De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel[p. 654] | |
[Gedichten]Bruylof-stryt.aant.*Soo droegh Cleopatra,
In schoonheydt sonder ga,2
Den dapperen Antoon3
Haer Scepter met haer kroon
5
En rijck op, met haer trou,
Toen hy na Parten sou:6
Hy dacht om geene Parten,
Maer koos voor dezen slagh8
Een Velt-slagh van twee harten.
2.
10
Hy had sijn Fulvia10
Vergeten, alsoo dra,
Sijn hert, en al sijn sin
Viel op dees' Coningin,
Die Caesar, 's aertrijcx roem,14
15
Haer eerst ontloken bloem,15
En jeught, had op gedragen:
En hem, die 't al versloegh,17
Had in haer schoot verslagen.
3.
Sy tarte Antoon ten slagh,
20
Soo dra als sy hem sagh,
Met dat aenminnigh oogh,
Met dien gespannen boogh,
Der winckbrau, met dien schicht,22-23
| |
[p. 655] | |
En strael uyt haer gesicht:24
25
Sy tart hem aen te trecken,25
Het bedt sal 't vlacke veldt
Van desen veldtslagh strecken.27
4.
Ontseyt den Oorloogs gast,28
Maer ongeharrenast.
30
Ontseyt hem naakt en bloot
Om door een korter dood
Te raken uyt 't gevecht.
Sy komen regelrecht
Malkanderen aengeronnen,34
35
Sy vechten beyd' om prijs
En blijven beyd' verwonnen.
5.
Sy triumpheren bey
In 't lieflick velt-geschrey,
Het soet versoet het suyr,
40
Het heelende quetzuyr,40
De brant den brant verkoelt,
De pijn wordt niet gevoelt;
Dan met een soet verlangen,
De wonden weer so ras genesen als ontfangen.
6.
45
De heyrkracht van August45
Heeft nimmer uyt geblust
Den brant van haer gemoet,
Noch liefd' tot 's Bruygoms bloet;
Sy mint hem naer zijn doot,49
| |
[p. 656] | |
50
En geeft haer boesem bloot
Ten besten wrede slangen,50-51
Veel eer dan in triumph sich aen August gevangen.
7.
Augusta, volght het spoor,
De dart'le gaet u voor
55
Op d'oever van de Nijl,
Geraeckt van Venus pijl:56
Uw Bruygom heet van min
Haelt u met blijschap in,
Viert Hymens toorts, en gangen,59
60
En leyt de Bruyt te bed met hemelsche gesangen.
J.v. Vondel
|
|