Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.06 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

(1937)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Suikerliet.aant.Ga naar voetnoot*

Courante la Bare.Ga naar voetnoot**

I.
 
Het lust den Feestgenooten bly
 
De zoetigheit, van elk gewenscht, te prijzen,Ga naar voetnoot2
 
Te loven dat al d'aders rijzen,Ga naar voetnoot3
 
Verslingert op het puik van lekkerny.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
  Het godendom en menschdom haekt
 
Naer lieflijkheit, met matigheit gesmaekt,
 
En, als een daeu, gestort op lekkre tongen.Ga naar voetnoot7
 
Wie 't zoet vergaert,
 
Door lust gedrongen,
10[regelnummer]
  Is veel zegens waert.
II.
 
De tafelschenker van JupijnGa naar voetnoot11
 
Schaft Nectar op den disch van 't hooft der goden,
 
Ter feest verzaemt door zijn geboden,
 
Daerze al verheught en godlijk vrolijk zijn.
15[regelnummer]
  De nectarschael gaet rustigh om.Ga naar voetnoot15
 
De vreught groeit aen in 't juichend godendom:
 
Dees hemeldrank van goden en godinnen
 
Verheught den geest,
 
En hart en zinnen,
20[regelnummer]
  Op het hemelsch feest.
III.
 
Zoo gaet het naer den hemelstijl:Ga naar voetnoot21
 
En hier beneên, in 't wentelen der jaeren,
 
Ontziet men niet met lust te vaeren
 
Ter weerelt uit naer suikerzoet Bresyl.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
  Daer yvert elk om suikerriet
 
Te snijden, in het wildemans gebiet,Ga naar voetnoot26
[pagina 196]
[p. 196]
 
Te maelen, en te zieden, en te scheepen,
 
En naer ons wijkGa naar voetnoot28
 
Door zee te sleepen
30[regelnummer]
  Uit het suikerrijk.
IV.
 
Men voert den honighkorf in 't velt,
 
Daer boekweit bloeit, om honighraet te winnen.
 
De Byëman hangt al zijn zinnen
 
Aen 't honighwerk, dat hem met zoet vergelt.
35[regelnummer]
  De wakkre honighby, getroostGa naar voetnoot35
 
Ten arbeit, zweet om in den honighoogst
 
Het lieflijk sap uit bloem en tym te trekken
 
Met zijn gebroet.Ga naar voetnoot38
 
Dat honighlekken
40[regelnummer]
  Al het zuur verzoet.
V.
 
Wie twijfelt of het zoet behaeght,
 
Stel dit geschil aen 't oordeel der getrouden,Ga naar voetnoot42
 
Die zegenrijk dien wijnbergh bouden,Ga naar voetnoot43
 
Belust op sap, dat rou van 't harte vaeght.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
  De hoop op 't zoet bekoort de jeught.
 
De nasmaek van de bruiloft jaeren heught.
 
Kandijs in wijn, wie kan dien drank versmaeden?Ga naar voetnoot47
 
Zet aen den mont.
 
Drinkt onbeladen.Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
  Drinkt het hart gezont.
VI.
 
Wy loven d'allerzoetste wet.Ga naar voetnoot51
 
Ay kreukt het hooft niet belghziek met een rimpel.Ga naar voetnoot52
 
Wy zingen slecht en recht en simpel,Ga naar voetnoot53
 
Eenvoudigh heen, doch niet te naeu gezet.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
  Men looft de vrucht, die 't leven voedt,
 
Een appel, of een vijgh. Ay smaekt en boet
 
Uw lust. Zy wort van hooger hant geschonken.Ga naar voetnoot57
 
Zy brenght geluk.
 
Wat baet het pronken!Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
  Toef niet lang, maer pluk.
[pagina 197]
[p. 197]
VII.
 
De paepegaey, die scherrep let
 
Op zingen, en de bruiloftsgalmen hoorde,
 
Riep, toen 't banket zijn hart bekoorde:
 
Ay deeltme me van 't lekkre bruitsbanket,
65[regelnummer]
  Op dat ik vrolijk bruiloft hou.
 
'k Zal 't bruiloftsliet dus zingen in mijn kou,Ga naar voetnoot66
 
Zoo dra de zon haer licht begint te geven:
 
O jonge vrou,
 
Lang moetge leven.
70[regelnummer]
  Hebtge nu berouw?
 
 
 
MDCLXV.
voetnoot*
Van 1665. - Volgens de tekst in Vondels Poëzy, 1682 I, blz. 766.
Dit lied was waarschijnlik bestemd om op een bruiloft (misschien op die van P. de Wolf, zie voorafgaand gedicht; vergelijk ook deel 8, blz. 716) gezongen te worden bij het opdragen van het nagerecht, het puik van lekkerny (vs. 4). Uit vs. 5-7 blijkt reeds dat de dichter ook denkt aan het ‘zoet’ van het leven en van de liefde (vgl. vs. 41-44 en 51).
voetnoot**
Courante la Bare is een zangwijze die ook in vroegere liedboeken, o.a. bij Starter, voorkomt, oorspr. een danswijze.
voetnoot2
van: door.
voetnoot3
d'aders rijzen: een heerlik gevoel de aderen doorstroomt (vgl. Ned. Wdb. I, 808).
voetnoot4
Verslingert: verlekkerd.
voetnoot7
lekkre: fijn proevende.
voetnoot11
tafelschenker: Ganymedes.
voetnoot15
rustigh: onophoudelik (eig. krachtig).
voetnoot21
hemelstijl: gewoonte in de godenhemel.
voetnoot24
Ter weerelt uit: naar een ander werelddeel.
voetnoot26
wildemans gebiet: de streken van de inlanders.
voetnoot28
ons wijk: ons land.
voetnoot35
getroost: zich wijdend.
voetnoot38
gebroet: jongen.
voetnoot42
Stel aen: late over aan.
voetnoot43
dien wijnbergh bouden: dat zoete genot smaakten.
voetnoot44
rou: verdriet.
voetnoot47
Kandijs: kandij (waarschijnlik ontstaan uit de samenstelling kandijsuiker; Ned. Wdb. VII, 1231).
voetnoot49
onbeladen: onbezorgd.
voetnoot51
d'allerzoetste wet: het huwelik.
voetnoot52
belghziek: prikkelbaar, humeurig.
voetnoot53
slecht: eenvoudig.
voetnoot54
naeu gezet: angstvallig (Ned. Wdb. IX, 1647).
voetnoot57
van: door.
voetnoot59
pronken: pruilen (Mnl. Wdb. VI, 728, nog in Zuid-Ned. dialekten bekend).
voetnoot66
kou: kooi.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank