Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 250]
[p. 250]

Opgang Van Karel Stuart
den tweeden Koning van groot Britanje, Vranckrijck en Yrlant.aant.Ga naar voetnoot*

IN MELIVS REFERET.

 
De nachtegael heft schooner aen te zingen,
 
Nu STUART rijst veel schooner uit den nacht
 
Van misverstant; en allerhande dingenGa naar voetnoot3
 
Zijn verwe geeft met grooter glans en kracht.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Hy voert, als 't licht, den dagh aen met vier paerden,Ga naar voetnoot5
 
En straelen van vier kroonen om zijn hooft,Ga naar voetnoot6
 
Die van den glans der oudren niet veraerden,Ga naar voetnoot7
 
Een' glans, die 't licht der koningen verdooft;Ga naar voetnoot8
 
Een' glans, wien d'eeu des grooten Alexanders
10[regelnummer]
  Magh heugen, en ontluistert stam by stam,Ga naar voetnoot9-10
 
Die, brommende op den schilt van jonger standers,Ga naar voetnoot11
 
Zijn' oirsprong uit het bloet der Gotten nam.
 
Wat zegge ick? liet dees zon in 't onderdaelen,
 
Toen zy het paert des avonts dreef te wet,Ga naar voetnoot13-14
15[regelnummer]
In 't water niet veel luisters van haer straelen,
 
Terwijlze sliep in Thetis schoot en bedt?
 
Neen zeker, toen zy flaeu scheen, en bezwekenGa naar voetnoot17
[pagina 251]
[p. 251]
 
Op onze kim, ley zy haer licht niet af.Ga naar voetnoot18
 
Zy daelde om eens veel stercker aen te breecken,
20[regelnummer]
  Al schreide Arkadje, als ofze zonck in 't graf.Ga naar voetnoot20
 
Nu vliên verbaesde en ydele geruchten,Ga naar voetnoot21
 
Harpy en Sfinx, gebroetsels van den nacht.Ga naar voetnoot22
 
De zeepest, zee-en-lantgedroghten vlughten.
 
Het oproer van de hel verloopt zijn wacht.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Wie jaeghtze dus, van schrick en angst bezeten?Ga naar voetnoot25
 
Wat vreezenze, dewijl haer niemant jaeght?
 
Geen vlughteling ontvlught het boos geweeten,
 
Den gier, den worm, die 't hart verpickt, en knaeght.Ga naar voetnoot28
 
Voor 's konings komste en wagen zweeft Genade,
30[regelnummer]
  Rechtvaerdigheit, en Liefde, en Burgerpais,Ga naar voetnoot30
 
Vier engelen in zuiveren gewade,Ga naar voetnoot31
 
Zoo lang verwacht in 't Engelsche palais.
 
Hoe rieckt die lucht van lelien, en rozen,Ga naar voetnoot33
 
De bloemen van 't geheilighde geslacht,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ten rijxtroon van den hemel uitgekozen,Ga naar voetnoot35
 
Gezalft, gekroont, gehanthaeft in zijn kracht!
 
Het Parlement komt eerst den koning eeren,
 
't Gekroonde hooft, waer van hunne eer begint.
 
Britanje, als 't plagh, begint te triomfeeren.
40[regelnummer]
  d'Eenhoren bruischt door 't zeegroen heen voor wint.Ga naar voetnoot40
 
Nu groeien Y, en Teems, dees stadt, en Londen.Ga naar voetnoot41
 
Godts zegen, als een horen, rijck van vrucht,Ga naar voetnoot42
 
Stort in den schoot der steên, door trou verbonden,
 
Verbont waer voor de vloeck der welvaert vlught.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
De bloetbant van Oranje en groot BritanjeGa naar voetnoot45
 
Geeft hoope dat, der bontgenooten bant
 
Bevestight, elck van beide, op zijn kampanje,Ga naar voetnoot47
 
Braveeren zal wat zich hier tegens kant.Ga naar voetnoot48
 
Het Baltisch meer komt bly de Teems begroeten,Ga naar voetnoot49
[pagina 252]
[p. 252]
50[regelnummer]
  Zijn naeste bloet, nu Londen, 's konings hof,Ga naar voetnoot50
 
En gansch Europe, aen 't outer van zijn voeten,
 
Hem wieroocken met geur van zege en lof.
 
Wat vreest, de stoel des konings, KoppenhaegenGa naar voetnoot53
 
De keten, om den hals der dootsche Sont,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Nu Batavier en Brit de Beltstrant vaegen,Ga naar voetnoot55
 
En spreecken met kortouwen uit den mont?Ga naar voetnoot56
 
De Wyssel op dees faem komt nederbruissen
 
In Dantzix schoot met kaenen, zonder tal.Ga naar voetnoot58
 
De paertshoef, die den oogst vertradt in Pruissen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
  Verlaet de steên en stroomen overal.
 
