Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 128]
[p. 128]

Het derde bedryf.

ABISAÏ. JOAB. DAVID. REY.
Abisaï:
 
Waer is de veltheer? waer de koning? roeptze: voort.Ga naar voetnoot519
Joab:
520[regelnummer]
Wat brengt Abisaï?
Abisaï:
 
de vyant voor de poort.
David:
 
Wat quade maeren kraeit de dagh dus vroegh hier buiten?Ga naar voetnoot521
 
Kost gy den heirtoght in den overtoght niet stuiten?Ga naar voetnoot522
Abisaï:
 
Zy ruckten over, eer wy quaemen aen den stroom.
Joab:
 
Het schijnt onmogelijk.
David:
 
zoo snel? dit schijnt een droom.
Joab:
525[regelnummer]
De kil is veel te diep. geen ruiter kan haer gronden.Ga naar voetnoot525
Abisaï:
 
De lantbespieder had al stil een wadt gevonden,Ga naar voetnoot526
 
Waer door een man tot aen den navel waeden moght.
Joab:
 
Noch valt de stroom te sterck, die lijdt geen' overtoght.Ga naar voetnoot528
 
De voeten raecken vlot, en houden geene stedeGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
In 't glibberige klay: dan sleept de stroom hen mede.
 
Hy drijft voor stroom af, wie zoo stout een stuck bestaet.Ga naar voetnoot531
David:
 
En waer gebleven met een' lansknecht, een' soldaet,Ga naar voetnoot532
 
In 't volle krijghsgeweer en harnas, overladenGa naar voetnoot533
 
Met boogh, en beuckelaer. kan dees een kil doorwaeden
535[regelnummer]
In zulck een' stercken stroom, die wechruckt wat hem keert?Ga naar voetnoot535
Abisaï:
 
'k Beken de koning is in oorloge uitgeleert:Ga naar voetnoot536
[pagina 129]
[p. 129]
 
Maer 't miste een' meester wel, geleert op alle streecken.Ga naar voetnoot537
 
De jonge heeft dees kans den ouden afgekeecken:Ga naar voetnoot538
 
En slaet men twijfel aen de waerheit, 'k zal het klaerGa naar voetnoot539
540[regelnummer]
Met reden toonen: doch het blijckt al t'openbaer.
Joab:
 
Het zou my lusten dit bewijs van u te hooren.
Abisaï:
 
Een vliegend veltheer laet geen tijt noch kans verlooren,
 
Maer vaert al voort en voort, neemt elcken slaghboegh waer,Ga naar voetnoot543
 
Schroomt ongelegenheit, noch rampen, noch gevaer,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ziet tijt noch ontijt aen, noch stroomen, noch moerassen,Ga naar voetnoot545
 
Noch weêr, noch onweêr, stelt zijn voordeel in 't verrassen
 
Des vyants, als die minst op zijne komst vermoedt.Ga naar voetnoot547
 
Zoo quam hy 's midnachts in den rijxstroom, heet van gloet,Ga naar voetnoot548
 
Met zijne ruiterye aenplompen, dicht gesloten.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
De ruiters hielden stant op 't wadt. de stroom geschoten
 
Met kromme wielinge op en door de ruiters heen,Ga naar voetnoot551
 
Stont in zijn' vaert geschut, en ebde naer beneên,Ga naar voetnoot552
 
Terwijl het water voor de ruiterpaerden zwichte,Ga naar voetnoot553
 
En langkzaem zackende 's volx doortoght vry verlichte.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Zoo rucktenze over, en geraeckten al op 't lant.
 
Zy zetten zich terstont aen d'overzy vierkant.Ga naar voetnoot556
 
De ruiters volghden, als een vlught gezwinde veugelen,
 
En deckten 't voetvolck van weerzijde, als met twee vleugelen,
 
Gereet te vliegen, op het woort van Absolon.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Dit zagen wy te spa, voor 't opgaen van de zon,
 
En vonden ongeraên een' slagh alleen te waegen.
 
De koning laet' het zich gevallen en behaegen.Ga naar voetnoot562
David:
 
Hoe ging de roep door 't lant? hoe sterck is dit gespan?Ga naar voetnoot563
Abisaï:
 
Men schat de gansche maght op veertigh duizent man.
[pagina 130]
[p. 130]
Joab:
565[regelnummer]
Voerde Absolon hen aen?
Abisaï:
 
bespieders, die hem kenden,
 
Verkuntschapten dat hy, voor al de ruiterbenden,Ga naar voetnoot566
 
Alleen op zijnen muil den vliet eerst overzwom,
 
En, dravende over 't velt, een' steilen bergh beklom,
 
Om 't lant t'ontdecken, en verraet, en loze laegen.
570[regelnummer]
Nu woelen d'oevers, en de schipbrug wort geslagenGa naar voetnoot570
 
Op hout en vaertuigh, hem van boven toegebraght.Ga naar voetnoot571
 
Geraeckt de schipbrugh klaer, zoo kan 't die groote maght
 
Niet licht van achter aen nootdruftigheit ontbreecken.Ga naar voetnoot573
 
De borstweer voor de brug wert daetlijck afgesteecken.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Het leger, afgemat van trecken, rust in 't velt.
 
Het havent zich, en sterckt het lijf, om met gewelt,Ga naar voetnoot576
 
En verschen moedt van daegh u noch op 't lijf te vallen.
Joab:
 
Men slaet zoo los niet voort. hy kan dees legerwallenGa naar voetnoot578
 
Niet overrompelen. wy hebben steun en rughGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
Van achter aen de stadt.
David:
 
en eene legerbrug
 
Te bouwen, eischt meer tijt, eer zy den zeissenwagen,Ga naar voetnoot581
 
En voorraet, pack en paert op haeren rug kan draegen.
Abisaï:
 
Een vlot van cederen en balcken, of 't Godt gaf,Ga naar voetnoot583
 
Door 't Galileesche meer gevoert van Liban af,
585[regelnummer]
Quam, juist daerze yveren om door den stroom te streven,Ga naar voetnoot585
 
Van zelf, en onvermoedt, hem in den mont gedreven.Ga naar voetnoot586
 
Nu bezight hy dees stof, en spoedt zijne overvaert.Ga naar voetnoot587
Joab:
 
Wie eene brug bouwt, zie dat hy de brug bewaert:Ga naar voetnoot588
 
Want valtze in 's vyants maght, wat staet hem dan te hoopen?
Abisaï:
590[regelnummer]
Verliest hy 't velt, zijn volck past flux de brug te sloopen,Ga naar voetnoot590
 
Te laeten drijven voor den stroom af naer beneên.
[pagina 131]
[p. 131]
Joab:
 
Dan was 't gekloncken, als in Jepthas tijt. niet eenGa naar voetnoot592
 
Van Efraim ontquam 't: want al die overbleven
 
Geraeckten, na den slagh, aen 't veer om lijf en leven.Ga naar voetnoot594
Abisaï:
595[regelnummer]
De kans van Jeptha stont op verre niet zoo slimGa naar voetnoot595
 
Als d'onze: want hy had den stam van Efraim
 
Alleen ten vyant, om het ongelijck te slechten:Ga naar voetnoot597
 
Wy moeten tegens al de stammen teffens vechten.Ga naar voetnoot598
 
Ruimt Absolon het velt aen dezen waterkant,
600[regelnummer]
Dat traegh te hoopen is: hy heeft al 't Joodtsche lantGa naar voetnoot600
 
Tot eene vaste borgh, voor onverwachte rampen:
 
En houdt een versche maght gewapent om te kampen.
Joab:
 
Hier strijt geen rechter, maer een koning voor zijn rijck.Ga naar voetnoot603
Abisaï:
 
Twee koningen staen hier in 't harrenas gelijck.
Joab:
605[regelnummer]
Maer ongelijck in recht.
Abisaï:
 
het recht hangt aen den degen.Ga naar voetnoot605
Joab:
 
Dat staet in slagh op slagh, als in een schael, te weegen.Ga naar voetnoot606
Abisaï:
 
De maght staet ongelijck, de kans niet even schoon.
Joab:
 
De wettigheit geeft kans.
Abisaï:
 
het gout bewaert geen kroon,
 
Maer stael en yzer moet de wettigheit bewaren,
610[regelnummer]
En d'eer van 't kroonegout.
David:
 
wat brengt de Rey voor maeren?Ga naar voetnoot608-610
Rey:
 
De prins zent Amasa, zijn' veltheer, om gehoor.Ga naar voetnoot611
[pagina 132]
[p. 132]
David:
 
Hoe kan men 't weigeren? wat raet? wat slaet gy voor?
Joab:
 
De neef komt hier zijn ooms gelegenheit bespieden.Ga naar voetnoot613
David:
 
Hy was noit twistgezint.
Abisaï:
 
het jonge bloet aen 't zieden
615[regelnummer]
Bemint den vrede niet, neen zeker: 't leeft op hoop
 
Of u een vleiers tong bedroogh en onderkroop.Ga naar voetnoot616
Joab:
 
Hy zoeckt den boezem van den vader t'ondertasten.Ga naar voetnoot617
David:
 
Men kan uit achterdocht den vroomsten wel belasten.Ga naar voetnoot618
Joab:
 
Wat schijn van vromicheit is by neef Absolon,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
By een' bloetschendigen, die vaders bedde schon,Ga naar voetnoot620
 
Een onverzoenbaer stuck? wat schijn gaf dit van vrede?Ga naar voetnoot621
David:
 
Gy zelf verworft hem door beleit en uwe bedeGa naar voetnoot622
 
Zijn zoen, eer hy in dit rampzaligh oorlogh tradt.
Joab:
 
'k Verzoende hem, 't is waer, maer luttel docht ick dat
625[regelnummer]
Hy reuckloos toeleide om den vader uit te stooten,Ga naar voetnoot625
 
In schijn van heiligheit, met zijne altaergenooten
 
Hem op te komen dus onzacht, en onvermoedt.Ga naar voetnoot627
 
Indien de koning zich ten tweedemael niet hoedt
 
Voor dien bedorven zoon, het wil hem eeuwigh rouwen.Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Wie eenmael schipbreuck lijdt, leert nimmer zich betrouwen
 
Op d'ongena der zee, die op haer luimen leit,Ga naar voetnoot631
 
Den zeeman eerst verrast, wanneerze streelt en vleit.
 
Heer koning, luister naer geen vleiery, en smeecken.Ga naar voetnoot633
David:
 
't Is hoofsch en heuscheit een' gezant te hooren spreecken.Ga naar voetnoot634
[pagina 133]
[p. 133]
Joab:
635[regelnummer]
Naer tijts gelegentheit, nu lijdt de tijt dit niet.Ga naar voetnoot635
David:
 
Met eere kan 't geschiên.
Joab:
 
dit's weder 't zelve liet.Ga naar voetnoot637
 
Hy zoeckt u met dien zang noch eens in slaep te wiegen,
 
En hangt geheel aen een van liegen en bedriegen.
 
Die huichlaer spoede zoo by nacht zijn godevaert:Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Nu zoeckt de vleier u te komen onder 't zwaert.Ga naar voetnoot640
 
Die naer uw kroon stack, zoeckt u noch in 't hart te treffen,
 
Om op uw lijck en graf zijn' stoel in top te heffen.Ga naar voetnoot642
 
Achitofel heeft Godt noch deught in zijnen zin.
 
Al ging men by verdragh de schoonste voorwaerde in:Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Een trouweloze keert zich aen verdragh noch eeden.Ga naar voetnoot645
David:
 
Het is en blijft mijn zoon, al stont hy in geen reden.Ga naar voetnoot646
Joab:
 
Een zoon naer 't lichaem, en alleen slechts met den naem.
 
Wat baet de naem van zoon, als zich de vader schaem,
 
En eeuwigh schamen moet dat hy dien zoon oit teelde?
650[regelnummer]
Zoo dees zijn' vader eerde, en naer 't gemoedt afbeelde,Ga naar voetnoot650
 
Gelijck men d'ouders kent aen 't uiterlijcke kroost,Ga naar voetnoot651
 
Hoe zou de jonge prins den ouden tot een' troost
 
En stock des ouderdoms verstrecken, zijne jaerenGa naar voetnoot653
 
Ontlasten, daer hy nu des vaders grijze haeren
655[regelnummer]
Ten grave heenvoert, hoopt door loosheit, hem te sterck,
 
Na'et neemen van zijn kroon, het hooft met eenen zerck
 
Noch t'overstulpen, en met zwaeiende banierenGa naar voetnoot657
 
Dan jaerlijx op het graf dat zegefeest te vieren.
David:
 
Wy kunnen, in gespreck getreên, ons noch beraên.Ga naar voetnoot659
Joab:
660[regelnummer]
In geener wijze zult gy hem ter spraecke staen.Ga naar voetnoot660
[pagina 134]
[p. 134]
David:
 
Al spreeckt men onderling, noch hoeft men niet te sluiten.Ga naar voetnoot661
Joab:
 
Magh raeden gelden, hou die valsche vleiers buiten.
David:
 
Men kan hem blindeling geleiden voor dees poort.
Joab:
 
Gezanten zijn maer spiên. al wat men ziet en hoortGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Ontdeckenze, ofte zien door gaven, en door wencken
 
Getrouwe harten in te luiden, en te krencken.Ga naar voetnoot666
David:
 
Men kan op halsstraf elck den ommegang verbiên.
Joab:
 
Het veiligste is hem niet te hooren noch te zien.
David:
 
Door onderling gespreck wert dickwijl pais getroffen.
Joab:
670[regelnummer]
Door onderling gespreck quam vorst by vorst te ploffen,Ga naar voetnoot670
 
Te wentelen van al de hooge trappen af.
David:
 
Of ick u uit mijn' naem bevel te handlen gaf,Ga naar voetnoot672
 
En hielme buiten scheuts: wat kon die handel schaden?Ga naar voetnoot673
 
Wy kunnen, na'et gespreck, ons onderling beraeden.
Joab:
675[regelnummer]
Behaeght den koning dit, hy koome voor den dagh.
David:
 
Trouwanten, haelt hem. ick vertrecke in stadt, en zagh
 
Niet lievers dan mijn' zoon t'ontfangen in genade.Ga naar voetnoot677
 
Het kon geschiên dat hy in 't uiterst zich beraede.Ga naar voetnoot678
Joab:
 
De vader is verblint van liefde tot den zoon.
680[regelnummer]
Wy stellen ons in last, ter liefde van de kroon.Ga naar voetnoot680
 
Geraeckt de zoon op stoel, waer blijven Davids helden,
 
En Joab, die hun ziel voor 't rijck te pande stelden?
[pagina 135]
[p. 135]
 
Dees booswicht maeckt het my en zijn' heer vader moê.Ga naar voetnoot683
 
Al zienwe, als valcken, en met hondert oogen toe;
685[regelnummer]
Achitofels beleit is maghtigh hondert valckenGa naar voetnoot685
 
In 't net te sleepen, en met woorden te verschalcken.
AMASA. JOAB.
Amasa:
 
Geluck neef Joab, stijl en rechte hant des rijx.Ga naar voetnoot687
Joab:
 
Neef Amasa, wenschte ick u weder desgelijx,
 
Dat wenschen zou voorwaer mijn' heer verongelijcken.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Het wenschen sluit niet, zoo de daeden anders blijcken.Ga naar voetnoot690
 
U zegen wenschen waer mijn' meester ramp gegunt,Ga naar voetnoot691
 
Dat voeght zijn' dienaer niet. maer nu, wat is het punt,
 
Daer uwe komste op draeit? bespietge dit geweste,Ga naar voetnoot692-93
 
Het koningsleger, dat zich neêrsloegh voor dees veste,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
En wiltge u dienen van onze ongelegenheit?Ga naar voetnoot695
Amasa:
 
Ick koom, den zoon ten dienst, zijn vaders majesteit
 
Verspreecken, of men noch by tijts verdragh kon raemen.Ga naar voetnoot697
 
Bloetvrienden kunnen licht zich onderling te zamenGa naar voetnoot698
 
Vereenigen. het bloet dwaelt niet zoo wijt van bloet,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Of zoo het eene heusch het andre weêr gemoet',Ga naar voetnoot700
 
d'Oneffenheit wort wel ge-effent, en gevonden.Ga naar voetnoot701
 
De balssem van verdragh heelt dootelijcke wonden.
Joab:
 
Achitofel heeft u dees heuscheit vroegh geleert,
 
Wanneer de zoon, uw heer, zijn vaders bedt schoffeert:Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Dan wort d'oneffenheit ge-effent, en gevonden.
 
Die balssem van verdragh heelt dootelijcke wonden.
Amasa:
 
Het stont te wenschen dat verdragh dien stanck begroef.Ga naar voetnoot707
[pagina 136]
[p. 136]
Joab:
 
Hy wou de koningschap inwijden met dees proef,
 
En eeuwigh zijnen haet door zulck een daet bezegelen.
710[regelnummer]
Een wethanthaver, die onmaetigheit zal regelenGa naar voetnoot710
 
Door 't voorbeelt van zijn hof, spat na zijn raetbesluit,
 
Hoe Thamar smeeckt en bidt, tot zulck een helscheit uit,Ga naar voetnoot711-12
 
Om d'onverzoenbaerheit door 't lasterstuck te stijven.Ga naar voetnoot713
 
Maer toef: de hemel magh 't een tijt lang schuldigh blijven,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Hy schelt het nimmer quijt. dat schelmstuck schreit om wraeck.Ga naar voetnoot715
Amasa:
 
Wy komen niet des zoons, noch oock des vaders zaeck,
 
Urias brief en moort, bekent by alle vroomen,Ga naar voetnoot717
 
Verdaedigen. men kan zoo niet ter spraecke komen,Ga naar voetnoot718
 
Noch rust bemiddelen. men vint van wederzy
720[regelnummer]
Gebreken. slaenwe deze ontijdigheit voorby,Ga naar voetnoot720
 
En laet ons toonen dat wy beide pais beminnen.
 
Zoo kan men zonder bloet den grootsten veltslagh winnen.
 
Behaeght het u, ick legh hier op den degen neêr.Ga naar voetnoot723
 
De koning Absolon gunt zijn' heer vader d'eer
725[regelnummer]
De kroon van vaders hant alleen te leen te houden.
Joab:
 
Met dat beding wort hem geen dootschult quijt geschouden.
 
De koning David quam niet slaepende aen de kroon,
 
Noch namze met gewelt. hy eerde Sauls troon
 
Schoon Samuël hem had gezalft by Sauls leven;Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Schoon hy voor Saul vlughte, in ballingschap gedreven,Ga naar voetnoot730
 
Tot dat de schoonvaêr in zijn' eigen degen viel,Ga naar voetnoot731
 
En alle stammen, uit een' mont, als eene ziel,Ga naar voetnoot732
 
Godt kennende, op dien last en 't hemelsche believen,Ga naar voetnoot733
 
Den recht gewettighden op 's voorzaets troon verhievenGa naar voetnoot734
735[regelnummer]
Te Hebron, zonder dat hy toeleide op verraên,Ga naar voetnoot732-35
 
Den schoonvaêr in zijn kroon wou vliegen, ofte staenGa naar voetnoot736
 
Naer schoonvaêrs leven, toen het viel in zijne handen.
 
Laet Absolon, en al, die met hem t'zamenspanden,
[pagina 137]
[p. 137]
 
Dit vry herkaeuwen. was zijn stuck verdaedighbaer,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Noit zetten wy ons lijf en staet in dit gevaer,Ga naar voetnoot740
 
Ten dienst des konings: maer 's helts vroomheit, die grootdadig,Ga naar voetnoot741
 
De stammen dier verplichte, en 't lot, dat zoo genadighGa naar voetnoot742
 
Hem toeviel uit Godts schoot, verbinden my de kroonGa naar voetnoot743
 
Van Juda, in 't gezicht van dien verwaten zoon,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Te vryen, op den hals: dat zal zich openbaerenGa naar voetnoot745
 
In 't vlacke velt, zoo dra de leeuwestanders vaeren
 
Elckandere in den schilt, met hunn' bebloeden klaeu.Ga naar voetnoot746-47
 
Hy verge 't Joab niet. zijn hartwonde is noch raeu,Ga naar voetnoot748
 
Ontfangen, toen hy, na den zoen door hem verworven,
750[regelnummer]
En trouwe voorspraeck, al te godtloos en bedorven,Ga naar voetnoot750
 
Ten smaet des voorspraecx, die zijne eer ten hoof bewaert,Ga naar voetnoot751
 
Den vader opquam, na zijn schelmsche bedevaert.Ga naar voetnoot752
Amasa:
 
Men heelt geen wonden met ophaelen van gebreken,
 
Maer eer met zwijgen. dorst gy Abner 't hart afsteecken,
755[regelnummer]
Die Sauls aenhang holp aen David overslaen,
 
Een moort, die uwen heer op traenen quam te staen,
 
Toen hy u vloeckte, en holp den helt met rou ter aerde,
 
Niet zonder Abners hulp te kroonen naer zijn waerde;Ga naar voetnoot754-58
 
Wat wilt gy 's konings zoon met zooveel smaets belaên?
Joab:
760[regelnummer]
Hy durf aen Asaël, mijn broêr, zijn hant eerst slaen,Ga naar voetnoot760
 
Die vreedzaem hem genaeckt.
Amasa:
 
laet alle twiststof vaeren.
 
Dit oorloghsonweêr zal door geen verwijt bedaeren.
Joab:
 
Wat eischtge dan?
Amasa:
 
dat ick den koning spreken magh.
Joab:
 
Waerom?
Amasa:
 
om middelen te raemen tot verdragh.Ga naar voetnoot764
[pagina 138]
[p. 138]
Joab:
765[regelnummer]
Men moet met wapenen dit kroongeschil beslechten.Ga naar voetnoot765
Amasa:
 
Wie alle oneffenheit met wapenen wil rechten,Ga naar voetnoot766
 
Vint werck. men wint meer velts door tusschenspreecken danGa naar voetnoot767
 
Door wapens.
Joab:
 
zoo vertreck met uw vervloeckt gespan.Ga naar voetnoot768
 
Leg af de wapens. laet den zoon den vader eeren:
770[regelnummer]
Of lust hem oorelogh, hy magh de wapens keeren
 
Naer 't Heidendom, ten dienst van Gode en 't vaderlant.
 
Dat 's eerlijcker dan in het hart des rijx dien brantGa naar voetnoot772
 
Te stichten, en zich zelf t'onterven van de kroonen.Ga naar voetnoot773
Amasa:
 
De kroon vervreemt niet, als zy erft op Davids zoonen,Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
En wie verdientze met meer recht als Absolon?
Joab:
 
De schender, die het bedt van zijnen vader schon?
 
Waer blijckt de zoonschap, als het bloet zoo snoot verbastert
 
Van Godt, en vaders aert? hoe wort Godts naem gelastert?Ga naar voetnoot777-78
 
Wat zegen wacht een zoon in dien verdoemden staet?Ga naar voetnoot779
Amasa:
780[regelnummer]
Indien deze oorloghsschael rampzaligh overslaet,Ga naar voetnoot780
 
Godt geve oock op wat zy, wat kan hier toch uit spruitenGa naar voetnoot781
 
Dan jammer, dat men noch verhoeden kan, en stuiten?
 
De vader of de zoon moet vallen in het zwaert,
 
Of alle bey. men ziet de stammen, eens van aert,
785[regelnummer]
Gebroeders van een bloet, een wet, den degen slijpen,Ga naar voetnoot785
 
Om blindeling en fel elckandere aen te grijpen,
 
En op het hart te treên met onuitbluschbren haet,
 
Ten zy men wisselijck met voorbedachten raetGa naar voetnoot788
 
Den zoon in 't harrenas vereenigh' met den vader.Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Men komt in 't handelen allengs den vrede nader.Ga naar voetnoot790
Joab:
 
Had gy te Hebron, eer men 't gruwelstuck besloot,
[pagina 139]
[p. 139]
 
De vloeckverwantschap sterckte, en dronck op 's konings doot,Ga naar voetnoot792
 
Dees spraeck gebruickt, by die 't verraet bezweeren dorsten,Ga naar voetnoot793
 
Het waer dus bloedigh niet tot oorlogh uitgeborsten.
795[regelnummer]
Nu staenwe in 't harnas blanck, en tegens een gekant.Ga naar voetnoot795
 
Nu gelt'er geen verdragh. het most van uwer hant
 
Eerst draven, en de zoon voor vader zich verneêren.Ga naar voetnoot796-97
Amasa:
 
Ten minste laetme niet naer 't leger wederkeeren,
 
Eer ick den koning spreeck'.
Joab:
 
de koning slaet het af.
800[regelnummer]
Hy kent dien zoon niet, gaet met eenen voet in 't graf,
 
Gereet, als 't Godt belieft, alle oogenblick te storten.Ga naar voetnoot801
 
Zijn tijt is kort: men kan hem niet veel levens korten.Ga naar voetnoot802
 
De jongling verwe vry zijn zwaert in vaders bloet,
 
En proncke met deze eer. vertreck op staenden voet.
805[regelnummer]
De tijt verloopt: wy staen getroost dit af te wachten.
Amasa:
 
Men kan de harten met geen ondergaen verzachten.Ga naar voetnoot806
 
'k Vertrecke, als 't wezen moet. men hou my buiten schult.Ga naar voetnoot807
Joab:
 
Ick zweer dat gy noch van mijn handen sterven zult.Ga naar voetnoot808
DAVID. JOAB.
David:
 
Hoe staet het? is 'er hoop en middel van verdraegen?Ga naar voetnoot809
Joab:
810[regelnummer]
Geen ander middel, als een kans in 't velt te waegen.
David:
 
Zoo waege ick zorghelijck het leven van mijn' zoon.Ga naar voetnoot811
Joab:
 
Beleen hem liever by uw leven met de kroon.
David:
 
Men hoeft een', die zich zelf beleent, geen kroon te geven.
[pagina 140]
[p. 140]
Joab:
 
Hy draeght alree de kroon, en dingt u naer het leven.Ga naar voetnoot814
David:
815[regelnummer]
Zoo 't Godt behaeghde, ick scholt hem ook mijn leven quijt.Ga naar voetnoot815
Joab:
 
Ick ga het leger strax bereiden tot den strijt.Ga naar voetnoot816
David:
 
Hoe zijtge nu zoo reedt? gy woudt hem flus verduuren.Ga naar voetnoot817
Joab:
 
'k Verneem hy wil recht toe aenzetten op dees muuren.
David:
 
Dees poorten staen voor hem gesloten dagh en nacht.
Joab:
820[regelnummer]
Het volck loopt over. men verwaerloost ronde en wacht.
David:
 
Men moet onorde flux gestreng met orde rechten.Ga naar voetnoot821
Joab:
 
Alle uitstel springt te rug. de tijt gebiet te vechten.Ga naar voetnoot822
David:
 
Gevecht is hachelijck: zijn maght valt ons te zwaer.
Joab:
 
Men zett' vry een op al.
David:
 
van weêrzyde is gevaer.Ga naar voetnoot824
Joab:
825[regelnummer]
Wy moeten voor 't gevaer der vyanden niet schroomen.
David:
 
Hier worstlen vader, zoon, gebroeders, neven, oomen.
Joab:
 
Zoo ging 't by Sauls tijt, en felst na Sauls doot.
David:
 
Ick street voor 't recht der kroone uit last, uit hoogen noot.
[pagina 141]
[p. 141]
Joab:
 
De noot en 't hooghste recht ons nu in 't velt beroepen.Ga naar voetnoot829
David:
830[regelnummer]
Wat is dees kleene maght in 't velt by zoo veel troepen?
Joab:
 
Gy plaght op Godt te zien, en achte geen getal.Ga naar voetnoot831
David:
 
Geraeckt mijn Absolon godtsjammerlijck ten val?Ga naar voetnoot832
Joab:
 
Hy valt dan by zijn schult, en magh 't zich zelven wijten.Ga naar voetnoot833
David:
 
Zaeght gy d'oploopentheit by geen verdragh te slijten?Ga naar voetnoot834
Joab:
835[regelnummer]
Neen, Amasa quam om verdragh niet ommezien.Ga naar voetnoot835
David:
 
Wat was zijn ooghmerck dan?
Joab:
 
doorsnuffelen, bespiên,
 
Den vader kranck van liefde, eens loos den pols te voelen,Ga naar voetnoot837
 
Hoe 't hart klopte, om daer na zijn' moedt aen hem te koelen,Ga naar voetnoot838
 
Met grooter voordeel u te grijpen voor dees stadt:
840[regelnummer]
Zijn leger midlerwijl, noch nat, en afgemat,
 
Te baeckren in de zon, te koesteren, te queecken:
 
De brug te bouwen, dan de veltbazuin te steecken:
 
De zeissenwagens, en den voorraet langs de brugGa naar voetnoot843
 
Te voeren herwaert, en in uw gezicht den rug
845[regelnummer]
En boôm des lantschaps van gansch Galaäd te drucken.Ga naar voetnoot844-45Ga naar voetnoot845
 
Wy dienen schrap te staen, eer hy koom' herwaert rucken.
 
Men noemt den eersten slagh met recht een' koninghsslagh.Ga naar voetnoot847
 
Wy willen, vroegh in 't velt, het voeren van de vlag
 
Geen' vyant gunnen, maer hem in zijn nest bestoocken.
850[regelnummer]
Dat geeft een kans vooruit. zoo wort zijn moedt gebroken,
 
Eer hy ons met zijn maght koom' vallen op den hals.Ga naar voetnoot851
[pagina 142]
[p. 142]
David:
 
Gy noemtze vyanden?
Joab:
 
wat zijn deze anders, als
 
Gezwore vyanden? hoe kan men ze anders noemen?
David:
 
Zegh wetgenooten, en misleiden.Ga naar voetnoot854
Joab:
 
dit verbloemen
855[regelnummer]
Is schadelijck, en dat met recht zich zelven schaem.Ga naar voetnoot855
 
Men noemt een' wolf een' wolf, by zijnen rechten naem.
 
Geen edelmoedige aert vervolghde oit die hem teelde.Ga naar voetnoot857
 
Zijn hooghmoet terght uw zwaert uit wrevelheit en weelde.Ga naar voetnoot858
 
My rouwt den dagh dat ick zijn' zoen by u verworf,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Toen hy mijn korenlant, dien schoonen oogst, bedorf,Ga naar voetnoot860
 
My perste, met gevaer van 's konings ongenade,Ga naar voetnoot861
 
Den zoen te vorderen ten hove: al wertze spadeGa naar voetnoot862
 
By u verworven, zy quam entlijck noch te vroegh,Ga naar voetnoot863
 
Naerdien hy sedert stout aen dit verwildren sloegh,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Uw troonen ondermijnde, en met zijn vloeckgenooten,Ga naar voetnoot865
 
Na'et stroopen van de kroone, u't hart oock af wil stooten,Ga naar voetnoot866
 
Met zijnen dollen dolck: dus pas op uw geweer.Ga naar voetnoot867
 
Het veinzen heeft lang uit.
David:
 
ley hy den degen neêr!Ga naar voetnoot868
Joab:
 
'k Heb Amasa noch strax die voorwaerde aengeboden.Ga naar voetnoot869
David:
870[regelnummer]
Moet ick, halflevende, hem zoecken onder dooden,
 
Zoo my de slagh geluckt, och och, wat valt dit bang!Ga naar voetnoot871
Joab:
 
En danst hy om uw lijck, op 's krijghsvolck zegezang?Ga naar voetnoot872
David:
 
Belieft het Gode, 'k zou dien zang noch liever hooren.Ga naar voetnoot873
[pagina 143]
[p. 143]
Joab:
 
Dit 's razerny, men blaes', men steecke flux den horen,
875[regelnummer]
En monstere al het volck, en breng' het op de been.
David:
 
Wat wort mijn hart benaut? waer zal de vader heen,
 
Met dien misleiden zoon?
Joab:
 
ick hoor hem herwaert draven,
 
Die u zou weigeren te Sion te begraeven,
 
Maer azen met uw vleesch de vogels op het velt.Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Verreuckeloostge u zelf slaphartigh? denckt het geltGa naar voetnoot880
 
Al 't koningklijck geslaght. waer zal de moeder vlughten
 
Met haeren Salomon?
David:
 
wat staet my niet te duchten
 
In dees verbijstering. hier valt het raetslot zwaer.Ga naar voetnoot883
Joab:
 
Het is geen draelens tijt. wy moeten, op gevaer
885[regelnummer]
Van 't oorlogslot, door bloet van vyanden, ons maegen,Ga naar voetnoot885
 
Heenstreven, niet vergeefs op zy den degen draegen,
 
Wanneer de noot gebiet te vechten voor de kroon,
 
Voor God, en d'eer van 't rijck.
David:
 
wie zal ick best mijn' zoon
 
Betrouwen in den strijt op 't spits der speer t'ontmoeten?Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Hy magh, in mijn gezicht, aen 't outer van dees voeten,Ga naar voetnoot890
 
Noch roepen om genade, uit ootmoedt, en ontzich.Ga naar voetnoot891
 
De vader kan hem best verschoonen, levendighGa naar voetnoot892
 
Gevangen neemen op zijn knien, en 't zwaert opsteecken.Ga naar voetnoot893
 
Betrout men 't Joab toe, zijn moedt is hert in 't wreecken.Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Staffiers, brengt herrewaert mijn wapens, en geweer.Ga naar voetnoot895
 
Ick sta toghtvaerdigh.
Joab:
 
rust. wy lijden nimmermeer,Ga naar voetnoot896
 
Dat gy uw leven waeght, al waer 't om duizent zoonen,
 
Om duizent Absolons. wy kunnen hem verschoonen,
 
Zoo hy gena verzoeckt.
[pagina 144]
[p. 144]
David:
 
Staffiers, brengt wapens, dra,
900[regelnummer]
Mijn harnas, helm, en zwaert.
Joab:
 
hier komt uw Berseba,
 
Met haren Salomon, bedruckt, en root bekreeten.Ga naar voetnoot901
BERSEBA. DAVID. JOAB.
Berseba:
 
Gy brult, gelijck een leeu, geborsten van zijn keten.
 
Genadighste, wat 's dit? mijn lief, wat gaet u aen?Ga naar voetnoot903
David:
 
Het vaderlijcke hart is met den zoon belaên.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Natuur vervoertme, om voor den heirtoght heen te streven,Ga naar voetnoot905
 
In 't barnen van den strijt, of ick dien schoonen 't levenGa naar voetnoot906
 
Kon bergen, eer hy sneefde, in zijn' verworpen staet.Ga naar voetnoot907
Berseba:
 
Is 't billijck datge my, en deze vrucht verlaet,Ga naar voetnoot908
 
U zelven inbrockt, om dien bozen aert te bergen?Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Gy most uw koningin, uw liefste, dat niet vergen,Ga naar voetnoot910
 
Zoo gy haer liefde draeght, uit een oprecht gemoedt.Ga naar voetnoot911
 
Hoe dickwijl zwoertge my, in uwen minnegloet,
 
Uit uwen aertschen troon ten hemel opgetogen,Ga naar voetnoot913
 
Als gy u spiegelde in dit diamant der oogen,
915[regelnummer]
Dat ick u waerder was dan d'eer van uwe kroon,
 
En Salomon alleen zou erven vaders troon!
 
Wat hebtge al vrientschap by mijn' ommegang genoten!Ga naar voetnoot917
 
En zoudtge nu uw vrucht, en my zoo licht verstooten,Ga naar voetnoot918
 
Versteecken van uw troost, om eenen, die veraert,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Na'et schaecken van uw kroon, zijn broederslaghtigh zwaertGa naar voetnoot920
 
U op de keel zet, en, indienwe 't velt verloren,Ga naar voetnoot921
 
Dit lief onmondigh kint, en my, uw lief, zou smooren,
 
Verdrincken in uw bloet, dat warrem schuimt, en roockt,
 
En daer de dootsche geest om 't lijck noch waert, en spoockt?Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Wie schrickt, wie yst niet, die dit prent in zijn gedachten!Ga naar voetnoot925
[pagina 145]
[p. 145]
 
Laet u dan raeden hier den uitgang af te wachten.Ga naar voetnoot926
 
Betrou den heirtoght aen neef Joab, die beproeft,
 
Getrou in 's konings dienst, geen onderwijs behoeft,Ga naar voetnoot928
 
Hoe hy zich draegen moet, om uwen zoon te spaeren,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
En d'eer van uwe kroon te vryen en bewaeren.Ga naar voetnoot930
David:
 
De veltheer Joab is oploopende van moedt:Ga naar voetnoot931
Berseba:
 
En niet afkeerigh van het koningklijcke bloet.Ga naar voetnoot932
 
Hy heeft uw gramschap en verbolgentheit geleenight,Ga naar voetnoot933
 
En met beleit den zoon en vader korts vereenight.Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Betrou den jongeling aen uwen vollen neef.
David:
 
Men kon den jongeling omzetten, eer hy bleef.Ga naar voetnoot936
Berseba:
 
Indien hy luistren wil, hem wort geen vree geweigert.
David:
 
My dunckt ick zie alree hoe hy te paerde steigert,Ga naar voetnoot938
 
Zich midden in het heir voor al het volck vertoont.
Berseba:
940[regelnummer]
Gy hebt hem al te ruim den toom geviert, verschoont.Ga naar voetnoot940
 
Veel nutter waer hy kort en ingetoomt gehouden.
 
Dien dertlen is te vroegh zijn dootschult quijt geschouden.Ga naar voetnoot942
David:
 
Hy zworf om Ammons schult, die droegh de grootste schult.Ga naar voetnoot943
Berseba:
 
Wie schent zijn vaders bedde, en oeffent zijn gedult,Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Door zulck een lasterstuck?Ga naar voetnoot945
David:
 
ick kon het hem vergeven.
Berseba:
 
Dat eischt hy niet. gy zijt bekommert voor zijn leven,Ga naar voetnoot946
 
Terwijl uw leven drijft in 't uiterste gevaer
 
Van schipbreucke, in een zee van oproer, bang en naer.Ga naar voetnoot948
[pagina 146]
[p. 146]
David:
 
Godt strafze, en slaze, die zoo fel hier onder blazen.Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Achitofel misbruickt lichtvaerdigen, en dwazen:
 
Die blinde leitsman drijft de benden herwaert aen.
Joab:
 
Heer koning, 't is geen tijt van suffen, maer van slaen.Ga naar voetnoot952
 
Wy moeten voor de vuist hem daegen voor den degen.Ga naar voetnoot953
David:
 
Indienge zonder my te velde gaet, mijn zegen
955[regelnummer]
Kan u niet volgen, tot bederf van Absolon.Ga naar voetnoot955
Joab:
 
Gezegent ofte niet: wy moeten flux dees bron
 
Van oproer met het vleesch en bloet des vyants stoppen.
David:
 
Helaes, dit raeckt mijn hart. het hart begint te kloppen.
 
Aertsvader Abraham wert niet zoo zwaer bezocht,
960[regelnummer]
In 't offren van zijn' zoon, laet my den achtertoghtGa naar voetnoot960
 
Bevolen. Joab magh den middeltoght bewaeren,Ga naar voetnoot961
 
Abisai vooraen toezetten op de schaeren,Ga naar voetnoot962
 
En 't spits des vloeckverwants. zoo moght mijn raet de zielGa naar voetnoot963
 
Van Absolon, zoo hem de moedt uit noot ontviel,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Verschoonen. laet het toe dat zich de koning wapen'.
 
Men bluscht geen kinderliefde, een treck ons ingeschapen.Ga naar voetnoot966
Berseba:
 
Getrouwe helt, waerheen? wie scheurt u van mijn trou,Ga naar voetnoot967
 
My dier gezworen, toen, gedompelt in den rou,
 
Ick om Urias treurde, en zulck een' smaet most draegen?
970[regelnummer]
Verlaetge Salomon, zoo hoogh op uwe dagenGa naar voetnoot970
 
Gewonnen? moet, och arme, een moeder met dit kint,
 
[Het schreit zijn' vader aen,] ontgelden dat gy mintGa naar voetnoot972
 
Die Godt in u bestrijt?Ga naar voetnoot973
Joab:
 
het staet ons niet te lijden,
 
Dat gy uw koningin en erfgenaem in 't strijden,
975[regelnummer]
Uw rijck, en al dit volck, dat aen uw leven hangt,Ga naar voetnoot975
[pagina 147]
[p. 147]
 
Zult hangen ['t zy de zoon u nederleght, of vangt,]
 
Al teffens aen een' slagh. de schipbreuck van uw levenGa naar voetnoot976-77
 
Waer 't algemeen bederf: en komen wy te sneven,Ga naar voetnoot978
 
Of half, of altemael, oock d'allerleste man,
980[regelnummer]
Dat acht de vyant niet. het heiloos vloeckgespan
 
Is slechts op David uit. indienze hem vernielen:Ga naar voetnoot981
 
Een koningshooft weeght meer dan tienwerf duizent zielen.Ga naar voetnoot982
 
De koning, na'et verlies van eenen zwaeren slagh,
 
[De hooghste keer' het,] kan met koninklijck gezaghGa naar voetnoot984
985[regelnummer]
Die neêrlaegh wederom herstellen. hou dan vrede.Ga naar voetnoot985
 
Blijf met uw koningin gerust in deze stede,
 
Die strecke een vryburgh en gewisse toeverlaetGa naar voetnoot987
 
Voor 't vlughtende overschot, zoo Absolon ons slaet:
 
En houdtge u buiten scheuts: de vyant zal vermoedenGa naar voetnoot989
990[regelnummer]
Dat gy, gesterckt met noch een leger, u kunt hoeden,
 
En redden in gevaer voor aenstoot. laet u raên.Ga naar voetnoot973-91Ga naar voetnoot991
 
Het is hoogh tijt.
David:
 
'k beken de noot gebiet te slaen,Ga naar voetnoot992
 
Te toonen dat ons moedt noch dapperheit ontbreecken.
 
Laet voort de krijghsbazuin door al het leger steecken.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Wy zullen, op de poort gezeten, met ons oogh
 
Het krijghsvolck in 't gelidt zien trecken, van om hoogh,
 
En monstren regement en vaendels, krijghskornellen,
 
En hopmans, en de maght en al de hoofden tellen.
 
Wat hooren wy? daer komt het oproer voor den dagh,
1000[regelnummer]
Om ons in 't vlacke velt te perssen tot den slagh.Ga naar voetnoot1000
 
Zy zullen in 't gezicht van deze vesten kraeien,Ga naar voetnoot1001
 
En treckende voorby ten zuiden ommezwaeien,
 
Naer 't bosch van Efraim. 't gaet wel. zy trecken voor.
 
Gy zult hun in den staert naerzetten op het spoor.Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Bewaer den middeltoght, als veltheer. roep uw' broeder.Ga naar voetnoot1005
Joab:
 
Koom hier, Abisai.
David:
 
hanthaver van 's rijx hoeder,
 
Gy toonde voor Syriers, en Idumeen al wat
[pagina 148]
[p. 148]
 
In overste en soldaet vereischt wort en geschat,
 
Beleit, en oorloghsmoedt: gy zult u heden quijten,
1010[regelnummer]
En in den voortoght fors het scherpe spits afbijten.Ga naar voetnoot1010
 
Koom hier, helt Ithai, voorzien van reuzekracht,
 
Getrou in lief en leedt: 'k beveel u d'achterwacht:Ga naar voetnoot1005-1012Ga naar voetnoot1012
 
En gy kornellen, en gy hopmans, waert te kroonen,Ga naar voetnoot1013
 
'k Beveel u, hooft voor hooft, wilt Absolon verschoonen,
1015[regelnummer]
Den schoonen Absolon, mijn kint, my lief en waert.
 
Gedenckt, helaes, gedenckt al wat hem wedervaert,
 
Dat komt den vader zelf, en Godts gezalfden over.Ga naar voetnoot1017
 
'k Heb hem niet voortgeteelt, gevoedt, om, als een rover,Ga naar voetnoot1018
 
En wederspannigh zoon te sterven met dien smaet.
1020[regelnummer]
De jonge bloem misleit, verdient hierom elx haet,
 
Noch vaders vloeck niet. magh mijn liefde uw hart bewegen,Ga naar voetnoot1021
 
Zoo geeft ons elck uw hant. de vaderlijcke zegen
 
Zal u en Absolon geleiden op uw woort.
 
Prins Sobi, volghme met uw' hofstoet op de poort.
1025[regelnummer]
Mevrouw, klim met my op de poort, daer ick u leide.
 
De kleene Salomon ga midden tusschen beide.
 
Prins Absolon treckt in slaghorden herwaert aen.
 
Elck neem' zijn hoefslagh waer, en kenn' zijn standertvaen.Ga naar voetnoot1028
Berseba:
 
Heer koning, laet ons hier te gader
1030[regelnummer]
  Neêrzitten. zet nu Salomon
 
Recht voor de moeder, en den vader,
 
Of hy te beter uitzien kon.Ga naar voetnoot1032
 
Prins Sobi, zet u aen mijn zijde.
 
Hier ziet men over 't vlacke velt.
David:
1035[regelnummer]
Och, zaegh ick dat mijn hart verblijde.
 
Daer komt het opgeruit gewelt.Ga naar voetnoot1036
 
Een zwarte stofwolck aen gestoven
 
Naer Manaïm van 's lants Jordaen.
 
Nu sta de zoon of vader boven.Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
  Zy kunnen bey niet boven staen.
[pagina 149]
[p. 149]
Berseba:
 
Zy draven snel, en komen dichter
 
En dichter naer dees legerwal.
 
De donckre stofwolck wort nu lichter,
 
En heldert op. men hoort geschal
1045[regelnummer]
Van krijghsbazuinen, en klaeroenen.
 
O Godt, bescherm ons voor hun maght.
David:
 
Ick zie geen middel van verzoenen.
 
Gy helden zet u in uw kracht.Ga naar voetnoot1048
 
Zy willen Davids heir verbluffen,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
  Uitdaegen met een' stouten moedt,
 
Op dat het uitkoom' zonder suffen,Ga naar voetnoot1051
 
En eenmael zette voet by voet.Ga naar voetnoot1052
 
Men kanze reede al onderscheien.
Berseba:
 
Wat riddertroep stoot daer vooruit
1055[regelnummer]
Met goude en zilvre livereien,Ga naar voetnoot1055
 
Verhit op koningklijcken buit?
 
Wie steeckt daer uit met zijn cieraedje,Ga naar voetnoot1057
 
En open helm? wie magh dat zijn?Ga naar voetnoot1058
 
Hy voert een roode krijghspluimaedje.
David:
1060[regelnummer]
  Dat 's Absolon, of een in schijnGa naar voetnoot1060
 
Hem gansch gelijck van zwier en wezen.Ga naar voetnoot1061
 
Hy schiet een' worpschicht in de lucht,Ga naar voetnoot1062
 
Berijt een muilpaert, uitgelezenGa naar voetnoot1063
 
Van leest, dat schijnt uit oorlogszucht
1065[regelnummer]
Van ver te brieschen al verbolgen.
 
Zoo draeft den prins den drommel voor.Ga naar voetnoot1066
 
De stoute regementen volgen
 
Met hunne vleuglen 's prinssen spoor.
 
Het gaet gelijck ick docht. zy draeien
1070[regelnummer]
  Ter rechte hant om, zuidwaert aen
 
Naer 't bosch van Efraïm. zy zwaeien,
 
En toonen David d'oorloghsbaen,Ga naar voetnoot1072
[pagina 150]
[p. 150]
 
Met hun hoovaerdige bravade.Ga naar voetnoot1073
 
Nu Joab, val hun in den staert:Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Doch maetigh strengheit met genade.Ga naar voetnoot1075
 
Zie toe dat gy den jongling spaert.
 
Treck rustigh heene op 't oorloghsteken.Ga naar voetnoot1077
 
Wy gaen om laegh met Gode spreecken,
 
In onze aendachtige gebeên.Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
  Hoe wort een vaders hart bestreên!Ga naar voetnoot1080
REY VAN HOVELINGEN.
Zang:
 
Men bidde 't hooft der heerschappye
 
In 't eeuwigh licht,
 
Dat Joab trou de kroon bevrye
 
En zijnen plicht
1085[regelnummer]
Naer 's konings wil en wensch bewaere,Ga naar voetnoot1085
 
Op dat den zoon
 
In 't slaen geen onheil wedervaere.Ga naar voetnoot1087
 
't Is kunst den toon
 
En maet des oorloghs zoo te volgen,
1090[regelnummer]
  Dat 's krijghsmans moedt
 
Niet uitspatte, al te heet verbolgen,
 
Maer 's konings bloet
 
Verschoone, eer 't zwaert van rouwe treffeGa naar voetnoot1093
 
Den ouden man,
1095[regelnummer]
En zich een hofgeschrey verheffe.
 
Een doode kan
 
De wraeck toch geen genoegen geven.Ga naar voetnoot1097
 
Al 's konings lust
 
En leven hangt aen 's jonglings leven.
1100[regelnummer]
  Wort dit geblust,Ga naar voetnoot1100
 
De vader zal zijn doot besterven,Ga naar voetnoot1101
 
En 't gansche rijck
 
In rou den grooten heilant derven,Ga naar voetnoot1103
 
Der stammen wijck.Ga naar voetnoot1104
Tegenzang:
1105[regelnummer]
Wat raet? wie stilt de krijghsgemoeden?Ga naar voetnoot1105
[pagina 151]
[p. 151]
 
Een die verblint
 
En wulpsch zich zelf niet wil behoeden,Ga naar voetnoot1107
 
Maer strijtgezint
 
Zijn' moedt in 't bloedigh velt betoonen,
1110[regelnummer]
  Op 't punt van 't zwaert,
 
Hoe kan de veltheer hem verschoonen?
 
Hy wort bewaert,Ga naar voetnoot1112
 
Wie zich bewaert, en zoeckt te bergen.Ga naar voetnoot1113
 
Het krijghsgevalGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Rolt wonderlijck, en lijdt geen tergen.Ga naar voetnoot1115
 
Een oorloghsbalGa naar voetnoot1116
 
Voelt stuit en weêrstuit onder 't strevenGa naar voetnoot1117
 
In zijne vlught,
 
Wanneer dees eens is opgegeven,Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
  En door de lucht
 
Zijn' vaert heeft uit der hant genomen.
 
Zoo wil 't hier gaen.Ga naar voetnoot1122
 
Men magh wel voor den avont schroomen.Ga naar voetnoot1123
 
Nu staet de baen
1125[regelnummer]
Voor Absolon en Joab open.
 
Dees bange daghGa naar voetnoot1126
 
Beknelt ons tusschen vrees en hoopen,
 
Een hardt gelagh.Ga naar voetnoot1128
Toezang:
 
Verschijn, ô Godt, met troost in 't midden,
1130[regelnummer]
  En schey dit bloetkrackeel,Ga naar voetnoot1130
 
Terwijlwe met den koning bidden.
 
Verkeer dit treurtooneel
 
In blyschap, en in blijde spelen,
 
Op datwe 's konings harpesnaerGa naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Met zang en zoet geluit van keelen
 
Navolgen mogen, en geen baerGa naar voetnoot1136
 
Van zoone en vader droef geleiden.
 
Vertroost ons, die uw' troost verbeiden.

voetnoot519
voort: dadelik.
voetnoot521
kraeit: verkondigt luide (zie Ned. Wdb. VIII, 11).
voetnoot522
den heirtoght: het optrekken van het leger.
voetnoot525
kil: bedding; gronden: peilen.
voetnoot526
wadt: ondiepe plaats.
voetnoot528
Noch: bovendien.
voetnoot529
raecken vlot: raken los van de grond.
voetnoot531
voor stroom af: met de stroom mee; bestaet: onderneemt.
voetnoot532
En waer gebleven met: En hoe moet het aflopen met.
voetnoot533
krijghsgeweer: krijgsuitrusting.
voetnoot535
keert: weerstaan wil.
voetnoot536
uitgeleert: volleerd.
voetnoot537
't miste: het mislukte; wel: wel eens, soms; op alle streecken (vgl. 506): in allerlei landstreken.
voetnoot538
De jonge (koning): Absolon.
voetnoot539
slaet men twijfel: twijfelt men.
voetnoot543
neemt elcken slaghboegh waer: let op elke draaiende wind, die de boeg in gunstige of ongunstige richting kan doen wenden (Ned. Wdb. XIV, 1525).
voetnoot544
ongelegenheit: ongunstige omstandigheden.
voetnoot545
ziet aen: neemt in aanmerking; ontijt: ongunstige tijd (Ned. Wdb. X, 1874); evenzo is onweêr in 546: ongunstig weer.
voetnoot547
vermoedt op: verdacht is op.
voetnoot548
heet van gloet: vol strijdlust.
voetnoot549
aenplompen: tekenend woord voor de paardenstappen in het ondiepe water.
voetnoot551
wielinge: draaistroom.
voetnoot552
geschut: tegengehouden.
voetnoot553
zwichte: week.
voetnoot554
vry: zeer.
voetnoot556
vierkant: in vierkante slagorde.
voetnoot559
woort: bevel.
voetnoot562
laet' het zich gevallen: moge het goedkeuren.
voetnoot563
Hoe ging de roep: welke geruchten verspreidden zich; dit gespan: deze troepenmacht.
voetnoot566
Verkuntschapten: berichtten.
voetnoot570
woelen: wemelen.
voetnoot571
van boven: langs de rivier stroomafwaarts.
voetnoot573
nootdruftigheid: proviand.
voetnoot574
afgesteecken: ontworpen, door in het terrein de plaats er voor af te palen (term van het krijgswezen, Ned. Wdb. I, 1546).
voetnoot576
havent zich: maakt zich in orde, herstelt zijn uitrusting.
voetnoot578
Men rukt zo onvoorbereid niet op.
voetnoot579
steun en rugh: ruggesteun (vgl. vs. 250).
voetnoot581
zeissenwagen: strijdwagen met messen aan de wielen, in de oudheid gebruikelik (vgl. vs. 1545).
voetnoot583
of 't God gaf: als door een goddelike beschikking.
voetnoot585
yveren: zich beijveren.
voetnoot586
in den mont: tegemoet.
voetnoot587
spoedt: bespoedigt.
voetnoot588
bewaert: beschermt.
voetnoot590
past: zorgt er voor.
voetnoot592
gekloncken: beslist (oorspr. geslagen, getroffen).
voetnoot594
geraeckten om: verloren.
voetnoot595
slim: slecht.
voetnoot597
ongelijck te slechten: zie bij vs. 33.
voetnoot598
teffens: tegelijk.
voetnoot600
Dat traegh te hoopen is: wat wij nauweliks mogen verwachten.
voetnoot603
rechter: Richter.
voetnoot605
hangt aen: is afhankelik van.
voetnoot606
in slagh op slagh: bij elke slag opnieuw.
voetnoot608-610
bewaert: beschermt. Het goud (als symbool van het koningschap) is op zich zelf geen waarborg voor de kroon, als het wapengeweld het wettig gezag en tevens de eer van het koningschap niet handhaaft.
voetnoot611
Amasa was de zoon van Davids zuster, dus Davids neef (vs. 613).
voetnoot613
gelegenheit: omstandigheden.
voetnoot616
onderkroop: listig naderde.
voetnoot617
den boezem t'ondertasten: de gemoedsstemming te onderzoeken.
voetnoot618
vroomsten: rechtschapenste; belasten: bezwaren met een beschuldiging (Ned. Wdb. II, 1678).
voetnoot619
schijn van vromicheit: blijk (vgl. 621) van rechtschapenheid.
voetnoot620
schon (van schennen): schond.
voetnoot621
stuck: misdrijf.
voetnoot622
verworft: verwierft.
voetnoot625
toeleide: het er op toelegde.
voetnoot627
op te komen: aan te vallen.
voetnoot629
bedorven: verdorven; wil: zal.
voetnoot631
op haer luimen leit: op de loer ligt.
voetnoot633
smeecken: synoniem van vleien.
voetnoot634
hoofsch en heuscheit: hoffelikheid en welwillendheid.
voetnoot635
Naer tijts gelegentheit: als de omstandigheden het toelaten.
voetnoot637
't zelve: hetzelfde.
voetnoot639
spoede zoo zijn godevaert: bespoedigde op die wijze (nl. door listige voorwendsels) zijn bedevaert. Vgl. David in Ballingschap, vs. 107).
voetnoot640
u te komen onder 't zwaert: vgl. onder 't zwaert te kruipen in Adonias, vs. 561-62. Volgens Van Lennep een term uit de schermkunst: een kunstgreep om de tegenstander listig te naderen.
voetnoot642
stoel: troon.
voetnoot644
ging men in: aanvaardde men (vgl. op iets ingaan).
voetnoot645
keert zich aen: bekommert zich om.
voetnoot646
al stont hy in geen reden: al gedroeg hij zich onredelik(?).
voetnoot650
afbeelde: op hem geleek.
voetnoot651
't uiterlijcke kroost: de gelaatstrekken (Ned. Wdb. VIII, 365).
voetnoot653
stock: steun; verstrecken: dienen.
voetnoot657
overstulpen: bedekken.
voetnoot659
gespreck: onderhandeling (vgl. 669).
voetnoot660
ter spraecke staen: te woord staan.
voetnoot661
sluiten: besluiten.
voetnoot664
spiên: spionnen.
voetnoot666
in te luiden: te bedriegen.
voetnoot670
te ploffen: te vallen, zijn troon te verliezen.
voetnoot672
handlen: onderhandelen, vgl. handel: onderhandeling in het volgende vers.
voetnoot673
buiten scheuts: buiten schot.
voetnoot677
Niet lievers: niets liever.
voetnoot678
in 't uiterst: in het laatste ogenblik.
voetnoot680
stellen ons in last: steken ons in moeielikheden.
voetnoot683
maeckt het my moê: bezorgt mij onduldbare last.
voetnoot685
is maghtigh: is in staat.
voetnoot687
stijl: stut, steun; rechte hant: rechterhand.
voetnoot689
verongelijcken: onrecht aandoen.
voetnoot690
sluit niet: past niet bij, is niet in overeenstemming met uw daden.
voetnoot691
Wenste ik ù zegen toe, dan zou dat betekenen dat ik mijn meester een ramp gunde.
voetnoot692-93
Wat is het eigenlike doel van uw komst?
voetnoot694
zich neêrsloegh: zich legerde.
voetnoot695
u dienen van onze ongelegenheit: uw voordeel doen met mogelike zwakke zijden van onze stellingen.
voetnoot697
Verspreecken: een afspraak maken met, onderhandelen met (?) Mnl. Wdb. VIII, 2520: raemen: tot stand brengen.
voetnoot698
Bloetvrienden: bloedverwanten.
voetnoot699
Vereenigen: het eens worden; Er ontstaat tussen bloedverwanten nooit een zó verre verwijdering.
voetnoot700
heusch gemoet': vriendelik tegemoet komt.
voetnoot701
Oneffenheit: geschil; ge-effent en gevonden (proteron husteron): de oorzaak van het geschil wordt opgespoord, en dit uit de weg geruimd.
voetnoot704
schoffeert: onteert.
voetnoot707
dien stanck: de herinnering aan die afschuwwekkende daad (vgl. vs. 93).
voetnoot710
onmaetigheit zal regelen: tuchteloosheid moet in toom houden.
voetnoot711-12
spat uit: gaat zich te buiten; helscheit: helse gemeenheid.
voetnoot713
lasterstuck: schanddaad; stijven: versterken, bevestigen.
voetnoot714
't schuldigh blijven: het verzuimen, het laten begaan.
voetnoot715
schreit: schreeuwt.
voetnoot717
Urias brief en moort: zie David in Ballingschap. Inh. r. 2 en vs. 260-62.
voetnoot718
ter spraecke komen: tot onderhandeling geraken.
voetnoot720
Laten wij deze nu niet ter zake dienende feiten voorbijgaan.
voetnoot723
hier op: op deze voorwaarde.
voetnoot729
zie 1 Sam. 16, 13.
voetnoot730
zie 1 Sam. 19, 10.
voetnoot731
zie 1 Sam. 31, 4.
voetnoot732
als ééne ziel: eensgezind.
voetnoot733
Godt kennende: God erkennende, Zijn wil eerbiedigende; t' hemelsche believen: de wil des hemels.
voetnoot734
den recht gewettighden: degene die volgens het recht aanspraak had.
voetnoot732-35
zie 1 Kron. 11, 3.
voetnoot736
in zijn kroon wou vliegen: van zijn kroon wilde beroven.
voetnoot739
herkaeuwen: overdenken; stuck: daad.
voetnoot740
lijf en staet: leven en positie.
voetnoot741
vroomheit: dapperheid; grootdadig: door zijn grote daden.
voetnoot742
dier verplichte: in hoge mate aan zich verplichtte; dier: zo dat men er zeer door gebonden is (Ned. Wdb. III, 2584, waar de verbinding met verplichten niet vermeld wordt).
voetnoot743
toeviel: ten deel viel.
voetnoot744
verwaten: misdadige (eig. vervloekte).
voetnoot745
vryen: bevrijden; op den hals: zelfs met gevaar van eigen leven.
voetnoot746-47
vaeren in den schilt: te lijf gaan (Ned. Wdb. XIV, 654).
voetnoot748
verge: vrage, eise van.
voetnoot750
bedorven: verdorven.
voetnoot751
bewaert: beschermt, handhaaft.
voetnoot752
opquam: aanviel; schelmsche: bedriegelike.
voetnoot754-58
Zie 2 Sam. 3; 't hart afsteecken: het hart doorboren, doden; Sauls: in twee lettergrepen; aen David overslaen: naar David overlopen; holp: hielp; rou: smart; kroonen: eren.
voetnoot760
durf: durft. Zie 2 Sam. 2, 23.
voetnoot764
raemen: beramen.
voetnoot765
kroongeschil: strijd om de kroon.
voetnoot766
oneffenheit rechten: twist beslechten.
voetnoot767
tusschenspreecken: bemiddeling.
voetnoot768
gespan: troep.
voetnoot772
eerlijcker: eervoller.
voetnoot773
onterven: beroven.
voetnoot774
vervreemt niet: komt niet in een vreemd geslacht.
voetnoot777-78
als het bloet zoo snoot verbastert van: als de nakomeling zo schandelik afvallig wordt van.
voetnoot779
staet: toestand.
voetnoot780
overslaet: doorslaat.
voetnoot781
Godt geve oock op wat zy: naar welke zijde het ook, naar Gods beschikking, moge zijn.
voetnoot785
een wet: één geloof.
voetnoot788
wisselijck: met zekerheid; met voorbedachten raet: volgens een vooropgesteld plan.
voetnoot789
De ten oorlog trekkende zoon nog tot overeenstemming brengt met de vader.
voetnoot790
handelen: onderhandelen.
voetnoot792
vloeckverwantschap: misdadige samenzwering.
voetnoot793
't verraet bezweeren dorsten: onder ede zich durfden verbinden tot het verraad (Ned. Wdb. II, 2517).
voetnoot795
blanck: oorspr. epitheton van het harnas; dan ook van degene die het harnas draagt (Ned. Wdb. II, 2781); tegens een: tegen elkaar.
voetnoot796-97
van uwer hant draven: door uw hand aangeboden worden. Het Ned. Wdb. III, 3265 geeft alleen een plaats van Hooft; draven uit = voortkomen uit.
voetnoot801
storten: vallen.
voetnoot802
men kan hem niet veel levens korten: de levenstijd die men hem zou kunnen ontnemen door hem te doden, is niet lang meer.
voetnoot806
ondergaen: overreding.
voetnoot807
men hou my buiten schult: men kan mij niets verwijten.
voetnoot808
van: door.
voetnoot809
verdraegen: tot verdrag te komen.
voetnoot811
zorghelijck: met bezorgdheid.
voetnoot814
dingt u naer het leven: heeft het op uw leven gemunt (Ned. Wdb. III, 2636).
voetnoot815
ick scholt hem oock mijn leven quijt: ik zou hem ook mijn leven prijs geven.
voetnoot816
strax: onmiddellik.
voetnoot817
reedt: gereed staande, doortastend; flus: zo even; verduuren: afwachten(?) (Zie een twijfelachtige plaats in Mnl. Wdb. VIII, 1681).
voetnoot821
met orde rechten: door orde vervangen, bestrijden.
voetnoot822
springt te rug: zet ons achteruit(?).
voetnoot824
Men zett' vry een op al: men wage alles op één kans (Ned. Wdb. III, 3801); van weêrzyde: aan beide kanten, d.w.z. ook als wij overwinnen dreigt er gevaar (voor Absolon's leven).
voetnoot829
ons nu in 't velt beroepen: roepen ons nu ten strijde.
voetnoot831
achte geen getal: gaf niet om het aantal (van uw vijanden).
voetnoot832
godtsjammerlijck: allerellendigst (in de 17de eeuw nog niet gemeenzaam of ruw).
voetnoot833
by: door.
voetnoot834
Zaeght gy (geen kans), zijn oproerigheid door minnelike schikking tot bedaren te brengen?
voetnoot835
quam om verdragh niet ommezien: kwam niet om te trachten een verdrag te sluiten (ommezien: uitzien naar).
voetnoot837
loos: op listige wijze.
voetnoot838
zijn' moedt te koelen: wraak te nemen.
voetnoot843
zeissenwagens: vgl. vs. 581.
voetnoot844-45
rug En boóm: bodem kan betekenen: grondgebied (vgl. Inhoudt, r. 14). Ook rug wordt voor oppervlakte gebruikt (Ned. Wdb. XIII, 1595).
voetnoot845
drucken: met zijn troepen te bezetten. Of: te onderdrukken, onderwerpen?
voetnoot847
koninghsslagh: blijkbaar spreekwoordelijk, maar in de woordenboeken tot nu toe niet vermeld.
voetnoot851
vallen op den hals: overvallen.
voetnoot854
wetgenooten: volks- en geloofsgenoten.
voetnoot855
dat met recht zich zelven schaem: waarvoor men terecht zich zou moeten schamen.
voetnoot857
Geen edelmoedige aert: Niemand met edelmoedig karakter.
voetnoot858
terght: trotseert; wrevelheit en weelde: misdadige neiging en losbandigheid.
voetnoot859
verworf: verwierf (vgl. bedorf: bedierf).
voetnoot860
Zie 2 Sam. 14, 30.
voetnoot861
perste: noodzaakte.
voetnoot862
vorderen: bevorderen.
voetnoot863
entlijck: ten slotte.
voetnoot864
aen dit verwildren sloegh: begon zo opstandig te worden.
voetnoot865
vloeckgenooten: bondgenoten bij dit misdadig voornemen.
voetnoot866
stroopen: roven; 't hart afstooten: doden (vgl. afsteecken in vs. 754).
voetnoot867
pas op uw geweer: zorg voor uw bewapening.
voetnoot868
heeft lang uit: is sinds lang geëindigd; ley hy neer (uitroep): mocht hij neerleggen.
voetnoot869
strax: kort geleden.
voetnoot871
wat valt dit bang: wat is dit moeielik te dragen!
voetnoot872
's krijghsvolck: (aldus in alle uitgaven) in plaats van krijghsvolcx. Misschien is het vers op 't gehoor geschreven, en de s-klank weggebleven vóór de volgende z.
voetnoot873
liever: nl. dan dat hij sneuvelde.
voetnoot879
azen: voeden.
voetnoot880
Verreuckeloostge u zelf: geeft ge niet om uw eigen leven; slaphartigh: weifelmoedig.
voetnoot883
raetslot: besluit, beslissing.
voetnoot885
't oorlogslot: de kansen van de strijd.
voetnoot889
Betrouwen: toevertrouwen, te verbinden met mijn' zoon t'ontmoeten (te bestrijden).
voetnoot890
Hy magh: het is mogelik dat hy; in mijn gezicht: voor mijn ogen; 't outer: omdat hij daar veilig, als voor een altaar, genade kan verwachten.
voetnoot891
ontzich: ontzag.
voetnoot892
levendigh: levend.
voetnoot893
opsteecken: in de schede steken.
voetnoot894
hert: hardvochtig.
voetnoot895
Staffiers: stafdragers, lijfwacht; herrewaert: hierheen; wapens en geweer: wapenrusting en wapenen (vgl. vs. 900).
voetnoot896
toghtvaerdigh: gereed om ten strijde te gaan; lijden: dulden.
voetnoot901
root bekreeten: met betraand gelaat.
voetnoot903
wat gaet u aen: wat scheelt u?
voetnoot904
belaen met: bekommerd om.
voetnoot905
Natuur vervoertme: Een natuurlike aandrift (mijn vaderliefde) dringt mij; heen te streven: op te trekken.
voetnoot906
't barnen: het branden, het hevigste; of ick (wellicht): wegens de mogelikheid dat ik.
voetnoot907
bergen: beveiligen, redden (ook in vs. 909); verworpen staet: ellendige toestand.
voetnoot908
deze vrucht: dit kind (Salomon).
voetnoot909
U zelven inbrockt: uw leven prijsgeeft, opoffert (Ned. Wdb. VI, 1534); bozen aert: booswicht (Ned. Wdb. vermeldt deze betekenis niet).
voetnoot910
vergen: vragen, verlangen van.
voetnoot911
draeght: toedraagt.
voetnoot913
ten hemel opgetogen: in de hoogste verrukking.
voetnoot917
by: door.
voetnoot918
licht: lichtvaardig.
voetnoot919
Versteecken van: beroven van; veraert: ontaard.
voetnoot920
schaecken: roven; broederslaghtigh: waarmee hij zijn broeder gedood heeft.
voetnoot921
't velt verloren: moesten wijken, de veldslag verliezen.
voetnoot924
Eigenaardige oude voorstelling dat de ziel (de dootsche geest) nog niet dadelik het dode lichaam verlaat, maar in de nabijheid blijft; daer: waer.
voetnoot925
prent in zijn gedachten: zich voorstelt.
voetnoot926
uitgang: uitslag.
voetnoot928
onderwijs: aanwijzingen, wenken.
voetnoot929
zich draegen: zich gedragen.
voetnoot930
vryen: vrij te houden van smetten; bewaeren: handhaven.
voetnoot931
oploopende van moedt: driftig van aard.
voetnoot932
En het koningsgeslacht goed gezind.
voetnoot933
geleenight: getemperd.
voetnoot934
korts: nog kort geleden.
voetnoot936
omzetten: van gedachten doen veranderen; bleef: sneuvelde (eufemisme).
voetnoot938
steigert: stijgt.
voetnoot940
den toom geviert: toegefelik geweest.
voetnoot942
dertlen: losbandige; zyn dootschult: de schuld voor de broedermoord; geschouden: gescholden.
voetnoot943
zworf: zwierf in ballingschap.
voetnoot944
oeffent zijn gedult: stelt zijn geduld op de proef.
voetnoot945
lasterstuck: schanddaad.
voetnoot946
eischt: vraagt.
voetnoot948
bang en naer: angstwekkend.
voetnoot949
fel: boosaardig; hier onder blazen: stoken (blazen om het vuur aan te wakkeren).
voetnoot952
suffen: treuzelen.
voetnoot953
voor de vuist: openlik.
voetnoot955
bederf: verderf, ondergang.
voetnoot960
den achtertoght bevolen: de achterhoede toevertrouwd.
voetnoot961
den middeltoght bewaeren: het middelste deel onder zijn hoede nemen.
voetnoot962
toezetten op: oprukken tegen.
voetnoot963
vloeckverwant: misdadige bondgenoten; raet: plan; ziel: leven.
voetnoot964
zoo hem de moedt uit noot ontviel: als de nood er toe dringt dat hij de moed opgeeft.
voetnoot966
kinderliefde: liefde voor zijn kinderen.
voetnoot967
scheurt u: rukt u los.
voetnoot970
zoo hoogh op uwe dagen: op zo hoge leeftijd.
voetnoot972
schreit aen: wendt zich schreiend tot (Ned. Wdb. I, 303).
voetnoot973
in u: in u, die Gods vertegenwoordiger zijt.
voetnoot975
dat aen uw leven hangt: welks welzijn afhankelik is van uw leven.
voetnoot976-77
hangen aen één slagh: laten afhangen van de kans dat het met één slag (door uw dood) te niet gaat; nederleght: doodt; al teffens: alles tegelijk.
voetnoot978
bederf: ondergang; accent op wy.
voetnoot981
is uit op: heeft het gemunt op.
voetnoot982
zielen: levens.
voetnoot984
De hooghste keer' het: God verhoede het.
voetnoot985
hou dan vrede: onthoud u van de strijd.
voetnoot987
vryburgh: beveiligde plaats; gewissse toeverlaet: veilige toevlucht.
voetnoot989
buiten scheuts: buiten schot (vgl. vs. 673).
voetnoot973-91
Zie 2 Sam. 18, 3; het staet ons niet te lijden: wij mogen niet dulden.
voetnoot991
aenstoot: aanval.
voetnoot992
slaen: slag leveren.
voetnoot994
voort: dadelik; de krijghsbazuin steecken: het signaal blazen voor de strijd.
voetnoot1000
perssen: noodzaken.
voetnoot1001
kraeien: zie vs. 521, een krijgsgeschreeuw aanheffen (vgl. oproer kraaien).
voetnoot1004
staert: achterhoede; naerzetten: achtervolgen.
voetnoot1005
zie vs. 961.
voetnoot1010
het scherpe spits afbijten: de eerste stoot opvangen, zich aan het eerste gevaar blootstellen (Ned. Wdb. I, 860).
voetnoot1005-1012
zie 2 Sam. 18, 2; Syriers: vgl. vs. 266.
voetnoot1012
beveel u d'achterwacht: vertrouw u de achterhoede toe.
voetnoot1013
waert te kroonen: waardig om geëerd te worden.
voetnoot1017
komt ... over: overkomt.
voetnoot1018
voortgeteelt: verwekt.
voetnoot1021
magh: kan.
voetnoot1028
neem' zijn hoefslagh waer: blijve op zijn post; hoefslagh: de aangewezen standplaats, wachtpost (Ned. Wdb. VI, 796); standertvaen: de banier van zijn regiment.
voetnoot1032
Of hy ... kon: of hij dan mogelik zou kunnen, d.w.z. opdat hij kan. Vgl. een soortgelijke constructie in vs. 906.
voetnoot1036
opgeruit gewelt: de oproerige krijgsmacht.
voetnoot1039
sta .. boven: overwinne.
voetnoot1048
zet u in uw kracht: span uw krachten in.
voetnoot1049
verbluffen: schrik aanjagen.
voetnoot1051
suffen: dralen.
voetnoot1052
zette voet by voet: de strijd aanbindt.
voetnoot1055
livereien: uniformen.
voetnoot1057
cieraedje (sierage): tooi.
voetnoot1058
open helm: helm met geopend vizier.
voetnoot1060
schijn: gedaante.
voetnoot1061
zwier en wezen: gelaatstrekken.
voetnoot1062
worpschicht: pijl.
voetnoot1063
muilpaert: muil(dier) (Ned. Wdb. IX, 1202).
voetnoot1066
drommel: krijgsdrom.
voetnoot1072
d'oorloghsbaen: het terrein voor de strijd.
voetnoot1073
hoovaerdige bravade: trots, pronkend vertoon van dapperheid tegenover de vijand (Ned. Wdb. III, 1158).
voetnoot1074
staert: achterhoede.
voetnoot1075
maetigh: temper.
voetnoot1077
rustigh: flink, kloekmoedig.
voetnoot1079
aendachtige: vrome.
voetnoot1080
bestreên: aangevochten, in tweestrijd gebracht.
voetnoot1085
bewaere: handhave, vervulle.
voetnoot1087
't slaen: de slag.
voetnoot1093
rouwe: smart.
voetnoot1097
genoegen geven: voldoen.
voetnoot1100
geblust: uitgedoofd.
voetnoot1101
zijn doot besterven: de dood van zijn zoon zal de vader het leven kosten (Ned. Wdb. II, 2153).
voetnoot1103
heilant: redder.
voetnoot1104
wijck: toevlucht.
voetnoot1105
krijghsgemoeden: de gemoederen van de strijders.
voetnoot1107
wulpsch: zonder zelfbeheersing; zich behoeden: zich in acht nemen.
voetnoot1112
bewaert: beschermd.
voetnoot1113
bergen: in veiligheid stellen.
voetnoot1114
krijghsgeval: lot van de strijd.
voetnoot1115
wonderlijck: grillig; lijdt geen tergen: duldt niet dat men het tracht te dwingen.
voetnoot1116
oorloghsbal: de oorlog wordt vergeleken met een weggeworpen bal.
voetnoot1117
voelt stuit en weêrstuit: voelt waar hij stuit en terugspringt, zonder dat de hand die hem wierp, er iets aan doen kan; streven: voortgang.
voetnoot1119
opgegeven: omhoog geworpen.
voetnoot1122
wil: zal.
voetnoot1123
schroomen: vrezen.
voetnoot1126
bange: angtswekkende.
voetnoot1128
een hardt gelagh: een pijnlik geval.
voetnoot1130
schey: beslecht; bloetkrackeel: strijd tussen naaste verwanten.
voetnoot1134
's konings harpesnaer: van David, als psalmist.
voetnoot1136
navolgen: volgen op de maat van zijn zang.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank