in aanzien.
voetnoot1196
op stont: van afhing.
voetnoot1199
wars: afkerig.
voetnoot1201
onnozel: synon. van onschuldig.
voetnoot1202
by: door; eenvuldigh: eenvoudig. zonder omwegen.
voetnoot1204
van: bestaande uit; gequetste majesteit: majesteitsschennis; hier gelijkstaande met ontrouw aan de wettige vorst.
voetnoot1205
schendigh: schandelik.
voetnoot1206
berockent: op touw gezet.
voetnoot1207
tegens een: tegen elkaar.
voetnoot1208
Gevoert: nl. ten strijde; geholpen op de been: op de been in 't strijdperk gebracht.
voetnoot1214
leght: ligt, is; verloopen: wegvluchten van.
voetnoot1215
overtuight: schuldbewust.
voetnoot1217
vaere: ga.
voetnoot1218
Bestelme: bezorg mij een plaats.
voetnoot1219
daer: waar. wanneer.
voetnoot1220
ongelijck beslecht: onrechtmatige daad vonnist.
voetnoot1222
het slotgezin: het personeel van het slot; met glimp: onder een voorwendsel; van kant: weg.
voetnoot1225-1226
overgoten ... lootverf: geheel gekleurd zo blauw als lood.
voetnoot1227
bemorst van quijl: bezoedeld met speeksel.
voetnoot1228
De slotgalm: de echo in het slot.
voetnoot1229
aen 't hollen: in beroering.
voetnoot1231
't beleit: de voltrekking.
voetnoot1232
gerechte: rechtvaardige.
voetnoot1234
beleit: leiding.
voetnoot1235
Dit wint: dit staat gelijk met het winnen van.
voetnoot1236
post: bode.
voetnoot1242
kroonen: eren.
voetnoot1243
overslaen: (naar mijn zijde) doorslaan.
voetnoot1247
krijghsgeval: het lot van de strijd.
voetnoot1249-50
verlegen met: bekommerd om.
voetnoot1251
heden dezen dagh: heden.
voetnoot1253
al dit rijxgewelt: deze troepenmacht uit het gehele rijk.
voetnoot1254
Op luttel overschots: op de kleine achtergebleven bezetting; stuiten: af te weren.
voetnoot1255
Wil: zal; komt gaen: nadert.
voetnoot1256
nootvrient: vriend in nood, getrouwe vriend; wil 't averechts beslaen: zal het verkeerd aflopen.
voetnoot1258
Om 's lants nabuurigheit: omdat zijn land aan het onze grenst; niet luttel: in hoge mate.
voetnoot1259
overtrouwe: zeer getrouwe.
voetnoot1260
bezorghde: zorg droeg voor, steunde
voetnoot1262
kraeit: weerklinkt triomfantelik (vgl. zege kraaien).
voetnoot1263
de rijxplaegh: Achitofel.
voetnoot1264-65
Achitofel zette Absolon aan tot de misdaad; nu treft hem een gelijke straf.
voetnoot1268
De vaderslaghtige: de vadermoordenaar, d.w.z. die zijn vader had willen vermoorden.
is de klem kwijt: heeft het vermogen om vast te houden, om door te zetten, verloren (schippersuitdrukking; zie Ned. Wdb. VII, 3842).
voetnoot1270
verlegentheit: ontsteltenis (vgl. vs. 1249 en 1273).
voetnoot1273
geheimste raet: vertrouwdste raadsman; aen den hals verlegen: in angst om het leven te verliezen (vgl. Ned. Wdb. V, 1653 vlg., waar deze uitdrukking ontbreekt.
voetnoot1274
dit krijghspleit: de beslissing van deze strijd; draeit op: hangt af van.
voetnoot1275
't overigh gewelt: de strijdmacht waarover hij nog de beschikking heeft.
voetnoot1279
dees vrucht: Salomon.
voetnoot1280
van: door.
voetnoot1283
oorlooght met gebeden: meent de strijd te kunnen voeren door alleen voor zijn vijand te bidden (vgl. vs. 1285).
voetnoot1288
blijft: zal blijven.
voetnoot1291
't lijf geborgen: het leven gered.
voetnoot1292
bits: heftig.
voetnoot1294
kent het voor: erkent het als.
voetnoot1299
streven: optrekken.
voetnoot1302
Opdonderen: angstwekkend opdagen; belaên: bezorgd.
voetnoot1304
voorzichtigh: beleidvol.
voetnoot1305
gedreighden slagh: de slag waarmee hij bedreigd wordt.
voetnoot1306
Dus: zo; hoogh op zijne dagen: op hoge leeftijd (vgl. vs. 970).
voetnoot1308
deerlijck: deerniswekkend.
voetnoot1312
geschouden: gescholden.
voetnoot1313
dolle: woeste, niets ontziende.
voetnoot1314
al teffens: beide tegelijk.
voetnoot1315
zich betrouwen: zich veilig gevoelen (Ned. Wdb. II, 2256).
voetnoot1316
onnozel: onschuldig.
voetnoot1317
gewelt van muuren: machtige, sterke muren.
voetnoot1320
storm: bestorming; verduuren: weerstaan.
voetnoot1322
vliet: rivier.
voetnoot1325
aen 't verloopen: een ongunstige wending te nemen.
voetnoot1326
wederspoedt: tegenspoed.
voetnoot1327
moet: moge.
[tekstkritische noot]TEKSTKRITIEK: vs. 1348, de oude uitgaven hebben 's huwlijxbant.
voetnoot1329
Beveel my: vertrouw mij toe.
voetnoot1337
draeght u: gedraagt u; staet: omstandigheden.
voetnoot1340
Met 's konings gunste: als de koning er mee instemt.
voetnoot1341
gewenschte: lieve (Ned. Wdb. IV, 2062); blozen: bloeien (Ned. Wdb. II, 2927).
voetnoot1342
opluicken: opengaan.
voetnoot1343
wel beslaet: goed afloopt.
voetnoot1345-47
Ik zou licht geneigd zijn. de nabuurschap te doen overgaan in bloedverwantschap; geraeckt dees huistwist eens in stilten: als deze twist in het koninklik huis eens tot bedaren komt.
voetnoot1348
aen een verplicht: aan elkaar verbonden.
voetnoot1350
last: overlast.
voetnoot1351
Bevestigen: vast doen staan, bestand doen zijn; stonden: zouden staan.
voetnoot1355
te blint aen 't hollen: geheel verblind door hartstocht vervoerd.
voetnoot1356
Hangt aen: hangt af van; den terling: de dobbelsteen, fig.: de kans.
voetnoot1357
aenschennende: aanvurende, ophitsende.
voetnoot1358
De dolle stiefzoon: d.i. mijn stiefzoon Absolon; staet te bloot: heeft zich geheel blootgesteld aan het gevaar.
voetnoot1359
past op: geeft om.
voetnoot1360
Is vastberaden om alles op één kans te wagen (vgl. vs. 824).
voetnoot1366
d'overhant: de overwinning; daer: waar.
voetnoot1367
bestreden: aangetaste.
voetnoot1368
wel: wel eens; partye: de tegenpartij (nl. van degene die het recht op zijn hand heeft).
voetnoot1372
tijts genoegh: als adv.: nog bijtijds.
voetnoot1373
grens: grensgebied; leght: ligt.
voetnoot1379
overeen te brengen: te bmeiddelen, te beslechten.
voetnoot1380
zijn hooghste wit beschiet: zijn einddoel tracht te bereiken.
voetnoot1382
teêre stof van staeten: gevoelige politieke verwikkelingen.
voetnoot1384
misverstanden: onenigheden; misduien: verkeerde uitleg van elkanders bedoelingen.
voetnoot1388
onbemiddelbaer: niet geschikt voor bemiddeling.
voetnoot1389
lijfgevaer: levensgevaar.
voetnoot1390-91
Hoe nauwer de bloedverwantschap is.
voetnoot1392
De lantsmet: de besmetting die het land getroffen heeft.
voetnoot1394
Zij laat niet af, eer de dood er een einde aan maakt.
voetnoot1395
moet 'er kleven: moet er (dood) blijven, het leven laten (Ned. Wdb. VII, 4000).
voetnoot1397
zoonzucht: liefde voor de zoon.
voetnoot1398
het behoud van de zoon stellen boven zijn koninklike waardigheid.
voetnoot1399
liever dan dat hij hem dood zou zien.
voetnoot1404
ontaert van braven: geen blijk gevend dat hij van edele ouders afstamde.
voetnoot1406
besneden: welgevormd (Ned. Wdb. II, 2062).
voetnoot1409-1411
steeckt af op: steekt af bij (in vergelijking met); Te: zeer.
voetnoot1413
de spil loopt af: het lot volgt zijn loop.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank