Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.06 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

(1937)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 227]
[p. 227]

J.v. Vondels
Ifigenie in Tauren
Uit Euripides.

Hic labor extremus, longarum haec meta viarum.

 

TREURSPEL.

 

t'Amsterdam,

Voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament. Anno 1666.



illustratie

[pagina 228]
[p. 228]

Ifigenie in Tauren
Bewerkt door Dr. J.D. Meerwaldt en Prof. Dr. A.A. Verdenius

Van 1666. Volgens de tekst der oudste uitgave (t'Amsterdam, Voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, in 't Nieuwe Testament), waarvan het titelblad hiervóór typografisch is nagevolgd.

 

De titel van het oorspronkelijke stuk luidt Iphigeneia en Taurois, Latijn Iphigenia in Tauris, d.i. ‘Iphigenia bij de Tauriërs’, of ‘.... in het land der Tauriërs’. Vondel, die ook o.a. van Grieken spreekt in de zin van ‘Griekenland’, heeft met zijn Ifigenie in Tauren het antieke spraakgebruik nagevolgd. De nadere bepaling in de titel heeft ten doel deze ‘Iphigenia’ van Euripides te onderscheiden van diens ‘Iphigenia in Aulis’, een later geschreven stuk, voor welks inhoud men vs. 1-32 van de onderhavige tragedie kan vergelijken.

 

Keuze van het stuk. Na Sophocles' Electra van 1639 en diens Oedipus Rex van 1660 is deze Iphigenia in Tauris het eerste stuk van Euripides, dat Vondel in vertaling doet verschijnen; in 1668 zal hij de reeks vertalingen van Griekse tragici besluiten met Euripides' Phoenissae en Sophocles' Trachiniae. Uit de hier genoemde data volgt intussen geenszins, dat de dichter eerst na 1660 zich met Euripides is gaan bezig houden; hoogstwaarschijnlijk stammen de vier latere, zo lange tijd ná de Electra en tezamen binnen het bestek van negen jaren in het licht gegeven vertalingen ten dele reeds uit een vroegere periode en heeft Vondels hernieuwde werkzaamheid op dit gebied zich in hoofdzaak bepaald tot een voltooien en bijwerken van de berijming. - De belangrijkste aanleiding voor onzen dichter om na Sophocles ook Euripides ter hand te nemen en van dezen in de eerste plaats de Iphigenia in Tauris, is blijkbaar geweest de kennismaking met Grotius' Latijnse overzetting van de Phoenissae, uitgegeven in 1630 (zie daarnaast ook Deel III, bl. 434, r. 41). Aan de Prolegomena bij genoemde overzetting ontleent Vondel niet alleen Grotius' wederzijds-afwegende waardering van beide Griekse tragici (Opdracht, r. 15 vlgg.), maar ook vermeldt hij met nadruk diens althans indirect uitgesproken erkenning, dat de Phoenissae door het ontbreken van agnitio een element van volmaaktheid missen, dat in de Iphigenia aanwézig is (Opdracht, r. 63 vlg.). Daarbij komt dan nog, dat Aristoteles, aan wiens theorie dit gehele ‘herkennen’, of ruimer ‘tot-kennis-komen’ zijn onverdiende reputatie van ‘hoofd-element der tragedie’ dankt (Poet. cap. 6), speciaal met bewondering spreekt over de wijze, waarop dit punt is behandeld in Sophocles' Oedipus en in Euripides' Iphigenia (Poet., cap. 16).

 

Het motto op de titelpagina, ontleend aan Vergilius' Aeneis (III, vs. 714) luidt in Vondels eigen vertaling: ‘Hier was d'uiterste pael van alle mijn omsuckelinge. Dit was het honck van de langdurige reize’ (Deel VI, bl. 540, r. 783). Meer in het bizonder heeft dit motto betrekking op Iphigenia's broeder Orestes, aan wiens lot dat van de heldin zelve onverbrekelijk is verbonden; zie vs. 1506-vlgg. en vs. 1547-vlg.

Uitvoeriger inhoudsopgave.

Onderstaand overzicht van de inhoud der Ifigenie heeft niet alleen ten doel den lezer het volgen van de gang der handeling te vergemakkelijken - iets waartoe Vondels samenvatting, blz. 237, hem niet voldoende in staat stelt - maar beoogt tevens recht te doen wedervaren aan de weldoordachte en uit een oogpunt van dramatiek in

[pagina 229]
[p. 229]

engere zin uiterst werkzame compositie van het stuk. Voor het ontbreken van een indeling in ‘bedrijven’ mogen wij verwijzen naar de inleidende opmerkingen bij Koning Edipus, Dl. VIII, bl. 852, alwaar men ook het een en ander vindt aangetekend omtrent de functie van de Rei (het Koor) der antieke tragedie. - Hier volgt dan het overzicht.

I, vs. 1-244. In het woeste Taurië, een landstreek aan de Zwarte Zee (de tegenwoordige Krim) heerst de barbaarse zede, iederen vreemdeling die het land betreedt, als offer te slachten bij het altaar van Artemis (Diana). De zorg voor het ritueel dezer offeranden is door den landsheer, koning Thoas, opgedragen aan een jonge Griekse, Iphigenia, dochter van Agamemnon en Clytaemnestra. Op wonderbaarlijke wijze is deze weleer, toen haar vader op het punt stond haar in Aulis als offer voor Artemis te doden, door de godin zelve gered en hierheen ontvoerd. Sedertdien priesteres in het Taurisch heiligdom, verricht zij gehoorzaam, maar met weerzin in het hart, de haar opgelegde taak. In de nacht nu, voorafgaande aan de dag waarop het stuk speelt, heeft Iphigenia een droom gehad, waaruit zij meent op te moeten maken, dat daarginds in Argos haar enige broeder Orestes is gestorven. Tezamen met haar Griekse dienaressen wil zij nu hier in den vreemde hem ter ere een plengoffer brengen.

Intussen is diezelfde broeder, vergezeld van zijn trouwen vriend Pylades, naar Taurië gekomen om in opdracht van het Delphisch orakel het beeld van Artemis aldaar uit de tempel te roven en het over te brengen naar Athene. Is dit werk eenmaal volbracht, dan zal hij voortaan met vrede worden gelaten door de Furiën, die hem als moordenaar van zijn moeder rusteloos achtervolgen. De beide vrienden, op een verkenningstocht bij de tempel aangekomen, besluiten zich tot het invallen van de duisternis schuil te houden in een grot in de nabijheid. Als zij weer verdwenen zijn, verschijnt Iphigenia met haar tempelvrouwen (de Rei) en brengt zij het voorgenomen plengoffer voor den dood gewaanden Orestes.

II, vs. 245-466. Een herder komt Iphigenia mededelen, dat twee Griekse jongelingen gevangen zijn genomen in een naburige grot. Thoas heeft last gegeven hen aanstonds naar de tempel te brengen, opdat zij daar geofferd zullen worden. Geheel in beslag genomen door haar eigen leed, toont Iphigenia aanvankelijk geen spoor van het mededogen dat haar anders vervult; tenslotte echter komt haar hart weer in opstand tegen het wrede bedrijf, dat hier als gode-welgevallig van haar geëist wordt. - De rei vraagt zich af, wie toch deze rampzalige Grieken mogen zijn en wat hen hier mag hebben gebracht ...

III, vs. 467-1180. De gevangenen verschijnen voor de priesteres en nu ontspint zich een gesprek, waarbij Iphigenia heel de jammer van haar huis verneemt: Agamemnon door zijn gade vermoord en Orestes, getrouw aan de plicht van bloedwraak, de moordenaar van zijn eigen moeder. - De mededeling, dat de jonge koningszoon zélf nog in leven is, brengt Iphigenia op een gedachte. Als zij een van de beide jongelingen ongedeerd heen laat gaan, dan kan deze een brief voor haar broeder bestemd naar Argos brengen. De vrienden gaan op dit voorstel in en na een edele strijd, wie van beiden zich voor den ander zal mogen opofferen, neemt tenslotte Pylades de taak op zich, die hem het leven zal redden. Een voorzorgsmaatregel echter, die getroffen wordt bij het ter hand stellen van de brief - Iphigenia deelt aan Pylades de inhoud daarvan mede - leidt tot een ontroerende wederzijdse herkenning van broeder en zuster. Het drietal, van nu aan lotgenoten, ziet zich thans voor de vraag gesteld, hoe gezamenlijk te ontvluchten en tevens, ingevolge Apollo's opdracht, het Artemisbeeld te ontvoeren.

Het is Iphigenia die raad schaft. Voorgevende dat beide vreemdelingen bezoedeld zijn door moedermoord en dat deze bezoedeling is overgegaan op het tempelbeeld, zal zij Thoas overtuigen van de noodzakelijkheid een rituele reiniging te doen plaats vinden op een afgelegen plek aan het strand, ver van aller ogen. Aldus zal het hun mogelijk zijn het Griekse schip dat in een inham verborgen ligt, te bereiken en daarop te ontvluchten. - De Griekse dienaressen, voor wie een latere terugkeer naar het vaderland

[pagina 230]
[p. 230]

in het vooruitzicht is gesteld, zingen een lied vol weemoedig-schone herinneringen aan het ouderhuis.

IV, 1181-1334. Koning Thoas, die zich komt vergewissen of zijn opdracht reeds is uitgevoerd, ontmoet bij de tempel Iphigenia die juist het ‘te reinigen’ godenbeeld naar buiten draagt. Zonder bedenken schenkt hij geloof aan de hem door de priesteres gegeven voorstelling van zaken; alle Tauriërs krijgen bevel tijdens de plechtigheid binnen hun huizen te blijven en de Koning zelf bedekt zich volgens een hem gegeven voorschrift de ogen om deze niet te besmetten. De beide vreemdelingen worden nu naar buiten gebracht en begeven zich, begeleid door bewakers, in het gevolg van Iphigenia naar het strand. Als zij uit het oog zijn verdwenen, zingt de Rei een loflied ter ere van den Delphischen Apollo en zijn onbedrieglijke godsspraak.

V, 1335-1556. Een der meegegeven wachters komt verhalen, hoe Iphigenia zich op listige wijze van hen heeft weten te ontdoen en hoe ondanks hun pogingen dit te beletten, het drietal erin is geslaagd aan boord te komen van het Griekse schip. Een hevige tegenwind echter, zo voegt hij toe, drijft de vluchtelingen bij hun pogingen om de open zee te bereiken telkens weer naar de kust terug en als de in woede ontstoken Thoas bevel geeft hen in allerijl te water en te land te achtervolgen, lijkt op het laatste ogenblik toch nog alles voor de Grieken verloren. Maar dan verschijnt uit de hemel Pallas Athene (Minerva) en voor het machtwoord van deze godin, die de dienst van de ‘Taurische Artemis’ in edeler vorm voor haar land en haar volk op komt eisen, zwicht de barbarenvorst. - Over de stilgeworden wateren vaart het schip met Agamemnons kinderen veilig heen en de Griekse tempelvrouwen, aan wie de vrijheid en een schone taak daarginds in Attica is toegezegd, zingen Athene ter ere een lied van lof en dank.

Bronnen voor Vondels opdracht en vertaling.

De stof voor de hierna volgende Opdracht is ten dele ontleend aan Grotius' Prolegomena bij Euripides' Phoenissae, ten dele aan de Epistula dedicatoria bij Commelinus' editie van den gehelen Euripides; hier en daar vindt men ook iets uit Vossius' Poëtiek (Geerts, Vondel als Classicus enz., bl. 89-vlgg.). Voor een citaat uit Hooft zie men de aant. bij r. 24.

Vondels vertaling geeft overal de Latijnse overzetting van Portus in de Commelinus-uitgave weer; voor die ene plaats (vs. 416), waar Geerts, op. cit. bl. 238, ten onrechte een raadplegen van de Griekse tekst meent te moeten constateren, vergelijke men de aantekening bij vs. 417-20. Het geringschattend oordeel dat genoemde onderzoeker over de Latijnse vertaling uitspreekt, kunnen wij geenszins onderschrijven. Bijna overal maakt Portus van de op slechte overlevering berustende Commelinus-tekst wat men redelijkerwijze mag verlangen en vaak verrast hij door zijn vindingrijkheid om zich uit een impasse te redden. Vondels verkeerde vertalingen zijn slechts ten dele ‘op rekening te brengen’ van het Latijnse voorbeeld, vaak berusten zij ook op een niet begrijpen van Portus' bedoeling; een merkwaardig voorbeeld vindt men in vs. 231-32.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Ifigenie in Tauren


auteurs

  • A.A. Verdenius

  • J.D. Meerwaldt