Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674 (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.06 MB)

XML (2.58 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674

(1937)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 239]
[p. 239]

J.v. Vondels
Ifigenie in Tauren.Ga naar voetnoot*

Ifigenia:
 
De koning Pelops, zoon van Tantalus, gedraegen
 
Te Pize, in 't renperk, met den oversnellen wagen,
 
Troude Enomaüs spruit, brogt Atreus voort, en hyGa naar voetnoot1-3
 
Vorst Menelaus, en ook Agamemnon. wy
5[regelnummer]
Geheeten Ifigene [uit hem en d'echtgenoote
 
Vrou Klytemnestre, een telgh van Tyndar, voortgesproten]Ga naar voetnoot6
 
Zijn, zoo heer vader waent, geoffert voor Diaen,
 
Daer d'engte Euripus schuurt gestadigh af en aen
 
Met ebbe en vloet den hals des inhams, en de randen
10[regelnummer]
Van rustloos Aulis. hier vergaêrden op de stranden,Ga naar voetnoot8-10
 
Door Agamemnons last, der Grieken legerheer,Ga naar voetnoot11
 
Wel duizent schepen, om, tot Menelaus eer,
 
Helene, hem ontschaekt, uit Troie met den degenGa naar voetnoot13
 
Te voeren, met de kroon van vollen oorloghszegen:
[pagina 240]
[p. 240]
15[regelnummer]
Maer toen'er zwaericheit, voor d'uitgereede kielGa naar voetnoot15
 
En zeilgereede vloot, om zee te kiezen viel,
 
De wint ongunstigh bleef, begon hy raet te levenGa naar voetnoot17
 
Met wichlerye uit vier. tolk Kalchas, wel bedreven,Ga naar voetnoot18
 
Sprak Agamemnon aen: ô hooft der Grieksche vloot,
20[regelnummer]
Men kan de haven niet met eenen ruimen schoot
 
Uitzeilen, eerge uw kint en dochter Ifigene
 
Opoffert aen Diaen; naerdienge zwoert voorheene
 
De schoonste vrucht van 't jaer de straelende godin
 
Te wijden. Klytemnestre, uw vrou en koningin,
25[regelnummer]
Brogt toen een dochter voort. met dezen naem betekentGa naar voetnoot22-25
 
Hy ons, de schoonste vrucht van 't jaer by hem gerekent.Ga naar voetnoot25-26
 
Dees moet gy offren. maer Ulysses voertme ontrou,Ga naar voetnoot27
 
In schijn als of ik helt Achilles trouwen zou,Ga naar voetnoot28
 
Met moeder heene: en toen ik t'Aulis was gekomen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En op 't altaerhout knielde, en wachte vast met schromenGa naar voetnoot30
 
Den dootsteek van het zwaert, vervoerdeme Diaen,
 
Die eene hinde liet in mijne plaetse staen,
 
Door d'ope lucht hier in der Tauritanen oorden,Ga naar voetnoot33
 
Daer d'ongriek Thoas heerscht met zijnen staf in 't noorden,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die, vlugger dan een valk, den naem van snelvoet draeght.Ga naar voetnoot35
 
Hy steltme in deze kerk, gewijt tot offermaeght:
 
Daer zijn godin Diaen gedient is met de wettenGa naar voetnoot37
 
Van een schijnheiligh feest, in 't midden van de smetten,Ga naar voetnoot38
 
Die 'k uit eerbiedigheit veel liever zwijgen zal:
40[regelnummer]
Want ik ten offer slaght, naerdien de stadt dit alGa naar voetnoot40
 
Van outs gewoon is, wie hier lant uit vreemde steden.Ga naar voetnoot41
 
Ik wichle uit d'offerhande, en laet de schendighedenGa naar voetnoot42
[pagina 241]
[p. 241]
 
Der bloedige offren, in Dianaes kerk geslaght,Ga naar voetnoot42-43
 
Aen andren over. 'kwil verhaelen wat te nachtGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ons in de lucht verscheen, of dit te pas moght komen.Ga naar voetnoot45
 
'K was t'Argos uit dit lant gevaeren in mijn droomen,Ga naar voetnoot46
 
En sliep in 't midden van de maeghden. d'aerde scheenGa naar voetnoot47
 
Te daveren, en ik te vlughten ergens heen.Ga naar voetnoot48
 
Ik stont van buiten, en zagh hof en dak van boven,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
En posten, overhoop gevallen en geschoven,Ga naar voetnoot50
 
Ter aerde storten: maer een eenigh hofpylaer
 
Van vaders huis scheen stant te houden in 't gevaer.Ga naar voetnoot52
 
Een blonde haerlok quam op 's pijlers kruin uitbreeken,Ga naar voetnoot53
 
En sloegh, gelijk een mensch, geluit, en scheen te spreeken.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ik, die de gasten doode, en hier mijn ampt bekleêGa naar voetnoot55
 
Wiesch deze hofkolom, en zuchte, om datze mêGa naar voetnoot56
 
De doot was toegedoemt. dees naere droom betekentGa naar voetnoot56-57
 
Orestes doot, voorheen by my al doot gerekent.Ga naar voetnoot57-58
 
De hofpylaer bediet de mannelijke vrucht.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
De gasten sterven hier, als ik hen wassche en zucht.Ga naar voetnoot60
 
Doch zulk een droom slaet niet op vrienden: want te vorenGa naar voetnoot61
 
Was Strofius geen zoon, toen vader storf, geboren.Ga naar voetnoot62
 
'K wil broeders uitvaert, of hy tegenwoordigh waer,Ga naar voetnoot63
 
In zijn afwezen, hier gaen houden by 't altaer.
65[regelnummer]
Ik kan 't uitvoeren met mijn dienstboôn, Grieksche vrouwen,Ga naar voetnoot65
 
Van koning Thoas my gegunt, op goet vertrouwen.Ga naar voetnoot66
[pagina 242]
[p. 242]
 
Zy zijn om reên noch niet gekomen hier ter stê,Ga naar voetnoot67
 
In deze kerk, daer ik mijn offerampt bekleê.Ga naar voetnoot68
Orestes:
 
Zie toe, sla gade, dat geen mensch ons hier betrappe.Ga naar voetnoot69
Pylades:
70[regelnummer]
'K bespiede, en zie rondom, voorzichtigh, waer ik stappe.Ga naar voetnoot70
Orestes:
 
Zie Pylades, schijnt dit Dianaes tempel niet,
 
Daer 't schip van Argos hier aen strant belande en stiet?Ga naar voetnoot72
Pylades:
 
Orest, het schijnt me toe. 'k geloof het dunkt u mede:Ga naar voetnoot73
Orestes:
 
En 't outer druipt van bloet, vergoten hier ter stede.Ga naar voetnoot74
Pylades:
75[regelnummer]
De kerk is nat van bloet, en root van moort voor 't oogh.Ga naar voetnoot75
Orestes:
 
De wapenroof hangt aen het kerkgewelf om hoogh:Ga naar voetnoot76
Pylades:
 
Als eerstelingen der geslaghte vreemdelingen.Ga naar voetnoot77
Orestes:
 
Men zie dan wakker heene en weêr, eerze ons bespringen.
 
Apollo, waer vervoert uw antwoort my met kracht
80[regelnummer]
Nu weder in dit net? na mijne moederslaght,Ga naar voetnoot79-80
 
Tot wraek van vaders moort, verdreven RazernyenGa naar voetnoot81
 
'S lants ballingen uitheemsch rondom, aen alle zyen,Ga naar voetnoot82
 
Geduurigh heene en weêr onrustigh en alom:Ga naar voetnoot83
 
En toen ik u om raet vraeghde in uw heilighdom,
85[regelnummer]
Op welk een wijs men best moght raeken aen een endeGa naar voetnoot85
[pagina 243]
[p. 243]
 
Van dees bezetenheit, en jammerlijke elende,Ga naar voetnoot86
 
In 't ommezwerven door gansch Griekenlant geleên,
 
Gebootge my door zee, naer 't noortsche Tauren heen
 
Te streven [daer Diaen, uw zuster, op altaeren
90[regelnummer]
Gedient wort] om haer beelt, van over veele jaeren,
 
Gevallen uit de lucht, te schaeken uit de kerk,Ga naar voetnoot90-91
 
Met list, of zoo het valle, en dit geheilight merk,Ga naar voetnoot92
 
Gehaelt door veel gevaers, t'Athene in 't licht te stellen,Ga naar voetnoot93
 
Om lucht te scheppen van benaeutheên, die my knellen,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
En schriklijk pijnigen: een middel, u bewust,
 
En 't eenigh om te staen naer een volkome rust.Ga naar voetnoot95-96
 
Ik kome, op uwen raet, dan herwaert aen ten leste
 
In 't vreemde en onbekende ongastvry lantgeweste.
 
Nu Pylades, gy zijt mijn halsvrient wijs en trou,
100[regelnummer]
Wat vangen wy best aen? gy ziet dit kerkgebou,
 
Dees hooge muuren. zal men best naer boven stijgen,
 
Langs deze ladder, en aftreênde een venster krijgen,Ga naar voetnoot102
 
Of breeken 't ysren slot met boomen en gewelt,Ga naar voetnoot103
 
Niet weetende hoe 't hier van binnen is gestelt?Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ontsluitenwe de poort, en wordenwe genomen,Ga naar voetnoot105
 
Als beeldestormers, dan is 't met ons omgekomen.Ga naar voetnoot106
 
Doch eerwe sneven, laet ons haestigh vliên aen strantGa naar voetnoot107
 
Naer ons galey, waermê wy reisden aen dit lant.Ga naar voetnoot108
Pylades:
 
Het vliên is ongeraên. wy zijn geen vlught gewoone.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
Het is niet billijk dat de vrees Godts antwoort hoone.Ga naar voetnoot110
 
Laet ons afwijken van de kerk, en stil in vrêGa naar voetnoot111
 
Ons bergen in een hol, waer op de zwarte zee
 
Haer golven breekt, heel wijt van 't schip, dat geene lieden
[pagina 244]
[p. 244]
 
Het merken, en terstont den koning ons verspiedenGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
Aenbrengen, en met kracht aengrypen by den hals.Ga naar voetnoot115
 
Maer als de donk're nacht, die alle dingen valsch
 
En zonder verwe ziet, komt vallen, dan, als mannen,Ga naar voetnoot116-17
 
Met alle middelen en krachten aengespannen,
 
En 't zuiver kerkbeelt stil geschaekt uit d'oude kerk.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Zie hoe men langs den muur by 't ronde pijlerwerkGa naar voetnoot120
 
Afglijden moet. een dappre ontziet geen zwaerigheden.
 
De bloode suffer zwicht, staet stijf, en rept geen leden.Ga naar voetnoot122
Orestes:
 
Wy roeiden vruchteloos veel mijlen herwaert aen,
 
En moeten keeren langs het spoor der zelve baen,Ga naar voetnoot123-24
125[regelnummer]
Weshalve, gy spreekt recht, men dient Godts raet te hooren.Ga naar voetnoot125
 
Nu ga een' schuilhoek en een dootse plaets opspooren:Ga naar voetnoot126
 
Want valt Apolloos raet en antwoort qualijk uit,
 
Men wijte onze eige schult noch Godt, noch Godts besluit.Ga naar voetnoot128
 
Het moet gewaeght zijn. laet gevaer u niet verbluffen.
130[regelnummer]
Het past geen jonge maets in zwaericheên te suffen.Ga naar voetnoot123-30Ga naar voetnoot129-30
Ifigenie:
 
Hoort toe, inwooners, op de tweeGa naar voetnoot131
 
Steenrotsen van d'Euxijnsche zee,
 
Te zamenklinkende, gesteegen.Ga naar voetnoot131-33
 
O maeght Diktin, langs bergh en wegenGa naar voetnoot134
135[regelnummer]
En streeken, rennende op de jaght,Ga naar voetnoot135
 
Latonaes dochter, hoogh geacht,Ga naar voetnoot136
[pagina 245]
[p. 245]
 
Ik uwe dienstmaeght, koorkostresse,
 
En kerkgewijde priesteresse,Ga naar voetnoot137-38
 
Zet mijn' gewyden maeghdevoetGa naar voetnoot139
140[regelnummer]
Naer uw gestichten, heet van gloet,Ga naar voetnoot140
 
Naer uwe goude heilighdommen,Ga naar voetnoot141
 
Geciert met blinkende kolommen.
 
'K verliet Europe en vaders hof,Ga naar voetnoot143
 
En Grieken, trots op oorloghslof,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Zijn torens en boschrijke beemden,Ga naar voetnoot145
 
En slijt mijn dagen by de vreemden.
Rey:
 
Hier ben ik. zegh, hoe gaet het nu?Ga naar voetnoot147
 
Wat zorgh, wat angst bekommert u?Ga naar voetnoot148
 
Waerom waerom woudtge, afgescheiden
150[regelnummer]
Van andren, my ter kerke leiden?Ga naar voetnoot149-50
 
O telgh van 's konings hoogen stam,
 
Die moedigh naer de vesten quamGa naar voetnoot152
 
Van Troie ontelbre krijghsliên sleepen,
 
Met eene vloot van duizent schepen!
Ifigenie:
155[regelnummer]
O dienstboôn, och helaes, hoe slijt
 
Ik jammerklaghtigh mijnen tijt,Ga naar voetnoot155-56
 
En klaegh luitruchtigh iders ooren
 
Mijn leedt, onaengenaem te hooren!Ga naar voetnoot157-58
 
Helaes, hoe lange steeke ik vastGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
In huisverdriet en last op last,Ga naar voetnoot160
 
Betreurende, hier omgezworven,Ga naar voetnoot161
 
Mijn' broeder, och my afgestorven!
[pagina 246]
[p. 246]
 
Wat zagh ik voor een nachtgezicht,Ga naar voetnoot163
 
Een' nevel, schuw van hemelsch licht!Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
'T is uit met my: 't is omgekomen
 
Met vaders huis, ik heb 't vernomen.Ga naar voetnoot166
 
Helaes, wat's t'Argos niet geleên!
 
Och nootlot, laetge my alleen!
 
Berooftge my van mijnen broeder,
170[regelnummer]
Mijn' troost en eenigen behoeder,Ga naar voetnoot170
 
En zentge hem ter zielen heen,Ga naar voetnoot171
 
Wiens uitvaert ik met rou beween,Ga naar voetnoot172
 
En storte dees lijkofferdrankenGa naar voetnoot173
 
Ter aerde met bedroefde klanken,
175[regelnummer]
Dien jammerkelk, vol offerbloetGa naar voetnoot175
 
Van kalven, op geberght gevoedt,
 
En offerwijn en honigh mede,
 
Zoenoffers, tot der zielen vrede?Ga naar voetnoot178
 
Reik hier het gouden offervat,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Des overledens zoen geschat.Ga naar voetnoot180
 
Och Agamemnons telgh, wy gevenGa naar voetnoot181
 
Dit u, gescheiden uit het leven.
 
Ontfang dees blonde haervlecht toch,
 
Op dezen grafzerk u tot noch
185[regelnummer]
Niet aengeboôn. het kan niet baeten
 
Mijn traenen over u te laeten.Ga naar voetnoot183-86
 
Wy beide zijn nu van der hantGa naar voetnoot187
 
Te verre van ons vaderlant,
 
Daer elk my schat in dat gewesteGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Geslaght, het vaderlant ten beste.Ga naar voetnoot190
[pagina 247]
[p. 247]
Rey:
 
Mevrou, 'k zal op zijn ongrieksch nu
 
Met Asiaensche wijzen u
 
Antwoorden, en treurzangen zingen,Ga naar voetnoot191-93Ga naar voetnoot193
 
Gelijk voor 's lants verstorvelingenGa naar voetnoot194
195[regelnummer]
Godt Pluto zingt op deze stof.Ga naar voetnoot195
Ifigenie:
 
Och Atreus huis, och vaders hof,Ga naar voetnoot196
 
Het licht der kroonen is verdweenen.Ga naar voetnoot197
 
Der Grieken maght, lang uitgescheenen,
 
De schult met rijke vorsten boet.Ga naar voetnoot198-99
200[regelnummer]
Het eene jammer 't ander broet.Ga naar voetnoot200
 
De zon verberght haer blijde glanssen,
 
En wijkt te rugge aen 's hemels transsen
 
Met een bewolkt gespan alreê.Ga naar voetnoot201-203Ga naar voetnoot203
 
Het eene volght op 't ander wee,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
En moort op moort, en slagh op slagen.
 
De straf treft Tantels bloet en magen,Ga naar voetnoot206
 
Voorheen geplaeght. een helsche geest
 
Slaet voort, en plaeght u allermeest.Ga naar voetnoot207-208
 
Het nootlot van mijn moeders huwelijk
210[regelnummer]
En haere bruiloft trofme gruwelijk
 
In 't eerste, en een wreet nootlot leitGa naar voetnoot209-11
 
My van 't begin de zwaerigheit
[pagina 248]
[p. 248]
 
Van mijn geboorte voor mijne oogen,
 
En waerom ik wert opgetogen,Ga naar voetnoot211-14Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Die van den Griek was aengezochtGa naar voetnoot215
 
Ten echte, om hunnen oorloghstoghtGa naar voetnoot216
 
Te spoeden. ik, al t' ongelukkigh,Ga naar voetnoot216-17
 
Een kint van Ledaes dochter drukkigh,Ga naar voetnoot218
 
Ben al te weeligh opgevoet,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Om opgeoffert vroegh mijn bloet
 
Te storten, weghgevoert te wagenGa naar voetnoot221
 
Naer Aulis, daer de legers lagen,
 
Gelijk een bruit, een schoone bruitGa naar voetnoot223
 
Van Thetis zoon. ik jonge spruit
225[regelnummer]
Och och in Pontus neêrgezeten,Ga naar voetnoot225
 
Ongastvry Pontus, woon vergeeten
 
In 't guure en barre noortsche lant,
 
Versteeken van het huwlijkxpant,Ga naar voetnoot228
 
Van kindren, maegen, en Micene,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
En Junoos dienst, gelooft voorheene,Ga naar voetnoot230
 
Al wevende door Pallas gunst
 
De zonnebeelden naer de kunst.Ga naar voetnoot231-32Ga naar voetnoot230-32
 
Ik ben een priesterin by vreemden,Ga naar voetnoot233
 
Van bloet geverft in dorre beemden,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
En doop de Vloekgodin in bloet,Ga naar voetnoot234-35Ga naar voetnoot235
 
Ook d'outers bloetroot en verwoet,Ga naar voetnoot236
 
Op deerlijk jammeren en klaegenGa naar voetnoot237
[pagina 249]
[p. 249]
 
Der schreienden, ter neêr geslagen.Ga naar voetnoot238
 
'K herdenke 't leet, van outs geleên,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
En klaege om broeder, te Miceen
 
Gestorven, mijn' Orest, geboren
 
Ter kroone, dien ik liet verloren,Ga naar voetnoot242
 
Een teder kint, en zuigeling,
 
Dat noch aen moeders borsten hing.
Rey:
245[regelnummer]
Hier komt een herder van het zeestrant aengestooten.Ga naar voetnoot245
 
Gewis hy brengt wat nieus.
Herder:
 
ô dochter van den grooten
 
Vorst Agamemnon, spruit van Klytemnestre, hoor,
 
Ik brenge een nieuwe maer, die vreemt klinkt in uw oor.Ga naar voetnoot248
Ifigenie:
 
Wat schrikmaer brengtge ons nu?Ga naar voetnoot249
Herder:
 
twee jongelingen quamen
250[regelnummer]
Naer 't Cyaneesche lant te scheepe hier te zamen
 
Gevloôn, een aengenaem slaghtoffer voor Diaen.Ga naar voetnoot249-51Ga naar voetnoot251
 
Wilt gy het waschbadt en d'inwydinge en het slaenGa naar voetnoot252
 
Niet spoeden naer den eisch?Ga naar voetnoot253
Ifigenie:
 
Wat zijn dit voor gezellen?
 
Hoe heet hun lantgewest? kunt gy dien lantaert mellen?Ga naar voetnoot254
Herder:
255[regelnummer]
't Zijn Grieken. dat 's het al, en meer niet, met een woort.Ga naar voetnoot255
Ifigenie:
 
Hoe heetenze? hebt gy hun naemen niet gehoort?
Herder:
 
d'Een noemde Pylades zijn' reisgenoot.
Ifigenie:
 
zegh hoe men
 
Nu Pylades weêrom den reisgenoot hoort noemen.
[pagina 250]
[p. 250]
Herder:
 
Dit's onbekent tot noch. wy hoorden 't van geen liên.Ga naar voetnoot259
Ifigenie:
260[regelnummer]
Zegh op, hoe vingtge hen? hoe quaemtge hen te zien?
Herder:
 
In eene holle rots, aen d'ongastvrye stranden
 
Van Pontus.
Ifigenie:
 
en wat zoekt gy herders, die de randen
 
Der zee niet bout, aen zee.Ga naar voetnoot262-63Ga naar voetnoot263
Herder:
 
wy quamen 't offervee
 
En d'ossen spoelen en afwasschen in de zee.
Ifigenie:
265[regelnummer]
Koom herwaert. zeghme nu, hoe kreeghtge hen gevangen,Ga naar voetnoot265
 
En op wat wijs? 'k wensch dit te hooren met verlangen.
 
Zy komen spade hier. geen Griek heeft naer ons wet
 
Het outer van Diaen oit met zijn bloet besmet.Ga naar voetnoot267-68
Herder:
 
Na dat wy herders een drift ossen derwaert dreven,
270[regelnummer]
Daer 't water van de zee komt door twee rotsen streven,Ga naar voetnoot269-70
 
En eene rotsspelonk de borst voorover steekt,
 
Waer op met woest gedruisch de golf geduurigh breekt,Ga naar voetnoot271-72
 
En in wiens hol gewelf de purpervisschers doken,Ga naar voetnoot273
 
Verneemt een herder van ons volk, eer wy het roken,Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Twee jongelingen. hy deist schichtigh achterwaertGa naar voetnoot275
 
Op zijne toonen, zeght: och zietge niet een' aertGa naar voetnoot276
 
Van geesten zitten? een van d'onzen opgetogen,Ga naar voetnoot276-77
 
Vout met eerbiedigheit zijn handen, slaet zijne oogenGa naar voetnoot277-78
 
Ter aerde, en bidt hen aen, ootmoedigh en gedwee:Ga naar voetnoot279
[pagina 251]
[p. 251]
280[regelnummer]
O Godt Palemon, zoon van onze Leukoteê,Ga naar voetnoot280
 
Schipredder, help ons toch: het zy gy bey te gaderGa naar voetnoot281
 
Op strant zweeft: 't zy gy 't kroost zijt van den sterken vader,Ga naar voetnoot281-82Ga naar voetnoot282
 
Godt Nereus, die een' rey van vijftigh dochtren teelt.Ga naar voetnoot283
 
Een ander los gezel en godtloos, wien 't verveelt,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Beschimpte zijn gebeên, en zey dat dees gestranden,Ga naar voetnoot285
 
Na schipbreuk in het hol gedoken, onze handen
 
Uit schrik ontwijken, om t'ontgaen den offermoort,Ga naar voetnoot287
 
En 't menscheslaghten, op hunne aenkomst eerst gehoort.Ga naar voetnoot288
 
De meesten dochten dit was recht en wel gesproken,
290[regelnummer]
En stemdenze aen te slaen, om voor Diaen te smooken,Ga naar voetnoot290
 
Naer 's lants gebruik en wet: maer midlerwijl verlaet
 
Een van dees twee de laeghte, en stijght, tot dat hy staetGa naar voetnoot292
 
In top der steenrotse, en begint dan heene en weder
 
Het hooft te schudden, en te zwaeien op en neder,
295[regelnummer]
En kermde al bevende, sloegh d'armen overal,Ga naar voetnoot295
 
En raesde harssenloos, en schreeude, als uit een dalGa naar voetnoot296
 
De jaeger op de jaght: ô Pylades, zie deze:
 
Maer zietge niet hoe dees draekin, des afgronts vreeze,Ga naar voetnoot297-98Ga naar voetnoot298
 
My wil verslinden, en, met adderengebroetGa naar voetnoot299
300[regelnummer]
Gewapent in de vuist, my aenrant zoo verwoet?Ga naar voetnoot300
 
Een andre blaest vast vier en vlam uit haere kleêren,
 
Stookt moort, en, strevende op de zwarte draekeveeren,Ga naar voetnoot302
 
Houdt moeder in den arm, om in dit steenen graf
 
Mijn lijf te dompelen. och och, zy valtme straf,Ga naar voetnoot303-304Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
En wilme moorden. waer gevloôn uit doots gevaeren?
 
Men zagh hem razen, niet met eenerley misbaeren,Ga naar voetnoot306
 
Maer op veel wijzen: want hy bulkte of baste fel,
[pagina 252]
[p. 252]
 
Gelijk een kalf, of hont, of rees, als uit de helGa naar voetnoot307-08
 
Een helsche Razerny in 't licht komt opgerezen.Ga naar voetnoot308-09
310[regelnummer]
Wy zaten stom van schrik, en als ter doot verwezen.Ga naar voetnoot310
 
Hy rukte een zwaert uit, viel de kalvers op het lijf,Ga naar voetnoot311
 
En dreef hun 't lemmer in de darmen fel en stijf:Ga naar voetnoot312
 
Gelijk een wreede leeu, als een die, heet verbolgen,Ga naar voetnoot313
 
De Razerny waent aen te tasten en vervolgen,
315[regelnummer]
Zoo dat het bloet in zee zich mengde met het schuim.
 
Toen al de herders [nu vergadert op het ruim,Ga naar voetnoot316
 
De neêrlaegh van hun vee en offerossen zaegen]Ga naar voetnoot317
 
Den horen bliezen, dat' er 't lant af moght gewaegen,
 
Om alle huisliên flux te helpen op de been,Ga naar voetnoot316-19Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Dewijlze hunne maght oordeelden veel te kleen,
 
Om 't hooft te bieden aen dees sterke vreemdelingen;
 
Zoo quamenze te hoop uit alle hoeken springen:Ga naar voetnoot322
 
Maer daetelijk bezweek de dolheit met dien gast.Ga naar voetnoot323
 
Het schuim droop langs de kin. toen leedt men weinigh last,Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
En ieder pooght met kracht den overlast te keeren
 
Met slaen en worpen. om het onheil af te weerenGa naar voetnoot325-26Ga naar voetnoot326
 
Sloegh Pylades hem gade, en vaeghde mont en kinGa naar voetnoot327
 
Van spogh en schuim, en vlyde en dekte uit trouwe minGa naar voetnoot328
 
Zorghvuldig 't kleet om 't lijf, en paste aen alle zijdenGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Hem voor de steenen en voor wonden te bevrijden,Ga naar voetnoot330
 
Als een gedienstigh vrient, die zijnen plicht bewaert.Ga naar voetnoot331
 
Maer als de dolle zijn verstant krijght en bedaert,Ga naar voetnoot332
 
En schichtigh oprijst van zijn' val, ziet hy met schroomenGa naar voetnoot333
 
Een schriklijk onweêr van den vyant nader komen,Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
En dreigen met gevaer. hy zucht, wy vaeren voort
[pagina 253]
[p. 253]
 
Met steenenworpen, elk om 't felste uit zijnen oort.
 
Wy hooren flux hoe d'een den andren maent heel deerlijk:Ga naar voetnoot337
 
Wy moeten sterven: doch vrient Pylades, om eerlijkGa naar voetnoot338
 
Te sterven, volgh mijn zwaert, en pas nu weer te biên.Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Wy, als zy moedigh dus de sabel zwaeien, vliên
 
Ten bosch, op 't voorgeberghte. in 't vlughten van den eenen
 
En 't staen van anderen, zoo rust men niet met steenenGa naar voetnoot341-42
 
Te treffen, datze in 't endt bezwijken. men liet afGa naar voetnoot343
 
Van worpen, toen men zagh hoe elk zich overgaf.
345[regelnummer]
'T is ongeloofelijk, en wonder vreemt, dat onderGa naar voetnoot345
 
Al dien ontelbren hoop van lantvolk in 't byzonder
 
Niet een den offer der godinne veiligh konGa naar voetnoot346-47
 
Aengrijpen: evenwel 't geschiede. men verwonGa naar voetnoot347-48Ga naar voetnoot348
 
En kreeghze, toenwe schier te moedeloos veraerden.Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Men slootze in eenen ring, en wrong met kracht de zwaerdenGa naar voetnoot350
 
Uit hunne sterke vuist. zy vielen, flaeu en mat
 
Van worstlen, op hun knien. wy brengenze aengevatGa naar voetnoot352
 
Den koning toe, die zietze, en, zonder lang te wachten,
 
Verzentze aen u, om hen te wasschen en te slaghten.
355[regelnummer]
Nu hebtge, ô priesterin, het geen uw hart begeert,
 
Twee vreemdelingen, ten brantoffer u vereert.
 
Het gansche Grieken zal rechtvaerdigh endtlijk moetenGa naar voetnoot357
 
Den nederslagh, aen u begaen in Aulis, boeten.Ga naar voetnoot358
Rey:
 
Het zy wie 't wil, gy hebt wat wonders ons verhaelt
360[regelnummer]
Van dezen Griek, dus wijt aen Pontus kust verdwaelt.
Ifigenia:
 
't Gaet wel. nu ga vry heene, en brengme dees gezellen.Ga naar voetnoot361
 
Wy willen onzen plicht aen hen te werke stellen.
 
O wee mijn hart, gy waert voorheene wel gerust,Ga naar voetnoot363
[pagina 254]
[p. 254]
 
En toonde u tegens elk, die lande aen deze kust,
365[regelnummer]
Medogende, gewoon te schreien om de zielenGa naar voetnoot365
 
Der vreemde gasten, die in uwe handen vielen:
 
Nu zultge, wie gy zijt, gevoelen onzen haet,Ga naar voetnoot367
 
Ontsteeken door den droom, die op Orestes slaet,Ga naar voetnoot368
 
Nu doot gerekent. dit verstoort mijn hart van binnen.Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Dit 's zeker. waerde rey, trouhartige vriendinnen,Ga naar voetnoot370
 
Ik wort gepijnight: want wie ongelukkigh leeft,Ga naar voetnoot370-71
 
Valt wrevligh tegens hem, wien 't lot gezegent heeft.Ga naar voetnoot371-72
 
Noit liet Jupijn een' wint uit Grieken herwaert ruischen.
 
Noit schip voerde oit Heleen, mijn schennis, door het bruischenGa naar voetnoot373-74
375[regelnummer]
Der Cyaneesche rots, met Menelaüs hier,Ga naar voetnoot374-75
 
Op dat ik wraek aen hen moght neemen trots en fier,
 
En offrenze op dit strant, gelijkze voor hun schepenGa naar voetnoot377
 
My, als een jonge vaers, op Aulis zeekust greepen,
 
En slaghtten. vader zelf verstrekte d'offerman;Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
Een gruwelstuk, dat ik noch niet vergeeten kan.
 
'K viel vader om den hals, en knielde, en kreet te gruwelijk:Ga naar voetnoot381
 
O vader, gy besteetme. och och, een schendigh huwelijk!Ga naar voetnoot382
 
Mijn moeder te Myceen, terwijlge my vermoort,
 
Verwekt den bruiloftsgalm met zang en fluit, gehoort
385[regelnummer]
In 't hofgewelf. gy velt my met uwe eige handen.Ga naar voetnoot384-85Ga naar voetnoot385
 
De bruigom, my belooft, in 't voeren naer de stranden
 
Van Aulis te karros, met eenen loozen toon,Ga naar voetnoot387
 
Ter moortfeest, was geensins Achilles, Peleus zoon,Ga naar voetnoot388
[pagina 255]
[p. 255]
 
Maer Pluto. 'k zagh helaes, heer broeder weêrgekomenGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
Door eenen sluier. 'k heb hem in den arm genomen,Ga naar voetnoot389-90
 
Die nu al doot is, en schoon ik Orest bestont,Ga naar voetnoot391
 
Als zuster, 'k myde hem te kussen mont aen mont,Ga naar voetnoot391-92
 
Uit eerbre schaemte, als een' die Peleus hof zou eeren,Ga naar voetnoot393
 
En staekte 't groeten, tot ik t' Argos weêr moght keeren.Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Rampzaelge Orestes, gy zijt doot. wat ongeval
 
Heeft u, die vader volghde in deughden boven al,Ga naar voetnoot395-96
 
Vernielt? 'k versma den list der godtheit, die wy eeren,Ga naar voetnoot397
 
En, als een' smet, een' man van 't outer af durf keeren,Ga naar voetnoot398
 
Zoo hy een nederslagh met zijne hant beging,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Of een doot lichaem raekte, of versch geboreling,Ga naar voetnoot400
 
Naerdienze schept vermaek en lust in offerhandenGa naar voetnoot401
 
Van vreemdelingen, die op deze kust belanden.
 
Latone, gemaelin van Jovis majesteit,Ga naar voetnoot403
 
Heeft geenerwijs geleert dees blinde onwetenheit:Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
En 'k hou het dischgerecht, de godtheên aengebodenGa naar voetnoot405
 
Van Tantalus, verziert. geen godtheit laet zich nooden
 
Op zulk een spijs, noch vont oit smaek in kinderspier:Ga naar voetnoot407
 
Neen zeker, ik geloof dat d'ingezeten hier,Ga naar voetnoot408
 
Moordaedigh uit den aert, dees smet op goden schoven:Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Want geene boosheit hecht op 't godendom daer boven.
REY.
I. Keer:
 
O blaeuwe toevloet van het meer,
 
Dat stroomende langs Argos heen,
[pagina 256]
[p. 256]
 
Met kracht doordringen quam weleer
 
In grondelooze Euxynsche zeen,
415[regelnummer]
Op Asiaenschen gront, zoo wijtGa naar voetnoot411-15
 
Gedwaelt uit vliet Eurotas bedt;Ga naar voetnoot415-16
 
Wat gasten [scheidende met vlijt
 
Van Lacedemons vloet, bezet
 
Met riet, en Dirces heilgen stroom,]
420[regelnummer]
Verscheenen herwaert in dit lant,Ga naar voetnoot417-20
 
Der vreemdelingen vloek en schroom,Ga naar voetnoot421
 
Daer eene maeght brantoffers brant,
 
En voor de kerk het outer voedt,
 
Besmet en verft met menschenbloet?Ga naar voetnoot422-24
I. Tegenkeer:
425[regelnummer]
Of roeidenze door zee dus vryGa naar voetnoot425
 
Met riemen van abeelen hout,Ga naar voetnoot426
 
Slaghhoudende van wederzy,
 
En zeildenze voor wint heel stout
 
Om huis en hof met gelt en goet
430[regelnummer]
Te proppen? want de hoop op gelt
 
Is onverzaedelijk en zoet
 
En zorghelijk. men streeft door 't veltGa naar voetnoot432
 
Der zee naer alle uitheemsche steên,
 
Uit ydele ingebeelde waen
435[regelnummer]
Der menschen, vol begeerlijkheên,Ga naar voetnoot435
 
Niet rustende naer winst te staen.
 
Gewinzucht prikkelt hart en zin
 
Den eenen meer, den andren min.Ga naar voetnoot438
II. Keer:
 
Hoe ruktenze door 't luit geklots
440[regelnummer]
Van Fineus ongeruste klipGa naar voetnoot440
 
En tegens een aenslaende rots,Ga naar voetnoot441
 
Langs 't zeestrant met hun hobblend schip,
[pagina 257]
[p. 257]
 
Daer Nereus dochters, vijftigh sterk,Ga naar voetnoot443
 
Gaen zingende aen den ronden rey?Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Hoe stuurdenze in het waterperk
 
Met zuidewinden hun galey
 
Naer 't vogelrijke lantgewest,Ga naar voetnoot447
 
Daer 't krijtstrant van Achilles blank
 
Zich opdoet op het allerlest,
450[regelnummer]
En helden met een' snellen gangk
 
Zich rustigh spoên, noit strevens moê,Ga naar voetnoot448-51Ga naar voetnoot450-51
 
Tot aen 't Euxynsche Pontus toe?Ga naar voetnoot452
II. Tegenkeer:
 
Och of, op 't wenschen van mevrou
 
Helene, Ledaes waerde spruit,Ga naar voetnoot453-54
455[regelnummer]
Eens by geval aen dees landou
 
Van Troie quaem, dit hof ten buit,Ga naar voetnoot456
 
Om haeren hals en blonde vlecht
 
Te buigen voor mejoffers bijl,Ga naar voetnoot457-58
 
Tet doot gedoemt van 't offerecht,Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Gestraft als zy, naer Griekschen stijl.Ga naar voetnoot460
 
Quaem hier [wat waer 't een blijde maer!]
 
Een Grieksche gley, en maekte een endtGa naar voetnoot462
 
Van slaverny. och of men waer,Ga naar voetnoot463
 
Gelijkze droomde, uit deze elendGa naar voetnoot464
465[regelnummer]
In 's vaders hooftstadt te Myceen,Ga naar voetnoot465
 
En zong tot blyschap van elk een.Ga naar voetnoot466
Ifigenia:
 
Maer deze beide, vast gebonden,Ga naar voetnoot467
[pagina 258]
[p. 258]
 
En streng gevleugelt, komen gaen,Ga naar voetnoot468
 
Nieuwe offerhanden van Diaen.
470[regelnummer]
Vriendinnen, zwijght, en houdt uw monden:
 
Want zy, der Grieken eerstelingen,Ga naar voetnoot471
 
Genaeken ons van dichte by,
 
Op dat men hen ten offer wy',
 
Gelijkwe uit 's herders mont ontfingen.Ga naar voetnoot474
Rey:
475[regelnummer]
Eerwaerde maeght [och of de stadtGa naar voetnoot475
 
Dien offerdienst u wou vergeven,]Ga naar voetnoot475-76
 
Ontfang toch zonder wederstrevenGa naar voetnoot477
 
Dien offer naer 's lants wijs, geschat
 
Voor goddeloos in Grieksche steden.
Ifigenia:
480[regelnummer]
My staet eerst ga te slaen des tempels offerzeden,Ga naar voetnoot480
 
Op dat de godtsdienst der godinne wel besla.Ga naar voetnoot481
 
Ontbint de handen van de vreemdelingen, dra,
 
Op datze aen Godt gewijt, ontslagen staen van banden.Ga naar voetnoot483
 
Vertrekt gy naer de kerk, en zuiverende uw handen,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Bereit al 't geene wat u d'offerwet gebiet,
 
En nu ter zaeke dient. ô wonder, wat men ziet!Ga naar voetnoot486
 
Wie was uw moeder, wie uw vader? spreekt, laet hooren.
 
Hoe hiet uw zuster, was oit zuster u geboren?Ga naar voetnoot488
 
Wat mist de broederlooze aen zulk een' troost en schat
490[regelnummer]
Van jongelingen, zooze oit lieve broeders hadt!Ga naar voetnoot489-90
 
Wat mensch weet d'uitkomst van gebeurelijke zaeken,
 
Die, noch toekomende en op wegh, van ver genaeken?Ga naar voetnoot491-92
 
Der goden raetbesluit is donker. niemant weet
 
Wat ramp hem boven 't hooft magh hangen, ofte leet.
[pagina 259]
[p. 259]
495[regelnummer]
Het avontuur bedekt dit diep voor 's menschen oogen.Ga naar voetnoot495
 
O arme gasten, uit wat lant komtge aengetogen?
 
Hoe verre zworftge, eer gy belande aen deze kust?
 
Hoe lang van 't vaderlant, geduurigh ongerust?Ga naar voetnoot498
Orestes:
 
Waerom beschreitge dit zoo deerlijk? om wat zaeken
500[regelnummer]
Betreurtge, wie gy zijt, de ween, die ons genaeken?Ga naar voetnoot500
 
Ik reken hem niet wijs, die, veegh zijnde, uit ontzaghGa naar voetnoot501
 
Voor sterven, deze vrees wil dempen met beklagh,Ga naar voetnoot502
 
En ook den klaeger, reedt een ander te beschreien,Ga naar voetnoot503
 
Die, al verwezen, zich tot sterven moet bereien,
505[regelnummer]
En geene hoop van heil kan scheppen, naerdemaelGa naar voetnoot505
 
Hy enkel leet verkeert in eene dubble quael.
 
De droefheit houdt hem dan door haer vermogen onder.
 
Dan stervenze alle beide, in stê van een' byzonder.Ga naar voetnoot507-08
 
Elk moet zijn avontuur uitharden. hierom laet
510[regelnummer]
Dit schreien over ons: want wat hier ommegaet
 
In 't offren melden ons de lantliên, hier gezeten.Ga naar voetnoot510-11
Ifigenia:
 
Wie van u beide toch wort Pylades geheeten,
 
Dat lustme uit uwen mont te hooren en verstaen?
Orestes:
 
Dit is de man. nu wat vermaek brengt u dit aen?
Ifigenia:
515[regelnummer]
Waer wert hem 't burgerrecht in Grieken aengeboren?Ga naar voetnoot515
Orestes:
 
Mevrouw, wat baet het u, wanneerge dit zult hooren?
Ifigenia:
 
Zijt gy gebroeders, uit een moeders schoot gebaert?
Orestes:
 
Gebroêrs, niet van geboort, maer vrientschap uit den aert.Ga naar voetnoot518
Ifigenia:
 
Hoe heetge? melt uw' naem, indien men het magh weeten.
[pagina 260]
[p. 260]
Orestes:
520[regelnummer]
Men moght ons beide wel met recht elendigh heeten.Ga naar voetnoot520
Ifigenia:
 
Dat vraegh ik niet. wijt dit fortuin en 't hachlijk lot.
Orestes:
 
En stervenwe onbekent, wy sterven vry van spot.Ga naar voetnoot522
Ifigenia:
 
Gevoeltge dit naer uw groothartige gedachten?Ga naar voetnoot523
Orestes:
 
Gy zult mijn lichaem, niet mijn' naem, ten offer slaghten.
Ifigenia:
525[regelnummer]
Ontdektge ons niet den naem van uw geboortestê?
Orestes:
 
Gy vraeght het. dit brengt my, die sterf, geen voordeel mê.Ga naar voetnoot526
Ifigenia:
 
Wat hindert het dus veel te melden, my ten beste?Ga naar voetnoot527
Orestes:
 
Ik roeme op Argos, mijn heer vaders lant en veste.Ga naar voetnoot528
Ifigenia:
 
O goden! vreemdling, is daer uw geboortestadt?Ga naar voetnoot529
Orestes:
530[regelnummer]
Mycenen is 't, voorheen zoo zegenrijk geschat.Ga naar voetnoot530
Ifigenia:
 
Vertroktge, als balling, of van welk geval besprongen?
Orestes:
 
Ik zworf, als balling 's lants, vrywilligh, en gedwongen.Ga naar voetnoot532
Ifigenia:
 
Wilt gy niet melden 't geen ik aen u vraegen zal?Ga naar voetnoot533
Orestes:
 
Zoo 't kan ter loop geschiên, in zulk een ongeval.Ga naar voetnoot534
[pagina 261]
[p. 261]
Ifigenia:
535[regelnummer]
Gy komt uit Argos, hier gelant naer mijn gebeden.Ga naar voetnoot535
Orestes:
 
Niet met mijn' wil, is 't u ten dienst, gy weet de reden.Ga naar voetnoot536
Ifigenia:
 
Misschien kentge Ilium, alom ontzien met schroom?Ga naar voetnoot537
Orestes:
 
Och kende ik Troie noit, noch zagh 't oit in mijn' droom!Ga naar voetnoot538
Ifigenia:
 
Men zeght het leit in d'assche, uit aller menschen oogen.Ga naar voetnoot539
Orestes:
540[regelnummer]
Het is zoo. deze faem verkuntschapte u geen logen.Ga naar voetnoot540
Ifigenia:
 
En keerde toen Helene in Menelaüs stê?Ga naar voetnoot541
Orestes:
 
Zy keerde wel, doch bragt geen heil den mijnen mê.
Ifigenia:
 
Waer is zy? want zy trof voorheene my met smerte.Ga naar voetnoot543
Orestes:
 
Zy woont nu weder by haer' eersten man te Sparte.Ga naar voetnoot544
Ifigenia:
545[regelnummer]
O algemeene plaegh, by Griek en my berucht!Ga naar voetnoot545
Orestes:
 
En uit haer bruiloft plukte ik ook een bittre vrucht.Ga naar voetnoot546
Ifigenia:
 
En keerde 't Grieksche heir, gelijk men hoort gewaegen?
Orestes:
 
Gy vraegtme teffens veel, verwartme in al dit vraegen.Ga naar voetnoot548
Ifigenia:
 
'K wil weeten, eerge sterft, hoe 't daer gelegen zy.
[pagina 262]
[p. 262]
Orestes:
550[regelnummer]
Vraegh wat u lust. vraegh stout: ik antwoort vrank en vry.Ga naar voetnoot550
Ifigenia:
 
Is Kalchas, wichelaer van 't heir, weêr thuis verscheenen?
Orestes:
 
Men zeght hy is vergaen met krijghsvolk uit Mycenen.Ga naar voetnoot552
Ifigenia:
 
Eerwaerdste godtheit! of Laërtes zoon noch leeft?Ga naar voetnoot553
Orestes:
 
Hy keerde noch niet t' huis. men zeght hy zwerft en zweeft.Ga naar voetnoot554
Ifigenia:
555[regelnummer]
Dat hy verga, en niet in 't vaderlant vergader.Ga naar voetnoot555
Orestes:
 
Gy wenscht zoo slim niet, of zy gunnen 't dien verraeder.Ga naar voetnoot556
Ifigenia:
 
Leeft Thetis zoon Achil nu noch met lijf en ziel?
Orestes:
 
Al doot, die t'Aulis eer zoo vruchtloos bruiloft hiel.Ga naar voetnoot558
Ifigenia:
 
Bedrieghlijk, zooze zeght, die 't voelde dus verwaten.Ga naar voetnoot559
Orestes:
560[regelnummer]
Wie zijtge dan, die scherp doorzoekt de Grieksche staeten?Ga naar voetnoot560
Ifigenia:
 
Ik ben van daer, en raekte een maeght ook vroegh van kant.Ga naar voetnoot561
Orestes:
 
Mevrou, gy vraeght met reên wat omging in dat lant.Ga naar voetnoot562
Ifigenia:
 
Waer is de veltheer, in 't getal der goôn getekent?Ga naar voetnoot563
[pagina 263]
[p. 263]
Orestes:
 
Wien meentge? dien ik kende is by 't geluk misrekent:Ga naar voetnoot564
Ifigenia:
565[regelnummer]
Vorst Agamemnon, oir van Atreus rijxgebiet.Ga naar voetnoot565
Orestes:
 
Ik weet het niet. zwijgh stil, en vraegh dees vraegen niet.
Ifigenia:
 
Neen by Jupijn, zegh op: het kan mijn hart verblijden.
Orestes:
 
Hy raekte droef om hals, en miste een' in zijn lijden.Ga naar voetnoot568
Ifigenia:
 
Is hy al heen? hoe quam hy aen zijn endt? ô wee!Ga naar voetnoot569
Orestes:
570[regelnummer]
Hoe zuchtge dus hierom, of raekt u dit al mê?Ga naar voetnoot570
Ifigenia:
 
'K beklaegh zijn eerste heil, volmaekt en vry van rouwe.Ga naar voetnoot571
Orestes:
 
Hy raekte droef om hals, vermoort van zijne vrouwe.
Ifigenia:
 
Beklaeghlijk lot, vermoort, en van zijn bedtgenoot?Ga naar voetnoot573
Orestes:
 
Nu rust dan: vraegh niet meer, en laet die dingen doot.
Ifigenia:
575[regelnummer]
Dus veel noch: leeftze, die hem heeft dien slagh gegeven?Ga naar voetnoot575
Orestes:
 
Z'is doot: want dienze baerde ontnam de moeder 't leven.
Ifigenia:
 
Verwart palais! waerom holp hy de moeder voort?Ga naar voetnoot577
Orestes:
 
Hy koelde aen haer zijn' moedt, tot wraek van 's vaders moort.Ga naar voetnoot578
Ifigenia:
 
Hy strafteze, helaes, om zulk een stuk rechtvaerdigh.
[pagina 264]
[p. 264]
Orestes:
580[regelnummer]
Met recht: en nochtans schat de godtheit hem strafwaerdigh.Ga naar voetnoot580
Ifigenia:
 
Liet Agamemnon dan geen' erfgenaem in 't hof?
Orestes:
 
Elektre alleen, een maeght, befaemt en rijk van lof.Ga naar voetnoot582
Ifigenia:
 
Wat stroit de faem nu van de dochter, die hy slaghte?
Orestes:
 
Datze uit dit leven scheide, en smolt in elx gedachte.Ga naar voetnoot584
Ifigenia:
585[regelnummer]
Zy was elendigh, en de vader, die haar doot:Ga naar voetnoot585
Orestes:
 
Om eene booze vrou geraekteze in die noot.Ga naar voetnoot586
Ifigenia:
 
Leeft Agamemnons zoon noch t'Argos, en in vrede?
Orestes:
 
Dees droeve is nergens, en alom, en houdt geen stede.Ga naar voetnoot588
Ifigenia:
 
O valsche droomen, gy verdwijnt in ydelheên!Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
En gy, ô geesten, wijs geheeten om uw reênGa naar voetnoot590
 
Zijt logenachtigh, en lichtvaerdigh, als de droomen.
 
In menschelijke en in godts zaeken wort vernomenGa naar voetnoot592
 
Een wargeest. dit alleen blijft over, dat de zoon,
 
Die wijs was, en gespelt te zitten op den troon,
595[regelnummer]
Nu doot is: magh men hun betrouwen dat zy 't weeten.Ga naar voetnoot590-95
Rey:
 
Helaes, wie weet ons naer de waerheit af te meeten
 
Of ons voorouders noch in wezen zijn, of neen?Ga naar voetnoot596-97
[pagina 265]
[p. 265]
Ifigenia:
 
Hoort toe, gy gasten: wy zyn in gesprek getreên
 
Heel ernstigh, dat u me ten beste kan gedyen,
600[regelnummer]
Inzonderheit aen my, indienge dit wilt lyen.Ga naar voetnoot597-600
 
Wilt gy naer Argos gaen, indien ik u beschut,
 
Iet bootschappen aen mijn bloetvrienden, hun tot nut,Ga naar voetnoot602
 
En brengenze eenen brief, geschreven uit medoogen
 
Van een' gevangen, die wel weet dat wy niet poogenGa naar voetnoot604
605[regelnummer]
Een' mensch te slaghten: want men dootze naer de wet
 
Van 't lant, gelijk Diaen die zelf heeft ingezet.
 
'K had dus lang niemant om naer Argos heen te zenden,
 
En brieven wederom te brengen van bekenden.Ga naar voetnoot607-08
 
Gy zijt een, die, zoo 't schijnt, my geensins haetigh zijt,Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
En kent Mycene en hen, waer aen ik nu ter tijt
 
U af wil vaerdigen. men zal uw lijf verschoonen,Ga naar voetnoot610-11
 
En om 't bestellen van een' brief dus rijk beloonen.Ga naar voetnoot612
 
Maer d'ander zal alleen, van u gescheiden gaen
 
[Indien de stadt hem eischt,] ten offer van Diaen.Ga naar voetnoot614
Orestes:
615[regelnummer]
Mevrou, gy spreekt heel wel, dit eenige uitgesloten,
 
Hem offeren, dat zou mijn hartewee vergrooten.Ga naar voetnoot616
 
Ik ben de stuurman van de reis naer deze wal.Ga naar voetnoot617
 
Hy is mijn reisgenoot, mijn jammer ten geval.Ga naar voetnoot618
 
Het waer onbillijk u te dienen met zijn lijden
620[regelnummer]
En sterven, en my zelf van jammer te bevryden:Ga naar voetnoot619-20
 
Doch 't zal geschiên, geef hem den brief, met uw bevel,Ga naar voetnoot621
 
Dat hy dien t'Argos brenge, en uwen last bestell'.
 
Laet iemant, wien het lust my slaghten. wie zijn kennisGa naar voetnoot623
 
En vrienden brengt in last, en zich houdt buiten schennis,Ga naar voetnoot623-24
625[regelnummer]
Is byster boos van aert. het is mijn reisgenoot:
 
'K zagh hem zoo noode als my opoffren aen de doot.
Ifigenia:
 
O edelmoedige, uit een' braven stam gesproten,
 
Oprechte halsvrient van uw vrienden en genooten!
[pagina 266]
[p. 266]
 
Och of mijn broeder, dien ik derf, zoodaenigh was:Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Want ik, ô vrienden, derf mijn' broeder op dit pas
 
Alleen door 't niet te zien. wy zullen dezen zenden,Ga naar voetnoot630-31
 
Dewijl gy 't zoo begeert, met brieven aen bekenden:Ga naar voetnoot632
 
Maer gy zult sterven: want gy dringt hier sterk op aen.
Orestes:
 
Wie zalme slaghten, en dit gruwelstuk bestaen?
Ifigenia:
635[regelnummer]
De zoendienst der godinne is my belast te plegen.
Orestes:
 
O maeght, een schendigh ampt bedientge, en zonder zegen.Ga naar voetnoot636
Ifigenia:
 
'K bekleê dit ampt door noot, die my zoo verre braght.Ga naar voetnoot637
Orestes:
 
Gy zijt een vrou, en voertge een zwaert, dat mannen slaght?
Ifigenia:
 
Geensins, maer 'k zal mijn hant afwasschen aen uw vlechten.Ga naar voetnoot639
Orestes:
640[regelnummer]
Zoo vraegen vry staet, zegh, wie zalme heden rechten?Ga naar voetnoot640
Ifigenia:
 
Zy zijn daer binnen, die het bloetrecht gadeslaen.Ga naar voetnoot641
Orestes:
 
Wat graf verwacht ik, als het halsrecht is voldaen?
Ifigenia:
 
Het heiligh lijkvier, en een grafspelonk naer waerde.Ga naar voetnoot643
Orestes:
 
Och zalme zusters hant niet dompelen in d'aerde?Ga naar voetnoot644
Ifigenia:
645[regelnummer]
Och arme mensch, gy wenscht al t'ydel, wiege ook zijt.
 
Uw zuster woont van deze ongrieksche kust te wijt:
 
Doch nu ge een Griek zijt, wil ik zelf, naer mijn vermogen,
[pagina 267]
[p. 267]
 
U met dien lijkdienst trou berechten uit medoogen.
 
'K zal 't graf stoffeeren met cieraeden naer uw' staet,Ga naar voetnoot649
650[regelnummer]
En uw' lijkstapel voên met geelen honighraet,Ga naar voetnoot650
 
Gezogen van de by uit bloem van bergh en dalen.Ga naar voetnoot650-51
 
Maer 'k wil de brieven uit de godtskapelle haelen.Ga naar voetnoot652
 
Gevoel dan dat ik u niet haete bits en boos.Ga naar voetnoot653
 
Gy dienaers, slaetze ga, doch vry en bandeloos.Ga naar voetnoot654
655[regelnummer]
Ik zal misschien, tot vreught van mijnen welbekenden,Ga naar voetnoot655
 
Op 't hooghst van my bemint, een bo naer Argos zenden.Ga naar voetnoot656
 
De brief zal hem tot vreught eer lang bootschappen dat
 
Zy leven, die men lang voor doot gerekent hadt.Ga naar voetnoot658
Rey:
 
'K beklaege u, dien men nu zal brengen
660[regelnummer]
Om 't zoenaltaer met bloet te sprengen.Ga naar voetnoot659-60
Orestes:
 
Uitheemsche vrouwen, vaert, ay vaert
 
Vry voort: dit's geen ontfarmen waert.Ga naar voetnoot661-62
Rey:
 
O jongeling, wy eeren uGa naar voetnoot663
 
Om dit gelukkigh lot, dat nu
665[regelnummer]
U toeviel: want gy vrank ten leste
 
Zult keeren naer uw vaders veste.Ga naar voetnoot665-66
Pylades:
 
Dit is onwenschbaer voor een' vrient,Ga naar voetnoot667
 
Geensins met 's halsvrients doot gedient.Ga naar voetnoot668
Rey:
 
Elendige offerhanden,
670[regelnummer]
Den vreemde uit vreemde landen
 
Tot zijn bederf. och ongeval,
[pagina 268]
[p. 268]
 
Wie of van beide sterven zal?Ga naar voetnoot669-72
 
Ik hang in twijffel wie van bey dien last moet draegen.Ga naar voetnoot673
 
Zal ik u allereerst, of uwen vrient beklaegen?
Orestes:
675[regelnummer]
Ay zeghme, ô Pylades, zijnwe eens, en bey vernoeght?Ga naar voetnoot675
Pylades:
 
Ik weet niet. dit's een vraegh, waer op geen antwoort voeght.Ga naar voetnoot676
Orestes:
 
Wat maeght is dit? hoe wijs wist deze op Grieksch te vraegen,Ga naar voetnoot677
 
En van de zwaericheên, voor Ilium gedraegen,
 
Ook van de wederkomst der Grieken, en Godts tolk,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Waerzegger Kalchas, en Achilles, stut van 't volk,
 
En Agamemnon, wiens elenden zy betreurde!
 
Zy vraeghde wat zijn vrouwe en kinderen gebeurde.
 
Dees jongkvrou is een telgh van Argos, hier gelant.Ga naar voetnoot683
 
Zy zoude zeker nu geen' brief van haere hant
685[regelnummer]
Heenzenden, noch zoo scherp die dingen onderzoeken,
 
Als of 't haer mede trof, indien het in die hoeken
 
Van Argos en het rijk noch wel geschapen stont.Ga naar voetnoot686-87
Pylades:
 
Ik docht het geen gy zeght, en had het in den mont,Ga naar voetnoot688
 
Behalve dit alleen: want ieder kan gewaegen,
690[regelnummer]
Wie tijdingziek is, van der vorsten nederlaegen.Ga naar voetnoot689-90Ga naar voetnoot690
 
Doch dit ter zy gezet, zy sprak'er noch wat by.Ga naar voetnoot691
Orestes:
 
Wat was dit? legh het uit, op dat het klaerder zy.Ga naar voetnoot692
Pylades:
 
'T waer schandelijk dat ik na uwe doot zou leven.
 
Wy reisden t'zaemen: 't past dat wy te zaemen sneven:
695[regelnummer]
Of 't lantschap Focis en gansch Argos zou niet valschGa naar voetnoot695
 
Getuigen welk een schande ik haelde op mijnen hals.
[pagina 269]
[p. 269]
 
'T zal veelen schijnen, want boosaerdigen vermeeren,Ga naar voetnoot697
 
Dat ik u hier verriet, om zelf alleen te keeren,Ga naar voetnoot698
 
Of u om hals holp, tot verdriet van al 't geslacht,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Door looze laegen, om uw rijxkroon, groot van maght,
 
Uw zuster trouwende, en uw vaders erf te strijken.Ga naar voetnoot701
 
Ik schaem my des, en 't hart van vreeze wil bezwijken.Ga naar voetnoot702
 
Onmooghlijk is 't dat ik niet met u sterven zou,
 
Mijn bloet storte, en verbrande, uit ongeveinsde trou.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Ik blijve uw vrient, en zie dees vlek niet uit te vaegen.Ga naar voetnoot705
Orestes:
 
Wat mooghtge strijden, 't voeght my zelf mijn' last te draegen.Ga naar voetnoot706
 
Een enkle droefheit is genoegh. waer toe het leet
 
Verdubbelt en verzwaert? want nu gy 't schande heet
 
En droefheit, zou my ook het zelve wedervaeren,Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
Indien ik u, met my in last en doots bezwaeren,
 
Om 't leven holp. wat my belangt, 't gaet wel. ik sterfGa naar voetnoot711
 
Gelukkigh, die, van Godt bezocht, het leven derf.Ga naar voetnoot712
 
Gy leeft gezegent, en in zuivre en blijde hoven,Ga naar voetnoot713
 
Ik by Godtloozen. laet u zuster trou beloven,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
En kinders winnen: want ik gafze u tot een vrou.Ga naar voetnoot715
 
Zoo blijft mijn naem in eere, en vaders huis van rou
 
Bevrijt, niet kinderloos, ontbloot van erfgenaemen.Ga naar voetnoot716-17
 
Dies ga, en leef, en bou mijn vaders hof te zamen.Ga naar voetnoot718
 
Belantge in Grieken, en in Argos, d'eedle stadt,Ga naar voetnoot719
720[regelnummer]
'K bezweere u by uw hant, ernsthaftigh aengevat,
 
Bestelme een graf, tot een gedachte van 't voorleden.Ga naar voetnoot721
[pagina 270]
[p. 270]
 
Dat zuster my beklaege, en ga het graf bekleeden
 
Met eene haervlecht: en verkuntschap toch aen haerGa naar voetnoot722-23
 
Hoe eene Grieksche vrou my slaghte op 't zoenaltaer.Ga naar voetnoot724
725[regelnummer]
Verlaet mijn zuster niet: dat waer uw bloet versmaeden,Ga naar voetnoot725
 
En vaders hoogen stam en heerlijk hof verraeden.Ga naar voetnoot726
 
Vaer wel, mijn waertste vrient, en trouwe jaghtgenoot.
 
Gy hebt om mijnen 't wil geleden stoot op stoot.
 
Apol heeft, spellende te Delfis, ons bedrogen,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
De logenkunst verjaeght uit Grieken, zoet op logen,Ga naar voetnoot730
 
Waerzeggery ten smaet, en 't oude orakelkoor,Ga naar voetnoot730-31
 
Toen ikze al 't mijn betroude, en gevende gehoor,Ga naar voetnoot732
 
Mijn moeder moorde, en nu dit boete met mijn leven.Ga naar voetnoot733
Pylades:
 
Uw graf gewort u. 'k zal uw zuster niet begeven,
735[regelnummer]
Noch onze trou, en wil, als gy zijt overleên,Ga naar voetnoot734-35
 
U noch veel vieriger beminnen dan voorheen.
 
Doch schoon de bittre doot gereet staet voor mijne oogen,Ga naar voetnoot737
 
De godtspraek heeft hierom tot noch toe niet gelogen:
 
Want als d'elende komt in top gestegen staen,
740[regelnummer]
Dan plaghze menighmael wel dapper om te slaen.Ga naar voetnoot740
Orestes:
 
Zwijg stil. 'k verwacht geen' troost van godt Apolloos drempel.Ga naar voetnoot741
 
Daer komt mevrou alreê getreden uit den tempel.
Ifigenia:
 
Vertrekt gylieden, en bereit daer binnen watGa naar voetnoot743
 
Men tot den offerdienst en 't slaghten noodigh schat.
745[regelnummer]
Hier zijn de brieven, niet geschreven zonder traenenGa naar voetnoot745
 
Voor u, ô gasten, hoort wat ik u wil vermaenen.Ga naar voetnoot746
[pagina 271]
[p. 271]
 
Geen drukkige is zich zelf' gelijk, als hy, ontlast
 
Van vreeze, stout wort, en op geen beloften past:Ga naar voetnoot748
 
Dies docht ik dat hy, uit dit lant by zijn gezellenGa naar voetnoot749
750[regelnummer]
Geraekt, verzuimen zal mijn brieven te bestellen,
 
Die dezen brief getrou naer Argos brengen moet.Ga naar voetnoot751
Orestes:
 
Wat eischtge? spreek ront uit. waer wringt de laers uw' voet?Ga naar voetnoot752
Ifigenia:
 
Hy zweere dezen brief te levren ons bekenden,Ga naar voetnoot753
 
En vrienden t'Argos, daer wy hem om heenezenden.Ga naar voetnoot754
Orestes:
755[regelnummer]
Zult gy hem wederom trou zweeren met een' eedt?Ga naar voetnoot755
Ifigenie:
 
Om wat te doen, of niet? dit zeghme, op dat ik 't weet.Ga naar voetnoot756
Orestes:
 
Dat ghy hem geensins doot, maer vry weêrom laet vaeren.Ga naar voetnoot757
Ifigenia:
 
Met reên, zou hy mijn' wil aen vrienden openbaeren.Ga naar voetnoot758
Orestes:
 
Maer zal de dwingelant dit lijden en verstaen?Ga naar voetnoot759
Ifigenia:
760[regelnummer]
'K zal 't hem vroet maken, en dien vremdling t'scheep doen gaen.Ga naar voetnoot760
Orestes:
 
Zoo zweer dan heiligh dit te doen naer mijn behaegen.Ga naar voetnoot761
Pylades:
 
Ik zweer het.Ga naar voetnoot762
Ifigenia:
 
zegh dien brief te leveren mijn maegen.
Pylades:
 
'K zal zelf dees brieven aen uw vrienden draegen gaen.
[pagina 272]
[p. 272]
Ifigenia:
 
Ik u van 't Cyaneesch steenrotsigh strant ontslaen.Ga naar voetnoot764
Orestes:
765[regelnummer]
Wat godtheên neemtge tot getuigen van uwe eeden?Ga naar voetnoot765
Ifigenia:
 
Diane, wiens altaer en offer wy bekleeden.Ga naar voetnoot766
Pylades:
 
Ik zweer by 't hooft der goôn, wiens eer daer boven blijkt.Ga naar voetnoot767
Ifigenia:
 
Indienge uwe eeden schent, en my verongelijkt?Ga naar voetnoot768
Pylades:
 
Zoo keere ik nimmer: maer zoo gy uw trou durft smetten?Ga naar voetnoot769
Ifigenia:
770[regelnummer]
Zoo moete ik levend noit mijn' voet in Argos zetten.
Pylades:
 
Nu luister watwe noch te reukloos slaen voorby.Ga naar voetnoot771
Ifigenia:
 
Wat wiltge dan noch meer? laet hooren wat het zy.Ga naar voetnoot772
Pylades:
 
Bewilligh dit beding, zoo 't schip door storm moght blijven,Ga naar voetnoot773
 
De brief in zee vergaen, en ik aen lant quaem drijven,Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
Dat gyme van dien eedt in dit geval ontslaet.
Ifigenia:
 
Hoor wat ik doen wil. veel gebeurt'er in elx staet.Ga naar voetnoot776
 
'K wil 't inhoudt van dien brief by monde u openbaeren,Ga naar voetnoot777
 
Op dat gy 't altemael mijn vrienden kunt verklaeren,
 
Dan gaenwe zeker: want indienge niet vergaet,Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Zoo spreekt de stomme brief al wat geschreven staet.
 
Vergaet de brief in zee, en komtge aen lant gedreven,Ga naar voetnoot781
 
Behouden 's lijfs, zoe kunt gy 't hun te kennen geven.
[pagina 273]
[p. 273]
Pylades:
 
Dat 's recht. zoo kan ik my voldoen, den goôn vooral.Ga naar voetnoot783
 
Nu zegh wien ik den brief in Argos levren zal,
785[regelnummer]
En melt wat gy beveelt aen uw geslacht t'ontvouwen.Ga naar voetnoot785
Ifigenia:
 
Zegh Ifigene leeft, al wortze doot gehouwenGa naar voetnoot786
 
By Grieken, en voorheene in Aulis lang verbrant.
 
Zy zent aen 's konings zoon Orest dit schriftlijk pant.
Orestes:
 
Waer woont zy? isze van de doot dan weêr verrezen?Ga naar voetnoot789
Ifigenia:
790[regelnummer]
Gy zietze: wilme met geen woorden lastigh wezen.Ga naar voetnoot790
 
Zegh broeder, brengme weêr naer Argos, eer ik sterf,Ga naar voetnoot791
 
Uit dit moordaedigh lant. verlosme van dit erf,Ga naar voetnoot792
 
En 't offren der godinne, om wie ik 't ampt bewaereGa naar voetnoot793
 
Van vreemdelingen heen te leiden ten altaere.
Orestes:
795[regelnummer]
Wat zegh ik? Pylades? waer staenwe, en op wat gront?Ga naar voetnoot795
Ifigenia:
 
Orestes is zijn naem, dien noemde ik u terstont.
 
Vergeet het niet, en quijt getrou uw heilige eeden.Ga naar voetnoot796-97
Pylades:
 
O goden!
Ifigenia:
 
daeghtge Godt in dees gelegenheden?Ga naar voetnoot798
Pylades:
 
Gansch niet: vaer voort: ik stont versuft om 't geen ik dacht.Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
'K zal vraegende misschien iet vinden onverwacht.Ga naar voetnoot800
Ifigenia:
 
Ga zegh Orest, Diaen bestelde, om ons te hoedenGa naar voetnoot801
 
Voor vaders zwaert, een hinde, en lietze op 't outer bloeden,
[pagina 274]
[p. 274]
 
Toen vader waende dat hy ons geoffert had.
 
Diane voerde ons hier. dit's d'inhoudt van dit bladt.
Pylades:
805[regelnummer]
Wat hebtge my nu met een' lichten eedt verbonden,Ga naar voetnoot805
 
En braef gezworen! ik vertoef niet, maer gezonden
 
Van deze uw zuster, geve, Orest, aen u dit pant,
 
Den brief, geschreven met uw zusters eige hant.
Orestes:
 
'K aenvaerde, en hoeve geen verklaering van dees blaeden.Ga naar voetnoot809
810[regelnummer]
'K gevoele geene vreught van woorden, maer van daeden.Ga naar voetnoot810
 
O liefste zuster, ik sta stom, och och och och:
 
En schoon ik u omhels, 'k geloof het naulijx noch.
 
Wat zal 't een wellust zijn dit wederom te hooren!Ga naar voetnoot811-13
Rey:
 
O gasten, niet te ruigh een priesterin, gekorenGa naar voetnoot814
815[regelnummer]
Ten offer van Diaen, t'omhelzen: draeght ontzagh.
 
Ontwijt den sluier niet, dien niemant raeken magh.Ga naar voetnoot816
Orestes:
 
O Agamemnons telgh, uit eenen stam gesproten
 
En vader! keer u om, en went eens onverschotenGa naar voetnoot818
 
Uw aengezicht naer my, uw' eigen broeder, dien
820[regelnummer]
Gy nu omhelst, en docht uw leven noit te zien.Ga naar voetnoot820
Ifigenia:
 
Noem ik u broeder? rust gy niet van zoo te spreeken?Ga naar voetnoot821
 
Heel Argos spreekt van hem, en alle Eubeesche streeken.Ga naar voetnoot822
Orestes:
 
Uw broeder is daer niet, elendige, voorwaer.
Ifigenia:
 
Zijt gy geboren uit de dochter van Tyndaer?Ga naar voetnoot824
[pagina 275]
[p. 275]
Orestes:
825[regelnummer]
'K ben Agamemnons zoon, van Pelops voortgekomen.Ga naar voetnoot825
Ifigenia:
 
Wat zeghtge? toonme een blijk. hoe hebtge dit vernomen?Ga naar voetnoot826
Orestes:
 
'K heb zeker blijks genoegh gehoort in vaders hof.Ga naar voetnoot827
Ifigenia:
 
Zegh op, ik luister toe, en lette op deze stof.Ga naar voetnoot828
Orestes:
 
'k Zal 't melden. 'k hoorde eerst uit Elektre hoe gins tusschenGa naar voetnoot829
830[regelnummer]
Thyest en Atreus een geschil rees, niet te blusschen.Ga naar voetnoot830
Ifigenia:
 
Ik hoorde het gerucht van 't gulden vlies, heel oudt:
Orestes:
 
En 't heughtme wel wat gy borduurde in zijde en gout.Ga naar voetnoot832
Ifigenia:
 
O allerliefste, dus wort schier mijn hart bewogen.Ga naar voetnoot833
Orestes:
 
Een zon, schoon schijnende in gekleurde regenbogen.Ga naar voetnoot834
Ifigenia:
835[regelnummer]
Ik breide en weefde dat met kostelijke draên.Ga naar voetnoot835
Orestes:
 
En wiesch u moeder niet, toen gy zou t'Aulis gaen?Ga naar voetnoot836
Ifigenia:
 
Ik weet het, om aldaer ter quaeder uur te trouwen.Ga naar voetnoot837
Orestes:
 
Waerom zondt gy een vlecht aen moeder door getrouwen?Ga naar voetnoot838
Ifigenia:
 
Tot een gedachtenis van mijn begraven lijk.Ga naar voetnoot839
[pagina 276]
[p. 276]
Orestes:
840[regelnummer]
'K zal tekens toonen, daer gezien, tot waerheits blijk.
 
'K zagh in de kamer van de maeghden, noch verholen,Ga naar voetnoot841
 
Een oude speer in 't hof van Pelops, lang gescholen
 
Van Hippodamia de maeght, te Pize in 't zant,
 
Toen Enomaüs viel, gezwaeit met haere hant.Ga naar voetnoot843-44
Ifigenia:
845[regelnummer]
O allerliefste want geen mensch bestaet my nader,Ga naar voetnoot845
 
Orest, 'k omhelze u, ver van Argos hof en vader,Ga naar voetnoot846
 
Uit Argos hier belant.Ga naar voetnoot847
 
O allerliefste pant!
Orestes:
 
'K omhelze u, die wy lang al overleden waenen.
850[regelnummer]
Nu menght zich vreught en druk, en onderlinge traenen
 
Bevochtigen de wang, van blyschap en van rou.Ga naar voetnoot850-51
Ifigenia:
 
'K liet hem, een teder kint, bevolen aen de trou
 
Van 's voesters armen, in het hof, bebloet van moorden.Ga naar voetnoot853
 
Nu kan ik mijn geluk en blyschap met geen woorden
855[regelnummer]
Uitbeelden. mijn gemoedt wat spreeke ik afgetreurt!Ga naar voetnoot855
 
Dit's meer dan wonder, en wie kan 't geen hier gebeurt
 
Ontvouwen met de tong, en klaer te kennen geven!Ga naar voetnoot852-57Ga naar voetnoot857
Orestes:
 
Wy zullen beide nu gelukkigh t'zamen leven,Ga naar voetnoot858
 
Om 't onderling geluk van wederzy verheught.Ga naar voetnoot859
Ifigenia:
860[regelnummer]
O vrienden, my gemoet een onverwachte vreught.Ga naar voetnoot860
 
Ik vreeze al dat hy magh ontglippen uit mijn handen.Ga naar voetnoot861
[pagina 277]
[p. 277]
 
O menscheneeters hof, gebout op noortsche stranden!Ga naar voetnoot862
 
O waerdigh vaderlant, geboortestadt Myceen,
 
'K begroete u, daerme 't licht des levens eerst bescheen.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
'K bedanke u, die my voede, en mijnen waerden broeder,
 
Het licht van al 't geslacht, en mijnen trouwen hoeder.Ga naar voetnoot866
Orestes:
 
Wy beiden sproten wel uit hoogen stamme, maer
 
Gansch ongelukkigh solt ons leven, van gevaerGa naar voetnoot868
 
En jammeren gepropt.
Ifigenia:
 
Dat voelde ik ongelukkigh,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
Toen vader 't bloote zwaert uitrukte dootsch en drukkigh,Ga naar voetnoot870
 
En 't koude lemmer my wou drijven in het hart.Ga naar voetnoot871
Orestes:
 
Het schijntme afwezende u daer ook te zien met smart.Ga naar voetnoot872
Ifigenia:
 
Och broeder, toen hy my met looze treken leide,
 
En zonder bruiloftstorts, terwijl een ieder schreide,Ga naar voetnoot874
875[regelnummer]
Naer helt Achilles tent, daer traenen en misbaerGa naar voetnoot875
 
Zich mengden onder een, om 't bloedigh moortaltaer.Ga naar voetnoot876
Orestes:
 
Wat waschbadt stont'er, om het offer rein te baden?
Ifigenia:
 
'K moght vaders stout bestaen, te blint en onberaeden,
 
Beklaegen, en den moort, die geenen vader past.Ga naar voetnoot878-79
Orestes:
880[regelnummer]
Het eene gruwelstuk hing aen het ander vast.Ga naar voetnoot879-80
 
Elendige, hadt gy uw' broeder moeten slaghtenGa naar voetnoot881
[pagina 278]
[p. 278]
 
Door dwang van dees godin; men zoude u schuldigh achten
 
Aen zulk een' broedermoort, te reukeloos begaen.Ga naar voetnoot877-83Ga naar voetnoot882-83
Ifigenia:
 
Ik hebbe een schendigh stuk bestaen,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Een schendigh moortstuk voorgenomen.
 
Och broeder, naulijx zijtge ontkomenGa naar voetnoot886
 
Mijn onrechtvaerdigh moortgewelt,Ga naar voetnoot887
 
Mijn moortmes, op uw keel gestelt.
 
Wie ziet dees zwaericheên ten ende?
890[regelnummer]
Wat avontuur helptme uit elende?Ga naar voetnoot890
 
Wat heilzaem middel vinde ik best
 
Om u uit dit vervloekt gewest
 
Dees stadt te helpen, vry van rouwe,
 
In onze Argivische landouwe,Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Eer ik mijn zwaert en handen moetGa naar voetnoot895
 
Besmetten met uw edel bloet?
 
Bedroefde ziel, 't zal u betaemen
 
Een veiligh middel te beraemen,
 
Om snel te voet te lande haest,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
En niet ter zee, te vliên verbaest,Ga naar voetnoot899-900
 
[De doot genaekt met wijde schreden,]Ga naar voetnoot901-vlg.
 
Door vreemde volken, woest van zeden,
 
Door ongebaende wegen: wantGa naar voetnoot903
 
Langs 't Cyaneesch steenrotzigh strant
905[regelnummer]
Is 't eng en boghtigh. zoo veel mijlen
 
Te scheepe zou de vlught verwijlen.Ga naar voetnoot904-06
 
Elendige, och wat overlegh
 
Rukt deze hinderpaelen wech!
 
Wat Godt, wat mensch, eer wy 't vermoeden,Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Zal deze vlught en nootreis spoeden,Ga naar voetnoot910
 
En toonen Atreus overschot
 
Ons beide een ent van 't heiloos lot!Ga naar voetnoot912
[pagina 279]
[p. 279]
Rey:
 
'K zagh in dit wonderbaer geval 't geen met geen monden
 
Is uit te drukken, en ik hoorde, en zal verkonden
915[regelnummer]
Wat mijn gehoor vernam, mijne oogen moghten zien.Ga naar voetnoot913-15
 
Orest, 't is billijk, dat oprechte vrienden, wien
 
'T gebeurde elkandere t'ontmoeten, uit ontfarmenGa naar voetnoot917
 
En blyschap onderling van weêrzy zich omarmen.
 
Nu voeght het ga te slaen, de rou ter zy gezet,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Hoe, na'et bereiken van 't gewenschte heil, wy met
 
De minste noot den gront van Tauren mogen ruimen.Ga naar voetnoot920-21
 
De wijze mannen geen gelegenheit verzuimen
 
Die voorvalt, op dat hun geluk noch verder ga.Ga naar voetnoot916-23Ga naar voetnoot922-23
Orestes:
 
Dat's recht gezeit. fortuin verleene ons heur gena.
925[regelnummer]
De maght van boven zal een grooter kracht byzetten.Ga naar voetnoot924-25
Ifigenie:
 
Het kan mijn opzet noch gesprek met u beletten,
 
Indienge eerst my berecht hoe 't met Elektre ging:Ga naar voetnoot926-27
 
Wat lot haer toeviel. dit behaeghtme zonderling.Ga naar voetnoot928
Orestes:
 
Zy leeft, verlooft aen hem, gezegent en in weelde.Ga naar voetnoot929
Ifigenia:
930[regelnummer]
Wat man is dit? hoe hiet de vader, die hem teelde?
Orestes:
 
Focenser Strofius. begeertge meer, zoo vraegh.Ga naar voetnoot931
Ifigenia:
 
Is om Elektre dan dees vrient zoo na mijn maegh?Ga naar voetnoot932
Orestes:
 
Hy is ons zusterling, ten halsvrient my beschoren.Ga naar voetnoot933
[pagina 280]
[p. 280]
Ifigenia:
 
Hy was, toen vader my wou slaghten, niet geboren.Ga naar voetnoot934
Orestes:
935[regelnummer]
Noch niet, want Strofius was toen noch kinderloos.
Ifigenia:
 
Mijn eige zusters man, zijt welkom voor altoos.Ga naar voetnoot936
Orestes:
 
Hy is mijn bloetvrient niet alleen, maer ook mijn hoeder.Ga naar voetnoot937
Ifigenia:
 
Hoe kontge lijden zulk een schelmstuk van uw moeder?Ga naar voetnoot938
Orestes:
 
Ay zwijgh. ik nam de wraek van haeren mannemoort.Ga naar voetnoot939
Ifigenia:
940[regelnummer]
En om wat reden holp zy uwen vader voort?
Orestes:
 
Die klank luit schendigh. leer uw moeders schult verzwijgen.Ga naar voetnoot941
Ifigenia:
 
Ik zwijgh. Mycene ziet u nu ten troone stijgen.Ga naar voetnoot942
Orestes:
 
Daer Menelaüs heerscht: wy zwerven buiten 't lant.Ga naar voetnoot943
Ifigenia:
 
Verdrukt dan oom 't geslacht, befaemt door schant op schant?Ga naar voetnoot944
Orestes:
945[regelnummer]
Geensins, de Razerny vervolghtme alom te vinnigh.
Ifigenia:
 
Dit bleek op strant. men zeght gy raesde daer krankzinnigh.
Orestes:
 
'K ben nu niet eerst om mijn bezetenheit verdacht.Ga naar voetnoot947
Ifigenia:
 
De Vloekgodin, zoo 'k hoor, bestraft uw moederslaght.Ga naar voetnoot948
[pagina 281]
[p. 281]
Orestes:
 
Zy rijdtme nacht en dagh, en weet my in te toomen.Ga naar voetnoot949
Ifigenia:
950[regelnummer]
Wat moghtge aen deze kust, zoo hoogh in 't noorden, komen?
Orestes:
 
Door Delfis antwoort, en Apollo, die het riedt.Ga naar voetnoot951
Ifigenia:
 
Met welk een ooghmerk? magh men 't hooren ofte niet?
Orestes:
 
'K zal 't zeggen. dit's 't begin van mijne zwaericheden.
 
Na datwe moeder met ons handen [welke reden
955[regelnummer]
Wy liever zwijgen dan verhaelen], dreven knapGa naar voetnoot954-55Ga naar voetnoot955
 
De Vloekgodinnen ons met kracht in ballingschap.
 
Ik trok op Godt Apols gebodt t'Athene binnen,
 
Om daer te pleiten voor onnoembre Vloekgodinnen:Ga naar voetnoot958
 
Hier zit het heiligh recht, van Jupiter gesteltGa naar voetnoot959
960[regelnummer]
Voor Mars, die zijne vuist bevlekte door gewelt:Ga naar voetnoot960
 
En daer verscheenen, wou my geen der onderzatenGa naar voetnoot961
 
Huisvesting gunnen, als een' mensch by Godt verwaten:Ga naar voetnoot962
 
Maer die, hierom beschaemt, noch, aengeport door reên,Ga naar voetnoot963
 
Mijn heil behartighden, bestelden my alleenGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
Nootdruftigh dischgerecht, in 't eenzaem huis gezeten.Ga naar voetnoot965
 
'K most zwijgen, en geen' mensch te spreeken my vermeeten,Ga naar voetnoot966
 
Noch nutten spijs en drank met iemant dischgemeen.Ga naar voetnoot967
 
Elk dronk zijn schael vol wijns, die langs de tafel heen
 
Omwandelde, terwijl men zong en quinkeleerde.Ga naar voetnoot968-69
970[regelnummer]
Ik dorst die gasten niet bestraffen, schoon 't my deerde,Ga naar voetnoot970
 
En treurde stom en stil, ontveinsde 't geen ik zagh.
 
Ik zuchte zwijgende, om vrou moeders nederslagh.Ga naar voetnoot972
[pagina 282]
[p. 282]
 
Nu hoore ik heeft mijn ramp Athene stof gegeven
 
Een feest te vieren, noch by hen in zwang gebleven,Ga naar voetnoot973-74
975[regelnummer]
En Pallas volk eert noch dien gouden offerkelk.Ga naar voetnoot975
 
Na dat ik stont te recht op Mavors bergh voor elk,Ga naar voetnoot976
 
Besloegh ik eenen stoel, en 't hooft der RazernyenGa naar voetnoot977
 
Den andren stoel voor my. het ging'er op een stryen.Ga naar voetnoot978
 
'K verweere mijne zaek met reên, en Febus hoort
980[regelnummer]
De wettige oirzaek van dien droeven moedermoort,Ga naar voetnoot979-80
 
En geeft getuighnis van mijne onschult. Pallas teldeGa naar voetnoot981
 
Gelijke stemmen, dies de vierschaer vonnis velde,
 
En van de moederslaght my vrykende en ontsloegh.Ga naar voetnoot981-83
 
Wat Vloekgodin hier zat, en 't vonnis overwoegh,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Bestemde dit besluit, en schoude my gansch louter:Ga naar voetnoot984-85Ga naar voetnoot985
 
Maer andre Vloeken, dol en wetteloos en stouter,Ga naar voetnoot986
 
Vervolghden, dreven my, vol onrust, heene en weêr,Ga naar voetnoot987
 
Dies ik naer 't heilighdom te Delfis wederkeer.
 
Daer legge ik voor de kerk gestrekt, en vaste en waeke,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
En zweer de hant aen my, uit opgezette wraeke,Ga naar voetnoot990
 
Te slaen, ten zy 't Apol, die my verriet, wil hoên.Ga naar voetnoot991
 
Ik hoorde Febus uit den gouden dryvoet toenGa naar voetnoot992
 
My herwaert zenden, om Dianes beelt, gesteegenGa naar voetnoot993
 
Van boven uit de lucht, te schaeken door zijn' zegen,Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
En neêr te zetten op Athenes vryen gront.Ga naar voetnoot995
 
Nu helpme trou aen 't heil, getoont door Febus mont.
 
Bestelme 't beelt, op dat de Razernye scheie,Ga naar voetnoot997
 
En 'k zal u in Myceen herstellen met mijn gleie.Ga naar voetnoot998
[pagina 283]
[p. 283]
 
O waerde zuster, eer der zustren, helpme dan,Ga naar voetnoot999
1000[regelnummer]
En 't vaderlijke huis: want zoo men 't beelt, dat van
 
Den hemel daelde, niet kan schaeken uit uw kooren,Ga naar voetnoot1001
 
Zoo is de gansche stam en Pelops hof verloren:
Rey:
 
Der goden gramschap treft geduurigh dan en dus,Ga naar voetnoot1003
 
De telgen van den stam en 't zaet van Tantalus.Ga naar voetnoot1004
Ifigenia:
1005[regelnummer]
O broeder, eerge quaemt was 't eenige verlangen
 
Naer Argos, om uw' mont te kussen en uw wangen.Ga naar voetnoot1006
 
Nu wil ik watge wilt, en wensche u naer mijn maghtGa naar voetnoot1007
 
Te vryen van uw smart, en vaders droef geslacht
 
Te redden, en weêrom op vasten voet te stellen,
1010[regelnummer]
En wil den dochtermoort niet wreeken, noch vertellen.Ga naar voetnoot1010
 
'K wil mijne hant aen u niet slaen, maer 't huis behoên,
 
Doch vreeze dees godin of dwinglant zal 't vermoên,
 
Als hy d'altaernis van het kerkbeelt vint verlaeten.Ga naar voetnoot1012-13Ga naar voetnoot1013
 
Hoe berge ik 't leven best? wat onschult kanme baeten?Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Doch kan men teffens dit beschikken snel en stip,Ga naar voetnoot1015
 
Het kerkbeelt schaeken, en my bergen in een' schip,
 
Dat waer gevaerlijk, doch een daet met recht lofwaerdigh.
 
Maer wiltge scheiden, my hier laeten, 'k ben wilvaerdigh.
 
Trek vry behouden heen naer huis, en spoe u voort.
1020[regelnummer]
Ik zwicht voor lijfsgevaer, noch dreigement, noch moort,Ga naar voetnoot1020
 
Zoo gy geborgen blijft. men wenscht een' vorst in 't leven,Ga naar voetnoot1018-21Ga naar voetnoot1021
 
Den pijler van het huis. wat's aen een vrou bedreven!Ga naar voetnoot1022
Orestes:
 
'K wil niet mijn hant aen u, gelijk aen moeder, slaen:Ga naar voetnoot1023
 
Al bloet genoegh gestort. ik leef en sterf voortaen
1025[regelnummer]
Met u alleen, en wil een zelve lot genieten,Ga naar voetnoot1025
 
U medevoeren, of hier 't leven inneschieten,
[pagina 284]
[p. 284]
 
En sterven aen uw zy. hoor mijn gevoelen noch.
 
Zoo dit Diaen verdriet, hoe zoume Febus toch
 
Beveelen 't outerbeelt naer Pallas stadt te scheepen,
1030[regelnummer]
Uw aenschijn hier te zien? want dit by een gegreepen,Ga naar voetnoot1030
 
En overwoogen, hoop ik t' Argos weêr te staen.Ga naar voetnoot1031
Ifigenia:
 
Hoe kan 't geschieden dat wy beide niet vergaen,
 
Terwijlwe mikken op het wit van ons begeeren?Ga naar voetnoot1033
 
Bedenk het. 't ooghmerk is alleen naer huis te keeren.Ga naar voetnoot1034
Orestes:
1035[regelnummer]
En kan men dien tyran niet helpen aen een' kant?
Ifigenia:
 
Gevaerlijk, zoo hy wort van vreemden aengerant.Ga naar voetnoot1036
Orestes:
 
Men waegh' het, raeken wy aldus den noot te boven.
Ifigenia:
 
Ik durf het niet, en moet uw moedigh opzet loven.Ga naar voetnoot1038
Orestes:
 
Of gy my heimelijk verschuilde in deze kerk?
Ifigenia:
1040[regelnummer]
Om in de duisternis te glippen uit dit perk?Ga naar voetnoot1040
Orestes:
 
De nacht bedekt den dief: de waerheit zoekt de zonnen.Ga naar voetnoot1041
Ifigenia:
 
Men zou de tempelwacht niet licht bedriegen konnen.
Orestes:
 
Helaes, wy zijn om hals. hoe raekt men van dien gront?
Ifigenia:
 
My dunkt ik weet noch raet, en eenen nieuwen vont.
[pagina 285]
[p. 285]
Orestes:
1045[regelnummer]
Ontvou my uwen raet, of ik het ook verstont.Ga naar voetnoot1043-45Ga naar voetnoot1045
Ifigenia:
 
'K gebruik met glimp dat gy van spooken zijt bezeten.Ga naar voetnoot1046
Orestes:
 
Wat treken vint men, daer de vrouwen niet van weten?
Ifigenia:
 
'K zal melden hoe gy vlughte om uwe moederslaght.
Orestes:
 
Gebruik mijn onheil tot ons heil, naer uwe maght.Ga naar voetnoot1049
Ifigenia:
1050[regelnummer]
'K zal zeggen dat men u ten offer niet magh wijden:
Orestes:
 
En met wat glimp en schijn? 'k vermoede iet in dit lijden.Ga naar voetnoot1051
Ifigenia:
 
Gy zijt onzuiver, en moet eerst geloutert zijn.
Orestes:
 
Hoe kuntge 't kerkbeelt hun dan schaeken met een' schijn?
Ifigenia:
 
Ik wil het zuiveren aen strant, in zoute stroomen.Ga naar voetnoot1054
Orestes:
1055[regelnummer]
Is 't kerkbeelt binnen, daer wy beide om herwaert komen?Ga naar voetnoot1055
Ifigenia:
 
'K zegh 't outerbeelt, van u bevlekt, eischt zuivering.Ga naar voetnoot1056
Orestes:
 
En waer? zegh zuidwaert, daer ons d'inham eerst ontfing.Ga naar voetnoot1057
Ifigenia:
 
Daer 't schip op anker leght gemaert om af te vaeren.Ga naar voetnoot1058
Orestes:
 
Draeght iemant neffens u het kerkbeelt naer de baeren?Ga naar voetnoot1059
[pagina 286]
[p. 286]
Ifigenia:
1060[regelnummer]
Ik zelve alleen magh dit aenraeken, en niet ruw.Ga naar voetnoot1060
Orestes:
 
Wat deel heeft Pylades aen dezen moort zoo schuw?Ga naar voetnoot1061
Ifigenia:
 
Men zegge dat hy zich bezoedelt heeft aen u:Ga naar voetnoot1062
Orestes:
 
Zult gy dit heimlijk of met 's konings wil voltrekken?Ga naar voetnoot1063
Ifigenia:
 
'K zet hem met woorden om; ik kan 't niet anders dekken.Ga naar voetnoot1064
Orestes:
1065[regelnummer]
De gley leght zeylreede, om te gaen op Godts gena.Ga naar voetnoot1065
Ifigenia:
 
Bezorght gy 't ovrige, op dat d'aenslagh wel besla.Ga naar voetnoot1066
Orestes:
 
Een eenigh schort hier aen, dat d'aenslagh blijf verholen.
 
Bezweert dees vrouwen, en vermaentze, om niet te doolen.Ga naar voetnoot1068
 
Een vrouwetong verwekt medoogen in den mensch.Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Ik hoope al 't ander zal beslaen naer onzen wensch.
Ifigenia:
 
O waerde vrouwen, 'k heb mijn opzicht op u allen.Ga naar voetnoot1071
 
Mijn leven hangt aen u, en hoe dit uit wil vallen,Ga naar voetnoot1072
 
Of wel of qualijk, en versteeken van mijn lant,Ga naar voetnoot1073
 
En waertsten broeder, en mijn' waertsten bloetverwant.Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Dit zy 't begin dan van mijn rede t'overwegen,Ga naar voetnoot1075
 
Hoe alle vrouwen van natuure zijn genegen
 
Tot onderlinge liefde, en, tot een' toeverlaet,
 
De hant te houden aen den algemeenen staet.Ga naar voetnoot1077-78
 
Zwijght stil, en helpt ons vlught. men looft getrouwe tongen.Ga naar voetnoot1079
[pagina 287]
[p. 287]
1080[regelnummer]
Gedenkt hoe hier een trits van vrienden, hardt gedrongen,Ga naar voetnoot1080
 
Al teffens een gevaer geperst is uit te staen,Ga naar voetnoot1081
 
Te keeren in hun lant, of teffens hier vergaen.Ga naar voetnoot1082
 
Raek ik behouden, gy zult ook dien zegen erven.
 
'K zette u behouden en verheught op Grieksche werven.Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Weshalve bidde ik u, by uwe rechte hant,Ga naar voetnoot1085
 
En u, en u, en u, met mont en kusverbant,Ga naar voetnoot1086
 
By uwe trou, en by de liefste in uw geslachten,Ga naar voetnoot1087
 
By vader, moeder, en uw kinders, leert u wachten.Ga naar voetnoot1088
 
Wat zeghtge nu hier toe? hoe sterktge dit verzoek?Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Wie kan het weigeren? maektge u hierinne t'zoek,Ga naar voetnoot1090
 
Dan is 't voorwaer met my en broeder omgekomen.
Rey:
 
Mevrou, schep goeden moet. volhardt by 't voorgenomen:
 
Wat ons belangt, van ons wort niet een woort gerept
 
[Dat weet Jupijn], van al wat gy geboden hebt.Ga naar voetnoot1094
Ifigenia:
1095[regelnummer]
Het ga u wel om zulk een antwoort, rijp van reden.
 
Uw aller plicht vereischt terstont in 't hof te treden.Ga naar voetnoot1096
 
De koning van dit lant zal strax verschijnen, omGa naar voetnoot1097
 
Hier t'onderzoeken of men voor het heilighdom
 
De gasten heeft geslaght, gewijt tot offerhanden.
1100[regelnummer]
  Eerwaerdighste godin, die, t'Aulis aen de stranden,
 
My voor 't moordaedigh zwaert van vader hebt bevrijt,
 
Behoeme, en deze mede, in dezen bangen strijt.Ga naar voetnoot1102
 
Of Grieken zal om u, lieght d'antwoort uit Godts kooren,Ga naar voetnoot1103
 
Noit Delfis zoeken, om Apolloos mont te hooren.
1105[regelnummer]
Maer nu verzoenbaer, schey uit dit verwaten lant.Ga naar voetnoot1105
 
Trek heen naer Pallas stadt, daer zy d'olyven plant.Ga naar voetnoot1106
 
Het voeght u langer niet te blijven by dien wreede,Ga naar voetnoot1107
 
Nu gy mooght woonen in een zegenrijke stede.Ga naar voetnoot1108
[pagina 288]
[p. 288]
I. Keer:
 
Halcyon, die, met rou belaên,Ga naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
Om Pontus rotsstrant heenenGa naar voetnoot1110
 
Uw droevigh onheil zingt met steenen,
 
Een' zang, by wijzen slechts verstaen,Ga naar voetnoot1112
 
En uwen man doorgaens beklaeght,Ga naar voetnoot1113
 
Met galmende gezangen,
1115[regelnummer]
'K gelijke my, van druk bevangen,Ga naar voetnoot1115
 
By u, waer van het strant gewaeght.Ga naar voetnoot1116
 
Ik hier een vogel, zonder schacht,
 
En onvoorzien van pennen,
 
Verlang naer Griekenlant te rennen,
1120[regelnummer]
Uit lust ter Godtheit van de jaght,Ga naar voetnoot1120
 
Die op den bergh van Cynthus vaert,Ga naar voetnoot1121
 
Met palmen, groen van bladen,
 
Laurieren en olijf geladen,Ga naar voetnoot1123
 
Latonaes dochter lief en waert.Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
'K wensch zwaenen, tot gezang geboren,Ga naar voetnoot1125
 
Aen 't water daer met lust te hooren.Ga naar voetnoot1126
I. Tegenkeer:
 
Het stontme op traenen, toen de stadtGa naar voetnoot1127
 
Ter neêr plofte, ik most vaeren
 
Met vreemde roovers door de baren,
1130[regelnummer]
Om gout geveilt, en opgevat.Ga naar voetnoot1130
 
De spruit van Agamemnon moet
 
De maeght, een priesterinne,
 
Ten dienst der wufte jaghtgodinne,
 
Een plengster van het hartebloet,Ga naar voetnoot1134
[pagina 289]
[p. 289]
1135[regelnummer]
Hier dienen met een offerboet,Ga naar voetnoot1135
 
En schaffen offerhanden
 
Van vee, om op 't altaer te branden,
 
Met een doorgaens bedrukt gemoedt.Ga naar voetnoot1131-38Ga naar voetnoot1138
 
Gy zijt de zwaericheên gewent,
1140[regelnummer]
En hoeftze niet te leeren
 
Verdraegen: doch de kans kan keeren
 
Met eenen zwaey, na lange elend.Ga naar voetnoot1139-42
 
Na zacht gevley van goede dagen
 
Is 't juk van rampspoên zwaer te draegen.
II. Keer:
1145[regelnummer]
De gley met vijftigh riemen zal,
 
Befaemde maeght, u slingerenGa naar voetnoot1146
 
Naer Argos met den dans der vingeren
 
Op Faunus fluit. dat zoet geschalGa naar voetnoot1147-48
 
Bestelt den roeier kracht en moedt.Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Apollo spoedt het vaerenGa naar voetnoot1150
 
Met zijne lier van zeven snaeren,
 
En zingt en speelt u door den vloet
 
Aen 't vruchtbre en vette Atheensche lant.
 
De snelle riemen streven
1155[regelnummer]
Door zee: ik eenzaam hier gebleven,
 
Sla mijn gezicht naer u van strant.
 
De winden vallen in het zeil
 
Van achter. touwen rekkenGa naar voetnoot1158
 
Terwijl de winden rustig trekken,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
En 't schip door zee bruischt tot uw heil,
 
Op heesch klaeroen en zeetrompetten,Ga naar voetnoot1161
 
Om recht Pireüs in te zetten.Ga naar voetnoot1162
II. Tegenkeer:
 
Och quaem ik op de klaere baen,Ga naar voetnoot1163
 
Daer 't brandend vier der zonne,
1165[regelnummer]
Der hemellichten aêr en bronne,Ga naar voetnoot1165
[pagina 290]
[p. 290]
 
Gewoon is jaerlijx om te gaen:Ga naar voetnoot1166
 
'K zou recht in top van 't oude hof,Ga naar voetnoot1167
 
Vol kamers, hangen blijven,Ga naar voetnoot1167-68
 
En op mijn taeie vleugels drijvenGa naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
In 't hart der reien, daer met lofGa naar voetnoot1169-70
 
Ik, maeght zijnde, in de bruiloft stont,Ga naar voetnoot1171
 
En voor mijn moeders voetenGa naar voetnoot1172
 
Bevalligheden quam ontmoeten,
 
En voerdeze ten dansse in 't ront.Ga naar voetnoot1173-74
1175[regelnummer]
'K was uitgestreeken met de prachtGa naar voetnoot1175
 
Van rijke feestgewaeden,
 
En puik van allerley cieraeden,
 
Daer 't al most volstaen in zijn kracht.Ga naar voetnoot1178
 
Haerlokken schaduwden mijn kaeken,
1180[regelnummer]
Waer op de roozen schooner blaeken.Ga naar voetnoot1180
Thoas:
 
Waer is, waer spreeke ik nu de Grieksche kerkkostrin?Ga naar voetnoot1181
 
Heeft zy de gasten al gewijt voor ons godin?
Rey:
 
Hier isze, ô koning. die u reên geeft van haer werken.Ga naar voetnoot1183
Thoas:
 
Wel Agamemnons kint, draeghtge uit Dianaes kerken,Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Dat ongeoorlooft is, dit kerkbeelt met uw hant?Ga naar voetnoot1185
Ifigenia:
 
Hou stant, heer koning. och hou toch een luttel stant.Ga naar voetnoot1186
Thoas:
 
Wat rechtge nieus aen? zeghme, ô Ifigeen, doe kennis.Ga naar voetnoot1187
Ifigenia:
 
Ik zuivere antwoorde u. my gruwt van zulk een schennis.Ga naar voetnoot1188
[pagina 291]
[p. 291]
Thoas:
 
Wat brengtge nieus voor? spreek recht uit, beknopt en klaer.Ga naar voetnoot1189
Ifigenia:
1190[regelnummer]
Gy vingt hier offers op, ten smette van 't altaer.Ga naar voetnoot1190
Thoas:
 
Hoe weetge dit? of spreektge alleen naer uwe meening?Ga naar voetnoot1191
Ifigenia:
 
Het kerkbeelt keerde zich, daer 't stont, om dees verkleening.Ga naar voetnoot1192
Thoas:
 
Van zelf? of keerde 't door aerdtbeving met een' zwey?Ga naar voetnoot1193
Ifigenia:
 
Van zelf, en ons godin look d'oogen alle bey.
Thoas:
1195[regelnummer]
Wat 's d'oirzaek? zijn de vreemde ontzuivert door hun leven?Ga naar voetnoot1195
Ifigenia:
 
Dat is 't, en anders niet. my schrikt 't geen zy bedreven.
Thoas:
 
Vermoordenze op hun kust een' aengekomen gast?Ga naar voetnoot1197
Ifigenia:
 
Zy quamen herwaert aen, met huismoort zwaer belast.Ga naar voetnoot1198
Thoas:
 
Wat huismoort? 't lustme dit te hooren, en te weeten.
Ifigenia:
1200[regelnummer]
Zy hebben, bey vervloekt, hun moeder dootgesmeeten.Ga naar voetnoot1200
Thoas:
 
O Godt Apollo, dit's in 't noorden noit gehoort!Ga naar voetnoot1201
Ifigenia:
 
Heel Grieken dreefze wech, en schupteze uit de poort.Ga naar voetnoot1202
Thoas:
 
Zoo brengtge 't beelt hierom naer buiten van het outer?
Ifigenia:
 
Om 't af te wasschen, in dees lucht, heel rein en louter.Ga naar voetnoot1204
[pagina 292]
[p. 292]
Thoas:
1205[regelnummer]
Hoe kreeghtge kennis van der vreemdelingen smet?
Ifigenia:
 
Toen 't kerkbeelt op 't altaer gekeert stont en verzet.Ga naar voetnoot1206
Thoas:
 
Gy vat het recht, als opgevoedt by Grieksche wijzen.Ga naar voetnoot1207
Ifigenia:
 
Hun blijde tyding streelt mijn hart, dat d'aders rijzen.Ga naar voetnoot1208
Thoas:
 
Zoo brengenze u wat goets van Argos uit de zee?Ga naar voetnoot1209
Ifigenia:
1210[regelnummer]
Mijn eenigh broêr Orest leeft noch in rust en vrê.Ga naar voetnoot1210
Thoas:
 
Zoo wiltge om deze maer hen spaeren by het leven?Ga naar voetnoot1211
Ifigenia:
 
En vader is gezont en frisch tot noch gebleven.
Thoas:
 
Gy gingt, Diaen ten dienst, dan uit de kerk met reên?Ga naar voetnoot1213
Ifigenia:
 
Als die gansch Grieken haete, om 't onheil daer geleén.Ga naar voetnoot1214
Thoas:
1215[regelnummer]
Waer nu gebleven met dees vreemden uit de baren?Ga naar voetnoot1215
Ifigenia:
 
Men moet d'instelling van de kerkwet rein bewaeren.
Thoas:
 
Hoe komen waschvat en uw degen van der hant?Ga naar voetnoot1217
Ifigenia:
 
Ik wil ze eerst zuiveren kerkpleghtigh op het strant.Ga naar voetnoot1218
Thoas:
 
Met eene bronaêr, of in zoute waterplassen?
[pagina 293]
[p. 293]
Ifigenia:
1220[regelnummer]
De zee is maghtigh al de vlekken af te wassen.
Thoas:
 
Het offer der godin zal heiliger beslaen:
Ifigenia:
 
En mijne tempelplicht ook heiliger bestaen.Ga naar voetnoot1222
Thoas:
 
Komt hier de zeetong niet Dianaes drempel likken?Ga naar voetnoot1223
Ifigenia:
 
Wy hoeven eenzaemheit, en moeten meer beschikken.Ga naar voetnoot1224
Thoas:
1225[regelnummer]
Zoo breng hen waerge wilt: 'k wil geen geheimnis zien.
Ifigenia:
 
My past het outerbeelt in 't loutren eer te biên.Ga naar voetnoot1226
Thoas:
 
Met reên: het is bevlekt met moederslaght, te schroomen.Ga naar voetnoot1227
Ifigenia:
 
Ik had het anders uit den tempel niet genomen.
Thoas:
 
Godtvruchtigheit, met vlijt gepaert, een ieder sticht.Ga naar voetnoot1229
Ifigenia:
1230[regelnummer]
Hoor watme staet te doen.Ga naar voetnoot1230
Thoas:
 
Dat meltme naer uw' plicht.
Ifigenia:
 
Men boey de gasten.
Thoas:
 
Hoe, op datze niet ontvlieden?Ga naar voetnoot1231
Ifigenia:
 
Een Griek is trouweloos.
Thoas:
 
Gy dienaers, boeit henlieden.
Ifigenia:
 
Men breng' de gasten hier.
[pagina 294]
[p. 294]
Thoas:
 
Het zal terstont geschiên.
Ifigenia:
 
Men dekke d'oogen, dat zy 't zonnelicht niet zien.Ga naar voetnoot1234aGa naar voetnoot1234b
1235[regelnummer]
Bestelme ook eenen stoet van uwe lijftrouwanten.Ga naar voetnoot1235
Thoas:
 
En om wat reên?
Ifigenia:
 
Om al dien hoop in stadt te planten.Ga naar voetnoot1236b
Thoas:
 
Op dat'er geen verschijne omtrent dien offerslaght? Ga naar voetnoot1237
Ifigenia:
 
Dat waer een gruwelstuk.Ga naar voetnoot1238a
Thoas:
 
Ga heen, getrouwe wacht,
 
En zegh dat niemant dit slaghtoffer dicht genaeke.
Ifigenia:
1240[regelnummer]
Geen van de vrienden hoedt de stadt met zulk een waeke.
Thoas:
 
Gy tuight van my het geen op u veel beter slaet,
 
Naerdien het gansche lant om u verwondert staet.Ga naar voetnoot1238b-42
Ifigenia:
 
Nu sta hier voor de kerk.Ga naar voetnoot1243a
Thoas:
 
Om wat te doen en leeren?Ga naar voetnoot1243b
Ifigenia:
 
De kerk te zuiveren met gout, op dat in 't keerenGa naar voetnoot1244
1245[regelnummer]
Gy haer gereinight vint, wanneer de gasten hierGa naar voetnoot1244b-45
 
Aenkomen.Ga naar voetnoot1245b-46a
[pagina 295]
[p. 295]
Thoas:
 
Wat verricht ik dan naer 's kerks manier?Ga naar voetnoot1246
Ifigenia:
 
Gy moet uwe oogen met een' zijden sluier dekken.Ga naar voetnoot1247
Thoas:
 
Om met geen offerslaght mijne oogen te bevlekken?Ga naar voetnoot1248
Ifigenia:
 
En draele ik u te lang?Ga naar voetnoot1249a
Thoas:
 
Hoe treffe ik best de maet?Ga naar voetnoot1249b
Ifigenia:
1250[regelnummer]
Het geve u dan niet vreemt.Ga naar voetnoot1250a
Thoas:
 
Beschik wat hier toe staet.Ga naar voetnoot1250b
Ifigenia:
 
Och of dees zuivering besloegh naer mijn gebeden!
Thoas:
 
Ik bidde desgelijx het zelve uit rijpe reden.Ga naar voetnoot1252
Ifigenia:
 
Ik zie de gasten nu aenstappen uit het huis,Ga naar voetnoot1253
 
De jongelingen, en het heilighdom, heel kuisch,Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Om dien vervloekten moort door offerslaght te vaegen.Ga naar voetnoot1255
 
Ik zie de fakkels voor de gasten heenedraegen,Ga naar voetnoot1256
 
En 't geen de loutering van hun en 't kerkbeelt eischt.
 
'K gebie den burger dat hy voor dees zuivring deist.Ga naar voetnoot1258
 
Zoo eenige kostrin de hant wil rein bewaeren,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Of huwlijk sluiten, of in arbeit gaet van baeren,Ga naar voetnoot1260
 
Vertrekt en wijkt, op dat gy smet ontfangt noch hoon.Ga naar voetnoot1261
 
O dochter van Jupijn, en dochter van Latoôn,Ga naar voetnoot1262
[pagina 296]
[p. 296]
 
Wassche ik hun' dootslagh af, en offre hen ter stedeGa naar voetnoot1263
 
Daer 't voeght, gy zult voortaen, in veiligheit en vrede,
1265[regelnummer]
Gerust een zuiver huis bewoonen zonder vlek,
 
En wy gelukkigh zijn. schoon ik nu niet ontdek'Ga naar voetnoot1266
 
Het ovrige aen de goôn, veelkundigh en ervaeren,
 
Noch lust my, ô Diaen, dus veel u t'openbaeren.Ga naar voetnoot1268
 
De tweeling van LatoneGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Godt Febus, met zijn gouden haer,
 
Verdient dat elk hem kroone,
 
Om zijn vernuft en harpesnaer.Ga naar voetnoot1272
 
Diane, schoon van straelen,
 
Is fix op schieten afgerecht,
1275[regelnummer]
In Delos vruchtbre dalen.Ga naar voetnoot1275
 
De moeder van 't stilstaende en slecht
 
Bronwater, toenze scheide
 
Van 't eilant, overal befaemtGa naar voetnoot1276-78
 
Door hun geboort, geleide,
1280[regelnummer]
Droeghze op de kruin Parnas genaemt,Ga naar voetnoot1279-80Ga naar voetnoot1280
 
Den wijngodt toegeschreven,Ga naar voetnoot1281
 
Daer eer de draek, een aerdtsch gedroght,Ga naar voetnoot1282
 
Den rugh hadde opgeheven,Ga naar voetnoot1283
 
Vol spikklen van natuur gewrocht.
1285[regelnummer]
De muil zagh root en bloedigh,
 
Vol kopre tanden. zulk een dierGa naar voetnoot1286
 
Bewaekt Godts antwoort moedigh,Ga naar voetnoot1287
 
In schaduwe van lauwerier.
 
O Febus, gy, noch teder,
1290[regelnummer]
En hupplende op uw moeders arm,
 
Schoot dien spelonkdraek neder,
 
Begost, op 's vreemdelings gekerm,
[pagina 297]
[p. 297]
 
Den vraegende te paeien,Ga naar voetnoot1292-93
 
Gezeten op den dryvoettroon,Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Heel schuw van 't zaet te zaeienGa naar voetnoot1295
 
Der logentael, te koop om loon,Ga naar voetnoot1296
 
Daer lang Kastalje in waerdeGa naar voetnoot1297
 
Haer water uitgiet klaer en puur,
 
En 't navelpunt der aerdeGa naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
U kent voor zijnen nagebuur.Ga naar voetnoot1300
 
Maer Febus rant in 't ende
 
Vrou Themis, telgh van 't aerdtrijk, aen,
 
Verstootze, in droeve elende
 
Uit d'antwoortkoorspelonk, die waen
1305[regelnummer]
En zinnepoppen baerde,Ga naar voetnoot1304-05
 
Ook veelen 't aenstaende en 't verleên
 
En 't voor de hant verklaerde,
 
Wat in den droom op 't bed verscheen:Ga naar voetnoot1301-08
 
Want d'aerde, door 't verspreeken
1310[regelnummer]
Van 't kroost der bitse nydigheit,
 
Godt Febus had versteeken,
 
En hem 's waerzeggers dienst ontzeit.Ga naar voetnoot1309-12
 
De koning, snel van voeten,Ga naar voetnoot1313
 
Streeft naer den troon van Godt Jupijn,
1315[regelnummer]
En klaeght hem, na het groeten,Ga naar voetnoot1315
 
Hoe hy nu quam in armen schijnGa naar voetnoot1316
 
Met lege handen klaegen,Ga naar voetnoot1317
 
En badt hem vierigh 's aerdtrijx haet
 
En Delfis antwoort toch te jaegen
1320[regelnummer]
Uit Febus kerke, nu versmaet.Ga naar voetnoot1318-20
 
Jupijn begost te lachen,
[pagina 298]
[p. 298]
 
Naerdien de zoon zoo ras en snel
 
Hem quam om inkomst prachen
 
En winst voor zijn spelonkkapel.Ga naar voetnoot1323-24
1325[regelnummer]
Hy schud het hooft, en weigertGa naar voetnoot1325
 
Dees bede, schort het droomgenot,Ga naar voetnoot1326
 
Neemt wegh het hooghgesteigertGa naar voetnoot1327
 
Bedrogh, gedwongen met een slot,Ga naar voetnoot1328
 
Herstelt dus Febus waerde,Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Beschikt den volken heiligh dichtGa naar voetnoot1330
 
In eenen hoop by een vergaerde,Ga naar voetnoot1331
 
Een waere spellinge, uit het licht
 
Van zijnen troon daer boven;Ga naar voetnoot1332-33
 
Een afscheit waert te loven.Ga naar voetnoot1334
Bode:
1335[regelnummer]
O kosterinnen van altaer en kerk, waerheenGa naar voetnoot1335
 
Is koning Thoas, dien wy zoeken, nu getreên?
 
Sluit op de hofpoort: roept terstont den lantsheer buiten.Ga naar voetnoot1337
Rey:
 
Wat's dit? zal ik het geen my niet geboôn is uiten?Ga naar voetnoot1338
Bode:
 
Twee knaepen, door den raet van Agamemnons kint,Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
Vervlogen uit dit lant te water heel gezwint,Ga naar voetnoot1340
 
Met eene Grieksche gley, die zy ter sluik bevrachtten
 
Met ons Dianes beelt, het welk wy heiligh achten.
Rey:
 
Gy zeght het geen men naeu gelooft dat kan geschiên.
 
De koning van dit rijk, dien gy begeert te zien,
1345[regelnummer]
Ging haestigh uit de kerk.
Bode:
 
Waer ging hy heenestreven?
 
De vorst moet weeten wat de vreemden hier bedreven.
[pagina 299]
[p. 299]
Rey:
 
Wy weeten 't niet: hierom ga heene, jaegh hem na,
 
En openbaer dit zelf den koning niet te spa.Ga naar voetnoot1348
Bode:
 
Ay zie hoe trouweloos zijn vrouwen. zie haer nukken.Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Gy zijt handaedigen aen haere lasterstukken.Ga naar voetnoot1350
Rey:
 
Gy raest. wy kreunen ons de vlught der vreemden niet.
Bode:
 
Zult gy de hofpoort niet ontsluiten? wacht u, ziet.Ga naar voetnoot1352
Rey:
 
Niet eer een tolk ons melde of nu de koning binnen
 
Of buiten 't hof ging.Ga naar voetnoot1353-54a
Bode:
 
Op, sluit op, om tijt te winnen.
1355[regelnummer]
Ik zegge noch, sluit op. hofwachters, gaet terstont,
 
En zeght den koning aen, uit mijnen eigen mont,
 
Dat hier de bode komt, met onverzierde maerenGa naar voetnoot1357
 
Van rampen, bootschappen hoe 't heden, is gevaeren.Ga naar voetnoot1358
Thoas:
 
Wie raest en klopt dus voor de kerkdeur van Diaen,
1360[regelnummer]
En jaeght een' dootschrik op het lijf die binnen staen?
Bode:
 
Dees logenachtigen my van den tempel dreven,
 
En zeiden gy waert uit, en zijt noch hier gebleven.Ga naar voetnoot1362
Thoas:
 
Wat winst verwachtten zy? wat zochtenze hier door?Ga naar voetnoot1363
Bode:
 
Dat melde ik u, ô vorst, hier na: nu luister, hoor
1365[regelnummer]
Wat voor de hant is. dees gewijde aen onze altaerenGa naar voetnoot1365
 
Ifigenie is uit den lande weghgevaeren,Ga naar voetnoot1366
 
Met deze gasten, en het kerkbeelt schoon van strael.Ga naar voetnoot1367
 
Haer offerlouteren is loutre logentael.Ga naar voetnoot1368
[pagina 300]
[p. 300]
Thoas:
 
Wat zeghtge? van wat wint ter quaeder uur gedreven?Ga naar voetnoot1369
Bode:
1370[regelnummer]
Geeft u dit vreemt? zoo berghtze Orestes en zijn leven.Ga naar voetnoot1370
Thoas:
 
Wien bergtze, Tyndars zoon, haer' broeder, Tyndars zoon?Ga naar voetnoot1371
Bode:
 
Dien zy Diane toegewijt hadde om te doôn.
Thoas:
 
O gruwelstuk, wat naem, wat vloek brengt gy niet mede?Ga naar voetnoot1373
Bode:
 
Hier denk niet aen, maer hoor, belieft het u, mijn rede,
1375[regelnummer]
En overweegh de zaek, en na'et verhaelen letGa naar voetnoot1375
 
Met welk een' troep gy hen op 't spoor volgt en bezet.Ga naar voetnoot1376
Thoas:
 
Gy raetme wel. zy zijn heel diep in zee gesteeken,
 
Op datze vlughtende mijn speer en schicht ontweeken.Ga naar voetnoot1377-78
Bode:
 
Na datwe 't bare strant genaekten, daer OrestGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
De roofgley maerde al stil in 't boghtigh strantgewest,Ga naar voetnoot1380
 
Zoo wenkte ons [die, van u tot wachters megezonden,
 
De gasten hielden wel zorghvuldigh vastgebonden,]
 
De koninglijke maeght, dat wy van haer een stuk
 
Afweeken, op dat zy, op haeren aenslagh tuk,Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
'T geheime zuivervier ontsteeken moght en branden:Ga naar voetnoot1385
 
Maer zy hielt haere hant geslagen aen de banden
 
Der vreemdelingen, dat ons in nadenken braght.Ga naar voetnoot1387
 
Noch volghdenwe het spoor der bende naer ons maght.Ga naar voetnoot1388
 
Ten leste, op datze scheen wat anders aen te vangen,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Zoo stakze een keel op, huilde, en zong bedroefde zangenGa naar voetnoot1390
[pagina 301]
[p. 301]
 
In 't Grieksch, als die den moort wou spoelen in den vloet.Ga naar voetnoot1391
 
Na lang stilzitten schoot ons in of 't uitheemsch bloet,Ga naar voetnoot1392
 
Van bant geslaekt, haer hier moght moorden, dan ontvlieden.
 
De vrees nochtans, om niet t'aenschouwen 't geen onsliedenGa naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Niet vrystont, hielt ons lang vast zitten stom en stil.Ga naar voetnoot1395
 
Na'et zitten slooten wy met een' gemeenen wilGa naar voetnoot1396
 
Te stappen derwaert zy by een gezeten waeren,Ga naar voetnoot1397
 
Al zou men 't ons verbiên. daer zienwe, reedt te vaeren,
 
Een Grieksche gley, voorzien met riemen, schrap en vlughGa naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
Om zee te kiezen, als met vleuglen op den rugh
 
Gehecht, en vijftigh met den riem gereet te roeien,Ga naar voetnoot1400-01Ga naar voetnoot1401
 
De gasten achter op, geslaekt van bant en boeien,Ga naar voetnoot1402
 
Aen 't stuuren met den boom: maer andren winden vastGa naar voetnoot1403
 
Het anker voor den boegh. een ander recht den mast,
1405[regelnummer]
Of vlieght de touwen op, en redze, en spant de zeilen,Ga naar voetnoot1404-5
 
En laet mevrou op strant. wy, ziende deze onheilen
 
En looze treken van de maeght, bezweeken niet,
 
Noch spaerden arrebeit, noch moeite, noch verdriet.Ga naar voetnoot1407-08
 
Wy houden 't hoofttou vast, en rukken, eerze spoeien,Ga naar voetnoot1409
1410[regelnummer]
Met kracht de dollen uit, op datze ons niet ontroeien.Ga naar voetnoot1409-10
 
Daer twistenwe onderling: wat spoetge uw reis ter zee,
 
En voert de priesterin, en 't heiligh kerkbeelt mê?
 
Waerom verstoutge u een verkochte maeght te roven?Ga naar voetnoot1413
 
Hy antwoort hun: Orest vervoert naer Argos hovenGa naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
De lang geschaekte, die men weder hier bequam,Ga naar voetnoot1415
 
Zijn zuster, eene telgh uit Agamemnons stam.
 
Wy houdenze evenwel, om dit gewelt te weeren,Ga naar voetnoot1417
[pagina 302]
[p. 302]
 
En dwingenze, om met ons naer u ten hoof te keeren,Ga naar voetnoot1418
 
Waerop zy schriklijk ons in 't aenzicht randen aen.Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Wy trekken geen geweer, noch zyliên ook, maer slaenGa naar voetnoot1420
 
Met drooge vuisten toe, en bey de jonglings raekenGa naar voetnoot1421
 
Ons op de borst en 't hart, dat al de ribben kraeken.Ga naar voetnoot1422
 
Wy, dus getaistert, vliên de rots op, heel geschent.Ga naar voetnoot1423
 
De leden, gansch vermoeit, bezwijken in het endt.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
De mont en tanden bloên, en d'oogen, en de wangen.Ga naar voetnoot1425
 
Wy vechten veiliger daerwe op de steenrots hangen,Ga naar voetnoot1426
 
En smijten steenen: maer de schutters in het schip
 
Beschieten ons van ver met pijlen op de klip.
 
Het slingrend schip wort door de golf naer lant gedreven.
1430[regelnummer]
Maetroozen durven zich te water niet begeven.Ga naar voetnoot1430
 
Toen komt Orestes flux neêrstijgen in de zee.
 
Hy neemt zijn zuster op den arm en schouder mê,Ga naar voetnoot1431-32
 
En, langs den valreep steil en schichtigh opgevloogen,Ga naar voetnoot1433
 
Zet haer in 't schip, waerop het beelt, uit 's heemels boogen
1435[regelnummer]
Om laegh gedaelt, begint te spreeken op dees wijs:Ga naar voetnoot1434-35
 
O Grieksche zeeliên, valt aen 't roeien, elk om prijs,Ga naar voetnoot1436
 
Dat al het water schuimt. wy hebbenze. wy wonnenGa naar voetnoot1437
 
Den schoonen buit, waerom men herwaert quam geronnen,Ga naar voetnoot1438
 
Tot in d'Euxynsche zee, door 't schrikkelijk geklots
1440[regelnummer]
Der Cyaneesche tegens een geklonke rots.Ga naar voetnoot1439-40
 
Zy streven, op dees stem door 't water datze steenen.Ga naar voetnoot1441
 
Het schip, zoo lang het in de haven is, spoet heenen,Ga naar voetnoot1442
 
Maer t'elkemael het uit de boght des inhams vlugh
 
Zou vaeren, smeet de golf en barning het te rugh:Ga naar voetnoot1443-44
1445[regelnummer]
Want byster onweêr, uit den zuiden opgesteeken,Ga naar voetnoot1445
 
Den vaert belette. zy, geleert op alle streeken
[pagina 303]
[p. 303]
 
En buien, streven vast hier tegens aen met maght.Ga naar voetnoot1446-47
 
De konings dochter valt aen 't bidden met dees klaght:
 
Latonaes spruit, behoeme, uw tempelpriesterinne,Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Dat ik, van dezen gront verlost, Atheene winne.Ga naar voetnoot1450
 
Vergeefme 't schaeken van uw heilighdom: want gyGa naar voetnoot1451
 
Bemint uw' broeder ook. gedenk, godin, dat wy
 
Ons bloetverwanten me beminnnen naer 't betaemen.Ga naar voetnoot1453
 
Maetroozen hooren dit gebedt, en roepen t'zamen:
1455[regelnummer]
Godt woudts, ter goeder tijt. zy maenen op een ryGa naar voetnoot1455
 
Elkandren rustigh aen, en slaen van wederzyGa naar voetnoot1456
 
De handen aen den riem: doch 't schip, dat voortgang weigert,Ga naar voetnoot1455-57
 
Komt met den vloet allengs naer strant toe neêrgesteigert.
 
Dees springt in zee, om 't schip te zetten van het zant;Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
Die winden 't anker voor den boegh gemeener hant.Ga naar voetnoot1460
 
Men vaerdighde my af, als een' der gaeuste knaepen,
 
Om u te melden hoe het ginder staet geschapen.
 
Men ga dan heene, en hael de boeien by der hant.
 
Bedaert de zee niet, 'k zie dien ganschen hoop gestrant.Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
De zorgh des zeegodts heeft noch Troie niet vergeeten:Ga naar voetnoot1465
 
Want hy, op Pelops stam en telgen fel gebeeten,
 
Zal Agamemnons zoon den burgeren en uGa naar voetnoot1466-67
 
Met recht nu levren, en Orestes zuster, schuw
 
Van Aulis in het eerste, om 't offer voor de schepen.
1470[regelnummer]
Zoo wort d'ondankbre van de kerkgodin gegreepen.Ga naar voetnoot1468-70Ga naar voetnoot1470
Rey:
 
Rampzalige Ifigeen, nu raektge t'onbedachtGa naar voetnoot1471
 
Met uwen broêr Orest noch eens in 's konings maght.Ga naar voetnoot1472
[pagina 304]
[p. 304]
Thoas:
 
Gy burgers algelijk van deze ongrieksche kusten,
 
Welaen, wat sammeltge de paerden toe te rusten,Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Te rennen strandewaert? zult gy de Grieksche gleyGa naar voetnoot1475
 
Niet neemen, en met hulp van 't goddelijk geley,Ga naar voetnoot1476
 
Dees godeloozen, op de vlught, met kracht aenrannen,Ga naar voetnoot1477
 
De zommigen het schip heenstrevende vermannen,
 
Te water en te lant met maght van ridderschap,
1480[regelnummer]
Om hen te vatten, en te slingren fel en rapGa naar voetnoot1478-80
 
Van eene steenrotse, of, met eenen pael geslagenGa naar voetnoot1481
 
Door 't lichaem heene, zulk een' sprong te leeren waegen?Ga naar voetnoot1482
 
Maer gy, ô vrouwen, wel bewust van dit verraet,Ga naar voetnoot1483
 
'K wil op zijn tijt u zulk een schendige euveldaet
1485[regelnummer]
Verleeren: nu gebiet de tijt het werk te spoeien,
 
Niet stil te zitten, eer de schelmen zeewaert roeien.Ga naar voetnoot1486
Minerve:
 
Waer heene, ô koning? waer vervolghtge met dien troepGa naar voetnoot1487
 
De vlughtelingen? sta, en hoor Minerves roep,
 
En staek dees najaght. staek 't verdaegen van uw bende;Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Apolloos antwoort stuurde Orestes, vol elende,
 
Om zich, bereden van de Razerny, t'ontslaen,Ga naar voetnoot1491
 
Zijn zuster t'Argos t'huis te voeren, zeewaert aen,Ga naar voetnoot1492
 
En 't heiligh outerbeelt op mijnen gront te planten.
 
Ik zelve ontvouwe u dit. Orest met zijn trouwanten,Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Die gy wilt dooden, daer de zeestorm hen bezwaert,Ga naar voetnoot1495
 
Is van Neptuin, ten dienst van my, in noot bewaert.Ga naar voetnoot1496
 
Hy roeit vast door de zee. Orest, hoor mijn geboden.Ga naar voetnoot1497
 
Gy hoort mijn stem om hoogh, al zijtge ver gevloden.Ga naar voetnoot1498
 
Aenvaert het kerkbeelt en uw zuster, en wanneerGa naar voetnoot1499
[pagina 305]
[p. 305]
1500[regelnummer]
Gy bly t'Athene komt, gesticht tot Pallas eer,
 
Daer leght een plaets gewijt, in d'Attikaensche paelen,Ga naar voetnoot1501
 
Omtrent Karystus boort, by 't volk in groene dalenGa naar voetnoot1502
 
Geheeten Halas: bou en wy daer eene kerk,Ga naar voetnoot1503
 
En plant het kerkbeelt van Diane, tot een merk
1505[regelnummer]
Van uwe zwaericheên, genoemt Diane in 't noorden:Ga naar voetnoot1504-05
 
En ter gedachtenis van 't leet, na'et moedermoorden,
 
In 't ommezwerven door gansch Griekenlant geleên,
 
Door drift der Vloekgodinne in vlekken en in steên.Ga naar voetnoot1508
 
Men zal hier na het beelt van Tauren pleghtigh eeren:Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Dan stel een kerkwet in voor die op 't feest verkeeren,Ga naar voetnoot1510
 
En vieren het ontslaen van uwe moederslaght.Ga naar voetnoot1511
 
Men prikke met een zwaert een' manshals week en zacht,Ga naar voetnoot1512
 
Dat die zijn bloet laete, om de schuldige eer te gevenGa naar voetnoot1513
 
Aen dees godin: en gy: ô Ifigeen, verheven
1515[regelnummer]
Ter kerkkostrinne, zult te Brauron voor DiaenGa naar voetnoot1515
 
De tempeltrappen, haer geheilight, gadeslaen.
 
Als gy begraven leght, dan zal men, naer 's lants zeden,Ga naar voetnoot1517
 
U noch gedenken, en opdraegen zijde kleeden
 
En sluiers, die de vrou, in baerens last en noot
1520[regelnummer]
Gestorven, binnen 't huis ontruimde met haer doot.Ga naar voetnoot1520
 
'K beveele u dezen rey Griekinnen droef aen 't schreien,Ga naar voetnoot1521
 
Trouhartigh uit het lant te helpen en geleien;Ga naar voetnoot1522
 
Dewijl ik u behoede, en gy naer wensch in 't velt
 
Van Mars met evental van stemmen zijt herstelt:Ga naar voetnoot1523-24Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
En ô Orest, ik wil voortaen dat tot hun voordeel
 
Der stemmen evental gedaeghden berge in 't oordeel.Ga naar voetnoot1526
 
O Agamemnons zoon, voer zuster van dees kust:
[pagina 306]
[p. 306]
 
En gy, ô Thoas, toom uw gramschap in, en rust.Ga naar voetnoot1528
Thoas:
 
Minerve, ô koningin, wie zou den wil der goden
1530[regelnummer]
Niet volgen, nu dit wort van hooger hant geboden?
 
Gewis hy waer niet vroet. ik wil Orestes dan
 
Noch zijne zuster niet vervolgen, schoon hy van
 
'T altaer het kerkbeelt schaekte, en vloot met zijn gezellen.
 
Het voeght niet tegens uw vermogen zich te stellen.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Men laetze vaeren met ons kerkbeelt naer uw lant.Ga naar voetnoot1535
 
Het werde op uw altaer ter goeder tijt geplant.Ga naar voetnoot1536
 
'K wil deze vrouwen in 't gezegent Grieken zenden,Ga naar voetnoot1537
 
Op uw gebodt, en mijn gedaeghde ridderbenden
 
Te rugge houden van uitheemschen, en hun schip.Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Ik loof 't geen u gevalt, en rust hier stil en stip:Ga naar voetnoot1540
 
Want aller goôn begeerte en d'uwe sta nu boven.Ga naar voetnoot1541
Minerve:
 
Maetroozen, vaert vry heene, en voert den lang verschovenGa naar voetnoot1542
 
Orestes, braven zoon van Agamemnon, heen
 
Naer mijn Athene toe. 'k geleize, en wil met een
1545[regelnummer]
Mijn zusters heilighdom voor smette en schantvlek hoeden.Ga naar voetnoot1545
 
Vaert heen, naer 's hemels wil en schikking, door de vloeden,
 
En slijt, bevrijt van druk,
 
Uw dagen met geluk.Ga naar voetnoot1546-48Ga naar voetnoot1547-48
Rey:
 
Eerwaerdighste onder goôn en menschen,
1550[regelnummer]
Wy volgen, Pallas, naer ons wenschen,Ga naar voetnoot1550
 
Op uw gebodt. ik hoorde daer
 
Een onverwachte blyde maer.
 
Eerwaerdige overgroote zege,Ga naar voetnoot1553-vlg.
 
'T is reên dat ik dit overweege
1555[regelnummer]
Mijn leven lang, en zulk een kans
 
Bekransse met den lauwerkrans.Ga naar voetnoot1554-56

voetnoot*
Opmerkingen. Ifigenie komt uit de tempel van Artemis (Diane), als onderdeel waarvan men zich haar woning moet denken (zie vs. 68); deze tempel staat op de achtergrond, meer naar voren bevindt zich een met bloed bevlekt altaar. Zij doet enige voor het begrip van het stuk nodige mededelingen in een van de handeling los staande monoloog. Dergelijke inleidende monologen zijn kenmerkend voor Euripides. Daardoor heeft het woord proloog dat oorspronkelijk 1e bedrijf betekende (zie Dl. VIII, pag. 852), de engere betekenis gekregen van inleidende monoloog.
In de hieronder volgende aantekeningen leidt Gr. zinnen in, die de vertaling zijn van de Griekse tekst; Lat. is: de Latijnse vertaling van Portus; Eur. (Euripides) wordt gebruikt in die gevallen, waar de Gr. en Lat. tekst elkaar dekken.
voetnoot1-3
Tantalus; zie aant. bij vs. 405-406; Pelops, uit Phrygië naar het later naar hem genoemde Pelops-eiland (de Peloponnesus) gekomen; in de wagenren van Pisa (in Elis) naar de landengte van Corinthe (Vondels in 't renperk is onjuist; hij heeft waarschijnlijk aan de Olympische spelen gedacht) overwint hij Oenomaüs, koning van Elis, en na dezen gedood te hebben (zie aant. vs. 843) huwt hij diens dochter Hippodameia; gedraegen: op een wagen gekomen naar; Atreus resideerde te Mycene, zijn zonen zijn Menelaus, de latere koning van Sparta en Agamemnon, vorst van Argos (met de hoofdstad Mycene).
voetnoot6
Tyndar: Tyndareus, koning van Sparta; een andere dochter, Helena, was gehuwd met Menelaus.
voetnoot8-10
Gr.: ‘bij de draaiende stromingen, waarin de Euripus (zeestraat tussen Euboea en Boeotië) telkens weer onder de staag blazende (hieruit is rustloos door Vondel overgebracht op Aulis) winden de donkere zee draait en wendt, in de vallei (Lat. echter sinus = Vondels inham) van Aulis.’ (havenstad). Met eb en vloed (vs. 9) heeft het bedoelde verschijnsel niet te maken, wel met de opstuwing van de watermassa's in de zeeëngte, in verband met de wisseling van wind.
voetnoot11
legerheer: legeraanvoerder.
voetnoot13
met den degen: met wapengeweld.
voetnoot15
d'uitgereede kiel: de tot de vaart uitgeruste zeeschepen.
voetnoot17
raet leven met: raadplegen.
voetnoot18
met wichlerye uit vier; zie Edipus, vs. 26 met aant.; tolk: tolk der goden.
voetnoot22-25
zwoert ... voort; Portus (de Lat. vert.) heeft de passage niet begrepen: niet voorheene (vgl. ook vs. 25 toen) heeft Agamemnon zijn gelofte gedaan, maar in het jaar van het vertrek naar Troje. De dubbelzinnige Griekse woorden kunnen in het Nederlands worden weergegeven naar het voorbeeld van Cicero, De Officiis III. 95: Agamemnon beloofde het schoonste dat hem in dat jaar geboren was, en Calchas verklaarde dat Iphigenia het schoonste was van al wat voor hem in dat jaar was geboren (= bestond als geborene = leefde).
voetnoot25-26
met ... ons: hiermee doelt hij (Calchas) op mij (I.), die ...; van met ... gerekent is een tussenzin; Calchas' woorden eindigen bij offren (vs. 27).
voetnoot27
maer (enkel aanknopend): en om nu verder te gaan; ontrou: op verraderlijke wijze.
voetnoot28
Achilles, in Aulis aanwezig, om mee naar Troje te trekken.
voetnoot29
met ... heene is onjuist; Eur.: van moeder weg.
voetnoot30
knielde, onjuiste weergave; Euripides: boven de brandstapel was geheven; met schromen: in vreze.
voetnoot33
d'ope lucht; Eur.: de klare lucht.
voetnoot34
ongriek, weergave van barbarus.
voetnoot35
Thoas betekent de snelle. Eur.: ‘die zijn naam (nl. die van Thoas) dankt aan zijn snelvoetigheid, waarmee hij een vogel evenaart’.
voetnoot37
gedient is met: behagen schept in; wetten: gebruiken.
voetnoot38
Onjuist; Eur.: ‘een feest, schoon alleen van naam ... van het overige zwijg ik uit eerbied voor de godin’ (later laat Iphigenia die schroom varen, zie vs. 397-410); Vondel zal in schijnheiligh sterker de etymologische betekenis hebben gevoeld dan wij; in 't midden van de smetten (verduidelijkende toevoeging): waarbij gruweldaden worden gepleegd.
voetnoot40
slaght; versta hier enkel: offer en vgl. vs. 43-44.
voetnoot41
steden: oorden (Eur. spreekt hier van Grieken).
voetnoot42
ik wichle ...; onjuist; Gr.: ‘ik wijd de slachtoffers’; zie vs. 56.
voetnoot42-43
de schendigheden der bloedige offren (explicatieve genitief): het bloedige en schandelijke ómbrengen der offers.
voetnoot44
Een overgangswoord, wel bij Euripides te vinden, was hier gewenst, te meer, omdat de overgang midden in de versregel valt (Nu wil ik ...).
voetnoot45
in de lucht, door Vondel verkeerd verbonden; bij Euripides behoort het bij uitspreken (V.'s verhaelen, vs. 44). De Grieken waren, gewoon, als ze een boze droom hadden gehad, deze 's morgens in het volle daglicht (= aan den zonnegod) te openbaren, als afweer tegen de kwade gevolgen. Hierdoor wordt Ifigenia's verhaal van haar droom en haar offerhandeling gemotiveerd; of ... komen: voor 't geval dit mij enige verlichting kon geven (dienstig kon zijn).
voetnoot46
Versta: ik was weer in mijn oude vaderland.
voetnoot47
in ... maeghden; naar moderne emendatie behoort dit te zijn: in mijn meisjesvertrek.
voetnoot48
ergens heen; verslappende toevoeging: zij vlucht naar buiten (49).
voetnoot49
Versta: en buiten stond ik aan te zien, hoe ...; hof: paleis.
voetnoot50
post: deurpost, stijl.
voetnoot52
in 't gevaer; dwaze toevoeging.
voetnoot53
's pijlers kruin; Eur.: ‘het kopstuk van de zuil (het kapiteel) liet blonde lokken afhangen.’
voetnoot54
en sloegh; het subject is bij Euripides 's pijlers kruin (het kopstuk); zie de vorige aant.
voetnoot55
Eur.: ‘en ik, indachtig aan mijn gewone werk iederen vreemdeling te offeren.’
voetnoot56
wiesch: besprenkelde (wijdde ten dode).
voetnoot56-57
en ... toegedoemt; Eur.: ‘als (in haar hoedanigheid van) ten dode gedoemde en weende daarbij.’
voetnoot57-58
Dees naere droom ...; Eur.: ‘deze droom leg ik als volgt uit: gestorven is Orestes, door mij (immers in mijn droom) ten dode gewijd.’ Vondels vert. is grotendeels onjuist.
voetnoot59
Eur. veel fraaier: ‘want de zuilen van een huis zijn de zonen.’
voetnoot60
Versta: en de gevolgtrekking dat hij gestorven is, maak ik dáarom, omdat al wie door mij besprenkeld is, onmiddellijk sterven moet.
voetnoot61
doch naar onjuist Lat. tamen; Gr.: ‘immers mijn droom kan toch ook niet slaan op (verdere) bloedverwanten’.
voetnoot62
Strofius, gehuwd met een zuster van Agamemnon, vader van Pylades; te voren ... toen vader storf, onjuist. Eur.: ‘destijds toen men mij te Aulis wilde offeren.’ Deze mededeling heeft hier dèze zin, dat het later, wanneer I. de naam van Pylades hoort (vs. 257), begrijpelijk zal zijn dat deze naam haar niets zegt.
voetnoot63
of ... waer; Eur.: ‘ik hier (voor hem die ver van hier is)’; broeders uitvaert houden, hier op te vatten als: een dodenoffer brengen voor mijn gestorven broeder.
voetnoot65
Onjuist; Gr.: ‘want dit is al wat ik voor hem kan doen’ (als parenthese op te vatten); met zijn dienstboôn dient aan te sluiten bij houden (vs. 64).
voetnoot66
op goet vertrouwen, een van de vele zinstorende toevoegsels.
voetnoot67
om reên; Eur.: ‘om de een of andere reden’ (= vreemd genoeg).
voetnoot68
Eur.: ‘en daarom zal ik zo lang weer binnengaan in deze tempel, waar mijn woning is’ (zie de Opmerkingen vóór aant. 1).
voetnoot69
Toneel-aanwijzing: Orestes en Pylades komen op van de zeekant.
voetnoot70
bespieden: onderzoekend uitkijken.
voetnoot72
Versta: waar wij, van Argos uitgevaren, heen gestevend zijn.
voetnoot73
De oude druk heeft een vraagteken achter toe.
voetnoot74
Eur.: ‘en zou dat het altaar niet zijn, dat druipt van Grieks bloed?’
voetnoot75
Eur.: ‘Ja, het vertoont althans van neergedropen bloed bleekrode strepen’.
voetnoot76
wapenroof (Lat. spolia): wapen-buit; kerkgewelf is onjuist (Vondel heeft zich een kerk uit zijn tijd voorgesteld); Eur.: de kroonlijst.
voetnoot77
eerstelingen (primitiae), syn. van wapenroof.
voetnoot79-80
waer ... net; de zinsconstructie is te wijten aan contaminatie, die Vondel letterlijk uit het Lat. overneemt (quo me rursus in haec retia duxisti); versta: in welke strik voert gij mij hier nu weer? met kracht, stoplap; uw antwoort; zie vs. 84-vlg.
voetnoot81
Razernyen (eigennaam): de Furiën, zie Inhoudt, r. 2.
voetnoot82
's lants ballingen: mij als balling; Vondel behoudt de pluralis van het Gr. en Lat. (plur. poëticus); uitheemsch: in den vreemde; men lette op de regelvullende herhalingen (ook in vs. 83).
voetnoot83
geduurigh: zonder af te laten.
voetnoot85
men: ik.
voetnoot86
bezetenheit: het bezeten zijn door de Furiën; zie voor een dergelijke vlaag van waanzin vs. 293-vlg.
voetnoot90-91
van ... jaeren (lange jaren geleden); Eur.: ‘naar men zegt hier in deze tempel uit de hemel gevallen.’
voetnoot92
of zoo het valle (sive casu aliquo): bij geluk; merk (in Portus' Lat. vert. signum): beeld; vgl. Ndl. Wdb. i.v.
voetnoot93
in 't licht stellen: een (illustere) waardige plaats geven.
voetnoot94
lucht scheppen (Lat. vert.: respiratio): herademen, bevrijd worden.
voetnoot95-96
een middel ... om: waarvan gij wist dat het het enige was om ...; staen naer: (met goed gevolg) streven naar, bereiken.
voetnoot102
deze ladder; Eur.: ‘een ladder’. Vondel is misleid door het Latijn: scalas hinc egressi (omhoog klimmend) scandemus; zijn en aftreênde ... krijgen is een uitbreiding naar aanleiding van het niet begrepen egressi. Na vs. 102 laat V. weg een door corruptie van de Griekse tekst zinledige vraag: hoe zullen wij dat weten? De juiste tekst zegt: maar hoe kunnen wij dat zonder gezien te worden?
voetnoot103
ysren; Eur.: bronzen; slot; Eur.: grendel; boomen (koevoet) en gewelt, hendiadys.
voetnoot104
Weergave van de zinloze woorden van de overgeleverde tekst: ‘van welke wij niets weten’. De zin van de geëmendeerde tekst is: zullen wij trachten zò naar binnen te komen?
voetnoot105
Hier komt het bezwaar tegen de tweede mogelijkheid om het plan uit te voeren: maar als wij worden betrapt bij het ontsluiten ...
voetnoot106
als beeldestormers, een beeld van Vondel; Eur.: ‘terwijl we de toegang trachten te forceren.’
voetnoot107
eerwe sneven: om te voorkomen dat we ... (eer werkelijkheid wordt, wat ik vrees; vgl. een overeenkomstige wending in vs. 78).
voetnoot108
aen, zowel ter uitdrukking van het streven als het bereiken.
voetnoot109
ongeraên, minder juist; Eur.: niet te dragen, schandelijk.
voetnoot110
Versta: Het zou van onze kant ongepast zijn door vrees te laten blijken dat we Apollo's orakel niet vertrouwen.
voetnoot111
in vrê: in veiligheid.
voetnoot114
het: het schip; ons verspieden past niet in deze gedachtengang; beter: onze komst.
voetnoot115
Het object ons bij aengrypen is te halen uit het possessief ons in vs. 114.
voetnoot116-17
die ... ziet: die aan alles een onzekere (bedriegelijke) vorm en kleur geeft; Eur.: ‘en als het oog van de donkere nacht gekomen is’.
voetnoot119
zuiver (politus): glanzend, gepolijst, van gepolijst hout.
voetnoot120
Gr.: ‘zie daar waar de fries tussen de triglyphen open ruimten laat, kan men zijn lichaam neerlaten’; bedoeld zijn de ‘metopen’ van de Dorische tempel, die bij de oudste tempelconstructies inderdaad, zoals ook hun naam aanduidt, tussenruimten waren, maar die later door steenplaten met beeldhouwwerk werden afgesloten.
voetnoot122
Gr.: ‘wie laf is, betekent nergens iets’ (bereikt niets); suffer: futloze; die niet weet te handelen (zie vs. 130).
voetnoot123-24
Onjuist. Eur.: ‘geenszins is het zò, dat wij eerst een lange reis hebben gemaakt hierheen en nu, aan het doel gekomen, (onverrichter zake) terug zullen keren.’
voetnoot125
hooren: luisteren naar, gevolg geven aan.
voetnoot126
ga ... plaets, naar een corrupte tekst; de juiste lezing van het Gr.: wij moeten gaan naar een plaats, waar wij ons kunnen verbergen.
voetnoot128
onze eige schult: de slechte afloop (waaraan wij dan immers zelf schuldig zouden zijn); noch Godts besluit, storende toevoeging.
voetnoot123-30
Waarschijnlijk moeten alleen vs. 125-26 aan Orestes worden gegeven; de overige spreekt P.
voetnoot129-30
Hier blijkt toch wel duidelijk dat dit niet woorden van den aarzelenden Orestes kunnen zijn (zie aant. vs. 123-30); laet ... verbluffen, toevoeging van Vondel. - Rei: Vs. 131-46 behoren niet aan Ifigenia, maar aan de rei te worden gegeven; zie ook de aant. bij vs. 137.
voetnoot131
hoort toe, onjuist. Eur.: ‘Bewaart een eerbiedig zwijgen’.
voetnoot131-33
op ... gesteegen, onjuist. Eur.: ‘gij allen die woont aan de Zwarte Zee (zie voor Euxijnsche zee, Dl. VIII, blz. 872, aant. bij vs. 255, en hier vs. 226), met haar twee te zamen komende (= te zamenklinkende) rotsen’; bedoeld zijn de afwisselend uiteengaande en samenbotsende Symplegaden aan de Bosporus. Blijkens tal van plaatsen ligt voor Euripides Taurië op betrekkelijk korte afstand ten N.O. van de Bosporus.
voetnoot134
Diktin, bijnaam van Diana.
voetnoot135
en streeken, uitbreiding.
voetnoot136
Latonaes dochter; Latona: een godin bij wie Zeus Apollo en Artemis (Diana) verwekte (vgl. vs. 403).
voetnoot137-38
Dit is een met het oog op het verkeerde opschrift (Ifigenie) geadapteerde weergave; Gr. echter: ‘ik (= wij), dienares van uw gewijde sleuteldraagster’ (= Ifigenia).
voetnoot139
Eur.: ‘treed met gewijde maagdenvoet tot voor Uw hof’ (gestichten, plur. poëticus, tempel).
voetnoot140
heet van gloet, toevoeging; men zie vs. 290, 643 en 1182 (aant.).
voetnoot141
Eur. spreekt van met goud versierde kroonlijsten.
voetnoot143
'k verliet; versta: ik werd (= wij werden) weggehaald als buit uit ...
voetnoot144
Grieken: Griekenland; de daarop volgende woorden behoren daarbij als bepaling.
voetnoot145
torens moet het beeld steden suggereren en behoort bij Euripides bij Griekenland, terwijl boschrijke beemden aldaar Europa tegenover Azië karakteriseert.
voetnoot147
hier ben ik (de rei noemt zich met het enkelv. pronomen). Met deze woorden richt zich de rei van dienaressen tot Ifigenie die naar buiten komt; hoe ... nu; Eur.: ‘wat is er?’ (wat wilt gij).
voetnoot148
angst is onjuist. Eur.: ‘wat hebt gij in de zin?’
voetnoot149-50
afgescheiden van andren (invoeging); waarschijnlijk te betrekken op my en dan op te vatten als: buiten weten van de anderen hier.
voetnoot152
die slaat op koning (Agamemnon). - Ifigenie, in rouwgewaad, begeleid door een dienares die een plengkruik draagt, is zo juist uit de tempel gekomen (zie vs. 147).
voetnoot155-56
slijt ... mijnen tijt, minder juist; versta: geef mij (nú) over aan ...
voetnoot157-58
luitruchtigh: met luider stemme; iders ooren, storende toevoeging: Ifigenie begint een rouwhymne te zingen; Gr.: ‘een de Muzen mishagende treurzang en een niet bij liermuziek passend rouwlied.’ De Apollinische lier begeleidde slechts het lied der vreugde; zie ook aant. vs. 191.
voetnoot159
vast: reeds; hoe lange is onjuist; Eur.: ‘hoe zeer’.
voetnoot160
in huisverdriet (in domestico luctu = in rouw om een verwant, Orestes); last op last is dus ook onjuist; Vondel denkt aan de ellende van het gehele geslacht (zie mijn' broeder, vs. 162, waar hij weer in 't juiste spoor komt).
voetnoot161
hier omgezworven (toevoeging): hier na mijn zwerftocht beland.
voetnoot163
nachtgezicht: droomvisioen (zie vs. 44-vlg.).
voetnoot164
Eur.: ‘in de nacht, welks duisternis thans is verdwenen’ (vgl. V.'s onjuiste wending: schuw ...).
voetnoot166
huis: geslacht; vernomen: gezien (vs. 274).
voetnoot170
behoeden, misplaatste toevoeging.
voetnoot171
ter zielen: naar de schimmen in de onderwereld.
voetnoot172
wiens uitvaert; Vondel behoudt hier de relatieve aanknoping van het Latijn (hij is het wiens ...); uitvaert: dood (zie Mnl. Wdb. i.v. utevaert).
voetnoot173
en storte: al stortend; lijkofferdranken: plenggaven, bestaande uit melk, wijn en honing.
voetnoot175
jammerkelk; de Grieken gebruikten een kruik; vol offerbloet, onjuist (op het vb. van het Lat.); het Gr. doelt op melk; en in verband daarmee dient kalven (176) - in overeenstemming met de Gr. tekst - te worden: jonge koeien.
voetnoot178
zoenoffers ...; versta: offers om de schim van den overledene gunstig te stemmen.
voetnoot179
offervat; vgl. de aant. bij vs. 175.
voetnoot180
Versta: welks inhoud geacht wordt de schim van den overledene gunstig te stemmen.
voetnoot181
wy geven (zij stort bij deze woorden de kruik uit) ... leven; Eur.: ‘als aan iemand die uit het leven gescheiden is’ (zò kunnen de toehoorders die weten dat Orestes nog leeft, de zin anders opvatten dan de sprekende I.).
voetnoot183-86
Eur.: ‘wil het (hoewel hier gebracht) aanvaarden, want op uw graf zal ik niet kunnen neerleggen mijn blonde haar, noch mijn tranen storten’.
voetnoot187
wy beide ..., onjuist; Eur.: ‘want ik ben ver van ons beider vaderland’; van der hant: afwezig.
voetnoot189
daer (weer opgevat en verduidelijkt in: in dat geweste): waar.
voetnoot190
het ... beste, toevoeging.
voetnoot191-93
Vondel heeft de onjuiste voorstelling dat de rei een andere ‘wijs’ zingt dan I. zelf (vgl. aant. vs. 157-58); de klaagmuziek der Grieken stamde uit Azië(vandaar: ongrieksch: barbaars).
voetnoot193
antwoorden ... zingen; in verband met de vorige aantekening op te vatten als: treurzangen (voor de doden) te zingen, beantwoordend aan de uwe.
voetnoot194
gelijk ..., onjuist: voor ... verstorvelingen is op te vatten als voor de doden en dan als bijv. bep. te verbinden met treurzangen; 's lants, toevoeging.
voetnoot195
Onjuist; ‘gelijk Pluto (de dodengod) die ingeeft’; op deze stof: op dit thema. - Ifigenie is hier een onjuist bovenschrift; immers nu volgt het klaaglied van het koor (tot en met vs. 208). Eerst de moderne edities hebben deze verzen aan het koor teruggegeven.
voetnoot196
Atreus huis (geslacht), zie vs. 3.
voetnoot197
het licht der kroonen (lumen sceptrorum): het licht, de luister der heerschappij.
voetnoot198-99
zinloos naar de corrupte tekst van Commelinus, door Portus in 't Lat. ook zinloos vertaald. Met moderne verbetering: Te niet ging de heerschappij der eens gelukkige vorsten van Argos; lang uitgescheenen: die lange tijd haar luister heeft uitgestraald.
voetnoot200
broet (hist. praes.): broedde, voortbracht (zie de volgende regels).
voetnoot201-203
In de oorspronkelijke tekst zijn hier enige regels uitgevallen, waarin de rei melding maakte van Atreus' wandaad; deze zette nl. zijn broeder Thyestes diens eigen kinderen als spijs voor. Volgens de sage week op die dag de zonnegod van ontzetting uit zijn baan (vs. 201-vlg.).
voetnoot203
met ... alreê; versta: zichzelf verduisterend (door zich in wolken te hullen); een toevoeging van Vondel, die een niet bij de sage (zie vorige aant.) passende voorstelling geeft, nl. dat de zon wegschuilt achter de wolken.
voetnoot204
Hierop diende te volgen: wegens de gouden vacht, verg. vs. 831 (waarborg voor de duurzaamheid der heerschappij en daarom door Thyestes listig aan zijn broeder Atreus afhandig gemaakt).
voetnoot206
Eur.: ‘Sinds dien wordt wegens de voorheen gedode afstammelingen van Tantalus (de kinderen van Thyestes, zie boven) het gehele huis gestraft’. Vondels voorheen geplaeght diende te zijn: voorheen gedood.
voetnoot207-208
een helsche geest; Gr.: ‘(zo jaagt thans) een bovenmenselijke macht (daimoon) in verbitterde jacht op u aan’; allermeest, zinloos toevoegsel. - Hier begint Ifigenia te spreken.
voetnoot209-11
het nootlot ... eerste; Gr.: ‘rampzalig lot was mij beschoren van het ogenblik af dat mijn moeder huwde’.
voetnoot211-14
Gr.: ‘en mijn noodlotsgodinnen beschikten mij bij mijn geboorte dat ik op zou groeien in jammer’; leit ... voor mijne oogen, naar 't onjuiste Lat. portenderunt.
voetnoot214
waerom ...: tot welke (ellende) ik opgroeide.
voetnoot215
Deze woorden zijn door Portus (en dus door Vondel ook) ten onrechte op Ifigenia betrokken; zie daarvoor vs. 216-17; van den Griek, collectief op te vatten, vgl. hunnen (vs. 216). Dit slaat in Portus' gedachtengang op het bedrog, vermeld in vs. 27 vlg.; was: werd.
voetnoot216
ten echte: tot een huwelijk met Achilles.
voetnoot216-17
om ... te spoeden (een gunstig verloop te doen nemen), toelichting van Vondel; de verzen 215-16 luiden in het Grieks: ‘naar wier hand eenmaal zoveel Grieken dongen’ en zijn te verbinden met Ledaes dochter in vs. 218.
voetnoot218
Ledaes dochter drukkigh: de ongelukkige Clytemnestra.
voetnoot219
al te weeligh; bij Euripides betitelt Ifigenia zichzelf als eerstgeboren loot (vgl. vs. 224); dus: ik ... als eerstgeboren spruit van Leda's dochter ben opgevoed om ... Overigens verkort Vondel hier.
voetnoot221
te wagen: op een wagen.
voetnoot223
een schoone bruit; ‘als jammerbruid’ zegt Euripides; zie verder vs. 27-vlg.
voetnoot225
in Pontus; Vondel denkt dus aan het landschap; er is echter sprake van de (Zwarte) Zee; ongastvrij (zie vs. 132); Eur. heeft de oorspronkelijke naam axeinos die door euphemisme in euxeinos de gastvrije, is veranderd.
voetnoot228
versteeken ...: ongehuwd.
voetnoot229
Micene, Iphigenia's vaderstad.
voetnoot230
Eur. zegt: ‘nu zing ik niet meer het loflied op Hera (Juno) van Argos’.
voetnoot231-32
Geheel in de war; Eur.: ‘noch weef ik langer met de spoel in het lieflijk gonzend weefsel een kleurrijk beeld, de gestalte van de Attische Pallas en van de (door haar) overwonnen wilde Titanen’. Vondel, misleid door het Lat. radio (gewoonlijk straal, hier weefspoel) en imagines Titanum (de zonnegod is toevallig ook een Titaan) heeft gedacht aan - onder inspiratie van Minerva, de patrones van de weefkunst uitgevoerde - weefsels, welke de beelden die de zon te aanschouwen geeft, dus de beelden der natuur, op kunstige wijze nabootsen.
voetnoot230-32
I. noemt juist deze werkzaamheden, daar dit de bekende huiselijke arbeid was van het beschaafde Griekse meisje.
voetnoot233
Versta: nu ben ik priesteres bij barbaren (de Scythen).
voetnoot234
van bloet geverft (bij vreemden): bloedige offers aan hun goden brengend, zich bezoedelend met bloed; voor het Grieks zie hieronder aant. 234-35.
voetnoot234-35
Gr.: ‘Maar ik bezoedel met bloed van vreemdelingen, aan afschuwwekkend verderf prijs gegeven, hier het altaar.’
voetnoot235
vloekgodin = Portus' Aten: de verpersoonlijking van het Verderf.
voetnoot236
verwoet (bij outer): wreed, gruwelijk.
voetnoot237
op: begeleid door, gepaard gaande met.
voetnoot238
Versta: der slachtoffers, die wenen, als zij worden gedood.
voetnoot239
Onjuist; Eur.: ‘maar heden vergeet ik dat alles.’
voetnoot242
verloren: om hem niet meer te zien, dus = achter.
voetnoot245
aengestooten: aangelopen.
voetnoot248
die ... oor: waarvan ge zult ophoren.
voetnoot249
schrikmaer, onjuist. Gr.: ‘wat is het dat ons ontijdig stoort in de gedachten, die ons tot nu bezighielden’.
voetnoot249-51
twee ... gevloôn. Vondels voorbeeld is bedorven. De juiste tekst heeft: ‘ontkomen met hun schip aan de donkere (cyaankleurige = blauwe; vgl. Vondels Cyaneesche!) Symplegaden (zie vs. 131) zijn twee jongelingen hier aangeland’.
voetnoot251
aengenaem: welkom.
voetnoot252
waschbadt; bedoeld is het te sprenkelen wijwater, zie aant. vs. 56; daarmee is d'inwydinghe (ook en het slaen, een toevoeging van Vondel) in hendiadys te verbinden (dus: het wasbad dat de inwijding vormt tot de offerhandeling).
voetnoot253
spoeden: spoedig zorgen voor.
voetnoot254
kunt ... mellen (melden, van Helten, § 36), toevoeging; dien lantaert: het vaderland van hen.
voetnoot255
dat's het al: dat is alles wat ik weet. De rest is een - in dit verband wel komische - toevoeging.
voetnoot259
Vgl. hierbij de aant. bij vs. 62; wy ... lien; versta: niemand weet het.
voetnoot262-63
die ... bout: die niet verkeert aan ... (vgl. Lat. colere).
voetnoot263
offervee; Gr. en Lat. alleen vee.
voetnoot265
koom herwaert, onjuist: kom nu tot de zaak terug.
voetnoot267-68
geen ... oit; Eur. (corrupte tekst) heeft: tot nog toe heeft geen Griek ... Met moderne correctie: Het is lang geleden dat het laatst een Griek ... (vgl. het begin van vs. 67). Zie hiervoor de aant. bij vs. 41, waar in de oorspronkelijke tekst van Grieken sprake is, en waar Vondel met het oog op deze (corrupte) plaats (vs. 267) vreemde zet, een vervanging die hij ook elders in dit stuk toepast; naer ons wet (toevoeging): in overeenstemming met onze gebruiken (zie vs. 41).
voetnoot269-70
derwaert ... daer; Eur.: ‘naar de zee die binnen stroomt door de Symplegaden’ (= ‘twee rotsen’ bij V.; vgl. vs. 132).
voetnoot271-72
Het beeld is van Vondel.
voetnoot273
daken, onjuist. Het was de gewoonte der purpervissers om in die grot te wachten, totdat hun netten vol waren.
voetnoot274
verneemt; zie vs. 166.
voetnoot275
schichtigh: haastig.
voetnoot276
op ... toonen (tenen): voorzichtig sluipend.
voetnoot276-77
een aert (soort) van geesten; Gr.: een paar bovenmenselijke wezens (Goden).
voetnoot277-78
opgetogen ... handen; Vondel heeft het Latijn verkeerd verbonden. Eur.: ‘een van ons, een godvrezend man, hief de handen omhoog.’ Vondel christianiseert hier (zie vout); opgetogen: in vrome vervoering (herhaald in met eerbiedigheit: met godsdienstig eerbetoon).
voetnoot279
ter aerde, weer christianisering; Eur.: ‘kijkt in hun richting’; ootmoedigh en gedwee (toevoeging): nederig en onderdanig.
voetnoot280
Palaemon en zijn moeder Leukothea zijn volgens de sage de in zeegoden veranderde zoon en gemalin van den Thessalischen koning Athamas (zie Vondels Herscheppinge IV, 739 en de voorafgaande verzen, Dl. VII, blz. 539); onze, toevoeging van V.
voetnoot281
schipredder: beschermer van de schepen in nood.
voetnoot281-82
zweven: zwerven (zie vs. 554); Eur.: ‘hetzij gij de twee Dioscuren (Castor en Pollux) zijt, die daar op de rots aan de kust zit’ (= of zijt ge misschien ...). De Dioscuren werden door de in gevaar verkerende zeelieden aangeroepen.
voetnoot282
kroost: nakroost.
voetnoot283
teelt (hist. praes.): verwekte.
voetnoot284
een ... los gezel: een onverschillige kerel (‘los’ op godsdienstig gebied; zie de nadere verklaring in godtloos); vervelen: ergeren.
voetnoot285
beschimpen: honen; ... dees gestranden ...; versta: dat dit schipbreukelingen waren, die na hun aankomst aan het strand ...
voetnoot287
schrik: angst.
voetnoot288
op ... eerst, onjuiste toevoeging. De bedoeling is: welk gebruik hun bekend was.
voetnoot290
stemmen: overeenkomen, besluiten; aenslaen: aangrijpen, zich meester maken van; om ... smooken: om als brandoffer voor Diana te dienen.
voetnoot292
laeghte, naar de Lat. toevoeging solo: de bodem van de grot.
voetnoot295
al ... overal; Eur.: ‘terwijl zijn handen sidderden’.
voetnoot296
raesde harssenloos: verkeerde in razernij, verstandsverbijstering; uit een dal, toevoeging.
voetnoot297-98
deze ...; niet begrepen door V.; Eur. bedoelt: ziet ge dat monster daar, en dáár dat andere.
voetnoot298
des afgronts vreeze: schrikgedrocht uit de onderwereld.
voetnoot299
verslinden; Eur.: vermoorden.
voetnoot300
in de vuist, toevoeging; aenranden: aanvallen.
voetnoot302
stookt moort: blaast een vlam van moord uit; strevende: roeiende, aanroeiende (op haar vlerken).
voetnoot303-304
moeder: het lichaam van de door Orestes vermoorde Clytemnestra; om ... dompelen, zinledig; Lat.: ut in hunc saxeum tumulum abiciat; Gr. echter: ‘om dit rotsblok op mij te werpen’ (voor den waanzinnigen Orestes gaat de gestalte van zijn moeder die hij meent te zien, over in een rotsblok).
voetnoot304
zy ... straf: zij is fel tegen mij, toevoeging.
voetnoot306
razen; zie vs. 296.
voetnoot307-08
want ... hont; Vondel geeft het op een corrupte tekst berustende Lat. weer; Gr. (met moderne emendatie): ‘maar daar was niets te zien van die gedaanten, neen, hij vervormde in zijn waanzin tot een andere voorstelling het loeien van (ons) vee en het blaffen van (onze) honden’.
voetnoot308-09
of rees ..., onjuist. Gr.: ‘welke geluiden men zegt dat de Furiën plegen na te bootsen.’
voetnoot310
verwezen: veroordeeld (... als kinderen des doods).
voetnoot311
Eur. laat Orestes in zijn waanzin hetzelfde doen, wat de sage verhaalt van Ajax: deze richtte nl. een slachting aan onder schapen, die hij aanzag voor de hem vijandige mede-Grieken.
voetnoot312
fel en stijf, toevoeging.
voetnoot313
als een ...; Eur.: ‘wanende zich daarmee te verweren tegen de Furiën.’
voetnoot316
op het ruim (toevoeging): op het ruime strand (veld).
voetnoot317
neêrlaegh: slachting.
voetnoot316-19
Vondel beknot de hoofdzin van Eur. en maakt die tot een bijzin in 318. Gr.: ‘Toen men zag, hoe de kudde daar werd geveld en verdelgd, ging ieder van ons zich wapenen en bliezen wij op schelpen om onze landgenoten bijeen te brengen.’
voetnoot319
huisman: boer, landbewoner.
voetnoot322
zoo quamenze ...; bij Eur. is dit een tweede hoofdzin (zie aant. 316-19); uit ... springen: van alle kanten aangesneld.
voetnoot323
daetelyk: plotseling; Eur.: ‘de vreemdeling intussen - de vlaag van waanzin was voorbij - stortte ter aarde’.
voetnoot324
toen ... last: toen hadden wij het gemakkelijker.
voetnoot325-26
Eur.: ‘ieder beijvert zich om hem te treffen met steenworpen’; den overlast bewijst dat V. zich de situatie verkeerd voorstelt (zie vs. 323).
voetnoot326
om het onheil (de gevaarlijke aanval) af te weeren, toevoeging van Vondel, die niet past bij het onmiddellijk volgende.
voetnoot327
gade slaen: met liefderijke zorg beschermen.
voetnoot328
vlyde en dekte (hendiadys); Eur. echter spreekt van een beschutting door het als schild voor hem houden van het stevige kleed.
voetnoot329
zorghvuldigh: met tedere zorg.
voetnoot330
bevrijden: vrijwaren.
voetnoot331
bewaren: vervullen.
voetnoot332
en bedaert, onjuist: Orestes lag in onmacht en komt nu bij.
voetnoot333
schichtigh: haastig.
voetnoot334
een ... onweêr van den vyant; Lat. procellam hostium imminentem sibi; Gr. branding.
voetnoot337
flux: aanstonds; manen: wijzen op (indachtig maken); heel deerlijck: Eur.: grimmig, vrees aanjagend (aan ons; zie vs. 338-39).
voetnoot338
eerlijk: eervol.
voetnoot339
pas ... biên: doe uw best tegenstand te bieden.
voetnoot341-42
Eur.: ‘maar wanneer de ene helft vluchtte, viel de andere weer aan’; in 't vlughten: onder het vluchten.
voetnoot343
treffen is onjuist; zie vs. 345-48; datze ... bezwijken tot overgaf (344) is geheel onjuist; Gr. (juiste tekst): ‘en wanneer zij diè helft hadden teruggedreven, beukte het zo even wijkende deel weer met stenen’.
voetnoot345
Vondel laat weg een aanvangswoord maar.
voetnoot346-47
in 't byzonder niet een: niet een in het bijzonder, individueel.
voetnoot347-48
veiligh ... aengrijpen, gelijk Lat.; Gr. (naar juiste tekst): het geluk had ze te raken.
voetnoot348
evenwel 't geschiede, toevoegsel; mogelijk bedoelt Vondel: toch kregen we ze (of: toch was het zò, als ik hier - vs. 345-vlg. - vertel).
voetnoot349
Eur.: ‘met moeite, niet door moedig aanvallen, doch ...’; te moedeloos veraerden: in lafheid ontaardden.
voetnoot350
en wrong ... onjuist; de bedoeling van Eur. is: en wierpen hun op handige wijze met stenen de zwaarden uit de hand (zijzèlf waren schotvrij).
voetnoot352
van worstlen: van de inspanning van het gevecht.
voetnoot357
Grieken: Griekenland; rechtvaerdigh: naar recht en billijkheid.
voetnoot358
nederslagh: doodslag.
voetnoot361
't gaet wel; versta: goed (tot afsluiting van het aangehoorde verhaal); vry; Eur. imperatief zonder meer (de herder verlaat nu het toneel).
voetnoot363
gerust; de zin van het Grieks is: zacht gestemd.
voetnoot365
zielen der, toevoegende omschrijving; Eur.: ‘wegens de verwantschap der Griekse gasten’ (vgl. voor dit ‘Griekse’ de aant. bij vs. 267-68).
voetnoot367
haet; Eur.: onwelwillendheid (vgl. vs. 369).
voetnoot368
ontsteeken: ontstoken.
voetnoot369
nu, vul in: door mìj.
voetnoot370
dit 's zeker, nl. het dood zijn van Orestes, zo als de droom dat mij openbaarde.
voetnoot370-71
(tot: ik wort gepijnight). De door Portus vertaalde tekst is corrupt; Gr. (naar de juiste tekst): Thans blijkt mij, vriendinnen ( = V.'s dit 's zeker), hoe waar het gezegde is ...; want: nl. dat, wie ...
voetnoot371-72
wie ongelukkigh leeft ... De Gr. tekst is corrupt; met moderne emendatie: ‘wie ongelukkig is, wordt door eigen lijden meedogenloos voor wie nòg ongelukkiger is.’
voetnoot373-74
E.: ‘maar nooit’ ...; kennelijk is in het oorspronkelijk een vers uitgevallen met de gedachte: nu zal ik dan deze Grieken zonder deernis offeren, ofschoon zij wel beschouwd deerniswaard zijn wegens hun onschuld. - De beide met noit beginnende verzen (zinnen) dienen één gedachte te vormen (bij Eur. een ontkennende hendiadys); versta: geen wind ooit, waardoor een schip hierheen werd gedreven, dat Helena voerde ...; mijn schennis: die de schuld is van mijn ongeluk (nl. omdat zij zich door Paris liet schaken).
voetnoot374-75
het bruischen ... rots (uitbreiding van Vondel); versta: het bruisende water tussen de Symplegaden (vgl. vs. 250 met aant.).
voetnoot377
Eur.: ‘hun hier een Aulis bereidend in ruil voor dat andere, waar de Grieken’ ... (vgl. Vondels ze).
voetnoot379
De zinsbouw is Gr.-Lat.; (Vader zelf zouden wij weergeven door een bijzin: terwijl (waarbij) mijn eigen vader de offerpriester was.
voetnoot381
Geheel onjuist; Eur.: ‘Hoe vaak gingen mijn handen wild omhoog naar zijn baard en hoe hing ik aan zijn knieën, zeggende woorden als deze’ ...; het omvatten van de knieën en het aanraken van de baard vormen tezamen het smekelingsgebaar der oude Grieken.
voetnoot382
Vat dit vers op als één zin: o vader, gij huwt mij uit (= V.'s besteet) tot een gruwbaar huwelijk.
voetnoot384-85
gehoort ... hofgewelf, op te vatten als: opklinkende tot de zolderwelving van de paleiszaal.
voetnoot385
gy velt my: en gij vermoordt mij (op te vatten als indrukwekkende herhaling van het eerste lid der tegenstelling; zie vs. 383 terwijl ge).
voetnoot387
met ... toon: op arglistige wijze.
voetnoot388
ter moortfeest (feest vroeger vrl.); Eur.: ‘tot een bloedig bruiloftsfeest’.
voetnoot389
Pluto: de doodsgod.
voetnoot389-90
'k Zagh ...; zinloos. Gr.: ‘door mijn (bruids-)sluier heenziende (bij mijn vertrek van huis) nam ik mijn broeder niet nog eens in mijn armen’ (Orestes was toen nog een klein kind, zie vs. 243).
voetnoot391
al doot; vgl. voor dit al Edipus, vs. 1146 met aant.
voetnoot391-92
bestont, als zuster; de komma is zinstorend. Eur. zegt: ‘ik zijn zuster’ (zie de Commelinustekst).
voetnoot393
uit ... schaemte; Eur.: ‘uit schaamte’ (voor het verraden van al te veel aandoening bij het verlaten van het ouderhuis); als een ...; Eur.: ‘daar ik immers, zo dacht ik, naar het (bevriende) huis van Peleus (Achilles' vader) zou gaan’.
voetnoot394
staekte; Eur.: ‘stelde uit’; 't groeten (= Lat.); Gr.: betuigingen van genegenheid (kus en omarming); tot ... keeren; versta: tot binnenkort, als ik Argos weer eens zou bezoeken.
voetnoot395-96
Ten onrechte bezigt Vondel hier twee gescheiden zinnen; Eur. heeft een uitroep. Gr. (met moderne emendatie): ‘Rampzalige (Orestes), zo (= nu) gij gestorven zijt, welk een heerlijkheid is voor U dan verloren gegaan in de veelbenijde heersersmacht van uw vader’ (die uw erfdeel zou zijn geworden); vgl. vs. 241-42.
voetnoot397
'k versma ...; hier heeft ook Eur. een abrupte overgang; er zijn enige verzen uitgevallen, waarin Iphigenia terugkeert tot haar na vs. 372 afgebroken beschouwingen over het deerniswaardig lot van de zoëven gevangen Grieken; Eur.: ‘ik laak de valse redenering van de godheid’ (die wy eeren, toevoeging).
voetnoot398
die, als een bezoedelde ...
voetnoot399
nederslagh: doodslag,
voetnoot400
of ... geboreling: of een kind, zo uit de moederschoot gekomen. Wat in vs. 398-400 vermeld wordt, noemt Iphigenia onverenigbaar met wat ins v. 401-02 staat. In vs. 401 zou dus duidelijker dan 't voegwoord naerdien zijn: terwijl ze toch.
voetnoot401
Zie de vorige aant.
voetnoot403
Jovis majesteit: Jupiter; zie verder de aant. bij vs. 136.
voetnoot404
Eur.: ‘kan onmogelijk zulk een ongerijmd wezen het leven hebben geschonken’.
voetnoot405
Eur.: ‘Ik althans beschouw het verhaal van de maaltijd, door Tantalus aan de Goden aangeboden (dat ze zich zouden verlustigen in het eten van zijn kind) als een verzinsel’ (de sage van Tantalus is bekend; een logische aansluiting bij vs. 403-04 vormt de inhoud daarvan niet).
voetnoot407
kinderspier: kindervlees.
voetnoot408
ingezeten (ingezetenen): inboorlingen.
voetnoot409
op goden; Eur.: ‘op de godheid’ (Diana).
voetnoot411-15
Verkeerde vertaling van de corrupte Commelinustekst. Gr., met moderne aanvulling: ‘O donkere samenvloeiïng van twee zeeën (= de Bosporus), waar eens de brems (horzel) die van Argos kwam gevlogen, de in een koe veranderde Io naar het land van de ongastvrije zee deed oversteken, Europa verlatend voor het land van Azië.’
voetnoot415-16
zoo wijt ..., ten onrechte met het voorafgaande verbonden, zie de volg. aant.
voetnoot417-20
Lat.: ‘wie mogen het zijn, die, verlatend de waterrijke Eurotas (rivier in Sparta) met het groenend riet of de heilige stroom van Dirce’ (rivier die door Thebe stroomt) ... (onjuist dus Geerts, blz. 238); met vlijt (toevoegsel): met (ondernemende) lust.
voetnoot421
gevloekt en gevreesd door ...
voetnoot422-24
Gr., met moderne emendatie: ‘waar ter ere van de goddelijke maagd (Diana) mensenbloed altaar en rond-omzuilde tempel bezoedelt.’
voetnoot425
of; Eur.: ‘Is het soms dat ze ...’; dus vry, toevoegsel; vgl. 417 en 428.
voetnoot426
abeelen; Gr.: dennen; ws. gaat Vondel hier bij zijn vertalen op de klank van het Lat. woord af: Lat. abiegnis remis.
voetnoot432
(is) zorghelijk: kan verderf brengen; velt ...; vgl. vs. 445.
voetnoot435
begeerlijkheên: begeerte.
voetnoot438
den andren min; bij Eur. met de bedoeling: gelukkig zijn niet allen slaaf van hun winzucht.
voetnoot440
van ... klip: bij de rusteloos door de zee gebeukte rotskust van Phineus' gebied (= het Thracische Salmydessus).
voetnoot441
Versta: de tegen elkaar aanbotsende Symplegaden (vgl. vs. 131-33).
voetnoot443
Vergelijk vs. 283.
voetnoot444
aen den ... rey gaen: een kringdans gaan uitvoeren; zingende is tussen komma's te denken.
voetnoot447
lantgewest; door Eur. wordt hiermee een eiland aangeduid; zie de volgende aant.
voetnoot448-51
Onjuist; Gr.: ‘naar het eiland ‘Wittekust’ (Leuke; aan de mond van de Donau), de schone (zogenaamde) ‘Renbaan van Achilles’ (= andere benaming voor het eiland Leuke); blank (uit-blinkend) behoort bij krijtstrant als praed. attribuut.
voetnoot450-51
Uitbreiding van het Lat. cursus pulchro stadio celebres; rustigh: krachtig, met animo.
voetnoot452
Onjuist; Eur.: ‘over de Pontus Euxinus’. Vondel denkt aan het landschap Pontus; vs. 452 is te verbinden met vs. 447.
voetnoot453-54
mevrou: onze gebiedster; zie vs. 374; waerde, naar het Lat. Het Gr. bedoelt hier met philè niets meer dan een possessivum (eigen).
voetnoot456
van Troie: uit Troie. De rei weet, evenmin als Iphigenia, dat Helena reeds naar Griekenland is teruggekeerd; dit ... ten buit (onjuiste, verkortende vertaling van een Lat. explicatie): als offer voor de Dianadienst in dit gebied.
voetnoot457-58
Gr.: ‘opdat zij, de haren omsproeid met bloedige dauw, door de hals-afsnijdende hand van mijn meesteres sterven mocht tot vergeldende boete’.
voetnoot459
van 't offerecht (vgl. voor de schrijfwijze toetsteen, r. 14 der Opdraght): door het hier geldend recht tot offeren (der aan deze kust landende vreemdelingen).
voetnoot460
gestraft als; Vondel bedoelt: tot haar straf geofferd als indertijd zij (Iphigenia); naer ... stijl (bep. bij zy) toevoeging.
voetnoot462
gley: galei.
voetnoot463
van slaverny: aan onze slavernij; och of ...; de oorspronkelijke tekst is hier corrupt. Het verband echter eist inderdaad, wat Vondel naar het Latijn geeft; men: wij (de rei).
voetnoot464
gelijkze droomde; Vondel denkt aan vs. 45. Het Gr. echter bedoelt: gelijk wij zo dikwijls dromen.
voetnoot465
in ... hooftstadt; Eur.: ‘in onze vaderstad’ (zie de vorige aant.).
voetnoot466
tot ... elk een; Eur.: ‘delend in een aller harten vervullende vreugde.’
voetnoot467
Tegenwoordig geeft men de nu volgende passage aan de koorleidster: Zie, daar komen zij ...
voetnoot468
gevleugelt: geboeid; streng: stevig.
voetnoot471
der Grieken eerstelingen, letterlijke vertaling van Graecorum primitiae, buit, behaald op de Grieken; vgl. vs. 77; waarschijnlijk bedoelt Vondel de eerste Griekse offers (voor Diana; vgl. vs. 267).
voetnoot474
gelijkwe ... behoort met genaeken te worden verbonden (dus vrij vertaald: zo was dus het bericht dat de herders ons brachten - zie vs. 249-vlg. - waar).
voetnoot475
eerwaerde (veneranda) maeght: Diana.
voetnoot475-76
och of ...; verkeerd begrepen, naar gedeeltelijk onjuist Lat.; Gr.: indien werkelijk de offeranden van dit volk u welgevallig zijn.
voetnoot477
zonder wederstreven, toevoegsel.
voetnoot480
staen: voegen; ga slaen: zorg dragen voor.
voetnoot481
opdat de eredienst van Diana naar den eis geschiede.
voetnoot483
aen Godt gewijt (redengevend); omdat ze aan ‘God’ gewijd waren, werden ze uit de boeien bevrijd.
voetnoot484
vertrekt ...; tot de Tauriërs gericht, die de gevangenen hebben gebracht; zuiverende ... uw handen, toevoegsel.
voetnoot486
O wonder ... ziet is de weergave van het Latijnse papai: uitroep van verwondering; Gr.: ‘ach’.
voetnoot488
was ... geboren: indien ge tenminste een zuster hebt.
voetnoot489-90
Eur.: ‘welk een edel paar jongelingen zal zij, (door uw dood) broederloos, in u verliezen’; zooze ... hadt, toevoeging. Vondel heeft blijkbaar aan een algemene sententie gedacht.
voetnoot491-92
Aan het begin van de versregels die een zinspreuk (een sententia) bevatten, staan bij Portus aanhalingstekens. In vele gevallen - niet steeds - neemt Vondel deze over. - De Commelinus-tekst is hier corrupt. Gr. (juiste tekst): welke mens weet, of hem niet eens een dergelijk lot zal treffen; vs. 492 is een uitbreiding van het begrip toekomst.
voetnoot495
het avontuur: het Lot.
voetnoot498
Onjuist; Eur.: ‘En hoe lang zult gij ver van uw vaderland zijn - voor altijd daar beneden (bij de schimmen van de onderwereld).’
voetnoot500
wie gy zijt: wie gij ook moogt wezen; ween, meervoud van wee (smart).
voetnoot501
ontzagh: vrees; zie het volgende vers.
voetnoot502
beklagh: zelfbeklag.
voetnoot503
naar het Latijn, met onjuiste uitbreiding. Dit vers geeft in het verband geen zin en wordt in verschillende oude uitgaven verworpen als duplicaat van het vorige (V.'s ‘een ander’ behoort te zijn zich zelf).
voetnoot505
hoop van heil: spem salutis.
voetnoot507-08
Gr.: ‘hij laadt de blaam van dwaasheid op zich (maakt zich belachelijk), en sterft desondanks.’
voetnoot510-11
wat ... offren; Eur.: ‘hoe men hier offert, is ons wel bekend.’ Het slot van vs. 511 is een storend toevoegsel van V.: van de ‘lantliên, hier gezeten’ (die hier wonen) hebben O. en P. het niet gehoord; vgl. vs. 288.
voetnoot515
In welke Griekse stad werd hij geboren?
voetnoot518
uit den aert: door zielsverwantschap.
voetnoot520
ons beide, onjuist. Eur. heeft een pluralis poëticus; versta: men zou mij met recht ‘ongelukskind’ kunnen noemen.
voetnoot522
en ... onbekent: mogen we onbekend sterven, dan ...; vgl. Ed. 841.
voetnoot523
Is de oorzaak van uw houding (weigering) trots?
voetnoot526
Eur.: ‘gij vraagt iets, de beantwoording waarvan mij, den ten dode gedoemde, geen voordeel brengt.’
voetnoot527
dus veel: slechts dit; my ten beste: om mij ter wille te zijn.
voetnoot528
Ik roem op Argos als mijn vaderland; en veste, toevoeging (zie vs. 529-30).
voetnoot529
daer: in het landschap Argos.
voetnoot530
zegenrijk (beatus): gezegend.
voetnoot532
vrywilligh en gedwongen, d.w.z. niet ten gevolge van een feitelijke verbanning, maar onder de druk van een op hem rustende vloek.
voetnoot533
Versta: mag ik u (nu of nog) een vraag stellen?
voetnoot534
Niet geheel juist; Eur.: ‘ik zal dat in mijn rampzalige toestand als iets bijkomstigs beschouwen.’
voetnoot535
naer ... gebeden; men versta: als mij welkome vreemdelingen, als gewenste bezoekers.
voetnoot536
Eur.: wat mij betreft niet (gewenst); wat het voor ú betekent, moet gij zelf maar weten’.
voetnoot537
Hier komt de vraag die aansluit bij vs. 533; de moderne edities plaatsen daarom vs. 533 en 534 ná 536.
alom ... schroom; Eur.: ‘alom vermaard’ (overal met ontzag genoemd).
voetnoot538
Gr.: ‘mocht ik in 't geheel niets van Troje weten, zelfs niet zò veel als men uit een droom van iets weet.’
voetnoot539
uit ... oogen: verdwenen voor het gezicht.
voetnoot540
deze faem: het gerucht dat dit inhoudt.
voetnoot541
Menelaüs stê: Sparta, zie vs. 544.
voetnoot543
my; Eur.: ‘ook mij.’
voetnoot544
haer' eersten man (Menelaüs); de tweede was Paris die Helena had geschaakt.
voetnoot545
o ... plaegh slaat op Helena (vgl. vs. 374).
voetnoot546
bruiloft: verbintenis met Paris; een bittre vrucht; Orestes doelt op het feit dat zijn vader Agamemnon naar Troje moest optrekken, waardoor zijn moeder alleen bleef met haar (lateren) minnaar.
voetnoot548
teffens veel: veel tegelijk.
voetnoot550
stout (onbevreesd) en vrank en vry (onbeschroomd), versvulling.
voetnoot552
Onjuist. Eur.: ‘men zegt te Mycene dat ....’
voetnoot553
eerwaerdste godtheit (o dea veneranda), uitroep van vreugde; Laërtes zoon: Ulysses (zie vs. 27-vlg.).
voetnoot554
zweven; vgl. vs. 282.
voetnoot555
vergader (niet de zijnen); vgl. Edipus, vs. 1323 en 1325; Odusseus (Ulysses) kwam twintig jaar na de val van Troje thuis; de fictie van ons treurspel is, dat het tien jaar na Trojes val speelt.
voetnoot556
Onjuist; Eur.: ‘verwens hem niet: alles wat hem behoort, is reeds zò in een jammerlijke toestand’ (men denke aan het lot van Penelope).
voetnoot558
al doot; vgl. Edipus, vs. 1166.
voetnoot559
Versta: Op bedrog berustend (was die bruiloft) gelijk zij zegt die het tot haar verderf ondervond; dus verwaten (toevoegsel) trekken wij dus bij 't (ondervond als een zo vervloekt schandstuk).
voetnoot560
die ... staeten: die een zo scherp onderzoek instelt naar de Griekse toestanden.
voetnoot561
ook moet zijn: nog; versta: en werd reeds als maagd weggerukt (van al wat mij dierbaar was).
voetnoot562
met reên (recte); versta: het is begrijpelijk dat gij (als Griekse) ...
voetnoot563
getekent: gerekend (zie Herkules in Trachin, vs. 939); in ... getekent; Eur.: dien men gelukkig roemt.
voetnoot564
is ... misrekent: is door het lot misdeeld.
voetnoot565
oir ...: erfgenaam van Atreus' vorstenmacht.
voetnoot568
en ... lijden: en sleepte een mee in zijn verderf (nl. zijn zoon Orestes).
voetnoot569
al, zie vs. 558.
voetnoot570
of: is het misschien dat ...
voetnoot571
volmaekt ... rouwe, toevoegsel.
voetnoot573
Onjuist; Eur.: ‘beklaaglijk beide, hij die doodde en zij die gedood werd’.
voetnoot575
dus veel noch: slechts dit nog.
voetnoot577
verwart palais (o confusa domus): ontredderd paleis; voorthelpen: van kant helpen, ombrengen.
voetnoot578
moedt: toorn.
voetnoot580
met recht neemt rechtvaerdigh uit vs. 579 weer op; de godtheit; Eur.: de goden; strafwaerdigh doelt op de vervolging door de Furiën.
voetnoot582
befaemt ... lof, toevoeging.
voetnoot584
en ... gedachte; Eur.: ‘dat zij het licht des levens niet meer aanschouwde.’
voetnoot585
doot (doodde), hist. praesens.
voetnoot586
eene booze vrou: Helena.
voetnoot588
droeve (miser): ongelukkige; houdt geen steden: heeft geen vaste verblijfplaats.
voetnoot589
droomen; zie vs. 44-vlg.
voetnoot590
en; Vondel bedoelt: ook; geesten; Vondel denkt door het Lat. genii aan geestverschijningen; om uw reên (woorden) is toevoeging.
voetnoot592
wort vernomen: laat zich waarnemen.
voetnoot590-95
zinledig; de moderne edities geven terecht deze verzen aan Orestes. Gr. (volgens de juiste lezing): ‘Maar ook de Goden, die nog wel wijs heten, zijn niet minder onwaarachtig dan de gevederde dromen. Grote verwarring heerst zowel in goddelijke zaken als in menselijke en slechts dit ene betreurt hij (die zoon van Agamemnon) dat hij, schoon wel bij zinnen, gehoor gaf aan de woorden van zieners, waardoor hij ten verderve ging, zoals ieder die zijn lot kent, weet dat hij ten verderve ging.’ Deze woorden worden door Orestes tot het publiek gesproken. Iphigenia staat met afgewend gelaat in gedachten verzonken; Portus heeft hier aanhalingstekens.
voetnoot596-97
Onjuist. Eur.: ‘Ach en wat ons (dienaressen) betreft, wie kan zeggen, of onze ouders nog in leven zijn?’
voetnoot597-600
Onjuist. Gr. (juiste tekst): ‘Luistert, ik ben op een gedachte gekomen, waarmee ik zowel uw voordeel beoog als het mijne, en het beste is het, wanneer eenzelfde ding beide partijen bevredigt’.
voetnoot602
hun ... nut, toevoeging.
voetnoot604
weet; versta wist; niet poogen; versta: niet uit vrije wil (mensen offeren).
voetnoot607-08
om naer Argos ...; Eur.: ‘die uit Argos afkomstig was en dien ik daarheen terug kon zenden met een brief voor mijn verwanten’.
voetnoot609
gy, tot Orestes; haetigh zijt: haat toedraagt.
voetnoot610-11
waer aen ...: tot wie ik ... wil zenden.
voetnoot612
van een' brief; versta: van slechts een brief; dus rijk: zo rijk (dat uw leven gered wordt).
voetnoot614
indien (siquidem); versta: aangezien.
voetnoot616
mijn hartewee vergrooten; Eur.: ‘mij zeer bezwaren.’
voetnoot617
Eur.: ‘ik ben de schipper van deze jammervaart’ (overdr.).
voetnoot618
mijn jammer ten geval: mij in mijn jammer ten dienste.
voetnoot619-20
u ... lijden: u ter wille te zijn ten koste van zijn leven.
voetnoot621
doch ... geschiên; versta: doch laat het zò geschieden (sed sic fiat).
met uw bevel, toevoeging.
voetnoot623
iemant, wien: al wien.
voetnoot623-24
kennis en vrienden, hendiadys; zich ... schennis: zich onttrekt aan leed.
voetnoot629
dien ik derf, onjuist; Eur.: ‘den enigen die mij gebleven is.’
voetnoot630-31
Eur.: ‘want ook ik heb een broeder, alleen hij is ver van mijn ogen’; op dit pas: op dit ogenblik; 't zal men wel moeten opvatten als een lidw. bij een substantivisch ‘niet te zien’ (door het niet-zien).
voetnoot632
met ... bekenden; versta: met een brief.
voetnoot636
schendigh: schandelijk; Gr.: ‘niet benijdenswaard’; zonder zegen (infelicem): waarop geen zegen rust, onzalig.
voetnoot637
zoo verre: daartoe (noot: noodzaak).
voetnoot639
maer ...; Eur.: ‘maar ik zal uw haar rondom met de hand besprenkelen’.
voetnoot640
heden, regelvulling; rechten: scherprechter zijn (vgl. 641 en 42).
voetnoot641
gadeslaen (curare): waarnemen, uitoefenen.
voetnoot643
naer waerde (waardig), toevoeging.
voetnoot644
Onjuist; de zin is op te vatten als wens; Gr.: ‘o mocht mij de hand van mijn zuster een grafplaats bereiden.’
voetnoot649
cieraeden; bedoeld warden gewaden die mee worden verbrand.
voetnoot650
voên met: uitstorten over; in een versregel die bij Commelinus ontbreekt, noemt Eur. ook olie.
voetnoot650-51
De verbinding honighraet en zuigen is niet fraai.
voetnoot652
brieven; weer meerv. (vgl. vs. 632) naar Lat. literae.
voetnoot653
Versta: weet, dat niet een vijandige gezindheid mijnerzijds de oorzaak van uw dood zal zijn.
voetnoot654
gaslaen: bewaken.
voetnoot655
mijnen welbekenden (enkelv.); Eur.: een van de mijnen, van mijn verwanten.
voetnoot656
Men vatte zenden op als doen bereiken; dan komt misschien (in vs. 655) tot zijn recht.
voetnoot658
zy leven (plur. poëticus): iemand (zij) leeft.
voetnoot659-60
Onjuist; dien ... sprengen, Eur.: ‘die bestemd zijt tot een bloedige (= ten dode wijdende; zie vs. 639) sprenkeling’.
voetnoot661-62
vaert ... voort, ter vert. van Lat. valete. Bij Eur. is de bedoeling deze dat O., als een die gaat sterven, een laatste groet aan de rei brengt. Vondel bedoelt: gaat gij maar heen; dit ... waert: het feit dat ik moet sterven, verdient geen beklag.
voetnoot663
(tot Pylades) eeren is lett. vert.; Eur. bedoelt: prijzen gelukkig.
voetnoot665-66
vrank is toevoeging; ten leste is te verbinden met keeren; vert.: gij zult (keren en) ten slotte bereiken.
voetnoot667
onwenschbaer geeft het Lat. non optanda weer.
voetnoot668
geensins is causaal te verbinden met de vorige versregel; gedient met (vgl. vs. 37): ingenomen met, behagen scheppend in.
voetnoot669-72
naar het corrupte vb.; Gr. (met moderne emendatie): ‘Droevige zending (van Pylades), jammerlijk sterven (voor Orestes): wie van u beiden is het meest rampzalig?’ bederf: verderf.
voetnoot673
wie ... draegen, onjuist; vgl. de vorige noot en het volgende vers en lees: wat van beiden ik moet doen.
voetnoot675
Onjuist; Gr.: ‘Is het u ook zo wonderlijk te moede als mij?’ (vgl. vs. 677).
voetnoot676
waerop ... voeght; Eur.: ‘waarop ik niet kan antwoorden’ (omdat de vraag te vaag is).
voetnoot677
op Grieksch; versta: als een echte Griekse.
voetnoot679
en is emphatisch op te vatten (èn over ..., èn over ...).
en Godts tolk (= Kalchas): en omtrent Gods tolk.
voetnoot683
van Argos is een vermoeden van Orestes; dat Iphigenia een Griekse is, heeft zij zelf (vs. 561) reeds gezegd.
voetnoot686-87
Alsof het ook haar raakte (alsof ook zij er belang bij had), indien (in geval) ...
voetnoot688
in den mont: op de lippen.
voetnoot689-90
De constructie is geheel naar het Latijn; versta: maar één voorbehoud moet ik maken: uit het bekend zijn met het lot van beroemde vorsten kan men geen gevolgtrekkingen maken; want heeft de waarde van een dubbele punt; wie tijdingziek is: wie met belangstelling de gebeurtenissen tracht te volgen.
voetnoot690
nederlaegen (clades): rampspoedige lotgevallen.
voetnoot691
zy sprak ... by, naar een corrupte tekst; juiste (Gr.) tekst: ‘ik heb nog iets anders overdacht.’
voetnoot692
opdat ... zy: versta: opdat het ook u zelf daardoor klaarder worde.
voetnoot695
Focis: vaderland van Pylades.
voetnoot697
boosaerdigen vermeeren (multi enim sunt mali), bedoeld als: er zijn veel boze mensen in de wereld (voor Vondels comparatieve denk- en uitingswijze kan men vergelijken vs. 616).
voetnoot698
verraden: trouweloos in de steek laten, vgl. vs. 726.
voetnoot699
tot ... geslacht; Gr.: ‘wegens de rampspoeden van uw geslacht’.
voetnoot701
Gr.: ‘(om) als echtgenoot van uw zuster (Electra), de erfdochter (in dat geval) de koningsmacht te verwerven’; rijxkroon (700) en uw vaders erf (701) zijn te verbinden (het rijk van uw vader als wettige opvolger); uw zuster trouwende heeft de waarde van een instrumentale bepaling (door met ... te trouwen; maar vgl. hierbij aant. vs. 714-15).
voetnoot702
en 't hart ... bezwijken: en dat (die slechte faam) ducht ik.
voetnoot704
uit ... trou; verzwarende en verklarende uitbreiding van met u (vs. 703).
voetnoot705
Eur.: ‘ik ben uw vriend en schuw blaam’; Vondel: en zie geen mogelijkheid (als men deze blaam op mij werpt) mij hiervan (van deze smet) vrij te pleiten.
voetnoot706
wat ... strijden, onjuist; Eur.: ‘spreek toch niet van zulke schandelijke dingen’; my zelf; versta: dat ik alleen ...
voetnoot709
het zelve, nl. dat mij blaam trof.
voetnoot711
't gaet wel (quod enim ad me attinet, non male res habet, si moriar ...): mij is dit lot een uitkomst.
voetnoot712
(ik sterf) gelukkig, daar ik als een door God zo zwaar beproefde het leven toch reeds derf. De oude druk heeft achter vs. 711 een punt. Wil men die interpunctie handhaven (maar vgl. 713 gy lèèft gezegent), dan is vs. 712 een algemene sententie met een ingressief derven (en wijkt de vertaling van het Lat. vb. af).
voetnoot713
in ... hoven: in een huis, waarop geen moordvloek rust (een onbezoedeld huis).
voetnoot714
ik by Godtloozen: mijn huis is door goddeloosheid bevlekt.
laet ... beloven, niet in overeenstemming met Eur.; Pylades is reeds met Electra gehuwd (vgl. vs. 715).
voetnoot715
en ... winnen; Eur.: ‘eenmaal gered zult gij’ ...
voetnoot716-17
van rou bevrijt (toevoeging): voor het droevig lot van uitsterven bespaard; in eere (toevoeging); versta: in aanzijn (bestaan).
voetnoot718
bou ... hof; het Lat. inhabita geeft aanleiding om bouwen op te vatten als bewonen (vgl. vs. 263); maar in dit verband kan bou mijn vaders hof te zamen ook betekenen: geef het stamhuis van mijn vader nakroost (zie Ndl. Wdb. i.v. bouwen, kol. 784).
voetnoot719
Argos is een landschap (vgl. vs. 528).
voetnoot721
tot ... voorleden; Eur.: ‘met een gedenkteken.’
voetnoot722-23
ga ... bekleeden met eene haervlecht: leg (op het graf) een haarvlecht (zie vs. 183).
voetnoot724
Grieksche; Eur.: Argivische (vgl. vs. 783).
voetnoot725
uw bloet: uw eigen verwant (zie Inhoudt, r. 6).
voetnoot726
vaders: mijn vaders; verraeden; zie vs. 698.
voetnoot729
ons: mij.
voetnoot730
de logenkunst (zijn leugenachtige voorspellingen) heeft mij (= ons) verjaagd uit Griekenland; of is de drukfout voor door? Hierop schijnt ook te wijzen de toevoeging zoet op logen, die bij Grieken (= Griekenland) geen zin heeft en bij logenkunst minder goed past, maar die - met schampere tegenstelling in het volgende vers: waerzeggery enz. - goed zou aansluiten bij Apol vs. 729. De vert. van 730 en 731 is onjuist; zie de volgende aant.
voetnoot730-31
Eur.: ‘en door een listige kunstgreep mij zo ver mogelijk weggevoerd van Griekenland, uit schaamte over een vroegere (onheilbrengende) godsspraak, die hij mij had gegeven’; orakelkoor: orakeltempel (zie daarbij Edipus, vs. 983).
voetnoot732
ze: de voorspellingen der godheid; al 't mijn: mijn gehele lot.
voetnoot733
en nu ... leven: waarvoor ik nu ...
voetnoot734-35
'k zal ... trou, wsch. op te vatten als een ontkennende hendiadys: ik zal mijn echtverbintenis met uw zuster ...
voetnoot737
mijne, onjuist; lees: uwe.
voetnoot740
plagh; de vorm is verl. tijd, de betekenis teg. tijd (ze wàs en is nòg gewoon); dapper: volkomen.
voetnoot741
Denk achter drempel een dubbele punt; de zin betekent: Apollo brengt mij geen uitkomst.
voetnoot743
vertrekt ... wordt gezegd tot de tempeldienaars.
voetnoot745
brieven; zie vs. 652; niet ... traenen (literarum ... lachrymosa volumina), bij brieven; voor u sluit aan bij brieven.
voetnoot746
Achter gasten denke men een kommapunt; vermaenen: (bovendien nog) op het hart drukken.
voetnoot748
stout: vol overmoedig zelfvertrouwen; en op ... past: daar hij zich dan (dikwijls) niet meer bekommert om beloften.
voetnoot749
docht ik: bedacht ik met vrees; of is docht drukfout (dialectische bijvorm) voor ducht? Lat.: ego igitur metuo.
voetnoot751
De bijzin met die behoort bij hy (vs. 749), dat dus de klemtoon krijgt.
voetnoot752
waer ... uw voet; vgl. Joseph in Dothan, vs. 866 (Dl. IV, p. 114).
voetnoot753
ons bekenden (mijn verwanten); vgl. vs. 655.
voetnoot754
daer ... om: met welk doel.
voetnoot755
wederom: van uw kant.
voetnoot756
of niet (te doen): of te laten.
voetnoot757
Lat.: non mortuum at incolumem.
voetnoot758
Dat spreekt van zelf, als hij (wat toch mijn bedoeling is) mijn wens aan verwanten zal overbrengen.
voetnoot759
dwingelant; Gr.: turannos is: vorst, zonder ongunstige bijbetekenis; verstaen: oren hebben naar, inwilligen.
voetnoot760
zal vroet maken (persuadebo ei): zal overreden, overtuigen (vgl. o.a. Halma i.v.).
voetnoot761
Gr.: ‘Bezweer het en gij (tot Iphigenia), zeg hem een eed voor die plechtig en bindend zal zijn’; naer ... behaegen, toevoeging.
voetnoot762
De hele versregel wordt door Iphigenia gezegd; met de juiste persoonstoewijzing en moderne verbetering: ‘Gij moet verklaren deze hier te zullen overbrengen aan mijn verwanten.’
voetnoot764
‘Ik mijnerzijds zal u ongedeerd laten henengaan door de donkere rotsen’; voor Cyaneesch zie aant. vs. 250 en 375.
voetnoot765
wat godtheên (quem deorum); wie van de godheden, eist het Latijn; ook V. kan dat bedoelen (ondanks getuigen).
voetnoot766
wiens, vgl. Van Helten § 126; altaer en offer, op te vatten als hendiadys (het ambt van ...); bekleeden, zie vs. 637.
voetnoot767
by ... goôn: bij Jupiter.
voetnoot768
verongelijken (injuriam facere): onrecht doen.
voetnoot769
smetten; vgl. schenden in vs. 768.; zoo ... nimmer: moge ik dan nimmer terugkeren.
voetnoot771
te reukloos: zeer ondoordacht.
voetnoot772
Vrije vertaling.
voetnoot773
blijven (praegnant gebruikt): vergaan.
voetnoot774
ik ... drijven: ik slechts mijn leven redde.
voetnoot776
veel ... staet: den mens kan veel overkomen; ieders lot is wisselvallig.
voetnoot777
inhoudt, vroeger ook onzijdig.
voetnoot779
niet vergaet, onjuist; Eur.: ‘wanneer ge de brief behouden overbrengt.’
voetnoot781
In het verband vraagt ge in komtge de nadruk; beter zou dus zijn gij.
voetnoot783
zoo ... vooral: zò kan ik handelen tot volle tevredenheid van mij zelf en (wat meer is) ook van de goden.
voetnoot785
geslacht: familie.
voetnoot786
Na zegh deelt I. de inhoud van haar brief mede.
voetnoot789
woont; Eur.: ‘is’.
voetnoot790
Zij staat hier vòòr u, onderbreek mij niet; hierna vervolgt I. haar mededeling (zie 791).
voetnoot791
Denk achter zegh dubbelpunt met aanhalingstekens.
voetnoot792
erf: land.
voetnoot793
der godinne, een genitief naar 't Latijn; om wie: ter ere van wie.
voetnoot795
wat zegh ick: wat moet ik hier zeggen, met de betekenis: ik kan geen woorden vinden; waer ... gront: ik weet niet waar ik ben.
voetnoot796-97
Eur. zet hier de mededeling van de inhoud van de brief voort in aansluiting bij vs. 792 verlosme enz.; ‘anders zal ik uw huis met vloek vervolgen Orestes (dan tot Pylades): ik herhaal de naam, opdat gij u die goed zult inprenten’; terstont: zoëven.
voetnoot798
Daeght ge ...; versta: waarom roept gij de goden aan in een aangelegenheid die mij alleen betreft?
voetnoot799
gansch niet, op te vatten als: het is niets; ik ... dacht: mijn gedachten dwaalden af.
voetnoot800
Dit vers behoort aan Iphigenia: als ik verder navraag, zou ik allicht geen geloofwaardige inlichtingen van u krijgen.
voetnoot801
bestellen: zorgen voor, brengen.
voetnoot805
licht: gemakkelijk te volbrengen; braef (et quae pulcherrime jurasti): mooi.
voetnoot809
verklaering, naar verkeerd begrepen Lat. explicationes (plur. poët.); versta: openvouwing, opening.
voetnoot810
Eur.: ‘ik wil eerst mijn vreugde genieten, niet in woorden alleen, maar in werkelijkheid, feitelijkheid’ (door u te omhelzen).
voetnoot811-13
Gr.: ‘dierbare zuster, ofschoon zo verbijsterd dat ik het nog niet goed kan geloven, toch zal ik, u omarmend, mijn vreugde smaken na het horen van deze wonderbaarlijke dingen’.
voetnoot814
niet te ruigh ...: wil toch niet, op grove wijze, ... omhelzen.
voetnoot816
sluier: het heilig gewaad der priesteres (vgl. En. XI, r. 627; zie Dl. VII, blz. 150).
voetnoot818
en vader: en uit eenzelfden vader; keer u om ... naer my, uitbreiding naar het Lat., dat heeft: wend u niet van mij af (nu gij uw broeder hier terughebt); I. omhelst O. niet (zie vs. 820); onverschoten: zonder vrees.
voetnoot820
zien: terugzien.
voetnoot821
Versta: moet ik u broeder noemen? rusten: aflaten (houd op met zo te spreken).
voetnoot822
Onjuist; Eur.: ‘Argos (met nadruk) is vol van hem en niet dit land.’ Eubeesch is onjuist: het Lat. heeft Nauplia terra; N. is een stad in Argos; V. zal deze naam in verband hebben gebracht met Nauplius (den vader van Palamedes), die koning van Euboea was.
voetnoot824
de dochter van Tyndaer: Clytaemnestra; zie vs. 6.
voetnoot825
Denk voor 'k ben: ja.
voetnoot826
hoe ... vernomen is een in dit verband niet passende toevoeging, die haar oorsprong vindt in een verkeerd begrijpen van het volgende Lat. vers (audi aliquid ex domo paterna).
voetnoot827
Onjuist; zie de vorige aant.; Eur.: ‘vraag (= audi) maar naar iets uit mijn vaders paleis’.
voetnoot828
‘Neen, liever moet gij spreken en ik toeluisteren’ (om het te beoordelen).
voetnoot829
‘Nu dan, ik zal spreken; ten eerste hoorde ik van Electra’ (zuster van Orestes en Iphigenia) ...
voetnoot830
Zie de aant. bij vs. 200 en 204.
voetnoot832
Eur.: ‘En weet ge nog hoe gij dat hebt afgebeeld in een rijk weefsel?’
voetnoot833
Vondel heeft het Lat.: o charissime prope meum flectis animum verkeerd verstaan; Eur.: ‘uw gedachten ráken de mijne’.
voetnoot834
Geheel onjuist; Eur.: ‘en dan het beeld van de terugwijkende zon’ (zie vs. 201-202).
voetnoot835
breide, toevoeging.
voetnoot836
wiesch onjuist. Eur.: ‘Hebt gij van uw moeder niet het badwater meegekregen voor Aulis?’ (Dit badwater was bestemd voor het rituele bruidsbad).
voetnoot837
ter quaeder uur ...; versta: Om onder de schijn van een huwelijk de dood te vinden.
voetnoot838
Gr.: ‘En verder, zondt gij niet een haarlok aan uw moeder?’
voetnoot839
Onjuist. Eur.: ‘om in plaats van mijn lichaam te worden begraven’ (nl. in een cenotaaf).
voetnoot841
in ... maeghden; Eur.: in uw meisjeskamer; noch verholen: nog altijd op een veilige plaats bewaard, in 842 herhaald in lang gescholen.
voetnoot843-44
Geheel in de war. Eur.: ‘die Pelops eenmaal zwaaide, toen hij Hippodameia, de maagd uit Pisa (zie vs. 1), verwierf door haar vader Oenomaüs te doden.’ Oenomaüs doorstak ieder dien hij inhaalde, met zijn speer. Toen Pelops hem in de renstrijd overwon, deed hij hem hetzelfde lot ondergaan.
voetnoot845
want ... nader; Gr.: ‘alleen dit éne (dat alles voor mij inhoudt): liefste die gij zijt.’
voetnoot846
hof en vader (Agamemnon is dood), misschien op te vatten als vaderlijk paleis.
voetnoot847
Vondels metrum wisselt naar aanleiding van de lengte der regels bij Euripides. Slechts hier heeft dit gezichtsbeeld op Vondels vers invloed uitgeoefend; in het oorspronkelijke drama is van vs. 845-912 de maat lyrisch, waar Iphigenia spreekt, terwijl Orestes blijft antwoorden in jambische dialoogverzen.
voetnoot850-51
Eur.: ‘Tranen en (= van) verdriet en vreugde te zamen bevochtigen ons beider ogen, de uwe en de mijne’ (dit laatste drukt V. uit in onderlinge).
voetnoot853
bebloet van moorden is een dwaze toevoeging.
voetnoot855
spreeke, conjunctief met de betekenis: zal (moet) spreken (zeggen); afgetreurt, misplaatste toevoeging.
voetnoot852-57
Het Gr. heeft hier een opeenvolging van extatische uitroepen in lyrische maat (zie Opmerking bij vs. 847); bij Vondel is dit geheel verloren gegaan.
voetnoot857
en ... geven, toevoeging.
voetnoot858
zullen ...; Gr.: ‘mogen wij ...’
voetnoot859
toevoeging.
voetnoot860
vrienden, tot het koor, dus op te vatten als vriendinnen; onverwacht; Gr.: verbijsterend.
voetnoot861
al is hier modaal bijwoord; ontglippen, nl. als ijdel droombeeld.
voetnoot862
Uitbreiding naar het verkeerd begrepen ‘O Cyclopische woonstê’ van Euripides: de geweldige burchtmuren van Mycene waren volgens de sage door Cyclopen gebouwd. Vondel denkt aan den mensenetenden Cycloop Polyphemus in verband met de mensenoffers aan het hof van den Taurischen koning Thoas (wonende aan het ‘noortsche (d.i. Taurische) strand.’ Dit heeft Kalff reeds opgemerkt (Ts. 13, blz. 109-vlg.; zie daarbij het geheel onverdiend verwijt in Geerts' boek Vondel als classicus enz., blz. 11).
voetnoot864
'k begroete u: heil u.
voetnoot866
licht (lumen), hier: heil, zegen.
voetnoot868
sollen: stuurloos voortrollen.
voetnoot869
voelen: ervaren.
voetnoot870
dootsch en drukkigh (miser pater): dodelijk bedroefd; Eur.: ‘rampzalig verblind.’
voetnoot871
hart; Eur.: hals.
voetnoot872
Versta: Hoewel ik niet aanwezig was, schijnt het mij, alsof ik het voor me zie.
voetnoot874
zonder bruiloftstorts (sine hymenaeo): terwijl geen huwelijk mij wachtte; de rest is toevoeging.
voetnoot875
naer ... tent; versta: in schijn naar A.'s tent.
voetnoot876
om; Gr. bij (dus de tranen en weeklachten zijn van I.).
voetnoot878-79
'k moght ... beklaegen zijn woorden van Orestes: ‘ook ik heb gejammerd om de rampzalige moed van mijn vader.’
voetnoot879-80
en den moort ...; Iph.: ‘Een vader die geen vader was, bracht mij een jammerlijk verderf (nl. indirect haar offerambt in Taurië), het ene onheil kwam uit het andere voort’ (zie verder vs. 882 met aant.).
voetnoot881
Uitroep van Orestes.
voetnoot877-83
De persoonsaanduidingen in de Commelinus-editie zijn onjuist: vs. 877 behoort te worden gesproken door Iphigenia (nl.: ‘o, en die besprenkeling daar in Aulis, als wijding tot de dood’).
voetnoot882-83
Gr. (Iphigenia vervolgt haar afgebroken zin van vs. 879-80): ‘door de beschikking van een goddelijke macht; o ik rampzalige wegens mijn vreselijke moed tot zulk een daad.’
voetnoot884
bestaen (de durf gehad tot), vrijwel synoniem van voorgenomen in vs. 885.
voetnoot886
naulijx (vix): ternauwernood.
voetnoot887
onrechtvaerdigh (injustus); Gr.: goddeloos.
voetnoot890
avontuur: gunst van het lot.
voetnoot894
in: naar.
voetnoot895
mijn zwaert, toevoeging.
voetnoot899
haest: ijlings.
voetnoot899-900
Eur.: ‘zal het zijn over land ... dat wij vluchten en niet over zee?’; verbaest (toevoeging): door ontsteltenis bevangen.
voetnoot901-vlg.
't Gr. heeft een nieuwe zin: ‘maar in dat geval zult gij de dood naderen (Vondel keert dit om) op uw weg door ...’
voetnoot903
want; Gr.: maar ... (hier overweegt Iph. een tweede mogelijkheid, nl. de vlucht over zee).
voetnoot904-06
Onjuist; Eur.: ‘wanneer gij vlucht op een schip door de enge doorgang tussen de “Donkere Rotsen” (de Symplegaden), dan zal uw tocht zeer lang zijn’; verwijlen (trans.): vertragen, lang doen duren.
voetnoot909
Eur.: ‘of welk onverhoopt gelukkig toeval.’
voetnoot910
spoeden: begunstigen, tot een goed einde brengen.
voetnoot912
ons beide, bijstelling bij Atreus overschot (= aan de enig overgebleven Atriden).
voetnoot913-15
Vondel vertaalt de Lat. tekst die corrupt Grieks weergeeft en voegt toe in vs. 914 en ('t geen) ik hoorde en in vs. 915 mijne ... zien; Gr. (met moderne emendatie): ‘Tot het wonderbaarlijke en onuitsprekelijke behoort wat ik hier met eigen ogen mocht aanschouwen en niet slechts van anderen die het mij berichtten, hoorde’.
voetnoot917
uit ontfarmen (toevoeging): uit deernis met elkaar.
voetnoot919
de rou: de klachten.
voetnoot920-21
Eur.: ‘hoe wij, de heerlijke zegen der redding deelachtig, kunnen ontkomen uit dit barbaarse land’; na 'et bereiken behoorde te zijn: bereikend; met de minste noot (met de geringste kans op ramp), toevoeging.
voetnoot916-23
De juiste overlevering geeft deze woorden aan Pylades; oprechte is toevoeging; vrienden: verwanten (hier: broer en zuster).
voetnoot922-23
Onjuist; Gr.: ‘wie verstandig is gaat de door het lot aangewezen perken niet te buiten, maar doet eerst wat het ogenblik van nu eist, om daarnà te doen, wat dan verder komt, nl. vreugde smaken.’
voetnoot924-25
Fortuin ...; onjuist naar corrupte tekst. Gr. (juiste tekst): ‘De Fortuin zal hier tezamen met ons zorg voor dragen, zo meen ik; immers als men zelf zich inspant, dan laat het zich horen dat ook de goddelijke bijstand krachtiger wordt.’
voetnoot926-27
Onjuist. Eur.: ‘Niets belet en zal mij verhinderen dit u eerst te vragen ...’
voetnoot928
dit ... zonderling: een mededeling hieromtrent zal mij in 't bijzonder welkom zijn.
voetnoot929
verlooft; Eur.: gehuwd (nupta); vgl. vs. 714.
voetnoot931
Zie vs. 695.
voetnoot932
Gr.: ‘Is hij de zoon van Atreus' dochter, en mijn bloedverwant?’ zie de volgende versregel.
voetnoot933
zusterling (consobrinus): kind van (vaders) zuster; Strophius was gehuwd met een zuster van Agamemnon; halsvrient: boezemvriend; in vs. 937 echter bloetvrient = bloedverwant; vgl. Inhoudt, aant. 6.
voetnoot934
In de oorspr. tekst is dit een vraag; mogelijk is in Vondels tekst een drukfout ingeslopen en moet men de punt in een vraagteken veranderen.
voetnoot936
voor altoos verdraagt zich moeilijk met welkom.
voetnoot937
hoeder: beschermer.
voetnoot938
Onjuist; Eur.: ‘Hoe kont gij die vreselijke daad begaan ten opzichte van uw moeder?’
voetnoot939
van ... mannemoort: wegens het vermoorden van haar man.
voetnoot941
Versta: het verhaal daarvan klinkt te schandelijk om u daarvan mededeling te doen; leer ...; Eur.: ‘laat ... rusten’ (vraag niet naar ...).
voetnoot942
Ik laat dat rusten (en nu zijt gij dus koning te Mycene?). Waarschijnlijk is Vondels ten troone stijgen duratief(... als een ten troon gestegene).
voetnoot943
Neen, daar heerst M. (Orestes' oom, koning van Sparta).
voetnoot944
Onjuist. Eur.: ‘Hoe? heeft vaders broeder misbruik gemaakt van de rampzalige toestand van ons huis?’
voetnoot947
Eur: ‘ik ben niet nu voor het eerst aanschouwd in waanzinnige toestand’; Lat. conspecti. Heeft V. onder invloed daarvan gedacht aan suspecti en daardoor verdacht geschreven?
voetnoot948
zoo 'k hoor: zoals ik nu begrijp.
voetnoot949
in te toomen (op te vatten als: met een toom te regeren) is te denken in verband met rijden (vgl. bezeten zijn door een boze macht).
voetnoot951
Door ... Apollo, hendiadys.
voetnoot954-55
reden: woorden; de tussenzin vervangt wat O. niet zeggen wil (nl. hadden vermoord).
voetnoot955
knap: aanstonds, gezwind.
voetnoot958
onnoembaer (non nominandas Deas): wier naam men schuwt uit te spreken.
voetnoot959
Hier in Athene zetelt een gerechtshof, door Jupiter ingesteld. Dit doelt op de Areopagus (de bloedraad voor moordzaken).
voetnoot960
Mars: Ares (vgl. het woord Areopagus). Deze had een zoon van Poseidon, die zijn dochter onteerd had, gedood en moest daarom terechtstaan voor de overige goden.
voetnoot961
der onderzaten: der Atheners.
voetnoot962
verwaten: vervloekt.
voetnoot963
die: anderen, die; hierom beschaemt; versta: zich schamend een hulpelozen zwerver zò te behandelen; noch: nochtans, in weerwil van de te voren genoemde feiten; aengeport door reên (opgewekt door redelijke overwegingen), toevoeging.
voetnoot964
alleen: terwijl ik afgezonderd van hen moest zitten.
voetnoot965
in ... gezeten, niet juist; Eur.: ‘ofschoon in hetzelfde vertrek als ik’ (dus te verbinden met die in vs. 963).
voetnoot966
Eur. zegt het andersom, nl. dat de anderen (de vertrekgenoten) Orestes niet toespraken.
voetnoot967
dischgemeen: in tafelgemeenschap met de overigen.
voetnoot968-69
die ... omwandelde, toevoeging, die strijdt met Euripides' bedoeling (de drinkbeker ging juist niet om); terwijl ... quinkeleerde; Eur.: ‘en ieder vermaakte zich’ (Lat.: indulgebant genio).’
voetnoot970
gasten; Eur.: ‘gastheren’; bestraffen: afkeuring uiten tegen.
voetnoot972
om ... nederslagh: wegens het feit den moordenaar mijner moeder te zijn.
voetnoot973-74
mijn ramp: mijn smartelijke ervaringen bij die ontvangst.
voetnoot975
Onjuist; Gr.: ‘en waarbij het volk van Pallas (Athene) gebruik maakt van een vaatwerk dat een máát inhoudt.’ Volgens de sage had men namelijk om niet verplicht te zijn uit hetzelfde mengvat te scheppen, waaruit ook voor Orestes geschept werd, en hem toch ook weer niet te kwetsen, bij ieder van de gasten te voren een maat wijn (= 12 bekers) neergezet. Een toespeling op die maat in vs. 968 is bij Vondel verloren gegaan.
voetnoot976
Mavors bergh: Areo-pagus, zie aant. bij vs. 959-vlg.
voetnoot977
besloegh: nam plaats; 't hoofd der Razernyen: de oudste der Furiën.
voetnoot978
voor my; versta: tegenover mij. Aanklager en beschuldigde stonden beide voor het gerechtshof.
voetnoot979-80
Onjuist; Gr.: ‘Ik verdedigde mij enerzijds, en anderzijds hoorde ik tegen mij uitspreken de aanklacht wegens moedermoord.’
voetnoot981
Eur.: ‘waarop Phoebus (Apollo; zie vs. 979) door zijn getuigenis mij redt’ (Orestes had namelijk gehandeld in opdracht van Apollo's orakel).
voetnoot981-83
Pallas ...; bij staking van stemmen volgde vrijspraak in historische tijd (verg. vs. 1525). De bekende voorstelling, volgens welke Pallas Athene haar stem toegevoegd zou hebben aan de vrijsprekende stemmen, vindt men in de Eumeniden van Aeschylus.
voetnoot984
overwoegh: overwoog.
voetnoot984-85
Onjuist. Gr.: ‘Diegenen van de aanwezige Furiën die instemden met dit vonnis, bedongen voor zich in de onmiddellijke nabijheid van de plaats der stemming een heiligdom’;
voetnoot985
bestemmen: zijn goedkeuring hechten aan; schoude ... louter: beschouwde mij als volkomen gezuiverd.
voetnoot986
Niet juist; Eur.: ‘Maar diegenen van de Furiën die zich niet bij die bindende uitspraak (letterl.: wet; vgl. V. 's wetteloos) wilden neerleggen.’
voetnoot987
vervolghden, nl. als voorheen.
voetnoot989
en waeke, toevoeging.
voetnoot990
uit ... wraeke (toevoeging): mij voorgenomen hebbende mij (op die wijze) op Apollo te wreken.
voetnoot991
verriet: aan het ongeluk had prijsgegeven.
voetnoot992
De Pythia (orakel-priesteres) zat op een gouden drievoet.
voetnoot993
gesteegen ... (gevallen); vgl. de aant. bij vs. 91.
voetnoot994
door ... zegen, toevoeging.
voetnoot995
neêr te zetten: een vaste plaats te geven.
voetnoot997
scheie: van mij scheide (aflate).
voetnoot998
herstellen: terugbrengen (in uw oude staat); gleie: galei.
voetnoot999
eer der zustren (sororium caput), verkeerd begrepen. Eur.: ‘zuster-hoofd’ = zuster (in statige taal betekent hoofd dikwijls: persoon, wezen).
voetnoot1001
kooren; vgl. voor dit anachronistisch beeld vs. 731 met aant.
voetnoot1003
dan en dus (ter afsluiting van Orestes' woorden): blijkens het voorgaande.
voetnoot1004
Tantalus, zie vs. 1.
voetnoot1006
om ... wangen; Eur.: ‘om u weer te zien.’
voetnoot1007
nu ... wilt; versta: nu wil ik bovendien, wat gij wilt.
voetnoot1010
vertellen heeft hier misschien de betekenis: in aanmerking nemen, in rekening brengen.
voetnoot1012-13
Deze verkorte constructie levert geen goede zin. Eur.: ‘doch ik vraag mij met bezorgdheid af, hoe mijn ontrouw verborgen kan blijven voor de godin, en voor den vorst, wanneer hij ...’.
voetnoot1013
altaernis (verchristelijking); Eur.: voetstuk.
voetnoot1014
best is misplaatst; in dat geval zou hier moeten staan; onschult: verontschuldiging.
voetnoot1015
teffens: tegelijkertijd; dit (deze twee dingen), met klemtoon.
voetnoot1020
voor ... moort: voor dreigende dood.
voetnoot1018-21
vrije, maar in hoofdzaak juiste vertaling.
voetnoot1021
een' vorst; Eur. heeft: ‘een man wordt gemist, als hij sterft’ (hij is de stamhouder, ‘de pijler van het huis’; vgl. vs. 59).
voetnoot1022
wat ... bedreven: wat belang heeft (het leven van) een vrouw.
voetnoot1023
Versta: ik wil niet de oorzaak zijn van uw dood (nl. door alleen te vluchten), zoals ik die van de dood van mijn moeder ben.
voetnoot1025
alleen: slechts.
voetnoot1030
uw aenschijn ... zien; versta: waarvan toch het gevolg moest zijn dat ik u hier weer vond; want, onder invloed van het Lat. enim. De Nederl. zinsconstructie eist hier: neen, (dit alles samengevat).
voetnoot1031
weêr te staen: eenmaal te zijn.
voetnoot1033
bij onze pogingen om ons gewenste doel te bereiken.
voetnoot1034
't ooghmerk, onjuist. Eur.: ‘maar weet: bereid om het te wagen ben ik wel’.
voetnoot1036
Overeenkomstig het Lat. Versta: het is een gevaarlijke onderneming voor een vreemdeling tegen hem op zijn eigen gebied een aanslag te wagen. Het Gr. heeft echter: ‘Vreselijk, als vreemdeling zijn gastheer te doden’ (Iph. heeft gewetensbezwaren).
voetnoot1038
Eur.: ‘Ik zou het niet over mij kunnen verkrijgen, maar waardering heb ik voor uw bereidwilligheid om ten koste van alles mij te redden’.
voetnoot1040
uit dit perk (land), toevoeging.
voetnoot1041
de waerheit; versta: onschuldige daden; zonnen, om rijm (voor het oog) te krijgen.
voetnoot1043-45
vertonen dezelfde rijmklank, evenals 1060-62; een dergelijk drierijm in koning Edipus, vs. 1579-81 en 1600-1602; van dien gront: uit dit land.
voetnoot1045
of ... verstont: opdat ik het ook zou kunnen begrijpen (ut et ego sciam).
voetnoot1046
met glimp: als listig voorwendsel (het feit dat ...); spooken: boze geesten.
voetnoot1049
naer ... maght (vermogen), toevoegsel.
voetnoot1051
zie vs. 1046; in ... lijden, slappe toevoeging.
voetnoot1054
het, onjuist; Eur.: u.
voetnoot1055
Onjuist; de woorden zijn bedoeld als tegenwerping: Maar het beeld, waarom wij (Orestes en Pylades) ..., blijft dan toch binnen.
voetnoot1056
'k zegh; versta: ik zal tegen Thoas zeggen ...
voetnoot1057
zegh ... De juiste lezing van het Gr. is: bedoelt gij de inham van de zee?
voetnoot1058
gemaert: gemeerd; aan (anker)touwen vastgebonden.
voetnoot1059
neffens u; versta: die u begeleidt.
voetnoot1060
en niet ruw (toev.; evenals zoo schuw in het volgende vers): met gewijde handen.
voetnoot1061
dezen moort; Gr. (met mod. em.): deze onderneming van ons nu (hoe kunnen wij Pylades hier ook in betrekken?)
voetnoot1062
aen u; Eur.: ‘te zamen met u’; zie vs. 1200.
voetnoot1063
wil: goedvinden.
voetnoot1064
zet hem ... om: beweeg hem er toe; dekken (latere); versta: doe ik het anders, dan kan ik het toch niet verheimelijken.
voetnoot1065
op Godts gena, toevoeging.
voetnoot1066
aenslagh: plan.
voetnoot1068
om ... doolen: om niets verkeerd te doen (zich niet onvoorzichtig te uiten); toevoeging.
voetnoot1069
Versta: Als vrouw zult gij de juiste woorden weten te vinden om haar mededogen op te wekken.
voetnoot1071
'k heb ... allen: ik houd mijn ogen (= hoop) op u gericht.
voetnoot1072
en ... vallen: en de uitslag van onze onderneming (hangt aan u).
voetnoot1073
en versteeken ...; de grammatische aansluiting ontbreekt; bij versteeken is een subject ik te denken (en ...: zodat ik verstoken zal blijven ...).
voetnoot1074
mijn' ... bloetverwant; Gr. (met mod. em.): mijn liefste bloedverwante (Electra).
voetnoot1075
t'overwegen: het verzoek om te overwegen ...
voetnoot1077-78
en ... staet: en, als betrouwbare hulp in nood, genegen het gemeenschappelijk belang te behartigen.
voetnoot1079
getrouwe tongen: tongen die trouw kunnen zwijgen.
voetnoot1080
hardt gedrongen: in benarde toestand.
voetnoot1081
Versta: gezamenlijk voor hetzelfde hachelijke alternatief gesteld wordt.
voetnoot1082
teffens (als gezamenlijk) ook bij te keeren te denken.
voetnoot1084
werf: kust, landingsplaats (Iphigenia's woorden houden de belofte in dat zij pogingen zal doen om deze Griekse vrouwen te redden; later belooft koning Thoas de rei de vrijheid op last van de godin, wat Iphigenia nu nog niet weet).
voetnoot1085
Op weshalve laat Vondel hier de woordschikking van de hoofdzin volgen.
voetnoot1086
met ... kusverbant; Eur.: ‘bij uw dierbare wang’ (die I. kust).
voetnoot1087
by uwe trou; Eur.: knieën (zie de aant. bij vs. 381); geslachten: familie.
voetnoot1088
leert u wachten (toevoeging), omschrijving voor: wees voorzichtig, neemt u in acht (een dgl. constructie in vs. 941).
voetnoot1089
hoe ...; Eur.: ‘wie van u zegt het mij toe?’ sterken (affirmare): bevestigen.
voetnoot1090
hem t'zoek maken: zich onttrekken.
voetnoot1094
van ... hebt: omtrent alles wat gij ons opgedragen hebt (te verzwijgen).
voetnoot1096
terstont: aanstonds.
voetnoot1097
strax: weldra.
voetnoot1102
strijt: nood (vgl. Edipus, vs. 1493).
voetnoot1103
om u: door uw schuld; uit Godts kooren, vgl. vs. 1001.
voetnoot1105
verzoenbaer (propitius): genadig.
voetnoot1106
daer ... plant, een toevoeging, die getuigenis aflegt van Vondels belezenheid.
voetnoot1107
by dien wreede (Thoas), toevoeging.
voetnoot1108
zegenrijk, vert. van beatam.
voetnoot1109
Halcyon; Alcyone, de gade van Ceyx, werd volgens de sage in een steeds klagende ijsvogel veranderd, toen zij het lichaam van haar echtgenoot, die verdronken was, zag aanspoelen aan de kust (zie Herscheppinge XI, vs. 927-vgl.).
voetnoot1110
Pontus, onjuist; Eur.: zee.
voetnoot1112
wijzen: ingewijden.
voetnoot1113
doorgaens: voortdurend.
voetnoot1115
gelijken: vergelijken.
voetnoot1116
gewaeght: weergalmt.
voetnoot1120
uit lust ...: uit verlangen naar Diana.
voetnoot1121
Cynthus: berg op Delos, waar Diana is geboren.
voetnoot1123
geladen (bij Cynthus): begroeid.
voetnoot1124
De bedoeling van Euripides is dat de genoemde palm en laurier Latone een welkome steun boden bij het ter wereld brengen (Lat. partui, door Vondel vertaald als dochter) van haar dochter.
voetnoot1125
'k wensch: ik verlang er naar.
voetnoot1126
Bij de Cynthus was een bekend meertje, tussen laurieren en palmen, waar Apollo en Diana waren geboren.
voetnoot1127
stontme op: kostte mij; de stadt: mijn vaderstad in Griekenland (de rei bestaat uit Griekse vrouwen, die krijgsgevangen zijn gemaakt, vgl. vs. 143).
voetnoot1130
prothusteron (als buit uit Griekenland, naar Taurië, meegevoerd en ...).
voetnoot1134
hartebloet: hertenbloed (cervorum interfectricis).
voetnoot1135
offerboet: zoenoffer;
voetnoot1131-38
Geheel onjuist. Gr. (met mod. em.): ‘hier dien ik, de dochter van Agamemnon, de maagdelijke priesteres van de hertendoodster Diana, bij het altaar waar Grieken worden geofferd; ach ik benijd het lot van wie altijd ongelukkig is geweest’ (Bij Eur. is dus sprake van drie personen in onderlinge verhouding, bij Vondel blijkbaar slechts van twee; vgl. de onjuiste vert. in vs. 137). Vondels vertaling (o.i. door Van Lennep verkeerd geïnterpreteerd) zou Eur. weergeven, als men achter moet in vs. 1131 een komma plaatste, 1131 opvat als bijstelling bij spruit, en in vs. 1135 voor hier als subject ik (= de rei) invoegt; 1133 wuft: rondzwervend (de wufte jaghtgodinne is Diana).
voetnoot1138
doorgaens: voortdurend.
voetnoot1139-42
naar de onjuist overgeleverde tekst; Gr. (juiste lezing): ‘opgegroeid in het leed heeft hij (zie het slot van de hiervòòr aangehaalde Gr. vert. van vs. 1131-38) geen besef van zijn ellende, maar de omslag van het lot is het die de jammer aanbrengt’.
voetnoot1146
slingeren (hier gekozen uit rijmnood): voeren.
voetnoot1147-48
met ... fluit: door Pan begeleid op de rietfluit.
voetnoot1149
bestellen: geven.
voetnoot1150
spoeden: begunstigen.
voetnoot1158
touwen rekken: het touwwerk wordt strak gespannen door het zwellende zeil.
voetnoot1159
rustig: krachtig; trekken; het door de wind bolstaande zeil trekt.
voetnoot1161
berust op verkeerde opvatting van het Latijnse classicum apparatum = scheepstuig; Vondel heeft classicum opgevat als krijgstrompet. Heesch (raucus) gebruikt V. meer in dergelijk verband (zie bijv. Dl. VI, het 8ste boek van de Aeneïs, r. 31: de schorre trompet; elders: heesch bazuingeschal; vgl. Ndl. Wdb.).
voetnoot1162
om recht de haven van Athene (Piraeüs) binnen te varen.
voetnoot1163
quaem ... op; Gr.: ‘mocht ik heengaan (op vleugels) langs’ ...
voetnoot1165
toevoeging; aêr en bronne = bronader (vgl. bijv. Lucifer, vs. 294).
voetnoot1166
jaerlijx, onjuiste toevoeging; de zin zou hier dagelijks eisen.
voetnoot1167
in top van: boven.
voetnoot1167-68
hof, vol kamers; Eur.: ‘de kamers van mijn ouderlijk huis’; hangen blijven, nl. op mijn vleugels om neer te dalen.
voetnoot1169
toevoeging; taei: weerstand biedend (krachtig).
voetnoot1169-70
Eur.: ‘en mocht ik (eenmaal weer thuis) mijn oude plaats innemen in de rei ...’
voetnoot1171
in de bruiloft; versta: bij bruiloftsfeesten.
voetnoot1172
voor ... voeten; Euripides denkt waarschijnlijk aan twee reien: een van gehuwde vrouwen en een van de jonge meisjes.
voetnoot1173-74
Onjuist; Eur.: ‘in de kring van mijn jonge vriendinnen mee de reidans uitvoerde, in een wedstrijd in bevalligheid’ (met elkaar in bevalligheid wedijverend).
voetnoot1175
uitgestreeken: uitgedost.
voetnoot1178
Versta: terwijl alles op zijn best moest zijn; terwijl ieder trachtte zich op zijn schoonst voor te doen.
voetnoot1180
toevoeging.
voetnoot1181
kerkkostrin (custos harum aedium): priesteres (vgl. vs. 137); zij heeft de sleutel van de tempel in bewaring. - Na vs. 1182 laat Vondel weg: ‘en brandt hun lichaam reeds daar binnen?’
voetnoot1183
Iphigenia treedt naar buiten met het beeld van Diana in de armen; reên: rekenschap.
voetnoot1184
wel; versta: hei daar.
voetnoot1185
dat: wat.
voetnoot1186
hou stant: blijf staan, waar ge zijt (het vervolg is verslappende uitbreiding).
voetnoot1187
nieuws: ongewoons, ongehoords.
voetnoot1188
Onjuist; Gr.: ‘verfoeilijk! om rein te blijven spreek ik dit woord uit.’ Vondel vertaalt met omzetting het Lat.: abominor, impolluta enim hoc tibi respondeo.
voetnoot1189
wat ... voor; wat voor bijzonders hebt ge mee te delen.
voetnoot1190
ten smette ... altaer, bijv. bep. bij offers (die ... zullen verontreinigen).
voetnoot1191
meening: gissing, vermoeden.
voetnoot1192
keerde zich: draaide zich om; om ... verkleening (smaad), toevoeging.
voetnoot1193
zwey: zwaai.
voetnoot1195
door hun leven, (hun wandel); toevoeging.
voetnoot1197
hun; lees: deze; een' aengekomen gast, onjuist; Eur.: ‘hebben zij aan deze kust een niet-Griek (Tauriër) gedood?’
voetnoot1198
huismoort: moord op verwanten.
voetnoot1200
doodgesmeeten: doodslag gepleegd aan.
voetnoot1201
Eur.: ‘zelfs bij de niet-Grieken zou niemand dit ooit hebben bestaan.’
voetnoot1202
en ... poort, uitbreidende toevoeging.
voetnoot1204
Onjuist; Eur.: ‘om het buiten de moordbezoedeling te brengen’.
voetnoot1206
verzet, synoniem van gekeert; inde Gr. tekst laat I. aan deze woorden voorafgaan: ik ondervroeg hen (toen ...).
voetnoot1207
Eur.: ‘wel heeft Griekenland u opgekweekt tot wijsheid dat gij dit zo goed hebt ingezien.’
voetnoot1208
Eur.: ‘En nu hebben zij getracht door zoete lokspijs mij te verleiden.’
voetnoot1209
zoo brengenze ...; versta: berichtten ze u dan ...?
voetnoot1210
in ... vrê, toevoeging.
voetnoot1211
Onjuist; Eur.: ‘dit zeiden zij zeker in de hoop dat gij hen uit dankbaarheid zoudt sparen.’
voetnoot1213
Onjuist; Eur.: ‘maar gij hebt natuurlijk de zijde der godin gekozen?’
voetnoot1214
als die: daar ik.
voetnoot1215
uit de baren (toevoeging): die over zee gekomen zijn.
voetnoot1217
Versta: waarom dan niet gegrepen naar ...; degen: zwaard.
voetnoot1218
kerkpleghtigh, in overeenstemming met de heilige gebruiken.
voetnoot1222
Eur. (dubbelzinnig): ‘ook voor mij persoonlijk zal het zò beter zijn.’
voetnoot1223
De bedoeling van Thoas is: ge behoeft u niet zo ver te verwijderen (Diana's tempel stond vlak bij het strand).
voetnoot1224
Denk voor deze versregel: Inderdaad, maar ...; en ... beschikken (weer dubbelzinnig): en hebben nog verdere plichten in dezen; zie vs. 1226.
voetnoot1226
in ... biên: eerbiedig te zuiveren.
voetnoot1227
met reên; Eur.: ‘gij bedoelt zeker, omdat het ...’; schroomen (toevoeging): die men dient te schuwen.
voetnoot1229
godtvruchtigheit ... gepaert; versta: nauwgezette, toegewijde vroomheid.
voetnoot1230
Onjuist. Eur.: ‘hoor, wat voor mij (door u) gedaan moet worden.’
voetnoot1231
Hoe ...; Eur.: ‘waarheen zouden zij kunnen vluchten?’
voetnoot1234a
d'oogen; Eur.: ‘hun hoofden’.
voetnoot1234b
dat zy ...; de juiste persoonsverdeling geeft deze woorden aan Thoas; Eur.: ‘(Ik begrijp het; zeker) opdat zij niet worden beroerd door het zonlicht.’ (dat daardoor nl. bezoedeld zou worden).
voetnoot1235
Iphigenia spreekt weer. Hierna laat Vondel het volgende weg: Thoas: ‘Deze mannen hier zullen u vergezellen’; Iphigenia: ‘En zend verder een bode naar de stad.’ Hierop slaat de vraag van Thoas in vs. 1236.
voetnoot1236b
Versta: opdat hij (de bode) de gehele bevolking bevel geeft thuis te blijven.
voetnoot1237
Gr.: ‘(Is dat) opdat niemand in aanraking zal komen met de bloedsmet (die op de vreemdelingen rust?)’ V. geeft het Latijn weer.
voetnoot1238a
Eur.: ‘(Ja), want dat zou de bezoedeling overbrengen (op de burgerij)’.
voetnoot1238b-42
De persoonsverdeling in de Commelinus-editie is onjuist. Portus heeft het Latijn daarmee in overeenstemming gebracht en uitgebreid. Gr. (juiste tekst met mod. emendatie): Thoas (tot een dienaar): ‘Gij, ga heen en boodschap dit’. - Iphigenia: ‘(Ja dit,) dat niemand mag naderen tot hun aanblik’. - Th.: ‘Wel zorgt gij trouw voor onze burgerij.’ - Iph.: ‘Zeker, en in de eerste plaats voor mijn vrienden, tegenover wie ik dit verplicht ben.’ - Th.: ‘Hiermee doelt gij op mij; o, hoe terecht bewondert u de gehele stad.’
voetnoot1243a
nu; Eur.: ‘Gij (Thoas) sta ...’.
voetnoot1243b
om ... leeren, hendiadys en prothusteron: om wat te leren doen, d.i. om wat te doen in opdracht van u; vgl. voor deze omschrijving (leren + inf.) vs. 941 en 1088.
voetnoot1244
gout; Gr. (met mod. em.): vuur; men brandde zwavel.
voetnoot1244b-45
(vint); deze woorden, als vraag uitgesproken, worden reeds in de Commelinus-editie aan Thoas gegeven.
voetnoot1245b-46a
Dit behoort het begin te zijn van een door Iphigenia toegevoegde opdracht, die na aenkomen onderbroken en in 1247 voortgezet wordt.
voetnoot1246
naer ... manier, toevoeging.
voetnoot1247
gy moet; lees (zie aant. 1245b-46a): dan moet gij; zijden sluier; Eur.: doek.
voetnoot1248
offerslaght, onjuist. Eur. bedoelt het aanschouwen van hen, op wie als moordenaars een bloedsmet rust.
voetnoot1249a
De zin is op te vatten als voorwaardelijke bijzin (die afgebroken, en in vs. 1250 voortgezet wordt), en dus zonder vraagtoon te lezen.
voetnoot1249b
Eur.: ‘Welke (tijd-)grens geldt in dit opzicht voor mij?’ (: hoelang is de duur bij normaal verloop). Iphigenia geeft hierop geen antwoord, zoals begrijpelijk is.
voetnoot1250a
Het ... vreemt: wees dan niet verwonderd, dan bevreemde u dat niet.
voetnoot1250b
Versta: neem voor uw werk ten volle de nodige tijd.
voetnoot1252
uit ... reden, toevoeging.
voetnoot1253
Opmerking: De tempelpoort gaat open, Orestes en Pylades worden geboeid naar buiten gebracht, Thoas bedekt het gelaat (zie vs. 1247).
voetnoot1254
Vondel vertaalt het op corrupt Grieks berustende Lat.: et ornatum deae (‘het heilighdom’, op te vatten als: de heilige benodigdheden voor de dienst van Diana) et juvenes; heel kuisch (rein), toevoeging. V. zal met heilighdom bedoelen: heilig sieraad (hierbij is dan in V.'s zeugmatische constructie aenstappen op te vatten als aandragen. Grieks (juiste tekst): ‘Ook al wat behoort tot de dienst van de godin en jonge lammeren’.
voetnoot1255
Versta: opdat die vervloekte moedermoord door een zoenoffer (van lammeren) uitgewist wordt.
voetnoot1256
fakkels; deze behoorden tot het reinigingsmateriaal; voor ... heene: voor ... uit.
voetnoot1258
zuivring; Eur.: deze (te zoenen) smet (: de jongelingen); deist (deinst): terugwijkt.
voetnoot1259
kostrin; Eur.: tempelwachter.
voetnoot1260
of ... sluiten; hierbij behoorde iemand als subject te zijn toegevoegd; of ... baeren; versta: of zo enige vrouw hier in gezegende omstandigheden is.
voetnoot1261
vertrekt en wijkt; versta: die vertrekke en wijke (Lat.: si quis ... fugite); noch hoon, toevoeging.
voetnoot1262
Aanroeping van Diana; Latoôn; zie vs. 136.
voetnoot1263
hen is ten onrechte toegevoegd; offeren is bij Euripides absoluut gebruikt (bedoeld is het reinigingsoffer bestaande in lammeren, zie vs. 1254).
voetnoot1266
(schoon ...)
voetnoot1268
Lat. onjuist; Gr.: ‘schoon ik het overige niet uitspreek, toch zullen de goden die meer weten, en gij, godin, mij verstaan’; noch: toch.
voetnoot1269
Iphigenia is met de stoet verdwenen. De volgende passage behoort aan de rei. Dit gehele koor is in Vondels vertaling vrijwel onverstaanbaar geworden.
de tweeling: de éne tweeling (Apollo en Diana waren tweelingen).
voetnoot1272
om ... harpesnaer (hendiadys): om zijn kunstig harp- (Eur.: cither-)spel.
voetnoot1275
Hier ontbreekt in de overgeleverde Gr. tekst: (in Delos' vruchtbaar dal) bracht Latone ze ter wereld.
voetnoot1276-78
Gr.: ‘De moeder, verlatende de plaats, waar ze haar kroost had ter wereld gebracht bij het rijkelijk neerstromende water’; Lat.: stillantium (druppend) at immotarum mater aquarum.
voetnoot1279-80
geleide, droeghze; in de Edipus vindt men verschillende vbb. van deze asyndetische verbinding; ze behoorde te zijn hem (Apollo).
voetnoot1280
Parnas: Parnassus, berg in Phocis, op de zuidelijke helling lag Delphi.
voetnoot1281
toegeschreven: toegeheiligd; zowel Bacchus als Apollo werden op de Parnassus vereerd.
voetnoot1282
eer, nl. voor Apollo's komst, oudtijds.
voetnoot1283
hadde; versta: hield.
voetnoot1286
Het Grieks spreekt van een koperen schubbenpantser; zulk een dier: dit (er zò uitziende) dier.
voetnoot1287
Godts antwoord: het Delphisch orakel, waar destijds (zie vs. 1301) de godin Themis haar godsspraken gaf.
voetnoot1292-93
(gij) begont den vreemden bezoeker, die op klagende toon een orakel kwam vragen, tevreden te stellen met een antwoord; Eur.: ‘naamt in bezit het (door u aan Themis ontnomen) orakel.’
voetnoot1294
dryvoettroon: de heilige drievoet, die u als troon diende (hierop zat nl. de priesteres, door wier mond Apollo sprak).
voetnoot1295
schuw (bij - troon): afkerig.
voetnoot1296
te koop (bij logentaal) om loon, toevoeging.
voetnoot1297
Bedoeld als: waar het sinds lang in aanzien staande Kastalië; Kastalje: de Kastalische bron.
voetnoot1299
't navelpunt der aerde (Delphi); zie voor deze benaming Edipus, vs. 617.
voetnoot1300
Bij Euripides is Apollo niet de buur van de Delphische tempel, maar van de Castalische bron.
voetnoot1304-05
die ... baerde behoorde bijv. bijzin te zijn bij aerdtrijk (zie de aant. hierboven); zinnepoppen: L. spectra, visioenen.
voetnoot1301-08
Deels onjuist, deels onverstaanbaar. Gr.: ‘Maar-toen Apollo Themis, de dochter van de aardgodin Gaia, verdreven had van het orakel, baarde de aardgodin de nachtelijke droomvisioenen, die het verleden en wat volgt en de verder verwijderde toekomst openbaarden aan vele stervelingen in hun donkere slaap.’
voetnoot1309-12
door ... nydigheit, onjuist. Vondel bedoelt waarschijnlijk: overgehaald door het kroost van haar felle ijverzucht (d.i. haar afgunstige gedachten). De Gr. tekst zegt: ‘vertoornd omdat haar dochter (Themis) verdreven was’ (= Lat.: invidia filiae ... pulsae); versteeken: verdreven, op zij gezet; vs. 1312 is een variatie van vs. 1311.
voetnoot1313
de koning; versta: de heer (nl. de jonge Apollo).
voetnoot1315
na het groeten, toevoeging.
voetnoot1316
in ... schijn (toevoeging): als een arme (beroofd van inkomsten).
voetnoot1317
met lege handen, op te vatten als: beroofd van zijn ambt; Vondel geeft Portus' op onjuist Grieks berustende Lat. vertaling weer. Gr. (juiste lezing): ‘hij sloeg zijn tedere armen om de troon van Zeus’.
voetnoot1318-20
Gr.: ‘en smeekte hem het Pythisch heiligdom (Delphi's tempel) te bevrijden van de wrok der aardgodin en de nachtelijke openbaringen’ (die nl. Apollo's orakels hadden verdrongen; zie vs. 1305-vlg.).
voetnoot1323-24
Eur.: ‘begeerde te bezitten een dienst (= tempel), zo rijk aan goud’; prachen: (vleiend) bedelen.
voetnoot1325
hy ... hooft, nl. als teken van toestemming. V. heeft het Lat. concussit comam verkeerd begrepen, en opgevat als ontkennend gebaar, vandaar zijn (onjuiste) verklarende toevoeging en ... bede (1325-26), waarbij het vervolg niet past.
voetnoot1326
schort ... droomgenot: maakt een eind aan de voorspellende dromen (droomgenot: het gebruikmaken van dromen, als voorspelling).
voetnoot1327
hooghgesteigert (toevoeging): dat reeds zulke proporties had aangenomen.
voetnoot1328
bedrogh, naar de corrupte Commelinus-tekst; juiste tekst: ‘de waarheidsonthulling in de nacht’; gedwongen met een slot: bedwongen door er met geweld een eind aan te maken.
voetnoot1329
dus: op deze wijze.
voetnoot1330
heiligh dicht: goddelijke orakels in versvorm.
voetnoot1331
in eenen hoop by een vergaerde is op te vatten als bijv. bep. bij volken, dus: die in groten getale het orakel van Apollo komen bezoeken. Vergaerde heeft dan in postpositie een e uit rijmnood (vgl. Van Helten, § 102) of vs. 1331 is op te vatten als een bijstelling bij volken en vergaerde staat voor vergaerden (den ... vergaarden).
voetnoot1332-33
uit ... boven is onjuist. Eur.: ‘vanaf zijn (d.i. Apollo's) door bezoekers omringde troon’ (in Delphi). Vondel heeft blijkens daer boven gedacht aan de troon van Jupiter.
voetnoot1334
afscheit: beslissing, besluit.
voetnoot1335
kosterinnen; Eur.: wachters en dienaren.
voetnoot1337
hofpoort, onjuist; Gr.: tempelpoort.
voetnoot1338
zal ... uiten,, onjuist, gelijk 't Lat.; Gr.: ‘als ik ongevraagd mag spreken.’
voetnoot1339
twee knaepen: de twee jongelingen.
voetnoot1340
vervlogen: vluchtten weg.
voetnoot1348
niet te spa, toevoeging.
voetnoot1349
nukken: boze streken.
voetnoot1350
handaedigen (voor de spelling, zie toetsteen Opdr. r. 15): medeplichtigen; haere: hunne.
voetnoot1352
Onjuist; Eur.: ‘Zult gij u niet ten spoedigste begeven naar de poort van het paleis’ (volgens de moderne persoonsverdeling zegt de rei dit tot den bode); wacht u, ziet: neem u in acht, zie toe, wat gij doet.
voetnoot1353-54a
Deze woorden behoren aan den bode te worden gegeven; tolk: iemand die mededelingen doet. Waarschijnlijk bedoelt Euripides de klopper op de poortdeur (zie vs. 1359); hof: tempel.
voetnoot1357
onverziert: onverdicht, waar.
voetnoot1358
bootschappen (werkw.) ... is uitbreiding.
voetnoot1362
zijt noch: nochtans zijt gij.
voetnoot1363
winst: voordeel.
voetnoot1365
voor de hant: van ogenblikkelijk belang.
voetnoot1366
Ifigenie, bijstelling, kan men tussen komma's denken.
voetnoot1367
schoon van strael; vgl. vs. 1273.
voetnoot1368
De woordspeling is van Vondel.
voetnoot1369
van ... gedreven; versta: wat bezielde haar. Vondel geeft het Lat. flatus (calamitosus) weer door wint, waarmee ook hij fig. vlaag (nl. van waanzin) kan bedoelen.
voetnoot1370
geeft ... vreemt: verwondert u dit.
voetnoot1371
Tyndars zoon; zie vs. 5; zoon hier kleinzoon, afstammeling.
voetnoot1373
wat ... mede; versta: of hoe zal ik het sterk genoeg uitdrukken. Vondel bedoelt iets overeenkomstigs (medebrengen op te vatten als gepaard gaan met).
voetnoot1375
let: bedenk, overweeg (hoe).
voetnoot1376
met ... troep: hoe ge met een troep; bezetten: bemachtigen.
voetnoot1377-78
Eur.: ‘zij vluchten over een zee die zo uitgestrekt is, dat ze niet kunnen ontkomen aan mijn speren’ (ze hebben zulk een lange zeereis voor de boeg, dat ik ze zal kunnen inhalen).
voetnoot1379
baer: naakt.
voetnoot1380
de galei heimelijk in de inham der zee had vastgemeerd.
voetnoot1384
op ... tuk (toevoeging): wier zinnen intussen slechts gericht waren op het welslagen van haar onderneming.
voetnoot1385
geheim: dat niet door ongewijden mocht worden aanschouwd.
voetnoot1387
in nadenken: tot achterdocht.
voetnoot1388
de bende bestaat uit Iphigenia, Orestes en Pylades.
voetnoot1389
wat anders, nl. dan dat, waarvan wij haar verdachten.
voetnoot1390
huilde, variatie van stak ... op; bedroefde: toevoeging.
voetnoot1391
als die: alsof ze.
voetnoot1392
Lees: in, of enz.; 't uitheemsch bloet: Orestes en Pylades.
voetnoot1394
Het grammatisch onjuiste niet staat hier onder invloed van het Latijn.
voetnoot1395
hielt ... stil: deed ons al maar stom en stil neerzitten (hield ... zittend).
voetnoot1396
slooten: besloten.
voetnoot1397
derwaert: daarheen waar.
voetnoot1399
schrap en vlugh: vaardig en ‘vliegklaar’ (dit vlugh houdt verband met vleuglen in vs. 1400).
voetnoot1400-01
als ... gehecht, dit te denken als bep. hij gley (galei): de riemen wekken de indruk van op de romp van het schip vastgehechte vleugels.
voetnoot1401
vijftigh, nl. de vijftig roeiers, waarmee Orestes en Pylades naar Taurië waren gekomen.
voetnoot1402
achter op, onjuist. Gr.: ‘bij de achtersteven’ (nog op het land). Het schip ligt met de voorsteven naar de zeekant.
voetnoot1403
aen ... boom, naar onjuist Latijn. Gr.: ‘men hield het schip nog met haken vast’; winden vast (zijn bezig te winden), anachronisme; Eur.: bevestigen.
voetnoot1404-5
een ander ... strant, onjuist. Gr. (met moderne emendatie): ‘Anderen weer haasten zich de ladder neer te laten voor de beide vreemdelingen en beginnen de achtersteventouwen (die aan staken op het strand bevestigd waren) in te halen’; redden: klaar maken, in orde brengen.
voetnoot1407-08
bezweeken ... verdriet, onjuist; Gr.: ‘lieten ons niet langer door schroom weerhouden’.
voetnoot1409
't hoofttou: het achtersteventouw, dat nog op het strand ligt (zie aant. 1404-05). Vondel laat weg: ‘en de vreemdelingen’, Iphigenia (zie vs. 1417); spoeien: zich wegspoeden.
voetnoot1409-10
en rukken ... uit, onjuist. Gr.: ‘en trachten de (als roer dienstdoende) stuur-riemen uit de openingen te trekken’.
voetnoot1413
waerom ...; Gr.: ‘wie zijt ge die u verstout ...’; een verkochte maeght, onjuist; er dient te staan: tersluiks deze maagd.
voetnoot1414
hy ... hun, onjuist. Eur.: ‘Hij (nl. Orestes) antwoordt ons: Ik ben Orestes, die ...’); voor hoven vgl. vs. 713.
voetnoot1415
de ... geschaekte: haar die zo lang ontvoerde vrouw is geweest; men slaat op Orestes zelf.
voetnoot1417
wy: de wachters van Thoas; ze: Iphigenia (zie de aant. bij vs. 1409); dit gewelt: deze gewelddadige ontvoering.
voetnoot1418
dwingen (praesens de conatu): trachten te dwingen.
voetnoot1419
Versta: ... ons geweldige slagen in het gezicht geven.
voetnoot1420
trekken geen geweer; Eur.: ‘hadden geen wapenen’.
voetnoot1421
met drooge vuisten: enkel met de vuist.
voetnoot1422
Eur.: ‘met de voet in de zijde en de lendenstreek’; dat ... kraeken, drastische toevoeging van Vondel.
voetnoot1423
geschent: toegetakeld.
voetnoot1424
Dit vers behoort aan vs. 1423 vooraf te gaan en te luiden: Nadat wij aldus slaags zijn geraakt, zijn wij weldra geheel uitgeput (en vluchten, dus geteisterd ...).
voetnoot1425
Eur. alleen: ‘dat hoofd en ogen bloeden’.
voetnoot1426
daer: van de plaats waar (we ... staan).
voetnoot1430
maetroozen (zonder lidw.), naar de Commelinus-tekst; geëmendeerde tekst: de maagd (Iph.).
voetnoot1431-32
Euripides heeft hier de omgekeerde volgorde: Orestes bevindt zich nog op het strand, waar hij zijn zuster verdedigd heeft; hij neemt haar nu op en stapt in het water (zie V. 's neêrstijgen).
voetnoot1433
schichtigh: haastig.
voetnoot1434-35
waerop ... wijs, naar de corrupte Commelinus-tekst; Gr. (juiste tekst): ‘met het (door haar gedragen) uit de hemel gevallen beeld (zie vs. 90-91) en daarna roept er iemand op het schip’.
voetnoot1436
om prijs: om strijd.
voetnoot1437
wy hebbenze; Vondel moet (vgl. 1434) wel bedoelen Iphigenia, maar de verbeterde Griekse tekst doelt op het beeld van Diana.
voetnoot1438
geronnen, volt. deelw. van een verdwenen werkw. rinnen met de grondbetekenis vloeien, dan lopen, (snel) gaan; hier: varen.
voetnoot1439-40
zie vs. 131-33.
voetnoot1441
datze steenen (zuchten, hijgen); Eur. echter: gejuich aanheffend.
voetnoot1442
haven; te denken is aan de inham uit de volgende versregel.
voetnoot1443-44
... vlugh vaeren; hier waarschijnlijk wel: al varende vrij komen uit de inham, de volle zee bereiken.
voetnoot1445
byster onweêr: een onstuimige windvlaag.
voetnoot1446-47
geleert ... buien: ervaren in het koers houden bij alle weer en wind (hendiadys).
voetnoot1449
Latonaes spruit: Diana.
voetnoot1450
winnen: bereiken.
voetnoot1451
heilighdom, in het algemeen heilig voorwerp (vgl. vs. 1254), hier: beeld (zie ook vs. 1545); denk (ter wille van de aansluiting bij het vervolg) achter heilighdom: ter wille van mijn broeder.
voetnoot1453
naer 't betaemen, minder gelukkige toevoeging.
voetnoot1455
Godt woudts: (van een werkw. wouden, Duits walten): God geve het; aenmaenen: aansporen.
voetnoot1456
rustigh: kloek, wakker.
voetnoot1455-57
zy ... riem, onjuist. Euripides spreekt van een op gegeven commando uitgevoerd zich werpen op de riemen.
voetnoot1459
dees (tegenover die): sommigen. Dit heeft (evenals die) bij Euripides echter betrekking op de Tauriërs, die het schip willen vermeesteren; om ... zant, (onjuiste) toevoeging van Vondel.
voetnoot1460
Onjuist. Eur. (Comm.-tekst): ‘anderen (nl. weer Tauriërs) trachten uitgeworpen touwen met stroppen vast te maken’ (nl. aan het schip); gemeener hant: in gemeenschappelijke arbeid.
voetnoot1464
'k zie ... gestrant; versta: dan komen zij niet meer weg (los) van het strand.
voetnoot1465
Neptunus had in de Trojaanse oorlog partij gekozen tegen de Grieken; de zorg des zeegodts: de zeegod die steeds vol zorg is geweest voor Troje; Troie: de verwoesting van Troje, door de Grieken onder aanvoering van de Pelopiden (Agamemnon en Menelaüs, zie vs. 1466-67).
voetnoot1466-67
want hy zal; dit behoorde te luiden: en hij zal dus; den burgeren: ons Tauriërs.
voetnoot1468-70
en Orestes ..., onjuist. Gr.: ‘en zijn zuster, die er op wordt betrapt dat zij, het geweld haar in Aulis aangedaan vergetend, haar plicht tegenover de godin (die haar destijds redde) verzaakt.’ Vondel bedoelt: Orestes' zuster die aanvankelijk (tot nu toe) niet naar Aulis terugwilde, omdat men haar daar had willen offeren.
voetnoot1470
zoo ... gegreepen (deprehenditur), onjuist. Eur.: ‘zo wordt zij er op betrapt dat ze ondankbaar is’ (zie de aant. hierboven).
voetnoot1471
t'onbedacht (door uw roekeloze plan tot vlucht), toevoeging.
voetnoot1472
noch eens: nogmaals.
voetnoot1474
sammelen: dralen.
voetnoot1475
de Grieksche gley; Gr.: ‘datgene wat het Griekse schip aan het strand zal werpen’ (de scheepsbuit, O. en I.).
voetnoot1476
met ... geley: met hulp van Diana.
voetnoot1477
aenrannen: aanvallen, aangrijpen; Eur.: vangen.
voetnoot1478-80
De zommigen ... vatten. Vondels vert.: zullen niet (zie vs. 1475) sommigen van u, er heen spoedend, het schip vermeesteren, hen zowel te water als te land met ruitermacht aanvallend om zich van hen meester te maken, is onjuist. Gr.: ‘laten anderen boten in zee brengen, opdat wij zowel met land- (vs. 1474-vlg.) als met zeeruiterij (vs. 1478 = bemande schepen) aanvallend hen vangen.’
voetnoot1481
Het op een paal spietsen werd door de Grieken als een barbaars gebruik verafschuwd; het wordt ook elders als een gewoonte der Tauriërs vermeld.
voetnoot1482
zulk ... waegen, toevoeging, waarschijnlijk met ironische betekenis, doelend op het naar beneden werpen (mogelijk is ook: ‘wij zullen ze zo leren (afleren) zulk een stoute poging tot ontsnapping te durven ondernemen’).
voetnoot1483
bewust (conscius), hier: medeplichtig.
voetnoot1486
eer ... roeien, toevoeging.
voetnoot1487
Minerva verschijnt aan de hemel; zie Opdracht, r. 68.
voetnoot1489
verdaegen: oproepen, samenroepen.
voetnoot1491
t'ontslaen: te bevrijden van de wraak der Furiën.
voetnoot1492
Denk voor zijn zuster: en om ter bereiking van dat doel (zijn zuster ...); t'Argos: naar Argos; zeewaert aen (toevoeging): de weg over zee nemend.
voetnoot1494
dit; versta: dit, voorzover u betreft, en weet dan verder dat O. ...; met ... trouwanten (schepelingen hier), toevoeging.
voetnoot1495
daer: op de plaats waar (= terwijl).
voetnoot1496
ten dienst van my: om mij ter wille te zijn.
voetnoot1497
Hy ... zee: zijn schip roeit alrede in volle zee; Orest; Eur. met overgang: ‘Gij echter, Orestes’ ...
voetnoot1498
om hoogh: van omhoog.
voetnoot1499
aenvaert (accepta): neem met u.
voetnoot1501
in ... paelen: in het gewest van Attica; Eur.: ‘bij de grens van Attica.’
voetnoot1502
omtrent ... boort, onjuist. Gr.: ‘bij de rots van Carystus’ (een plaats); in groene dalen, toevoeging.
voetnoot1503
Halas: Halae (V. behoudt de Lat. acc. plur.).
voetnoot1504-05
tot een merk (gedenkteken) ... noorden, onjuist. Gr. (met mod. em.): (en plaats daar het tempelbeeld van Diana) ‘genoemd naar het Taurische land en naar uw beproevingen’; zie verder de aant. bij vs. 1509.
voetnoot1508
drift: voortdrijven; in ... steên, toevoeging.
voetnoot1509
Onjuist; Gr.: ‘men zal de godin in het vervolg vereren als Artemis Tauropolos’ (het 2de deel van deze naam, -polos, wordt door Euripides in verband gebracht met het zoëven, in vs. 1507 gebruikte werkw. omzwerven (peripolein).
pleghtigh: in overeenstemming met de ritus.
voetnoot1510
Versta: stel dan een godsdienstig ceremonieel vast voor hen die het door u in te stellen feest bezoeken.
voetnoot1511
het ontslaen ... moederslaght, praegnant voor: de bevrijding van de op u - door uw moedermoord - rustende vloek.
voetnoot1512
week en zacht, toevoeging.
voetnoot1513
schuldig: verschuldigd (de mensen-offers van Taurië zullen dus door deze symbolische handeling worden vervangen).
voetnoot1515
kerkkostrinne: tempel-priesteres; Brauron: stadje in Attica; te Brauron ...; Gr.: (in een tempel) ‘bij de Brauronische trapvormige berghelling sleuteldraagster (priesteres) zijn van Artemis’; gadeslaen: waarnemen, zorg dragen voor.
voetnoot1517
zal men, nl. in de tempel te Brauron; naer ... zeden, toevoeging.
voetnoot1520
ontruimde: achterliet, naliet (als erfdeel voor anderen).
voetnoot1521
droef ... schreien, toevoeging.
voetnoot1522
trouhartigh behoort volgens de Gr. tekst als bepaling bij Griekinnen. Dit terughalen zou dan eerst later moeten geschieden. Thoas neemt deze opdracht over (vs. 1537).
voetnoot1523-24
in 't velt van Mars, onjuist (Lat. in Martis pago). Bedoeld is de Areopagus (Aresheuvel), zie vs. 959.
voetnoot1524
evental; zie vs. 981-vlg.; her-stelt: in uw oorspronkelijke toestand gesteld, d.i. vrijgesproken.
voetnoot1526
bergen: redden, vrij doen spreken.
voetnoot1528
rust: laat af van vervolging (vgl. 1540), met de bijgedachte: berust.
voetnoot1534
uw vermogen: uw goddelijke macht.
voetnoot1535
men: ik.
voetnoot1536
werde: worde; ter goeder tijt (feliciter): gelukkig en wel; evenzo vs. 1455.
voetnoot1537
Grieken: Griekenland.
voetnoot1539
van uitheemschen: van het achtervolgen der vreemdelingen.
voetnoot1540
rust; zie vs. 1528.
voetnoot1541
De juiste tekst geeft het ten grondslag liggende Grieks aan Minerva. Gr.: ‘dit is wel gesproken: de macht van het moeten dwingt niet alleen u, mens, maar ook zelfs de Goden.’
voetnoot1542
Maetroozen, vaert dient te zijn: winden waait; lang verschoven (verstoten, verjaagd), toevoeging.
voetnoot1545
mijn ... heilighdom, zie vs. 1451; voor ... schantvlek, toevoeging.
voetnoot1546-48
De juiste tekst geeft deze verzen aan de rei.
voetnoot1547-48
Onder invloed van de korte regels van het Lat. gebruikt Vondel ook korte verzen.
voetnoot1550
naer ... wenschen is toevoeging; het werkw. is opvolgen.
voetnoot1553-vlg.
zijn tot de godin der overwinning gericht (zege: Lat. Victoria; Gr. Nikè).
voetnoot1554-56
Onjuist; Eur.: ‘beheers mijn gehele leven en houd nimmer op het te bekransen’. Deze laatste bede behoort niet tot het stuk zelf, maar wordt hier evenals ook in de Orestes en de Phoenissae van Euripides door het koor uitgesproken met het oog op de wedstrijd tussen de verschillende treurspeldichters bij eenzelfde feest; vgl. Feniciaensche, vs. 1921 vlg., Rey: Doorluchte zege, vaer zoo voort, | En kroon mijn' wandel, zoo 't behoort.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank