Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 322]
[p. 322]

Het tweede bedryf.

ABJATHAR. IOAB. ADONIAS.
Abjathar:
 
Zaeght gy Adonias met Berseba den drempel
 
Opklimmen, en hoe hy opwachte in Arons tempelGa naar voetnoot352
 
Met alle eerbiedigheit?
Ioab:
 
eerwaerdighste Abjathar,
 
Ick zagh d'opgaende zon de heldre morgenstarGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
Abizag volgen, en de koningin geleiden.
Abjathar:
 
Wat docht heer Joab?Ga naar voetnoot356
Ioab:
 
zy betoonde hem in 't scheiden
 
Een openhartigh hart. hy danckte haer, gelijckGa naar voetnoot357
 
Een' zoon van David voeght, die, d'opperste van 't rijck,
 
Des konings moeder eert, en troost wacht op zijn bede.
360[regelnummer]
Daer komt de prins nu zelf.
Abjathar:
 
Wat tijding brengtge mede?
Adonias:
 
De kans is eens gewaeght met een' benaeuden geest.
 
Het hart klopte in mijn lijf. zy zagh ick was bedeest,Ga naar voetnoot362
 
En hoe het aengezicht van angst zijn dootverf zette.Ga naar voetnoot363
 
Dat gaf wat achterdochts. zy vraeghde wat my lette:Ga naar voetnoot364
365[regelnummer]
Maer ick bewimpelde mijn bleeckheit met de min,Ga naar voetnoot365
 
En kreegh gehoor. zy nam het aenzoeck gunstigh in.Ga naar voetnoot366
 
De koningin beloofde in 't endt mijn woort te houden.Ga naar voetnoot367
Abjathar:
 
Dat 's d'eerste grontsteen, daer wy 't werck op bouwen zouden.
 
Houdt zy u woort ten hove, ick zie u bruidegom,
370[regelnummer]
En alle ons vyanden voor zulck een huwlijck stom.Ga naar voetnoot370
Adonias:
 
De koning zal het eerst met hofraên overleggen.Ga naar voetnoot371
 
Hier hebben Banajas en Sadock in te zeggen,
[pagina 323]
[p. 323]
 
En Nathan boven al, dies wenschtme geen geluck.
 
Zy zullen niet zoo licht tot dit gewightigh stuck
375[regelnummer]
Hun stem verleenen, maer den vollen raet eerst hooren.
 
Zoo dat gebeurt is eerst de zwaericheit geboren:Ga naar voetnoot376
 
Want dit besluit zal dan aen alle stammen staen.Ga naar voetnoot377
Abjathar:
 
Die zijn Adonias in 't kroonrecht toegedaen.Ga naar voetnoot378
 
Dat bleeck, toen, in den drang en 't juichen van de troepen,
380[regelnummer]
Gy met bazuingeschal zoo trots wiert uitgeroepen
 
Voor erfgenaem des rijx, en zelf by vaders tijt,Ga naar voetnoot381
 
Die 't kommerlijck belette: en nu hy doot is slijtGa naar voetnoot382
 
De gunst tot Salomon, te wulpsch en jongk van jaeren.Ga naar voetnoot383
Adonias:
 
De wapens kunnen hem hanthaven, en bewaeren.Ga naar voetnoot384
Ioab:
385[regelnummer]
Wat baeten wapens, zoo al 't volck hier tegens kraeit?Ga naar voetnoot385
 
Urias moort roept wraeck: dat bloet is niet gepaeit.Ga naar voetnoot386
 
Al stutte vaders hals dien ingedrongen bastert,Ga naar voetnoot387
 
Een' overspeelsters zoon: hy wort van elck gelastert.Ga naar voetnoot388
 
Het eerstgeboorterecht ontstaet u nimmermeer,Ga naar voetnoot389
390[regelnummer]
En wettight u vooruit tot koning en lantsheer.Ga naar voetnoot390
 
Toen vader zijdeloos den toom der staeten mende.Ga naar voetnoot391
 
De deught ten hove onthaelde, en haer verdiensten kende,Ga naar voetnoot392
 
Stont Abjathar en ick in eere aen zijne zy:
 
Maer toen hy Amaza met 's rijx veltheerschappy,
395[regelnummer]
Zoo trou van my bekleet, beloofde in top te zetten,Ga naar voetnoot394-95
 
En Abjathar van 't boeck, dat Arons dienst en wetten
 
Bewaert, versteecken woude, om Sadock in zijn plaets
 
Te wijden, konden wy, gequetst door zoo veel smaets,Ga naar voetnoot396-98
 
Niet laeten 't recht aen u, den outsten zoon, te geven:
400[regelnummer]
Doch niet als Absalon, die by zijn vaders leven
 
Ten troon dorst klimmen, en hem stout naer 't leven stont.Ga naar voetnoot401
[pagina 324]
[p. 324]
Abjathar:
 
Dat 's recht, en hier op rust ons onderling verbont,
 
Zoo gy stantvastigh tijt en luimen kunt verbeiden.Ga naar voetnoot403
 
Geluckt dit huwelijck, het kan den wegh bereiden
405[regelnummer]
Ter kroone: want zoo ras Abizag uwe hant
 
Zal trouwen, wint uw recht meer velts door 't gansche lant,Ga naar voetnoot405-406
 
Naerdien geen ander dan de koning 's konings vrouwen
 
En weeuwen, naer den stijl van Asie, magh trouwen.Ga naar voetnoot408
Adonias:
 
En zouden Salomon, de moeder, en de staet
410[regelnummer]
Niet riecken dat hier broet een heimelijck verraet?Ga naar voetnoot410
Abjathar:
 
Verraet is glimpelijck te wercke gaen door laegen:Ga naar voetnoot411
 
Nu schuwt men achterdocht met oorelof te vraegen.Ga naar voetnoot412
Adonias:
 
Het vraegen staet ons vry, maer 't weigeren hier by.Ga naar voetnoot413
Ioab:
 
Gy wont alree de gunst van moeder op uw zy.
415[regelnummer]
Dat 's meer dan 't halve rijck, en zonder last gewonnen.Ga naar voetnoot415
Adonias:
 
Het is gerockent, maer helaes niet afgesponnen.Ga naar voetnoot416
Abjathar:
 
Hoe nu bezwijckt een zoon van David in 't begin?
Adonias:
 
'K bezwijck noch niet, maer zie 't gevaer wat dieper in.
Ioab:
 
Indien 't geweigert wort, men laet het tijdigh steecken.
Adonias:
420[regelnummer]
En berst het uit?
Ioab:
 
Dit lijdt geen' last van uit te breecken.Ga naar voetnoot420
Adonias:
 
Zoo 't huwelijck geluckt, hoe lange dan getoeft?
[pagina 325]
[p. 325]
Abjathar:
 
De tijt zal leeren. eerst uwe eer in top geschroeft.Ga naar voetnoot422
Adonias:
 
Waer me?
Joab:
 
men hoeft geweer, noch volck, noch harrenassen.Ga naar voetnoot423
 
Uw aanzien zal allengs opsteigeren, en wassenGa naar voetnoot424
425[regelnummer]
Den koning over 't hooft, eer 't iemant droome of waen'.
 
Dan zal het zeil des rijx van zelf voort overslaen.Ga naar voetnoot426
Adonias:
 
Ick durfme, tusschen vrees en hoop, dit niet beloven.Ga naar voetnoot427
Ioab:
 
Men zeilt eerst scherp, daer na heel ruim den hoeck te boven.
 
Zoo krijght men, recht voor wint, de loef van zijn party.
430[regelnummer]
Aldus leght Salomon, eer hy ontwaecke, in lyGa naar voetnoot428-30
Adonias:
 
Ick noodighde op dees hoop mijn broêrs ter offerstaci,Ga naar voetnoot431
 
Als vaders erfgenaem: maer d'aenslagh bleef, eilaci,
 
Zoo plotsling steecken, als men moedigh 't werck begon.
 
Dit gaf een' opgang aen den kleenen Salomon,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Gezalft door vaders last: en ick, die 't hof dorst tergen,Ga naar voetnoot435
 
Kon aen den vryburgh van 't altaer mijn lijf nau bergen.Ga naar voetnoot436
Abjathar:
 
Die misslagh leert ons dat men nu wat verder ziet.Ga naar voetnoot437
Ioab:
 
Wie niet durf waegen, als het tijt is, wint oock niet.Ga naar voetnoot438
 
Uw vader dorst den hals om 's konings dochter waegen.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Wie niet durf waegen, is niet waert een kroon te draegen.
 
Zy wort u nu met kans en voordeel aengeboôn.Ga naar voetnoot441
Adonias:
 
Hier dreightme 't zwaert, en daer bekoortme vaders kroon,
 
Gewogen in een schael: aen 't overslaen zal 't hangen.Ga naar voetnoot443
[pagina 326]
[p. 326]
Abjathar:
 
Men kan een' prins hierom betighten, nochte vangen,
445[regelnummer]
Die naer een huwelijck met 's konings kennis staet.Ga naar voetnoot445
Adonias:
 
Naer 's konings bedgenoot?
Abjathar:
 
hy sla het af, is 't quaet.
Adonias:
 
Ick schroom hem achterdocht door dit verzoeck te geven.
Joab:
 
Zoo 't by de moeder slechts eenvouwigh wort gedreven,Ga naar voetnoot448
 
Hoe kan de zoon dees bê haer weigeren met glimp?Ga naar voetnoot449
450[regelnummer]
Een koning stelt niet licht zijn moeders woort ten schimp.Ga naar voetnoot450
 
Men zal haest mercken hoe dit kluwen af wil loopen.Ga naar voetnoot451
 
My dunckt van ver daer gaet de gulde hofpoort open.
 
Laet ons vertrecken in de hutte, eer 't iemant zie.Ga naar voetnoot453
 
Het kan slechts hindren, zoo men ons gespreek bespie.
455[regelnummer]
De koning gaet ten troon, bestuwt van alle grooten.Ga naar voetnoot455
 
De stammevaders en doorluchtste raetgenooten
 
Verschijnen voor het hof, en vallen hem te voet,
 
Uit ootmpedt en ontzagh. zy wenschen heil en spoetGa naar voetnoot458
 
Aen Davids nazaet met den intrede in Godts rijcken.
460[regelnummer]
Het is geraên dat wy verschovelingen wijcken.Ga naar voetnoot460
 
De moeder zal terstont ter hofzaele innetreên,
 
Om, u ten dienst, den zoon te winnen met gebeên.
SALOMON. BERSABA.
Salomon:
 
Gy stammevaders, en rijxamptenaers, en heeren,Ga naar voetnoot463
 
Die Davids nazaet elck uw gaven komt vereeren,
465[regelnummer]
K'zal uw miltdaedigheit erkennen, vroom en trou,Ga naar voetnoot465
 
In 't rijck, dat ick van Gode alleen te leene hou,Ga naar voetnoot466
 
Die vader met een' eedt verzekerde te voorenGa naar voetnoot467
 
Dat my de heerschappy van boven was beschoren,
 
En ick, zijn' naem ten prijs, inwijden zoude een kerck,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Een goddelijck gebou, en weereltswonderwerck,
[pagina 327]
[p. 327]
 
Om Arons heilighdom, dus lange met tapijten
 
Beschaduwt, diep in gout te zetten, daer LevijtenGa naar voetnoot472
 
En priesters wieroocken en offren dagh en nacht,
 
Een ieder op zijn beurt, en toebetroude wacht.
475[regelnummer]
De Godtheit is by nacht ons in den droom verscheenen
 
En hemelsch licht, waer voor de schaduwen verdweenen.
 
Zy boodt ons rijckdom eer en eene lange ry
 
Van blijde jaeren en veel zegens aen: maer wy
 
Verkozen wijsheit, om dit rijck, en zulck een' zegen,
480[regelnummer]
Door vaders wapens en grootdaedigheit verkregen,
 
In staet te houden, en door kloeck en wijs beleit
 
Het volck, Godts eigendom, naer recht en billijckheit
 
Te stieren. hanthaeft dan mijn wettigheit, als braven.Ga naar voetnoot475-83
 
Gy schatbewaerders, komt ontfanght dees rijcke gaven,
485[regelnummer]
En berghtze in 't schatkoor, tot eene erfgedachtenisGa naar voetnoot485
 
Hoe Davids erfgenaem in hen gehouden is.Ga naar voetnoot486
 
Daer komt vrou moeder, om de majesteit te groeten.
 
Vertreckt, belieft het u: het voeghtme haer t'ontmoeten.Ga naar voetnoot488
 
Hofdienaers, brengt een' stoel: zy komt ons nader by.
490[regelnummer]
Geluck, vrou moeder. koom, zit hier aen onze zy.
 
Den staf van Juda, uit den hemel ons gegeven,
 
Aenvaerde ick liever, nu, noch by vrou moeders leven,
 
Dit lot ons toeviel. 'k wensch u eeuwigh onderdaenGa naar voetnoot493
 
Naest Godt, den oppersten, getrou ten dienst te staen.
495[regelnummer]
Wat eischtge van den zoon, alree zoo hoogh aen 't steigeren?Ga naar voetnoot495
 
Wat zoude een zoon, als ick, zijn moeder kunnen weigeren,
 
Die my ter weerelt brogt, en opvoede, om gewijt
 
Te triomfeeren, als geen voor noch na mijn tijt?Ga naar voetnoot498
Bersaba:
 
O zoon, wat is 't me een troost, datge, op den troon gezeten,
500[regelnummer]
Uw moeder, Davids weêu, den lijckrou helpt vergeeten,
 
En haer godtvruchtigh eert! ô eerst opgaende zon,Ga naar voetnoot501
 
Wat heeftme David niet belooft van Salomon!
 
Zoo Godt in u voltreckt de schets der profecyen,Ga naar voetnoot503
 
Gy zult de paelen van uw rijck en heerschappyenGa naar voetnoot504
505[regelnummer]
Uitbreiden van den Nijl noch hooger dan d'Eufraet.Ga naar voetnoot505
[pagina 328]
[p. 328]
 
Wat sluierkroonen voert begint naer uwen staetGa naar voetnoot506
 
En opgangk om te zien, en worpt zich voor u neder.Ga naar voetnoot507
 
De Godt te Sion, op de cherubijnevederGa naar voetnoot508
 
Der bontkist zwevende, verhoore altijt uw bê.
510[regelnummer]
Een rijcke goutvloot vloeie u toe van overzee.
 
De hemel bouwe uw hof, verheffe uw steên, en muuren,Ga naar voetnoot511
 
Verbinde u door een gade aen maghtighe gebuuren,
 
Den vroomen tot een stut, den boozen tot ontzagh,Ga naar voetnoot513
 
En schencke u vrede, en meer dan moeders wensch vermagh.
Salomon:
515[regelnummer]
Getrouwe moeder, is uw zoon dien zegen waerdigh,
 
Gebieme wat de kroon vermagh: ick sta wilvaerdigh,Ga naar voetnoot516
 
En zweere heiligh by den Godt, die eeuwigh leeft,
 
En Abrahams geslacht in ons verheerlijckt heeft,
 
Naer zijn belofte en eedt, te stemmen uw begeeren.Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
De hooghste sta getuige, en hoore wat wy zweeren.
 
Genaeckme, en raeck hierop den koningklijcken staf.Ga naar voetnoot521
Bersaba:
 
Zoo sla dan mijn verzoeck, een kleene bê, niet af.
Salomon:
 
Hoe luidt het? 'k zal mijn woort voltrecken naer 't betaemen,
 
En wil het aenschijn van vrou moeder niet beschaemen.
Bersaba:
525[regelnummer]
'K verzoecke Abizag voor Adonias, naerdien
 
Dit, zonder uwe kroon t'ontluistren, kan geschiên.
 
Gedenck hy is uw vleesch, en bloet, uw eigen broeder.
 
Hy nadert u van ver door voorbê van uw moeder.
 
Hoe nu, mijn zoon? hoe dus? ontstelt u mijn verzoeck?
530[regelnummer]
'K genaeck den troon geensins op dat men u verkloeck'.Ga naar voetnoot530
 
Vergun hem dezen troost, in 't blaeckenst van zijn minne.
 
De schoone straelen van uw vaders bedtvriendinne
 
Doorprickelen het hart, bykans ter doot gewont.
 
Hy zoeckt gehoorzaemheit uit haeren wijzen mont
535[regelnummer]
Te leeren, en te staen in 't broederlijck behaegen.Ga naar voetnoot535
 
Dit blijckt: de broeder wou niet zonder raet te vraegen
[pagina 329]
[p. 329]
 
Aen zijn' heer broeder, vast gestelt in 't hoogh bezit,Ga naar voetnoot537
 
Dit stuck beginnen, om zoo loffelijck een witGa naar voetnoot538
 
Te treffen. ay verleen hem uw genadige ooren.
540[regelnummer]
Hoe laegh vernedert zich uw vaders outstgeboren!
Salomon:
 
Vrou moeder, hoe bedroeftge uw' zoon met dezen eisch!
Bersaba:
 
De hemel strafme, zoecke ick anders iet dan pais.Ga naar voetnoot542
Salomon:
 
Onnoosle tortelduif, helaes, gy spreeckt eenvuldigh.Ga naar voetnoot543
Bersaba:
 
De koning houme vry onnozel en onschuldigh.Ga naar voetnoot544
Salomon:
545[regelnummer]
Maer 't voeght den koning eerst te waecken op den troon.
 
Wat eischtge Abizag? eisch ten bruitschat deze kroon
 
Met vaders schoone bruit al teffens. blinde moeder,Ga naar voetnoot546-47
 
Is niet Adonias mijn outste en grootste broeder,
 
Gewettight tot het rijck; indien natuur de wetGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Der erfgenaemschap stelt, de vrucht van 't eerste bedt
 
Den rijxstaf opdraeght, en den jongsten zoon vernedert?
 
Al 't stamhuis weet dit, dat hem onlangs aenhing. sedert
 
Heeft d'uitkomste u mijn recht en wettigheit getoont,
 
Daer Nathan, door Godts last en vaders last my kroont,
555[regelnummer]
En zalft en innewijdt, en noch by vaders leven,
 
Om dien weêrspanneling geen' voet in 't rijck te geven.Ga naar voetnoot554-56
Bersaba:
 
Wat kan Adonias, nu hem de maght ontbreeckt?
Salomon:
 
Och moeder, riecktge noch de laegen niet? hy queeckt
 
Eene adder, die verwarmt hem 't hart haest af zal steecken.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Abizag zoeckt hy minst, maer al zijn leedt te wreecken,Ga naar voetnoot560
 
En, onder huwlijx schijn, my listigh onder 't zwaert
 
Te kruipen: maer hy wet met dien geveinsden aertGa naar voetnoot561-62
 
Het slaghzwaert, dat hem dreight den wissen slagh te geven.
[pagina 330]
[p. 330]
 
Hy brengt zich heden los om goet en bloet en leven.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Aertspriester Abjathar met veltheer Joab kant
 
Zich weder tegens ons. zy vliegen van zijn hant,Ga naar voetnoot566
 
En vlammen op den roof, als afgerechte valcken.Ga naar voetnoot567
 
Zy willen door de schoone Abizag my verschalcken.
 
Deze is de brantpop, om in eenen oogenblickGa naar voetnoot569
570[regelnummer]
Dien brant te stichten door al' t koningkrijck: maer ick
 
Zweer tijdigh 't smeulend vier met luttel bloets te blussen.
 
Abizag magh voor 't jongst het gapend hooft dan kussenGa naar voetnoot572
 
Van haeren bruidegom Adonias.
Bersaba:
 
verschoon
 
Dien schoonen jongelingk.
Salomon:
 
'k vermagh 't niet, by mijn kroon,
575[regelnummer]
Doch zal het halsrecht niet uitwercken door den Satan,Ga naar voetnoot575
 
Maer vraegen eerst Godts mont om raet. men roepe Natan,Ga naar voetnoot576
 
Den heiligen profeet, en 't hooft van Arons hut,Ga naar voetnoot577
 
Aertspriester Sadock, die de heilighdommen stut.Ga naar voetnoot578
 
Behaeght het moeder, laet dit oordeel ons bevolen.Ga naar voetnoot579
580[regelnummer]
Wie Godt om raet vraeght kan in 't halsgerecht niet doolen.Ga naar voetnoot580
SADOCK. NATAN. SALOMON.
Sadock:
 
De Godt van Abraham behoede Davids zoon.
Natan:
 
De zelve hanthaef d'eer van Jesse by de kroon.Ga naar voetnoot582
Sadock:
 
Hy legere eene wacht van englen om zijn staeten.
Natan:
 
Hy dempe erfvyanden, die Sions opgangk haeten.Ga naar voetnoot584
Salomon:
585[regelnummer]
Aertspriester Sadock, en gy heilige profeet,
 
Geheimraên van het rijck, die beide uw wacht bekleet,Ga naar voetnoot586
[pagina 331]
[p. 331]
 
Ten dienst des konings, en tot heil der onderzaeten,
 
Wy mogen ons, naest Godt, op uwe wacht verlaeten,
 
Als andren weifelen en wancklen in hun trou.
590[regelnummer]
Pylaeren van dit hof, en heerlijck hooftgebou
 
Der koningkrijcken, ons door Godts gena beschoren,
 
Wy vonden raetzaem en hooghnoodigh u te hooren.
 
Adonias verzoeckt Abizag tot een bruit
 
Door moeders voorbê. laet ons hooren uw besluit.
Sadock:
595[regelnummer]
Verzoeckt Adonias Abizag door uw moeder?
Salomon:
 
Gy hoort wat hy verzoeckt.
Natan:
 
d'alziende zy de hoeder
 
Van uwe majesteit, uit 's hemels hoogen trans.
Sadock:
 
Dat is een werck van een gevaerelijcke kans.Ga naar voetnoot598
Natan:
 
Hoe, durf Adonias den leeu van Juda wecken?Ga naar voetnoot599
Sadock:
600[regelnummer]
Hy treet op kool en asch, die smeulend vier bedecken.
Natan:
 
Laet hem uw tanden zien. waeck op, ô Salomon.Ga naar voetnoot601
Sadock:
 
Hier smeult een oproer van den tweeden Absolon.
Natan:
 
Een tweede Seba treckt het stamhuis op zijn zijde.Ga naar voetnoot603
Sadock:
 
Men dempe 't oproer, eer het uitberst'.
Natan:
 
recht, men snijdeGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Die slang van Bichri weêr het hooft af tot ontzagh.Ga naar voetnoot605
Salomon:
 
Men onderzoecke eerst wat de kroon verdraegen magh:Ga naar voetnoot606
 
Zoo wort het halsrecht best ontschuldight en verdaedight.Ga naar voetnoot607
[pagina 332]
[p. 332]
Natan:
 
Gy en uw vader hebt hem onlangs begenadight,
 
En uw genade wort dus lasterlijck gehoont.Ga naar voetnoot609
Sadock:
610[regelnummer]
Het oproer wort gesterckt, zoo 't halsrecht dit verschoont.
Salomon:
 
Wy overweegen 't vast, en luistren met gedachten,Ga naar voetnoot611
 
Oock naer den naklanck, op dit halsgerecht te wachten.Ga naar voetnoot612
Sadock:
 
De wijze koningk, die rechtvaerdigh loont en straft,
 
Bekreunt zich luttel, zoo een hont hier tegens blaft.Ga naar voetnoot614
Natan:
615[regelnummer]
Wie billijck loont en straft, zal 't nimmer zich ontdancken.Ga naar voetnoot615
Salomon:
 
Een billijck koning schuwt oock lasterlijcke klancken.Ga naar voetnoot616
 
De broeder moet hier voor zijn' broeder staen te recht.
Sadock:
 
Het kroonrecht kent geen bloet, neen zeker. het beslechtGa naar voetnoot618
 
Dit ongelijck door 't zwaert. wat valt hier lang te pleiten?Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Adonias quetst Godts en 's konings majesteiten.Ga naar voetnoot620
Salomon:
 
Hoe blijckt dit? hy verzoeckt, indien het ons behaeght,
 
Zijn vaders weeu ten echte, eene ongerepte maeght.
Natan:
 
En trout hy 's konings weeu, dan is hy daedtlijck koning.Ga naar voetnoot623
 
Aertspriester Abjathar zal 't zalven, en de krooning
625[regelnummer]
Met olihoorne en kroon voltrecken naer den eisch.Ga naar voetnoot625
 
Als Joabs degen hem dan voert in uw palais,
 
Zoo staet Adonias geen' Salomon te duchten,
 
Die berght zijn leven, kan hy noch ten rijcke uitvlughten.Ga naar voetnoot628
Sadock:
 
Al 't priesterdom, rondom en in Jerusalem,
[pagina 333]
[p. 333]
630[regelnummer]
Hangt noch aen Abjathars, gelijck aen Arons, stem.Ga naar voetnoot630
 
Al d'oude krijghsliên, die veel jaeren met genoegen,
 
Ten dienst van vader, 't zwaert in Joabs krijghseedt droegen,Ga naar voetnoot632
 
Zien naer den veltheer om. zy beide, aen dit verraet
 
Verknocht, getuigen hoe twee pylers van den staet,Ga naar voetnoot633-34
635[regelnummer]
De godtsdienst en het zwaert uw broeders aenslagh stutten.
 
Men moet den springvloet, eer die inbreeck, tijdigh schutten,Ga naar voetnoot636
 
Of anders is 't te spa.
Natan:
 
gy weet hoe Isbozeth,
 
De zoon van Saul snel door Abners velttrompet
 
In 't leger wert gevoert, en koning uitgeroepen,
640[regelnummer]
Schoon Juda vader zalfde en aenbadt met zijn troepen.
 
Zijn rijck hielt jaeren stant, zoo pal gelijck een post,
 
Eer al het stamhuis wiert van dat gewelt verlost,
 
Niet zonder stroomen bloets godtsjammerlijck te storten:Ga naar voetnoot637-43
 
Dies waeck by tijts, wilt gy u zelven niet verkorten.Ga naar voetnoot644
Salomon:
645[regelnummer]
Heer vader dempte lest zijn schoonvaêrs overschot,Ga naar voetnoot645
 
De zeven broeders, en niet zonder raet van Godt,Ga naar voetnoot646
 
Ten zoen van Gabaon, om hongersnoot te keeren,
 
Een scherp tweesnedigh zwaert. hy kon het recht verweerenGa naar voetnoot648
 
Met Gods orakel: noch ontging men d'opspraeck niet,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
Zoo lasterlijck gestroit door al het rijxgebiet,Ga naar voetnoot650
 
Als of de wraecklust zocht dat gruwelijck verdoemenGa naar voetnoot651
 
Met Godts orakelen te decken, en verbloemen,
 
Geensins genoeght dat hy al Sauls erf bezat,Ga naar voetnoot653
 
Ten waer men 't overschot noch voort de borst intradt.Ga naar voetnoot654
Sadock:
655[regelnummer]
Uw vader vont zich zelf gerust in 't vroom geweten.Ga naar voetnoot655
Salomon:
 
Een koning is ten toon op zijnen troon gezeten,
 
Als op een hoogh tooneel, daer elck hem ziet en hoort.
 
Rechtvaerdigh halsgerecht wort met een vlack van moortGa naar voetnoot658
[pagina 334]
[p. 334]
 
Geschantvlackt, zoo daer iet met glimp valle op te spreecken.Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
Hier worstelt bloet met bloet. men magh op schijnbaer tekenGa naar voetnoot660
 
Geen vonnis vellen, daer de reden tegens pleit.
Natan:
 
Waer 't minste blijck is van gequetste majesteitGa naar voetnoot662
 
Verschoont men niemants schult. wort hier te kort geschoten,
 
Zoo wort door slapheit haest een zee vol bloets vergoten,Ga naar voetnoot664
665[regelnummer]
Dat door gestrengheit met een' druppel blijft geboet.Ga naar voetnoot665
 
De kroonzucht schimpt niet, ziet noch Godt aen, noch haer bloet.Ga naar voetnoot666
Salomon:
 
Wat wort dit hart beklemt, genepen als met schroeven!
 
Godt weet hoe noode ick mijn' heer broeder zou bedroeven,
 
Zoo noode als vader dien verstockten Absolon.
Sadock:
670[regelnummer]
Uw vader stopte met dat heiloos lijck een bronGa naar voetnoot670
 
Van jammeren en bloet, voor hem en 't rijck te vreezen.
 
Die geest is weder in Adonias verrezen.
 
Dees gaet zijn broeders gangk in schoonheit hem gelijck,
 
Wint gunst, en spant de kroon in 't harte van uw rijck.Ga naar voetnoot674
675[regelnummer]
Om tegens vaders kroon zich met gewelt te kanten,
 
Bestuwde hem een wacht van vijftigh lijftrouwanten.Ga naar voetnoot676
 
Hy stelde een ridderschap, en veel strijtwagens toe,Ga naar voetnoot677
 
Terwijl heer vader sliep, te luttel op zijn hoe'.Ga naar voetnoot678
 
Aertspriester Abjathar, en veltheer Joab strecktenGa naar voetnoot679
680[regelnummer]
Slaghpennen aen zijn wieck. zy mompelden, en deckten
 
Hun godtloos opzet, dat quam op een onweêr uit,
 
Toen elck ten offer liep, op schel bazuingeluit.
 
Nu popt men listigh met Abizags feestbanketten,Ga naar voetnoot683
 
Om onder bruiloftsschijn met klinckende trompetten
685[regelnummer]
Dien bruidegom uw kroon te spannen om het hooft.Ga naar voetnoot685
Salomon:
 
Hy treurt, van inkomste en staetmiddelen berooft.
 
Zijn armen vallen kort, om zulck een' last t'omvatten.Ga naar voetnoot687
[pagina 335]
[p. 335]
Natan:
 
De milde Abizag, rijck van koningklijcke schatten,
 
Indienze hem ontfange in haeren gloênden schoot,
690[regelnummer]
Sluit geen trezooren voor haer' liefste in hoogen noot.Ga naar voetnoot690
Salomon:
 
Die zuivre maeght wert noit van hoveling besproken.Ga naar voetnoot691
 
Zy heeft heer vaders mont en oogen zelf geloken.Ga naar voetnoot692
 
Hoe zouze trouweloos zijn afkomst nu verraên?Ga naar voetnoot693
Sadock:
 
Men magh op liefde van een wanckle vrou niet staen,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Daer 't koningkrijcken scheelt te winnen, of ontbeeren,Ga naar voetnoot695
 
En d'outste billijcker den jongsten zou regeeren,
 
Naer eisch en reden van natuure en haere wet.
 
De koning hoort wel wat men mompelt van dit bedt,
 
Waeruit hy voortquam, en hoe vader by zijn leven,
700[regelnummer]
Niet zonder opspraeck, u ten troon heeft opgeheven.Ga naar voetnoot700
 
De grontslagh van uw' staet, noch onbestorven, lijdtGa naar voetnoot701
 
Den minsten aenstoot niet, en eischt gewis meer tijtGa naar voetnoot702
 
Om zich te zetten, en begroeien tegens 't razen
 
Der dwerrelwinden, die uit twalef hoecken blazen,Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
En torens scheuren van hunn' taeien wortel af.Ga naar voetnoot705
Salomon:
 
Och, moght heer vader zelf eens opzien uit zijn graf,
 
En ick, in dezen schijn, noch raet by hem gaen zoecken!Ga naar voetnoot707
Natan:
 
Hou u gewaerschuwt: laet uw wijsheit niet verkloecken.Ga naar voetnoot708
Salomon:
 
Ick wil godtvruchtigh my hierop met Godt beraen,
710[regelnummer]
En uitzien hoe men best alle opspraeck magh ontgaen.Ga naar voetnoot710
REY VAN HOFJOFFEREN.
Zangk:
 
Wat is 'er nu op handen?
 
Wat mompelt het palais?
[pagina 336]
[p. 336]
 
Adonias, aen 't branden,Ga naar voetnoot713
 
Verzoeckt met 's konings paisGa naar voetnoot714
715[regelnummer]
Abizags hant te trouwen.Ga naar voetnoot715
 
Hoe wil dees bê beslaen?Ga naar voetnoot716
 
Die bloem van alle vrouwen
 
Veel waerdiger te staen
 
In Salomons genade,
720[regelnummer]
  Is eenen prins te rijck,Ga naar voetnoot720
 
En schoon. hy biet haer schade:Ga naar voetnoot721
 
Zy zal dat huwelijck
 
Ontzeggen, zoo verschooningGa naar voetnoot723
 
Ten hove gelden magh.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Z'is tegens eenen koningGa naar voetnoot725
 
En koningklijck gezagh
 
Van Godt zoo schoon geschapen,Ga naar voetnoot727
 
En waert in 't vlacke velt
 
Gehaelt door zwaert en wapen:
730[regelnummer]
  Als Jesses zoon, Godts helt,Ga naar voetnoot730
 
Om Sauls dochter slaghteGa naar voetnoot731
 
Den grooten Filistijn,
 
Die Jakobs heir verachte.
 
Wie zal haer bruigom zijn?
Tegenzangk:
735[regelnummer]
Gevaltze 's konings oogen,Ga naar voetnoot735
 
Zoo schiet de prins te kort.
 
De kroon kan niet gedoogen
 
Dat hy verheven wort.
 
De jongste lijdt geen' ouder,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
  Die zulck een' aenhang hadt,
 
En onlangs met de schouder
 
Der koningklijcke stadtGa naar voetnoot742
 
Ten toon wert omgedraegen,Ga naar voetnoot743
 
Op d'algemeene stem,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
En Abjathars behaegen.
 
Indien Jerusalem
[pagina 337]
[p. 337]
 
Deze eere moght gebeuren,Ga naar voetnoot747
 
Dat zy te prijck gezet,Ga naar voetnoot748
 
Getoont met ope deuren,
750[regelnummer]
  Als bruit, de minnewet
 
Aen Salomon moght geven;Ga naar voetnoot750-51
 
Wat zouden wy aen haer
 
Al vreught en troost beleven!
 
Zy zoude jaer op jaer
755[regelnummer]
Het hof met zoonen zegenen,
 
Daer 's grootvaêrs kroost in blonck!Ga naar voetnoot756
 
Wat zou 't een gouteeu regenen!
 
Jerusalem wert jongk.
Toezangk:
 
Keer, ô zorgh des albehoeders,
760[regelnummer]
  Dat de schoone Abizag niet
 
Door nayver van gebroeders
 
Stof bestelle, tot verdrietGa naar voetnoot762
 
Van getrouwe burgeryen,
 
Heel genoeght aen 't scepterlot,Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Dat, voor Davids overlyen,
 
Salomon is toegevallen,
 
Uit den rijcken schoot van Godt,
 
Die geene oude schat noch kent.Ga naar voetnoot768
 
d'Opperwijsheit trof haer endt.Ga naar voetnoot769

voetnoot352
opwachte: op haar wachtte. Zeldzaam intrans. gebruik (Ned. Wdb. XI, 1358).
voetnoot354
d'opgaende zon: de toekomstige vorst.
voetnoot356
docht: verl. tijd van dunken.
voetnoot357
Een openhartigh hart: een hartelike genegenheid.
voetnoot362
bedeest: angstig (Ned. Wdb. II, 1139).
voetnoot363
zijn dootverf zette: doodsbleek werd.
voetnoot364
wat achterdochts: enig vermoeden omtrent mijn bedoeling.
voetnoot365
bewimpelde mijn bleeckheit met de min: wendde voor dat de liefde oorzaak was van mijn bleekheid.
voetnoot366
nam in: nam op.
voetnoot367
mijn woort te houden: mijn voorspraak te zijn (vgl. vs. 293 en vs. 369).
voetnoot370
voor zulck een huwlijck stom: zózeer onder de indruk van zulk een huwelik, dat ze hun verzet laten varen.
voetnoot371
hofraên: zijn raadslieden aan het hof.
voetnoot376
geboren: ontstaan.
voetnoot377
staen aen: afhangen van.
voetnoot378
kroonrecht: recht van de oudste zoon als opvolger.
voetnoot381
Voor: tot; zelf: zelfs.
voetnoot382
kommerlijck: op betreurenswaardige wijze.
slijt: vermindert.
voetnoot383
De gunst tot: de genegenheid voor; wulpsch: dartel, onervaren.
voetnoot384
bewaeren: behoeden.
voetnoot385
hier tegens kraeit: zich heftig hiertegen verzet.
voetnoot386
Urias moort: zie David in Ballingschap, Inhoudt, r. 2; gepaeit: gezoend, gewroken.
voetnoot387
dien ingedrongen bastert: Salomon, die als zoon van de overspeelster Berseba, geen wettig recht op de troon had.
voetnoot388
hy wort gelastert: men spreekt schande van hem (Ned. Wdb. VIII, 1129).
voetnoot389
ontstaet: ontgaat.
voetnoot390
vooruit: bij voorbaat.
voetnoot391
zijdeloos: onpartijdig.
voetnoot392
onthaelde: ontving; kende: erkende.
voetnoot394-95
veltheerschappy: opperbevel over het leger; van my bekleet: door mij waargenomen; zie 2 Sam. 19, 13.
voetnoot396-98
versteecken (wegstoten) van 't boeck: afzetten als hogepriester; zie 1 Kon. 2, 27 en 35.
voetnoot401
stout: vermetel.
voetnoot403
luimen: gunstige gezindheid. Luim kan zowel een goede als een kwade of een veranderlike stemming betekenen (Ned. Wdb. VIII, 3242).
voetnoot405-406
uwe hant zal trouwen: uw huweliksaanzoek zal aanvaarden, vgl. vs. 15.
voetnoot408
naer den stijl van Asie: vgl. David in Ballingschap, vs. 1516-vlg.
voetnoot410
riecken: vermoeden.
voetnoot411
glimpelijck: op bedrieglike wijze (Ned. Wdb. V. 99); laegen: listen.
voetnoot412
schuwt men: weert men af; met oorelof te vraegen: door een openlik aanzoek.
voetnoot413
Een nog bekende volksspreuk.
voetnoot415
rijck: de (toekomstige) heerschappij; zonder last: zonder veel moeite.
voetnoot416
gerockent: op het spinrokken gezet, d.i. een begin gemaakt met de onderneming.
voetnoot420
berst het uit: als het uitkomt; lijdt geen' last: loopt geen gevaar.
voetnoot422
in top geschroeft: zo hoog mogelik verheven.
voetnoot423
geweer: wapenen.
voetnoot424
opsteigeren: stijgen.
voetnoot426
Dan zal de ommekeer vanzelf spoedig plaatsvinden; des rijx: van de heerschappij.
voetnoot427
beloven (reflexief met objekt): zich over iets verheugen (Ned. Wdb. II, 1748).
voetnoot428-30
Aaneengeschakelde beeldspraak, aan de zeilvaart ontleend: zo steekt men de tegenstander de loef af, men onderschept hem de wind, zodat hij in de ly komt te liggen. Vgl. vs. 91-92.
voetnoot431
offerstaci: offerplechtigheid.
voetnoot434
opgang: het toenemen in gezag en aanzien (Ned. Wdb. XI, 710), dus: dit gaf de jonge Salomon een voorsprong.
voetnoot435
tergen: trotseren.
voetnoot436
vryburgh: plaats waar men onschendbaar is; mijn lijf nau bergen: mijn leven nauweliks beveiligen, zie 1 Kon. 1, 50-53.
voetnoot437
wat verder ziet: met meer beleid te werk gaat.
voetnoot438
durf: durft; niet: niets.
voetnoot439
's konings dochter: Michol (zie 1 Samuel 18, 25-27).
voetnoot441
kans en voordeel: voordelige kans.
voetnoot443
aen 't overslaen zal 't hangen: het zal er van afhangen, wat de doorslag geeft.
voetnoot445
kennis: voorkennis.
voetnoot448
by: door; eenvouwigh: zonder omhaal, recht op het doel af; gedreven: bepleit (drijven: aandrang uitoefenen).
voetnoot449
met glimp: met behoud van eer, gevoeglik (Ned. Wdb. V, 98).
voetnoot450
stelt ten schimp: maakt te schande.
voetnoot451
haest: weldra; hoe dit kluwen af wil loopen: hoe ons plan zich zal ontwikkelen.
voetnoot453
hutte: tempel.
voetnoot455
bestuwt: omringd.
voetnoot458
spoet: voorspoed.
voetnoot460
verschovelingen: verschoppelingen, in ongenade gevallenen.
voetnoot463
rijxamptenaers: hoogwaardigheidsbekleders.
voetnoot465
erkennen: dankbaar zijn voor (Ned. Wdb. III, 4196).
voetnoot466
te leene hou: zie vs. 263.
voetnoot467
te vooren: eertijds. Zie I Koningen 1, 47 en 2, 4.
voetnoot469
ten prijs: tot lof; zie vs. 60-62.
voetnoot472
Beschaduwt: omgeven.
voetnoot475-83
zie deel 8, blz. 694; grootdaedigheit: dapperheid; stieren: besturen; wettigheid: wettig gezag; braven: dapperen.
voetnoot485
schatkoor: bewaarplaats voor de tempelschatten; erfgedachtenis: gedachtenis voor volgende geslachten (ontbreekt in het Ned. Wdb.).
voetnoot486
in hen gehouden is: verplichting aan hen (de schenkers) heeft (Ned. Wdb. IV, 893).
voetnoot488
t'ontmoeten: tegemoet te gaan.
voetnoot493
toeviel: ten deel viel; onderdaen: onderdanig.
voetnoot495
steigeren: opklimmen.
voetnoot498
als geen (ander).
voetnoot501
eerst: onlangs.
voetnoot503
voltreckt de schets der profecyen: voltooit wat in de profetieën reeds aangeduid is.
voetnoot504
paelen: grens.
voetnoot505
hooger: verder.
voetnoot506
Wat sluierkroonen voert: alle Oosterse vorsten (sluierkroon: eigenlik een Oosterse tulband, fig. vorstelike kroon: Ned. Wdb. XIV, 1928).
voetnoot507
opgangk: zie vs. 434; om te zien naer: acht te geven op; worpt: werpt.
voetnoot508
de cherubijneveder: de vleugels der engelen, waartussen de godheid woonde, vgl. deel 3, blz. 817.
voetnoot511
bouwe: zegene.
voetnoot513
vroomen: rechtschapenen.
voetnoot516
wilvaerdigh: bereid.
voetnoot519
stemmen uw begeeren: toe te staan wat gij verlangt.
voetnoot521
hierop: tot bevestiging van mijn woorden.
voetnoot530
werkloeck': verschalke, met list overvalle (Mnl. Wdb. VIII, 1921).
voetnoot535
te staen in 't broederlijck behaegen: de gunst van zijn broeder te verwerven.
voetnoot537
vastgestelt in: verzekerd van.
voetnoot538
wit: doel.
voetnoot542
anders iet: iets anders.
voetnoot543
Onnoosle: onschuldige; eenvuldigh: naïef.
voetnoot544
houme vry: beschouwe mij gerust als.
voetnoot546-47
Begrijpt ge niet dat ge, door Abizag te eisen, tegelijk mijn kroon op het spel zet, en deze als 't ware als bruidschat mèt de bruid weg wilt schenken? blinde: verblinde.
voetnoot549
Gewettight tot het rijck: (als eerstgeborene) de wettige rijksopvolger.
voetnoot554-56
Zie 1 Kon. 1, 32-vlg.; geen' voet in 't rijck te geven: geen kans te geven om zich van de heerschappij meester te maken.
voetnoot559
hem 't hart haest af zal steecken: hem weldra zal doden door zijn hart te doorsteken (Mnl. Wdb. I, 276).
voetnoot560
maer (hij zoekt).
voetnoot561-62
onder 't zwaert te kruipen: volgens Van Lennep een bekende kunstgreep in de schermkunst, waardoor men zijn tegenpartij van beneden naar boven met het zwaard treft.
voetnoot564
brengt zich om: berooft zich van; los: lichtzinnig.
voetnoot566
vliegen van zijn hant (beeld aan de valkenjacht ontleend): bedreigen ons, als zijn handlangers.
voetnoot567
vlammen op den roof: verlangen vurig naar buit.
voetnoot569
brantpop: pop van licht brandbare stoffen, bestemd om brand te stichten (Ned. Wdb. III, 1117).
voetnoot572
voor 't jongst: voor het laatst (Mnl. Wdb. III, 1071: ten joncsten. Vgl. Jeptha vs. 1877).
voetnoot575
het halsrecht uitwercken: de doodstraf toepassen; door den Satan: door ingeving van de duivel; verleid door wraakzucht.
voetnoot576
Godts mont: de tolk van Gods wil.
voetnoot577
Arons hut: de tempel, de priesterschap.
voetnoot578
stut: onderschraagt, beheert.
voetnoot579
bevolen: toevertrouwd.
voetnoot580
in 't halsgerecht: in de beslissing over leven en dood.
voetnoot582
De zelve: dezelfde.
voetnoot584
dempe: onderdrukke; opgangk: opkomst, bloei.
voetnoot586
uw wacht bekleet: uw taak (als bewakers van de tempel) vervult.
voetnoot598
van een gevaerelijcke kans: met veel risico.
voetnoot599
den leeu van Juda wecken: onze koning uitdagen.
voetnoot601
waeck op: ontwaak.
voetnoot603
Seba: de zoon van Bichri (vs. 605), die een oproer tegen David verwekte (2 Samuel 20, 1-22).
voetnoot604
recht: juist.
voetnoot605
tot ontzagh: om ontzag af te dwingen.
voetnoot606
wat de kroon verdraegen magh (kan): of de kroon daardoor ook gevaar zou lopen.
voetnoot607
ontschuldight: gerechtvaardigd.
voetnoot609
lasterlijck: op misdadige wijze.
voetnoot611
vast: ondertussen; met gedachten: met aandacht.
voetnoot612
naklanck: weerklank, d.i. de reactie op een doodvonnis.
voetnoot614
Bekreunt zich luttel: geeft er weinig om.
voetnoot615
't zich ontdancken: er berouw over hebben (Ned. Wdb. X, 1826).
voetnoot616
oock lasterlijcke klancken: kritiek die op zich zelf kwetsend of onjuist zou zijn (Ned. Wdb. VIII, 1133).
voetnoot618
kent geen bloet: geeft geen acht op bloedverwantschap.
voetnoot619
Dit ongelijck: deze onrechtmatige aanslag.
voetnoot620
majesteiten: opperhoogheid (ongewoon meervoud).
voetnoot623
daedtlijck: feitelik, in werkelikheid (Ned. Wdb. III, 2208).
voetnoot625
olihoorne: hoorn waarin de heilige zalvingsolie bewaard werd (Ned. Wdb, X, 113).
voetnoot628
Die redt zijn leven, als er tenminste nog kans op vluchten is.
voetnoot630
Hangt aen Abjathars stem: is gehoorzaam aan Abjathar; gelijck aen Arons (stem): alsof zijn stem nog gelijk aan die van Aron was, d.w.z. alsof hij nog wettig hogepriester was.
voetnoot632
in Joabs krijghseedt: trouw gezworen hebbende aan Joab als opperbevelhebber.
voetnoot633-34
Zien om naer: gehoorzamen, erkennen; Verknocht aen: verbonden met, ondersteunende.
voetnoot636
schutten: tegenhouden.
voetnoot637-43
zie 2 Sam. 2, 8-17; Saul: lees tweesilbig: Sauwel (ook in vs. 653); koning: tot koning; post: stijl, paal; godtsjammerlijck: allerellendigst (Ned. Wdb. V, 281).
voetnoot644
verkorten: te kort doen.
voetnoot645
dempte: doodde; lest: eertijds; overschot: laatste nakomelingen (zie Vondel's Gebroeders).
voetnoot646
niet zonder raet van Godt: op grond van het orakel (vs. 649).
voetnoot648
tweesnedigh: tweesnijdend.
voetnoot649
noch: toch; opspraeck: kritiek.
voetnoot650
lasterlijck: schandelik.
voetnoot651
verdoemen: vonnis.
voetnoot653
genoeght: voldaan.
voetnoot654
voort: vervolgens, daarna; de borst intradt: vertrapte, dus: doodde.
voetnoot655
vont zich zelf gerust: voelde zich veilig.
voetnoot658
vlack: smet.
voetnoot659
Geschantvlackt: geschandvlekt, als daar iets, met schijn van reden (met glimp), op aan te merken valt.
voetnoot660
bloet met bloet: broeders onder elkaar; op schijnbaer teken: op twijfelachtige gronden.
voetnoot662
blijck: bewijs.
voetnoot664
haest: binnenkort.
voetnoot665
Dat: wat; blijft geboet: hersteld kan worden.
voetnoot666
kroonzucht: zucht naar de heerschappij; schimpt niet: laat niet met zich spotten, drijft door (schimpen = spotten); ziet aen: geeft om; bloet: verwanten.
voetnoot670
dat heiloos lijck: die rampzalige dode.
voetnoot674
gunst: genegenheid; en weet de harten van uw onderdanen te winnen.
voetnoot676
Bestuwde: omringde; lijftrouwanten: trouwe dienaren, als lijfwacht.
voetnoot677
stelde toe: rustte uit.
voetnoot678
sliep: zorgeloos was.
voetnoot679
streckten: dienden als.
voetnoot683
popt men listigh: speelt men een listig spel.
voetnoot685
uw kroon te spannen: oorspr. uw krans te binden (vlechten).
voetnoot687
vallen kort: zijn te kort.
voetnoot690
zal haar schatten voor haar liefste beschikbaar stellen, als de nood dringt.
voetnoot691
zuivre: reine; wert.... besproken: nooit heeft een hoveling iets op haar aan te merken gehad.
voetnoot692
geloken: gesloten.
voetnoot693
afkomst: zoon.
voetnoot694
staen op: vertrouwen, rekenen op.
voetnoot695
Waar het er op aan komt, koninkrijken te winnen of te verliezen.
voetnoot700
opspraeck: kritiek.
voetnoot701
noch onbestorven: beeld aan metselwerk ontleend: nog niet hard geworden (Ned. Wdb. X, 1079). Het beeld wordt voortgezet in vs. 703: zich te zetten (stevig te worden) en in begroeien (de vereiste stevigheid krijgen, Ned. Wdb. II, 1439).
lijdt: verdraagt.
voetnoot702
aenstoot: stoot.
voetnoot704
uit twalef hoecken: uit twaalf, dat is uit zooveel hoeken als er stammen zijn.
voetnoot705
wortel: fundament.
voetnoot707
schijn: toestand.
voetnoot708
verkloecken: verschalken (vgl. vs. 530).
voetnoot710
magh: kan.
voetnoot713
aen 't branden: verliefd.
voetnoot714
met 's konings pais (Latinisme): als de koning het goedvindt.
voetnoot715
Abizags hant te trouwen: met A. te trouwen.
voetnoot716
wil beslaen: zal aflopen.
voetnoot720
eenen prins: voor een prins (als Adonias).
voetnoot721
hy biet haer schade: zijn aanzoek zal haar schade berokkenen (omdat zij eer voor een koning als Salomon bestemd is).
voetnoot723
Ontzeggen: weigeren.
voetnoot724
gelden magh: aanvaard zal worden.
voetnoot725
tegens: voor.
voetnoot727
Van: door.
voetnoot730
Als: gelijk; Jesses zoon: David, zie vs. 439.
voetnoot731
slaghte: doodde.
voetnoot735
Gevalt: behaagt.
voetnoot739
lijdt: duldt.
voetnoot742
Der koningklijcke stadt: van de Jeruzalemmers.
voetnoot743
omgedragen: rondgedragen.
voetnoot744
Op d'algemeene stem: met algemene instemming; zie 1 Kon. 1, 5-7.
voetnoot747
gebeuren: te beurt vallen.
voetnoot748
te prijck gezet: vgl. vs. 14.
voetnoot750-51
de minnewet geven: haar liefde schenken.
voetnoot756
kroost: gelaatstrekken, dus: gelijkenis.
voetnoot762
bestelle: verschaffe.
voetnoot764
Heel genoeght aen 't scepterlot: zeer bevredigd door de beschikking dat de scepter aan Salomon ten deel gevallen is.
voetnoot768
oude: ouderdom, leeftijd; kent: erkent: die geen rekening houdt met eerstgeboorterecht.
voetnoot769
endt: doel (vgl. doeleinde). Deze Toezangk heeft één vers te kort, terwijl aan het slot de rijmschikking abnormaal is: vs. 766 en 767 zouden verwisseld moeten worden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank