Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
Afbeelding van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereldToon afbeelding van titelpagina van Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.68 MB)

Scans (15.47 MB)

ebook (4.42 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Editeur

M.A. Schenkeveld-van der Dussen



Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld

(2004)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

Eerste bedrijf

 
lucifer
 
Ik, eerst geheiligd om de kroon van 't licht te spannen,
 
en nu van 't eeuwig licht in duisternis gebannen,
 
koom' uit den zwavelpoel opdondren van beneên,
 
en zonder mijnen ban en banpaal t' overtreên,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
hierboven spoken: want hoe gruwzaam en verwaten
 
d'erfvijand mij misschiep, nog wordt me toegelatenGa naar voetnoot6
 
met u, mijn hellenraad, gedagvaard hier ter vlucht,
 
te heersen over zee, het aardrijk, en de lucht.
 
Dat past den grootvorst van de wereld en zijn luister,
10[regelnummer]
afkerig van den dag en krachtiger bij duister,
 
waarom hij ook den nacht tot dezen optocht kiest.Ga naar voetnoot11
 
En schoon de nanacht nu allengs het veld verliest,
 
nog kan de hater van het licht in schaduw duiken
 
van nachtspelonk, of haag, of lustbos, boom en struiken.
15[regelnummer]
Waar ben ik hier? Men hoort den schellen nachtegaal
 
den voorbô van de zon en heldren morgenstraal.
 
'k Hoor levenwekker met een morgenkoelte opkomenGa naar voetnoot17
 
en lieflijk klateren door klatergoud en bomen.Ga naar voetnoot18
 
Men hoort vier sprongen uit één bron en watervalGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
van enen heuvel zich uitspireien overal.
 
Dit tuigt ons klaar genoeg wat bodem wij betreden.
 
Hier vloeit d'Eufraat, hier bloeit de hof in 't oosters Eden,
 
het rijk van Adam en zijn gade aan hem getrouwd.
 
Hier most ik schuilen met: mijn schildwacht in een woud
25[regelnummer]
of donker lustprieel of mirtengalerije,Ga naar voetnoot25
 
dan achter uitzien, dan van voren, dan ter zije.
[pagina 130]
[p. 130]
 
en letten hoe men best berokkene enig kwaad.
 
Want ik, veraard van 't goed, dien vloek der vloeken haat,Ga naar voetnoot28
 
en wense Hem, wien niets kan in zijn wezen deren,
30[regelnummer]
in zijn geschapenheên te schenden en schofferen.
 
Zo wordt het helse rijk van Lucifer gebouwd,
 
dat eeuwig duren zal. Geen aanslag is te stout
 
voor mij, die niet ontzag den hemel aan te randen.
 
Zo neemt mijn wraakzucht al de wereld op haar tanden
35[regelnummer]
en rukt dit groot heelal uit zijnen winkelhaak,Ga naar voetnoot35
 
dat 's hemels as nog eens van mijne heirkracht kraak'.
 
Het lust me hem voortaan gedurig werk te geven,
 
en, schoon de bliksem mij ten troon hebbe uitgedreven,
 
te laten blijken wat ik, na dien val, vermag.
40[regelnummer]
Al schoot onz' macht te kort daarboven, 't hoog gezag
 
moet aanzien dat ons nog die macht is bijgebleven
 
zijn willekeur in al zijn werk te wederstreven.Ga naar voetnoot42
 
De naam van Almacht is een titel zonder daad,Ga naar voetnoot43
 
een krachteloze klank van roemzucht. Wist Hij raad
45[regelnummer]
om enig wezen gans van iets tot niets te brengen,
 
't was uit met mij: men zou me in wezen niet gehengen,Ga naar voetnoot46
 
min laten in 't bezit van 's afgronds heerschappij.
 
Daar legt zijn macht te laag; al schijnt mijn macht in lijGa naar voetnoot48
 
te leggen, loeft men aan, gewis het kan niet feilen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
wij zullen in den wind dien hoek te boven zeilen,
 
en drijven dan ruim schoots de rijke haven inGa naar voetnoot51
 
waarnaar men stevent; al 't geluk hangt aan 't begin:
 
aan d' uitkomst hoeft men niet te twijflen door mistrouwen.
 
Laat vrij al 't hemels hof van zijne tinne aanschouwen
55[regelnummer]
dat wij niet slapen, als er roof te halen is.
 
Hij zette uit achterdocht, om 't rijk der duisternis
 
in toom te houden, hier een schildwacht uit van engelen,
 
die zouden Adams hof beschutten en zich mengelen
 
in onraad en gevaar; dies dienen wij bedekt
[pagina 131]
[p. 131]
60[regelnummer]
te werken, eer men hen tot tegenstand verwekt.
 
De koning van den hof, onnozel, zonder wapen,Ga naar voetnoot61
 
mag op deze englenwacht gerust en veilig slapen:
 
want, zonder zulk een wacht, 't waar' tijd om, zonder schroom
 
of Adam, of zijn gade, in hunnen eersten droom
65[regelnummer]
te wekken met den slag, of door een helsen wasem
 
en smook van pekstok hun het leven en den asem
 
te nemen. Hem ten schimp, die mensen 't leven gaf.
 
Zo zou de lusthof hem gedijen tot een graf,Ga naar voetnoot68
 
ik, om de lijken heen, met pek- en zwavelkransen,
70[regelnummer]
hier onder 's levens boom, in 't rond triomfe dansen
 
en brullen dat het aarde en hemel overklonk.
 
Doch dit 's een poos te vroeg, men moet den tweeden sprongk
 
(want d'eerste is ons mislukt) zo reukeloos niet wagen,Ga naar voetnoot73
 
maar zachter toetreên, en; gelegenheid belagenGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
vanwaar en hoe men best den Schepper bij den dag
 
in enig schepsel, groot of kleen, bestormen mag.
 
Alle afbreuk strekt tot winst, men moet allengs bij trappen
 
beginnen en van laag opsteigeren en stappen.
 
Wie stadig steigert raakt ten leste waar het stuit.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Een rijp beraad draav' voor: dat wint een slag vooruit,
 
laat zien wat kans, wat stof de opgaande dag wil geven.
 
De zon, aan 't rijzen, zal den lusthof verf en leven
 
bijzetten; Adam met zijn gade, hand aan hand,
 
doorwandelen den hof, die, herelijk geplant,
85[regelnummer]
hen luttel min ziet dan aartsenglen begenadigdGa naar voetnoot85
 
en uit Gods vollen schoot, naar lijf en ziel, verzadigd.
 
Men sla het onderling gesprek van verre gâ,
 
bespie wat middelen den schepselen tot schâ
 
en afbreuk dienen. Let, in enen hoek gescholen,
90[regelnummer]
wat hun verboden werd, en wat hen wordt bevolen,
 
op lijf- en zielstraf: want de Hoogste is niemands vriendGa naar voetnoot91
 
dan die zijn hovaardij ten roem en aanwas dient;
 
een oorzaak, waarom gij, mijn hemelse eedgenoten,
[pagina 132]
[p. 132]
 
als wederspannigen, ten afgrond zijt gestoten,
95[regelnummer]
en zo verstoten, en veranderd van gestalt,
 
dat in der eeuwigheid geen wederkeren valtGa naar voetnoot96
 
naar boven, waar de poort en draaiboom blijft gesloten.Ga naar voetnoot97
 
Maar laat ons schuilen, eer het licht kome opgeschoten
 
in 't heldere oost', en uit het welig rozendal
100[regelnummer]
heer Adam, met zijn bruid gewekt, op 't aanzicht vall',
 
en zijnen leenheer loov', die hem 't bezit van Eden
 
te leen geschonken heeft en, onder zijne treden,
 
den boomgaard zegent. Houdt u stil, alsof gij sliept,
 
en slaat deez' laan in, waar de schaduw meest verdiept
105[regelnummer]
in 't oog van 't lieve paar, van d'englenwacht zo blijdeGa naar voetnoot105
 
te groeten, waar ze treên, gekleed in witte zijde
 
van erfrechtvaardigheid, geslingerd om hun leên,
 
en ook zo fijn van draad dat door de zijde heen
 
de schoonheid van het lijf uitschijnen kan en gloeien,
110[regelnummer]
gelijk we door den dauw het rijzend licht zien groeien.
 
Uit deze schaduw kan men best den hof bespiên.
 
Zij komen: duikt, 't is tijd, zo kunnen ze ons niet zien,
 
wij hen en hun gesprek en wezen en gebarenGa naar voetnoot113
 
al stil beluisteren en gâslaan door de blaêren.
115[regelnummer]
Hij zwaait een mirt; zij riekt een roos, vers afgepluktGa naar voetnoot115
 
en nog geloken. Al 't geboomte neigt en bukt
 
eerbiedig neder, waar ze aandachtig henetreden.Ga naar voetnoot117
 
De hemel luistert naar hun aandacht en gebeden.
adam, Eva
 
adam
 
Daar rijst het alverkwikkend licht,
120[regelnummer]
dat, laag gedaald beneên de kimmen,
 
de schaduwen en bleke schimmen
 
verdrijft van 's aardrijks aangezicht.
 
De vooglenzang, aan 't licht ontsteken.Ga naar voetnoot123
[pagina 133]
[p. 133]
 
begint met ene morgenwijs,
125[regelnummer]
den groten Zegenaar ten prijs,
 
aan alle kanten uit te breken.
 
Ai, laat ons beurtewijs den toon
 
der vooglen, vroeg aan 't kwinkeleren,
 
navolgen, en 't geluid schakeren,
130[regelnummer]
en strengelen tot ene kroon.
 
Ik wil u voorgaan met gezangen!
 
Gij moogt me volgen, rijk van lof.
 
Maar nu, mijn liefste. Van wat stof,
 
vanwaar den zang best aangevangen?
 
eva
135[regelnummer]
Van wien toch beter dan van God,
 
de bron en springaêr aller dingen?
 
Kunt gij van ietwat lievers zingen?Ga naar voetnoot137
 
Hij is uitdeler van ons lot.
 
Hef aan, mijn liefste, op 't hoog behagen;
140[regelnummer]
ik volg uw voorzang keer om keer,
 
opdat de galm den beurtzang leer'
 
aan dal, spelonken, bos en hagen.
 
adam
 
Van U beginnen wij met reên,
 
zodra de zon ter kimme uitrijze,
145[regelnummer]
Algoede, Almachtige en Alwijze,
 
der dingen oorsprong, enig een.
 
Wij zagen, toen onze ogen zagen,Ga naar voetnoot147
 
U endloos schoner dan de zon,
 
een schijn gelijk, die in een bron,
150[regelnummer]
den mens gelijkt, o bron der dagen!
 
Wij zagen die ons 't wezen schonk,
 
en uit het rode klei boetseerde,
 
een ziel inaêmde en haar vereerdeGa naar voetnoot153
 
met enen glans, die uit U blonk.
[pagina 134]
[p. 134]
155[regelnummer]
Gij dommelde uwen heldren luisterGa naar voetnoot155
 
in onze ziele, een majesteit
 
van vrijen wille, onsterflijkheid
 
en reden, nooit bewolkt noch duister.
 
eva
 
Geloofd zij God, die u verscheen,
160[regelnummer]
en was en is en eeuwig dure.
 
Gij zweemt naar d' edelste nature,
 
en hebt met aardsheid iets gemeen.
 
D'Alwijze wist twee ongelijken,
 
de ziel en 't lichaam door een band
165[regelnummer]
te binden met zijn sterke hand,
 
een band, die nimmer zal bezwijken.
 
adam
 
De Godheid plantte dezen hof
 
tot een gerust verblijf des mensen.
 
Hier groeit al wat een hart kan wensen.
170[regelnummer]
Hier vindt mijn bouwlust bouwens stof.Ga naar voetnoot170
 
Hier springt de bron, die tweepaar stromen
 
uitlevert en den hof besproeit,
 
waar zij langs bloeiende oevers vloeit,
 
en laaft de wortels van de bomen.
175[regelnummer]
Hier bloeit de boom, die 't leven voedt,
 
en geesten koestert in onze aêrenGa naar voetnoot176
 
door 't ooft, gedekt met zilvre blaêren,
 
dat 's mensen graagheid eeuwig boet.Ga naar voetnoot178
 
De dauw, die 's morgens valt van boven,
180[regelnummer]
is zuiver mann' en lekkernijGa naar voetnoot180
 
op onze tong. Hoe zouden wij
 
dien oorsprong alles goeds niet loven!
 
eva
 
Geprezen zij de Zegenaar,
 
die 's mensen hart zo mild verzadigt,
[pagina 135]
[p. 135]
185[regelnummer]
en met zijn rijkdom begenadigt.
 
Wat uit Hem vloeit is wonderbaar.
 
Hij stortte hier een vollen horen
 
van overvloeden voor ons uit.
 
't Is God al wat de hof besluit.Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Hij sluit voor ons geen schattrezoren.Ga naar voetnoot190
 
adam
 
Nu ken ik eerst het heil van 't goed
 
der meegenootschap, nu gij blijde
 
u weet te voegen aan mijn zijde.
 
Wat valt mij uw genootschap zoet!
195[regelnummer]
Wat 's eenzaamheid bij 't lief genieten
 
van uwe tegenwoordigheid!
 
Mijn hulp, indien ge van mij scheidt,
 
zou 't leven mij dan niet verdrieten?
 
Mijn zuster, dochter, of mijn bruid,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
hoe zal ik u, mijn liefste, noemen?
 
Het paradijs strooit palm en bloemen,
 
voor uwe voeten groeit het kruid.
 
eva
 
Wat u, mijn lief, alleen vermaakt
 
en anders niet, zal mij behagen,
205[regelnummer]
van dat het eerst begint te dagen,
 
totdat de zon haar dagvaart staakt.
 
Gevolgzaamheid, bescheid, en stilte,Ga naar voetnoot207
 
een vrolijk hart, een blijde geest,
 
voegt d' eerste bruid, op 't eerste feest,
210[regelnummer]
Dat God mijn hart in't uwe smilte.
 
adam
 
Wachtenglen, volgt ons spoor, heft vrolijk aan: ontvouwt,
 
bij beurte op ene rij, den oorsprong aller dingen.
[pagina 136]
[p. 136]
 
De galm van 't paradijs schept lust u na te zingen
 
hoe dit heelal uit niets zo heerlijk wierd gebouwd.
 
rei van wachtengelen
Eerste Zang
215[regelnummer]
God schiep den baaierd, woest en duister.Ga naar voetnoot215
 
Natuur had maar één aangezicht,
 
lag vormeloos en zonder luister.
 
Toen sprak de Hoogste: 't werde licht;Ga naar voetnoot218
 
en daadlijk werd het licht geboren,
220[regelnummer]
een lichaamloze schemering,
 
die nog geen ogen kon bekoren,
 
en evenwel haar rondenkring
 
voltrok, in tweemaal twalef stonden,
 
rondom den blinden baaierd heen,
225[regelnummer]
waar 's werelds zaad in lag gewonden,
 
en elke hoofdstof ondereen.Ga naar voetnoot226
 
O licht, wij komen u begroeten,
 
als d' oudste dochter aan Gods voeten!
Eerste Tegenzang
 
De zelve hand, die 't licht aanleide,
230[regelnummer]
de waatren boven 't hoog gespanGa naar voetnoot230
 
des hemels van de laagte scheidde
 
en sloot ze binnen hunnen ban,
 
opdat het mensdom zich, van onder
 
zijn ogen slaande in 's hemels boog,
235[regelnummer]
om 't waterengewelf verwonder'Ga naar voetnoot235
 
dat op Gods almacht drijft omhoog.
 
Een hoofdstof, wuft en ongebonden,Ga naar voetnoot237
 
gehoorzaamt Hem, die haar beriep
 
omhoog uit grondeloze gronden.
[pagina 137]
[p. 137]
240[regelnummer]
en uit kristal een hemel schiep,
 
om in dien kreits rondom te vloten.Ga naar voetnoot241
 
Zo werd de tweede dag gesloten.
Tweede Zang
 
Maar d'aarde lag nog diep gezonken
 
in 't water, dat haar aanschijn dekt.
245[regelnummer]
Toen scheidde d' Opperste 't verdronken,
 
en droog en vocht. De vloed vertrekt.
 
Zo stond het water op de stranden
 
gestuit. Men zag alom in 't rond
 
de driftige en de vaste landen,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
en berg en duin op zee gegrond.
 
Hij kleedde d' aarde in kruid en lover,
 
bezaaide haar met vruchtbaar zaad.
 
Hier zweefde levenwekker over,Ga naar voetnoot253
 
en zette ze in 't gebloemd gewaad
255[regelnummer]
te pronk, gelijk we haar aanschouwen.
 
O grote schoonheid der landouwen!
Tweede Tegenzang
 
De hemel eiste ook zijn sieraden,
 
als d' Almacht daar de toorts ontstak,Ga naar voetnoot258
 
de zon, die met robijnen radenGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
haar heirbaan volgde en niet ontbrak
 
uit Oosten helder op te dagen;
 
waarna de maan haar ronde sloot;
 
gestarnt de schaduw voor kwam jagenGa naar voetnoot263
 
en dansen om den hemelkloot.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Zo leert men jaren onderscheiden
 
en maanden; en het aardrijk kreeg
[pagina 138]
[p. 138]
 
zijn warmte in beemden, bos en weiden,
 
terwijl de zon neerdaalde of steeg,
 
om 't leven van natuur te kweken.
270[regelnummer]
Men ziet iets godlijks in dit teken.
Derde Zang
 
De tweepaar hoofd- en wereldstoffenGa naar voetnoot271
 
ontvingen rede haar beslag;Ga naar voetnoot272
 
het licht des hemels is getroffen.Ga naar voetnoot273
 
Maar wat verwacht de vijfde dag
275[regelnummer]
van d' Oppermacht? De vis en vogel,
 
die 't vocht bezwemt en d' open lucht
 
met scherpe vin en vluggen vlogel,
 
bewaart zijn streek en lichte vlucht.Ga naar voetnoot278
 
Daar weemlen walvis en dolfijnen,
280[regelnummer]
hier stijgen aadlers hemelhoog,Ga naar voetnoot280
 
die zelfs de zon, te sterk in 't schijnen,
 
braveren met hun scherpziend oog.
 
De zee en lucht begint te leven.
 
Natuur heeft elk zijn wijk gegeven.
Derde Tegenzang
285[regelnummer]
De zesde dag verwekt de dieren,Ga naar voetnoot285
 
die, 't hoofd omlaag, het gras betreên,
 
of d' ogen slaan naar 's hemels vieren,
 
en gâslaan wat hun viel te leen
 
van God, den eigenaar der dingen,
290[regelnummer]
die om den mens den hemel schiep,
 
ook lichaamloze hemelingen,Ga naar voetnoot291
 
die hij tot 's mensdoms dienst beriep
 
in 't paradijs, waar twee tegader
 
gewettigd zijn van d' eerste macht,Ga naar voetnoot294
[pagina 139]
[p. 139]
295[regelnummer]
die hun verscheen, gelijk een vader,
 
hen trouwde en minzaam samenbracht.
 
Gezaligd paar in 's aardrijks hoven,
 
verwacht een schoner hof daarboven.
voetnoot4
mijnen ban en banpaal: de grenzen van mijn verbanning
voetnoot6
d'erfvijand: God; misschiep: in duivelsgedaante veranderde; nog: toch
voetnoot11
optocht: aanvallend optrekken
voetnoot17
levenwekker: zoele lentewind
voetnoot18
klatergoud en bomen: de gouden (bladeren van de) bomen
voetnoot19
vier sprongen: de fonteinen van de vier paradijsrivieren
voetnoot25
mirtengalerije: mirtenlaan; de mirte is symbool van de huwelijksliefde
voetnoot28
veraard: ontaard
voetnoot35
uit zijnen winkelhaak: uit zijn voegen
voetnoot42
willekeur: wat Hij wenst
voetnoot43
De naam van Almacht: de titel ‘Almachtige’ komt niet met de feiten overeen. In de volgende regels wordt dit toegelicht: God kan niet ongedaan maken wat Hij eens heeft geschapen
voetnoot46
in wezen niet gehengen: het bestaan niet toelaten
voetnoot48
zijn: Gods; in lij te leggen: geen wind te ontvangen
voetnoot49
loeft... aan: zoekt... de wind op
voetnoot51
ruim schoots: met volle zeilen (zeilmetaforiek)
voetnoot61
onnozel: onschuldig
voetnoot68
Zo... graf: zo zou de door God geschapen lusthof voor de mens een graf worden
voetnoot73
want... mislukt: namelijk de opstand in de hemel; reukeloos: roekeloos
voetnoot74
gelegenheid belagen: zijn kansen beloeren
voetnoot79
waar het stuit: het eindpunt
voetnoot85
luttel min: als weinig minder
voetnoot91
op lijf- en zielstraf: onder bedreiging met dood en verdoemenis
voetnoot96
valt: zal gebeuren
voetnoot97
draaiboom: afsluiting in de vorm van een beweegbare paal
voetnoot105
in 't oog van: voor de ogen van (zodat ze niet goed kunnen zien); van: door
voetnoot113
wezen: uiterlijk
voetnoot115
mirt; roos: liefdessymbolen
voetnoot117
aandachtig: vervuld van godsdienstige overpeinzingen
voetnoot123
aan 't licht ontsteken: aan de gang gebracht door de dageraad
voetnoot137
lievers: meer dierbaar
voetnoot147
Wij zagen... gelijkt: vanaf het ogenblik dat we konden zien, zagen we U als nog schoner dan de zon, die als het ware een weerspiegeling van U is, net zoals de weerkaatsing die in een bron op een mens lijkt
voetnoot153
inaêmde: inblies
voetnoot155
dommelde: mengde
voetnoot170
bouwlust: lust tot planten en verbouwen, de opdracht die Adam van God heeft gekregen
voetnoot176
en... aêren: de levensgeesten in onze aderen weldoet
voetnoot178
graagheid: eetlust; boet: verzadigt
voetnoot180
mann': manna, hemelse spijze
voetnoot189
vgl. vs. 335
voetnoot190
schattrezoren: schatkisten, m.a.w.: alles is voor ons beschikbaar (met een stilzwijgende vooruitwijzing naar de éne uitzondering)
voetnoot199
zuster: immers met God als gemeenschappelijke vader; dochter: omdat Eva uit Adams rib geschapen is; bruid: als zijn levensgezellin
voetnoot207
bescheid: bescheidenheid
voetnoot215
In deze lyrische beschrijving van de schepping volgt Vondel het verhaal van Genesis met de zes scheppingsdagen, maar veel details zijn ontleend aan het scheppingsverhaal in Ovidius' Metamorphosen i; baaierd: oerchaos
voetnoot218
't werde: 't worde
voetnoot226
hoofdstof: element; ondereen: door elkaar
voetnoot230
gespan: uitspansel
voetnoot235
waterengewelf: wolken
voetnoot237
wuft: bewegelijk
voetnoot241
in dien kreits: in die hemelkring (vermoedelijk doelt Vondel hier op het ‘uitspansel’ in het algemeen (Gen. 1:6-8) en niet specifiek op de kristallijnen hemel, de hoogste van de hemelsferen - de wolken immers behoren evident op een lager niveau); vloten: drijven
voetnoot249
driftige: drijvende (het lijkt alsof eilanden in zee drijven)
voetnoot253
levenwekker: lentewind
voetnoot258
als: (zoals bleek) toen
voetnoot259
raden: wielen
voetnoot263
voor... jagen: verjagen
voetnoot264
dansen: een uitdrukking die Vondel vaker gebruikt voor de bewegingen van vaste sterren en planeten; hemelkloot: hemelrond
voetnoot271
tweepaar hoofd- en wereldstoffen; vier elementen
voetnoot272
rede: al
voetnoot273
getroffen: goed getroffen
voetnoot278
bewaart zijn streek: houdt goed koers (in zee)
voetnoot280
aadlers... oog: vanouds wordt geloofd dat de adelaar in de zon kan kijken
voetnoot285
dieren: zowel dieren als mensen zijn bedoeld; de eerste kijken omlaag, de mens kijkt omhoog (vgl. Ovidius, Metamorphosen i, 84-86)
voetnoot291
lichaamloze hemelingen: engelen
voetnoot294
gewettigd: als ware kinderen Gods erkend

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Adam in ballingschap, of aller treurspelen treurspel