Byzansse, dat de rijxgrens van Europe,Ga naar voetnoot61
 
En Malte, en Krete, eer trots op hondert steên,Ga naar voetnoot62
 
Den doot zwoer, zit versteecken van zijn hoope,Ga naar voetnoot63
 
Nu groot Britanje al 't aerdtrijck dunckt te kleen.
65[regelnummer]
De tulbant vreest het rijck, dat eer zijn paerden
 
Dorst drencken langs den Nyl, en 't roode meer,
 
Den opgang gaf aen Konstantijns standaerden,
 
En 't heiligh graf beschermde tot Godts eer.Ga naar voetnoot65-68
 
Zoo KAREL eens de kruisstandaerden plante,
70[regelnummer]
  Daer Godt en mensch zijn leste voetstap zet,Ga naar voetnoot70
 
Of voor Karthage een' slagh sloegh van Lepante,Ga naar voetnoot71
 
Ick volghde op zee zijn grootvaêrs zeetrompet.Ga naar voetnoot69-72Ga naar voetnoot72
 
Dan schiep ick lust hem in zijn ballingschappen,
 
Op Maroos draf, te volgen, en een werckGa naar voetnoot73-74
75[regelnummer]
Te tekenen, op 't voorbeelt van zijn stappen,
 
Dat d'eeuwen en den afgront valt te sterck.Ga naar voetnoot76
 
Gy zoudt hem zien in 't harrenas verlaeten,Ga naar voetnoot77
 
Met karrabijns, voor 't recht van d'outste kroon,Ga naar voetnoot78
 
Vier geven op meineedige soldaeten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
  En blixemen door levenden en doôn.
[pagina 253]
[p. 253]
 
Gy zoudt hem zien, begrimt van 's doots grimmassen,Ga naar voetnoot81
 
Na d'overdrift der wolcken, droef en naer,Ga naar voetnoot82
 
Verrijzen uit zijn vaders heilige assen,
 
Geoffert in den gloet op 't hofaltaer.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Gy zoudt hem zien uit eenen boom herboren,Ga naar voetnoot85
 
Op 's vaders troon, al 't rijck voorzien van graen,
 
En 't hongrigh volck, gespijst met weeligh korenGa naar voetnoot87
 
Uit zijnen schoot, den hollen buick verzaên.Ga naar voetnoot88
 
Na 'et missen van zijn kroone en vaders leven,
90[regelnummer]
  En wat zijn recht ontweldight wert zoo straf,Ga naar voetnoot90
 
Behielt de helt, dat hy 't hun kan vergeven,Ga naar voetnoot91
 
Om Godt, die al zijn smaet aen 't kruis vergaf.Ga naar voetnoot92
 
Zoo schijnt de May van vreught te quinckeleeren,
 
Nu Vlooswijck, Graef, Outshoren, MaerseveenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
De Majesteit des grooten Konings eeren,
 
Die met zijn' glans het vrye lant bescheen.
 
 
 
J. V. Vondel.

t'Amsterdam, by de weduwe van Abraham de Wees, op den middeldam. 1660.

voetnoot*
Van 1660. - Volgens de tekst van de afzonderlijke uitgave in plano (Unger no. 603). Het motto ontleend aan Aeneïs I, 281, betekent: zal tot beter inzicht komen, waarbij in dit verband als subject te denken is: het Engelse volk.
Amsterdam zond aan Karel II na zijn verheffing tot koning (zie het vorige gedicht) een deputatie om hem geluk te wensen en uit te nodigen tot een bezoek aan Amsterdam vóór zijn vertrek teneinde daar feestelik te worden ontvangen. In opdracht van burgemeesters schreef Vondel dit gedicht, dat uit naam van burgemeesters de koning bij deze ontvangst zou worden aangeboden, maar dat niet tot zijn recht is gekomen, daar Karel het hem verzochte bezoek niet heeft gebracht. Zie Schillings, Vondel en de regeerders van Amsterdam, Amsterdam 1917, blz. 78.
voetnoot3
misverstant: onenigheid, burgeroorlog.
voetnoot4
verwe: kleur.
voetnoot5
't licht: de zon, als zonnewagen, door een vierspan getrokken.
voetnoot6
vier kroonen: van Engeland, Schotland, Ierland en van Frankrijk, van welk land de Engelse vorsten zich sedert Hendrik V ook koning noemden.
voetnoot7
oudren: voorouders; niet veraerden van: niet onderdoen voor.
voetnoot8
verdooft: overschittert.
voetnoot9-10
Vondel laat het stamhuis van de Stuarts dus opklimmen tot de tijd van Alexander de Grote, en menige andere stam overwinnen (ontluisteren).
voetnoot11
brommende op: pronkende met. De bedoeling schijnt te zijn dat in het wapenschild ook jongere bestanddelen opgenomen waren, maar dat de oorsprong ligt in de vroeg-Germaanse tijd. Gotten (Goten) is dan de verzamelnaam voor Germanen (in deel 3, blz. 379, gebruikt V. het voor de Zweden).
voetnoot13-14
dees zou: Karel; dreef te wet: deed neerdalen in de Westelike zee, bij de zeegodin Thetis (vs. 16).
voetnoot17
flaeu scheen: weinig licht verspreidde.
voetnoot18
Op onze kim: nl. hier te lande, in ballingschap.
voetnoot20
nl. toen het oude Arcadië voor het eerst een zonsondergang aanschouwde. Zie Leeuwendalers, vs. 1666-1677 (deel 5, blz. 340).
voetnoot21
verbaesde: verschrikte; ydele: loze.
voetnoot22
Harpy: bevuilend (lasterlik) monster.
voetnoot24
Het oproer van de hel: vgl. de ‘vermomde Lucifer’ in deel 5, blz. 476; verloopt: verzuimt, verlaat, door weg te lopen (Mnl. Wdb. VIII, 2066).
voetnoot25
van: door.
voetnoot28
verpickt: stuk pikt. Dubbel beeld voor het knagende geweten (vgl. het slot van de Geuse-vesper).
voetnoot30
Burgerpais: binnenlandse Vrede.
voetnoot31
engelen: woordspeling met het volgende Engelsche palais.
voetnoot33
lelien en rozen: de Franse lelie en de Engelse roos (vgl. deel 5, blz. 162).
voetnoot34
't geheilighde geslacht: de Stuarts.
voetnoot35
van: door.
voetnoot40
d'Eenhoorn: het fabelachtig dier, als schilddrager van de koninklike wapens van Engeland en Schotland. Het koninklike schip doorklieft voorspoedig de wateren, op weg naar Engeland.
voetnoot41
groeien: genieten, gevoelen zich gelukkig; dees stadt: Amsterdam.
voetnoot42
horen: de horen des overvloeds.
voetnoot44
de vloeck der welvaert: het monster dat de welvaart bedreigt.
voetnoot45
Dit slaat op het huwelik van stadhouder Willem II met Maria, dochter van Karel I; Bevestight (zijnde): absolute constructie.
voetnoot47
kampanje: bovenste achterdek van het schip.
voetnoot48
Braveeren: trotseren.
voetnoot49
Het Baltisch meer: nl. Frederik III van Denemarken (zie deel 8, blz. 611).
voetnoot50
Zijn naeste bloet: Koning Jacob I van Engeland was in 1589 gehuwd met Anna van Denemarken, zuster van Frederik III.
voetnoot53
stoel: zetel.
voetnoot54
Zie deel 8, blz. 648 en 766.
voetnoot55
Zie over de rol van de Brit: deel 8, blz. 649; vaegen: van vijanden zuiveren.
voetnoot56
kortouwen: scheepskanonnen.
voetnoot58
kaenen: vrachtschepen (Ned. Wdb. VII, 651).
voetnoot59
De paertshoef: nl. van plunderende ruiterbenden.
voetnoot61
Byzansse: de Turken, die in deze tijd invallen deden, in vs. 65 aangeduid als De tulbant.
voetnoot62
eer: eertijds. Homerus roemde Kreta om zijn honderd steden.
voetnoot63
versteecken van: beroofd van.
voetnoot65-68
Onder Richard Leeuwenhart nam Engeland deel aan een kruistocht, maar bij de Nijl en de Rode zee is hij niet geweest.
voetnoot70
Daer: waar; Godt en mensch: de God-mens, Christus.
voetnoot71
een slagh van Lepante: in de Griekse haven Lepanto versloeg Don Juan van Oostenrijk in 1571 de Turken.
voetnoot69-72
Beroep op Karel I om deel te nemen aan de strijd tegen de Turken.
voetnoot72
zijn grootvaêrs zeetrompet: Vondel doelt hier op de Zegezang, door Karels grootvader Jacobus I gedicht der ere van de overwinning bij Lepanto, en door Du Bartas in het Frans vertaald.
voetnoot73-74
Dan schiep ick lust: dan zou ik lust krijgen, zijn daden te verheerliken in een epos, naar het voorbeeld van Vergilius Maro (op Maroos draf).
voetnoot76
den afgront: de hel.
voetnoot77
verlaeten: in de steek gelaten.
voetnoot78
d'outste kroon: vgl. vs. 8-12.
voetnoot79
Vier geven: schieten.
voetnoot81
van 's doots grimmassen: door de aangrijnzende dood.
voetnoot82
Nadat de sombere wolken overgedreven waren.
voetnoot84
den gloet: de blakende hartstocht van de burgeroorlog.
voetnoot85
uit eenen boom: zinspeling op de boom waarin Karel zich verscholen had om de nasporingen van de soldaten van het Parlement te ontgaan. Op die boom schreef Jan Vos een gedicht. (Alle de Gedichten 1662, 206).
voetnoot87
weeligh: overvloedig.
voetnoot88
hollen: uitgehongerde.
voetnoot90
zijn recht ontweldight: met geweld ontrukt aan zijn rechtmatige aanspraken; straf: streng, wreed.
voetnoot91
Behielt de helt: behield hij het voorrecht.
voetnoot92
Om Godt: ter wille van Christus.
voetnoot94
Zie blz. 250. Vlooswijck (zie deel 8, blz. 771), Graef en Maerseveen (zie deel 6, blz. 909); Outshoren: Cornelis de Vlaming van Outsoorn (1613-1688), in 1660 burgemeester (zie blz. 174 van dit deel).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius